ROMMELKRUID.
Wie het onkruid weert, beloopt minder kano
oc&swenechte vergiftiging van het vee te moe
ten betreuren.
Bij het aanleggen van tuinen en plantsoenen
latte men er vooral op, geen giftige siergewas
sen te planten. Vooral uit parken, die voor
iedereen toegankelijk zijn, boude men de ver
giftige planten verwijderd. In de allereerste
plaats de beedragende giftplanten, zooals het
peperboompje.
Het is altijd een voorzichtige maatregel niets
aan de dieren voor te leggen, waarvan men
niet weet, dat het ongevaarlijk is en kinderen
gewenoe men or aan geen bloemen en takjes
lx» den mond te houden en geen bessen en za
den te eten van allerlei gewassen.
Moer en meer wordt het gebruikelijk eet
bare paddestoelen tot voedsel te bereiden.
Men moet echter wel bedenken, dat er ook
vele giftige soorten paddestoelen zijn.
Zeor berucht zij» de vliegenzwnm (Amanita
Muscaria), kenbaar aan den vuurrooden hoed
en de duivelszwam (Boletus Satanus).
Wie de eetbare paddestoelen niet nauwkeu
rig van de giftige weet te onderscheiden, mag
cnoit champignons in het wild verzamelen.
In dit artikel, hetwelk ik overgenomen heb
uit een boekje van de Gier, heb ik willen waar
schuwen tegen vergiftige planten. Wie heeft
ar wel eens van vergiftigingEgevallen gehoord"
Die schrijve eens aan ondergeleekende.
K. VAN KEULEN.
Tuinbo uw vakonderwijzer.
ETIKETTE»
De beleefdheidsvormen, dio do menschen te-
B*rtwt>ordig in den omgang met elkander nog.
tc acht nemert, zijn een overblijfsel van de zeer
verfijnde Franseho etikette uit d» 17e en 18e
plezier, hoorll
((De Grootvizier cn mevrouw P. dansen. Al
len zingen mee.)
Doek.
DERDE TAFEREEL.
Slaapkamer van de Prinses. Een gouden le
dikant staat in het midden. Licht van kaarsen,
en maanlicht De Koningin; Jas-mijntje en mevr.
Piopert op.
fiuzmigin: En mi gaat mijn Jasmijntje slapen,
hè? *t Is hoog tijd. Kijk maar eens naar bul
ten. De maan staat al hoog aan de lucht Ben
je moe, Jasraijntje?
Jafvrri^nJa, mamaatje, ik ben heol moe....
Koningin: Je hebt ook een drukke dag gehad,
kindje.
Jasmijn: Maar een eag prettige dag, mamaatje
Koningin: Daar ben D blij om, hoor schat. En
mi ga ik naar benoden, naar papa .en naar
ootn Casrtor.
Jasmijn: Oom Castor heeft gezegd, dat hij mij
aanstonds nog oen nachtzoen komt brengen,
mamaatje. Hij wil me neg wat vertellen van
dio gouden kastanje, die ik van 'm ge
kregen heb. Ik tten* er erg nieuwsgierig naar.
Morgenochtend, als ik. wakker ben, zal ik
het U ook vertellen.
Koningin: Goed Jasmijntjo, tot morgen dan.
Goeden nacht, lieverd.
Jasmijn: Wel te nieten, lieve mamaatje!
(Koningin af.)
Mevr. P.: Kleed je nu gauw uit. Jasmijntje,
dan zal ik je helpen, om een vlechtje te ma
ken
eeuw. De Fransche revohitie van 1789 heeft er
plotseling een einde aan gemaakt
De etikette, eigenlijk van Oostarachea oor
sprong, begon' in de Middeleeuwen ook haar in
vloed in Europeesche landen te doen gevoelen,
in. Sp&njje eerst onder Karei V naar zijn andere
rijken overgebracht. Maar in Frankrijk is de
etikette misschien wel tot den gróótster* bloei
gpkomen aan het hof der Bourbons, vooral tij
dens Lodewijk XIV. Toen werd zelfs een klein
vergrijp tegen de etikette ten hoogste kwa.
lijk genomen, voel meer dan de meest zedelooze
avonturen van. welken aard ook. Togen de eti
kette moch niet gezondigd warden, rn een tijd,
toen de zedfcn door en door verdorven waren.
