Van dit en vnn dat en van alles wat 8 1 Yoor de KinderëH ft ft m ft ft ft M m m m m m WÊÊ m M ft m m M ft m m m M W m ft m m m ft m m m DE STOFZUIGER ALS DETECTIVE. De ontdekking van een. misdaad hangt dik wijls af van- de kleinste kleinigheden en daar bij kan een zelfs kleine hoeveelheid tabaks- asch, wat stof uit kleedingstukken ,of iets der gelijks een heel -belangrijke aanwijzing zijn voor het vinden van den dader schrijft „De Politiegids." Ken Fransch criminalist, dr. Locan, uit Lyon, heeft een methode uitgedacht, waarin hij zich systematisch van een stofzuiger bodienrt Mei dit instrument wwdt ni. het stof uit de kle dingstukken: gezogen en daarna microscopisch onderzocht Dit experiment heeft steeds verras sende resultaten opgeleverd. Benige personen waren onder verdenking van valsche munterij gearresteerd. Echter men kon niet het minste bewijzen. Tenslotte werden hun kleeren met een stof ruiger bewerkt en micros copisch onderzoek bracht aan het licht dat er zich een aanzienlijke hoeveelheid: poeder tus- schen het stof bevond afkomstig van het me taal, dat de misdadigers bij hun bedrijf had den gebruikt. Stof uit do kleeren van een metselaar, tim merman, enz., verraadt, naar hekend ia dadelijk het beroep van den betrokken persoon, ook het vuil van de schoenen, kan tot ontdekking van misdaden leiden. Een juweelendief weigerde hardnekkig de plaats te roggen, waar Mj zijn buit verlwrgen had. Men. onderzocht zijn echoe nen en vond onder een laag vuil zandkorrels. Nu «was bij zijn woning een riviertje piet zand- oevens en toen men ging zoeken was de plaats waar de dief de juweelen had vertxugen. spoe dig gevonden. GIST, ELECTRISCH LICHT EN KIPPEN- In Amerika heeft men volgens „De Klein vee teelt" proeven genomen om na te gaan of de toevoeging van gist (vitamtae B) aan een goed legrantsoen zoo gunstige gevolgen heeft als de fabrikanten eraan toeschrijven. De proeven w#r den zoodanig ingericht, dat gegevens konden worden verzameld overzien invloed van Ie. gist tegenover geen gist; 2e. droog tegenover nat voeren, met en zonder gisttoevoeging; 3o. elec- triach licht tegenover geen eloctrisch licht met en zonder gfisttoevoeging. Die invloed kon wor, den bestudeerd' door na te gaan: 1. de lichaams gewichten der dieren wekelijks; 2. het aantal eieren per kip; 3. het gewicht der eieren van elke kip; 4. de grootte der eieren; 5. de hoe- veelneld verbruikt voer per vogel. De financieole rosultaten der proefnemingen wezen uit dat toevoeging van grist aan een goed legrantsoen zich niet in een geldelijk voordeel kenbaar maakt. BAGTEKlEDOODfanOg TANDPASTA*. In advertenties van fabrikanten van tand pasta's wordt gemeenlijk het bacteriedoodend vermogen van *t product geroemd als een van zijn belangrijkste eigenschappen. Twee Engel - echo ph&rmacouten hebben nu onderzocht, hoe hef In werkelijkheid met dit vermogen om bac teriën te dooden staat; 12 Engelscho en Ameri- kaonache soorten hebben «Ij beproefd op hun antiseptische eigenschappen en in het algemeen was antiseptische werking er niet of zeer gering. Tandpasta blijft slechts enkele oogen- blikken in den mond: het antisepticum, dat het bevat, zou dus al heel snel moeten werken op d3 bacterieën, wilde het werkelijk wat uitrich ten. Maar zelfs la onverdunden staat hadden de meesten pas inwerking op de bacterieën, als ee een half uur ermee in contact werden ge laten. Het «ou de tijd van aankleeden belang rijk verlengen, als men een half uur lang do tandpasta in «Ijn mond moest laten inworken. De antiseptische werking