Al die voorschriften en bepalingen, hoe het
uiterlijke gedrag der menschen moest zijn in
den dagelijkschen omgang en bij feestelijke
gelegenheden vormden een vrij omvangrijke
literatuur, waarvan men ernstig studie diende i
te maken om behoorlijk op do hoogte te ge.
raken.
Do adellijke jeugd ontving al vroeg les van
dans- en balletmoesters, om do manieren te loe
ren, dio do etikette voorschreef.
Lodewijk XIV zelf nam de uiterlijke vormen
met de pijnlijkste napwkeuiigheid in acht en
ischte van zijto hovelingen hetzelfde. Vooral
tegenover de vrouw word do uiterstebeleefdheid
betracht De Fransche koning ontblootte met
een sierlijke buiging zijn hoofd voor iedere
vrouw, van welken rang of stumd zij ook mocht
zijn, de dienstboden uit zijn eigen paleis niet
uitgezonderd. Hij was volmaakt in de toepas
sing van de regels der etikette. Aan het hof
van dezen koning ging het op het punt van eti
kette zeer streng toe, maar niet minder streng
aan de hoven van zij» opvolgers Lodewijk. XV
en Lodewijk VI. Deze laatste vorst vond zijn
voornaamste bezigheden m de studio en di
strikte uitvoering der etikcttobepalmgen. De
koning en koningin waren sleeds omringd van
tientallen bedienden en bij alle handelingen
moesten de etikettevoorschrifien nauwkeurig
in acht genomen worden, waarvan de koningin.
Marie Antoinette meermalen het slachtoffer
werd. t
De etikette schreef voor, welke werkzaam
heden de verschillende hofdames te verrichten
hadden. Hiervan mocht nimmer afgeweken
worden. Eens gebeurde het, dat de koningin
vroeger dan gewoonlijk vit haar bed kwam.
Zij gelastte de dienstdoende hofdame haar een
ohemise te geven. Maar «iat mocht niet, daar
voor was een andere hofdame aangewezen, die
evenwel nog sliep op dit ongewoon vroeg»- uur.
De dienstdoende dame ging de andere zoo vlug
mogelijk wekken, om te voorkomen, dat er van
deo trenge voorschriften zou worden afgewe
ken, en een ander een chemise zou aanreiken,
waarvoor de slapendb hofdame was aangewe
zen. Er vertiep nogal eenage tijd, voor 'de ko
ningin het noodzakelijke kleediogstuk ontving:
zoolang moest zij maar wachten in de kond®.
Voor Marie Antoinette was het niets gedaan,
al die etikettevoorechriften. Zij spotte er vaak
mee.
Op een keer reed zij op oen ezel in het Bols
de Boulogne, De ezel was wat dartel en ging
zich wentelen in het gras, waardoor do konin
gin op den grond viefl. Zij bezeerde zich niet
en bleef lachende in het gras zitten. Voor de
grap lieft zij de oppenceriemoniemeesteres roe
pen, die doorkineed was in al de geheimen, der
etikette. Toen zij kwam en de koningin daar
op den grond zag zitten-, "aast den spartelen
den ezel, schrok zij" eerst wel, maar Marl» An
toinette vroeg plagend lachend' „Madame,
geeft u me eens raad, en vertel roe, wat <ie eti
kette voorschrijft als de oningin van Frank
rijk. en haar ezel beide op dien grond liggen.
Wie moet dan éérst opstaan?'
We willen nog een staaltje memoreereu rit
den tijd van koning Karei X Die was hei re-
go oren moe en deed afstand van- den troon.
Zijn kleinzoon Henri v. Bordeaux was zij» op
volger, maar was nog een k*nd. Toch moest hem
de officieels mededeoling gedaan worden, dal
hij voortaan koning zou zijn.
De hoveling, baron Dam as, werd naar da
kinderkamer afgevaardigd, waar de troonop
volger juist met zijn. zusje aan 't paardjespelen
Jasmijn: Goed, lieve mevrouw: (Do klok Maat
acht uur). O *t is al acht uur!
Mevr. P.: Vuur? Waar vuur? Prinsesje Je
-maakt me aan 't schrikken. Fr zal toch geten
brand zijn? Help! Help'!
Jasmijn: Neen mevrouw, ik zei dat hot acht uur
was! Acht uur!
Mevr. P.: O, duur? Je zeker, is hij duur! Maar
daar mag je nooit naar vragen, lieveling.
Jasmijn: Wat bedoelt u?
Mevr .P.: Je vroeg toch, of die gouden kastanje
duur wus?
Jasmijn: Welnee, lieve mevrouw, Hebt u niet
gehoord, dat -die klok acht uur tfoeg?
Mevr. P.: Vroeg? Vroeg? Ik vmd *t hoeleroaal
niet vroeg. Het is hoog tijd, om naar bed te
gaanl
Jasmijn: Ik vind het ook niet vroeg. lieve me
vrouw, en dat heb ik ook niet gezegd.
Mevr. P.: Waar heb je hem neergelegd?
Jasmijn: Wat neergelegd:?
Mevr. P.: Zei jeaiiet, dat j9 de gpuden kastanje
ergens had neergelegd?
Jasmijn: Welnee, mevrouw, vnnt kijk maar,
Ik heb hem nog hier bij mij, in' dit doosje.
Mevr. P.: Wacht je nog nog een poosje? Nee
prinsës, dat gaat niet, hoor! Je moet nu
heusch gaan slapen.
Jasmijn: Ja mevrouw: ik ga alik ga oJ
Nacht, lieve mevrouw Fieport.
Mevr. P.: Nacht, lieve Prinses. Ligt je kussen
tje zoo goed? Ik zal 't nog wel even opschud
den, EP Tfu nog oen dekentje over je voetjes?
Nudroom maar prettig, hoorl
Jasmijn-. En wilt u nu oom Castor vragen, cA
hij nog even komt?
Mevr. P.: Wie? Oom Castor? Ja, zeker, kindje,
ik zal hem roepen, hoor! Welterusten!
(Mevr. P. af.)
Jasmijn: HèhèNu gaat die lieve me
vrouw de trap af.... Nu is ze heneden. Nu
roept ze oom CastorNu gaat oom Castor
de trap opNu komt hij op de deur too-
Nu klopt hij aan
(Er wordt geklopt)
Ko mmaar binnen, Oompje!!
Castor: D daar ben ik, J j jasmijntje; 11 lig ja
a! in je bed?
Jasmijn*: Ja oompje.... Vertelt U ml) nu gauw
hel geheimpje va» de gouden kastanje!!!
Castor: (steeds eventjes stotterend): Ja, mna*
je moet niet bang worden, hoor, want het ia
een heel vreemd verhaal. Ik wandelde eens
in het hosch, weet je, en toen begon het op
eens heel hard te waaien en te onweeren.
heel vreeeelijk. Maar opeens werd het ook
weer stil. Toen zag ik den boozen tooveiïaaT,
waar zoo dikwijls over wordt gesproken; htf
droeg een groote zak. Ik vroeg hem: Wat zit
er m, die zak? EP" toen antwoordde hij: Be»
tooverde prinsen! Ik begon natuurlijk heel
erg te lachen, maar hij wen! daar boos om
en zei: Ik heb hier een zaa met gouden
kastanjes en elke kastanje is een betooverde
prins! Toen werd ik erg boos en ik wou hes»
met mijn stok slaanMaar hij maakte
zich onverwachts onzichtbaaren ik
sloeg in de lucht. En ik look de lucht van
gebrande turf, gebrande turf. Maar één ding
had hij mij achtergelaten: een van do gou
den kastanjes. En die heb jij nu van mij ca
deau gekregen.
Wordt vervolgd.
was. De hoveling trad op het ventje boe, maak
te een diepe buiging en sprak:
^Lre, ik heb de opdracht IJ i^ege te deelcn.
dat de koning, die het geluk aan Frankrijk niet
heeft kunnen brengen, ondanks zijn: harte.
wcnsch, afstand van den iruon heeft gedaan.