van de tandpasta's behoort dus tot de fabeltjes, zooala de meeste aanprijzingen van de fabrikanten /van patent- geneesmiddelen. WARE WOORDEN. Voelt gij u driftig worden, tel eerst tot «es, en gij zult voor veel, waarvan gij later spijt zoudt hebben, bewaard blijven. Uit een klein zaadje komt dikwijls een groot kwaadje. De menschen willen vaak misverstaan zijn. wanneer ze te goed' verstaan worden. Dapper is het «onder getuigen te volbren gen wat men in staat is te doen voor het oog der wereld. De ezels waren niet op distels verzot, wan neer men hun beter voer gaf. Wijs zijn in alle daagsehe zaken is beter dan wijs «ijn in zeldzaam voorkomende ge vallen. Zoowel in vriendschap als in liefde is men dikwijls gelukkiger door hetgeen men niet weet,, dan door hetgeen men weet. Even lachen. TAALKENNIS. *t Ging over de voorzetsels. Leeraar: „Wat «ouden zijn de ups and downs of life?" Leerling denkend: „Wat op *t lijf «p sn neer gaat: (hardop): Vlooien natuurlijk m*neerl" I WAT ZE DACHT. Eerste vriendin: „Is het waar, dat Je achter mijn rug hebt gezegd dat ik een afschuwelijke kat was?" Tweede vriendin: „Reusch niett Ik hoed al tijd mijn gedachten voor mij." ER ZOU WEL WAT AAN MANKEER EN. De Maarbode vertelt: Een matroos wou in het huwelijk treden en ging bij den pastoor op bezoek om een en ander te bespreken. Deze deelt hem os. mee, dat zij beiden dan drie Zondagen achtereen I afgelezen moeten worden van den preekstoel. „Waar is dat nou goed voor. mehoer pas toor?" informeert Jaap. „Dat is om te zien of geen ander op Antje aanspraak maakt", antwoordt de pastoor glim lachend. i De twee Zondagen daarop informeer?» Jaap direct na de Hoogmis of er al iemand oin Antje geweest is. De pastoor stelt hem echter gerust en zegt, dat Antje nog alleen voor hem is. Na den derden roep wenscht de pastoor Jaap geluk en zegt, dat hij Antje nu h°bben mag. „Pijn in m'n hoofd, meheer pastoor!" zegt Jaap, ITas geen mins ze hébben wil, dan moet ik «e ook niett" DAT HIELP BESLIST. „Wat doe je daar in 's hemels Moeder: naam?" Jantje: „Ssst! Ik heb een spümeweb op va der zijn hoofd geschilderd, om de vliegeu weg te* houden." EEN SLECHT LID. „Is mevrouw Jansen een werkzaam lid v.-^i den naai krans?" „Nu wij zijn er niet erg op vooruitgegaan. Ze zegt geen stom woord en zit maar aan éen stuk door te werken^" DAMRUÖklCK. Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zenden aan C- Amels Wz-, Winkel. OPLOSSING ie WEDSTRIJDPROBLEEM. Wit 3228, 29-34, 27-21, 33-32, 47—11, 40— 34, 34 1, 116 .fin wint. OPLOSSING PROBLEEM No. 2. 21—17, 33-28, 32-27, 26 10, 25 3, wint. PROBLEEM NO. 5. Auteur W. Verkroost, St. Pancras. ZWART. 1 ft. ft. WM, 5 6 - 10 11 ft' 15 16 St 20 21 SI 25 26 tü Hf .0 30 31 j m 8 35 36 0 40 41 0 46 0 IS 50 WIT. Slaiaft Wit, 13 schijven, op: 2 3 4 6 7 12 13 14 16 18 19 22 23. Stand Wit, 13 schijven, op: 21 25 29 33 34 37 tot 41 44 48 49. PROBLEEM'NO. Auteur D. Olie Az., N. Niedorp- ZWART. i 5 -êa 11 911 10 m i 15 "êW> s 20 91 25 i 30 0 0 a 35 0' ÉS 40 ■jiümA 0 V. 0 45 i m 50 WIT. Stand Zwart, 13 schijven, op: 2 8 10, 12 13 14 18 18 19 23 24 3a Stand Wit, 13 schijven, op: 17 22 27 28 31 32 35 37 38 42 44 45 60. Goede oplossingen ontvangen van: H. v. Apel doorn, Schagen; K. Homan, Schoort, J. Sterk, Hoogwoud; D. Olie Az.. Nieuwe Niedorp; A. Heerschap, St. Maartensbrug; M. Grootes, Langereis; G. Wit, A. Wit Lutjewinkel; T. Mantel, Jb. Mantel, C. Iloningb, Winkel. C. L. te Anna. Uw opmerking is niet juist; zie oplossing. De auteursoplossing van No. t was nog al moeilijk te vinden doordat er nog een bij- oplossing in zat, wélke ook winst gaf. Wit: 32 -28, 2^-24, 28-23, 40-34, 38-32, 32 3, 3 42. 