Gij zijt thans koning onder den naam van Hen
ri V.
Het kinld had de toespraak in stilte aange
hoord, terwijl hij schrijlings op een stoel zat.
die het paard moest voorst ellen, Toen de ba
ron zijn toespraak geëindigd had, klauterde
de knaap van zijn stoel, ging tegenover den
baron staan-, en zei: JLkmpapa is zoo lief en
heeft hij Frankrijk niet gelukkig kunnen ma
ken? En moot ik nu koning zijn? Dat is on
mogelijk".
Toen klom hij weer op zijp- paard en speel
de verder met zijp zusje. Do hoyeling verliet
de kinderkamer: aan de etikette was voldaan.
M.
LEPELAAR.
Deoe witte vogel, ongeveer 70 c.M. lang, zal
bij de meeste Nederlanders wel niet bekend
zijn. Hij komt hier niet veel voor. Zijn verblijf
plaatsen zijn eigenlijk in indtë, Zuid-Azië en
Zuid-Europa, vooral aan den benedenloop van
den Donau. Daar is hij standvogel, dLwj&. brengt
er het geheele jaar door.
In Midden-Europa komt dc lepelaar heefl zel
den voor. Maar, in ons land schijnt hij zich
weer beter thu» te gevoe'en. Hier is hij na
tuurlijk trekvogel, komt in Maart-April en
vertrekt weer in AJugustus-September. P Win
ters zou er voor den vogel geen voedsel te vip
den zijp, want hij leeft van allerlei waterdieren,
visschen e» vooral kikkers.
De groot e witte vogel met een l!ange kuif, die
langs den hals neerhangt, dankt zijo naam aan
den bijzondere n vorm van. zijn' snavel. Die ver
breedt zich aan het uiteinde en heeft daardoor
wel iets van een lepel
In vroeger jaren kwam de/e vogrt hier vrij
menigvuldig voor, inaar de drooglegging van
vele plassen en moerassen is oorzaak geweest
dat het aantal zeer gedund ia De lepelaars zoo
ken als broedplaatsen poelen met veel riet,
waar zij ongestoord kunnen nestelen. En daar
zulke plaatsen door cultivering langzamer
hand. verdwijnen, wordt het er niet beter op
voor deze prachtige vogel», om zich hier te
handhaven.
Men heeft zich zelfs wej eens afgevraagd
of zij binnen afzienbaren tijd niet geheel ver
dwenen zouden zijn, uit ons land*, wat voor na
tuurliefhebbers natuurlijk zeer onaangenaam
«ou wezen. Maar gelukkig treedt do Natuur
historische Voreemgkig a's beschermster op
van alle diersoorten, die hier dreigen te ver-
dwijhen, en dus ook van de lepelaars, Deze ver
eeniging koopt terreinen aan, waar verschillen-
de zeldzame vogels ongestoord kunnen neste
len. 'Het meest bekende terrein ia het Naaixter-
meer. Maar ook het Zwanrnwater bij Callants-
oog wondt door genoemds vereeniging be
schermd en enkele terreinen op Texel everteens.
Zoodoende komen in ons land telkens flinke
koloniën lepelaars voor, d'e op de beschermde
gronden geschikto gelegenheid vinden om te
broeden.
De eigenaardige vorm van den snavel ia
zei fa in de vlucht nog te onderscheiden, want
de vogels vliegen over 't algemeen niet hoog.
De lepelaars vliegen meestal in koppels van
een stuk of vijf, zes; vlak acnter elkaar en in
een rechte lijp, met gestrekte hals en pooten.
Daaraan zijp ze gemakkelijk te onderkennen.
Maar wie ze zien wil, moet d® kans waarnemen
gedurende den trek of naar Callantsoog, of hot
Naardormeer gaan.
Gelukkig*. ,dai door <1© zorgtn .van de Natuur-
historischo Vereeniging de inderdaad prachtige
vogel neg niet geheel ver iwonen is uit ons
land en de kans bestaat dat hij op den duur
weer iii grootoro aantalen zal voorkomen. M
DE WARMSTE STREEK VAN DE WERELD.