3 ^C3EpcaC3| Bijvoegsel der Schager Courant van Donderdag 18 Dec. 1924. No. 7t>57, Q Q Q Q JANNEMAN WOU WTNTER HEBBEN..! Janneman wou winter hebben, Winter dat wag fijn gezond, Dan mocht ie weer klompjes dragen En z'n groote muts met bont I 's Avonds in de warmo* kamer. Even nog op vaders knie, O zoo lollig paardjerijden, Vort dan beestje, ©cn-twee-driell Janneman wou winter hebben, Sneeuw en ijs, een sullebaan, Waar j'alleen maar op mocht slieren, En geen mensch kon blijven staan! 's Avonds, voor ie zou gaan, slapen, Tastte onze kleine guit In het donker met zijn handjes I^angs d<o bloemen op de ruit. Janneman wwi winter hebben, Hij was nooit verkleumd geweest. Warmpjes zat ie in z'n kleertjes, Winter, winter, dat was feest! En op school was toch een ventje, Met een neusje paars en blauw, Die was altijd bang voor winter, En die trilde van de kou. Die had nu toch ook een moeder, Net zoo een als hij er had En van alle kleine jongens. Was de moeder toch een schat 1 Toen zei zachtjes zijn mamaatje, Wijl z'em in haar armen nam; „Jantje, 't ventje heeft geen moesje „En geen dikke boterham!" Janneman wou winter hobben. Winter niet voor hem alleen, Maar ook voer 't verkleumde ventje Met z'n handjes koud als steen, 's Middags stapten er twee kleuters, Vastberaden hand in hand Met een tint'ling in hun kijkers. Door het witte winterland „Mammie, hier is nu dat ventje, „Ziet U, dat 'k me niet vergis, „Toe maar laat hem bij ons blijven „Tot de winter over is!!" December 1924. Alel rechten voorbehouden! KROES. PLANTEN TJf KAMER EN TUtN. 67. (Vragen, deze rubriek betreffende, in te «en den aan den heer K. van Keulen, Veenenlaan 88.Hoorn. Mededeelingen betreffende het kwee ken van kamerplanten «ijn «eer welkom). MADEN IN POTGROND. Vraag 47. Mej. N. G. te Anna Paulowna vraagt: Kunt u mij ook misschien een middel tje geven om maden te verwijderen. De grond van mijn azalea zit vol kleine witte wormpjes, dat zijn toch maden? Tk heb haar al heele sterke zeepsop gegeven, maar het heeft niet geholpen. Verplanten durf ik haar niet best, om reden ik haar pas uit den tuin gehaald fakkeldragers ons daarstraks passeerdten, heb ik u een poosje bij dat fakkellicht bekeken, en in waarheid moet ik «eggen, dat Uwe Gena de een buitengewone droevige gestalte heeft Dat komt .misschien, dat Uw Genade bijna al Uwè tanden mist." „Neen", zei Don Quichoto, „dat is het niet! De witte toovenaar, die mij goed gezind is, en die later mijn geschiedenis zal schrijven, heeft je ingegeven, mij een bijnaam te geven. Alle ,van het Vandaag geen brioven, geen raadsels, geen versjes, niets! De postzegels «ijn aan de winnaars verzon den. Zijn ze good aangekomen? Don Quichote heeft Sancho naar me toe ge- Ridders hebben een bijnaam: de één stuurd en hij heeft me gevraagd, of hij nooit vlammende zwaard", de andere „van den meer aan dé beurt kwam. Ik heb hem toen eenhoorn", en zoo «ijn er nog veel meer. En beloofd, dat hij* deze week weer oen heeleboel omdat nu de naam „van de droevige gestalte" van zijn avonturen mag vertellen. Daar komt goed bij mij past, zal ik, zoo gauw ik in de gelegenheid ben, een droevige figuur op mijn 'schild laaien verven." „HqJ is niet noodig, om daarvoor geld uh te heb en dus rerplaat heb. Zij lijdt ar oohter niet van en hoeft nog tri**;he groei ol-ulerom. Antwoord; Beproeft u den gr<*wt .ons te be gieten met flink warm water (niet D*t helpt ook zoo goed legen «genwormen, dóe men vaak in potten aantreft. CLIVIA. Dezelfde schrijfster vraagt: Mijn Clivia krijgt zijscheuten tusschen de bladeren De laatste maal dht ik ze woggcana. den heb, zijn zo weggebleven. De plant heeft er niet van geleden en ontw kkelt zich verder als een mooie forsche plant. Vindt u hot aift vreemd, of gebeurt het wel meer? Antwoord: Het is mij onbekend of dit veal voorkomt. Wie der lezeressen deelt hierom, trent eens iets mede, als zij hieromtrent erva» ringen hebben? Gelukkig dat de plaat zich verder goed ontwikkelt. PI-ANTEN DEKKEN. GALTOMÏA, ADAIATUM Vraag 48. A. B. te Wieringen schrijft: Gaarne «ou ik u willen vragen; of muur bloemen, vergeet mij nietjes, en chrysanthe mums soms ook dekking noodig hebben gedm. rende den winter. Ook heb ik veel zaad. gewon nen van mijn Kaapsche reucenhyactinth: Gal ton ia Candicans. Zou ik dit kunnen raaóen? Voorts stuur ik hier oen paar blaadjes bij van een varentje, hetwelk ik als prijs won bij da bloemenvereeniging. De blaadjes gaan ochtsr een voor een dood, «ooaU u zult zien Ik hdb het al verplant, maar het geeft niets. Ik had het in gewonen tuingrond met oude kocmoSt Het staat niet in de zon, moet dit? f Zoo deden «e en ze aten alles tegelijk: ont bijt, middag, en avondeten. Helaas, niets had den ze, om hun dorst te stillen. Toen cag San cho opeens, dat do plek, waar ze gezeten wa ren, mot frisch gras begroeit was en hij set, wat t volgende hoofdstuk ons «al laten hoorcsL XVTIt hij, hoorl Do avonturen van Jonker Don Quichote.. geven", zei Sancho, ,.Uwe Genade hoeft niets 1 anders te doen. dian Uwe eigen gestalte te la- Vervolg. ten zien en "de menschen aan te kijken! Ge looft U me, ik zeg heusch de waarheid, want XVTL ik ben U te zeer toegedaan, om met u te spot ten, maar ik ben er van overtuigd, dat de hon_ Langzamerhand kwam bij Sancho het goede ger en uw gebrek aan tanden u «oo'n droevig humeur weer terug, en hij zei:* uiterlijk geeft, dat het schilderijtje wel over- „Als men mij 'vraagt, wie u is, meester, ant- bodig zal zijn." woord ik, dat is de beroemde Don Quichote Don Quichote lachte om Sancho's grappen, van de Mancha, die ook genoemd wordt: de Sancho vervolgde: Ridder van de droevige gestalte!" I „Heeft Uwe Genade net zooveel honger als „Waarom van de droevige gestalte?" vroeg ik?" Don Quichote. „Ja Sancho", zei Don Quichote, „laten we „Ik zal 't u zeggen", zei Sancho. „Toen de gaan eten!" 1 i .Het is niet anders mogelijk, edele Heer, dH gras geeft de getuigenis, dat hier ergens oen bron of een beek is, die het gras vochtig maakt Als we nu eens hier in «ten omtrek gingen zoeken. Dorst plaagt erger dan honger!" Die raad beviel Don Quichote; hij nam Roa. sinante bij den teugel,' en Sancho greep-«ijn ezel. Zoo wandelden ze op en neer, tot do duin. ternis inviel. Ze liepen ongeveer tweehonderd schreden terug, toen «e een geluid hoordaft als stortten er groote watermassa's van rat sen naar beneden. Hot geluid maakte Don Quichote en Sancho heel big. Toen hoorden ni opeens een ander geluid, dat te do vreugd* over 't water wel een beetje deed vergaan, vooral Sancho, die van nature vreesachtig wam Ze hoorden namelijk een regelmatig gestamp en ook een gekletter van ijzeren kettingen. TVa» Quichote werd angstig. De nacht was dtwknr; ze waren in een boechje geraakt Het ge. ruisch der bladeren, hot bruisen van het wt ter. het gestamp, het gekletter, het vreemd* oord ei> de duisternis waren wal In staat, om zelfs dén dappersten man hang te maken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 5