Volgens mededfcelingen van het ^Montihly
Weather Bureau" in de Vertenfgde Staten is
het warmste punt der aarde de zg. Doodeiüval-
lei, gelegen in het Zuid-Oosten van Califor.
nië, op de grens va» Noviula. Op den lOdcn Ju
ni van 1913 wend daar de grootste warmte ge
registreerd, dL 57 graden Celsius. De thermo
meter daalt er in de zomermaanden nooit on
der 41 Celsius. Het dal, dat het warmte-record
houdt, is eigenlijk een lange en diepe kloof,
die zich over een uitgestrektheid van 160 K3f.
van; het Noord-Oosten naar het Zuid-Westen
uitstrekt. Hot ligt 67 M. benedien den zeespie
gel, is niet breeder dan 14 KJVf. en wordt door
hoogo bepgien geheel ingesloten.Water is in
deze dorre streek een onbekende woelde. Tot
voor eenige jaren werd h?t dnl slechts be
woond. door eenige Indianenstammen. De Ver.
eenigde Staten lieten er een Metorologisch sta
tion neerzetten. Blanken komen nooit In' het
dal, behalve enkele fanatieke goudzoekers, om
dat hert, afgezien van .esnig natuurschoon,
door de hitte totaal onbewoonbaar is.
GEMERKTE WAL VISSCHEN.
In de „lllustration" staat een roedodeeAing
over de Noorscbe expeditie van professor Jo-
ham Hjotrt, die een aantal val visschen heeft
gemerkt, door middel van: kleine haipocn, die
van) het expeditieschip op ze zijn afgeschoten.
Het doel daarvan is na te gaan, of er eigenlijk
alleen jacht wordt gemaakt op een enkele groep
van wal visschen, die zich vorp laatst door de
wereldzeeën, of dat er verschillende afzonder
lijke groepen leven, «fie deel uitmaken van een
waartijk talrijke bevolking van walvisschen.
Worden aldus gemerkte dioren later gevan
gen, dan zal het punt, waar zij zijn aangetrof
fen in velband met de plaats, waar ze warden
gemerkt ©enig inzicht kunnen geven over de
verplaatsing der «heren. De expeditie van pro
fessor Johan Hjcrt opereerde rondom de Fa:
roer en in straat Davis bij Groenland
ZEEMANSBIJGELOOF.
Tot «ie categorie van menschep die voor
bijgefloovig doorgaan, beboeren in de eerste
plaats toonoclepelere en ceeltaten. Het is be
kend dat zeelieden uiterst bijgeloovig zijp waar
het vogels geldt De sage luidt dat de vogels
de zielen zijn van op zee gestorvenen. De zie
len vinden geen rust voordat de lichamen, die
op den bodem der zee liggen, op het vasteland
een rustplaats gevonden hebben.
Va» de kleine grijze meeuwen, die zoo veel
vuJldig aan den Bosporus voorkomen, vertellen
zeelieden dat het de zielen «ij» van slechte ka
piteins, wier straf het is tot den jongsten dag
rusteloos rond te vliegen. Voor den zeeman is
een zwarte kat een geluk aanbrengster, een
hond daarentegen beeft zijn sympathie niet.
Hij gelooft nL, dat de hond storm oproept en
dat de wind uit de richting komt, waarin de
hond huilt.
Visschers* geoloven, dat een hond ongeluk
brengt wanneer hij in de nabijheid van hun
vangnetten komt
MODE EN LICHAAMSGEBREKEN.
Ofschoon bij het ontstaan eener mode, dik
wijls grilligheid of commercieele overwegingen
een voorname rol spelen, zijn er toch ook nog
wel andere gronden waarop een mode-inrichting
gebaseerd' wordt. Het gebeurt nL dikwijs dat
hij of zij, die oen nieuwe n^ode lanceert, hier
mede in de eerste plaats beoogt oen of andere
aesthetische tekortkoming U verbergen. De
dochters van Lodewijk XI bijvoorbeeld «creëer
den de mode «Her lange over «ten grond slee-
pende rokken. Deze dames hadden van moeder
natuur een paar buitengewoon groote voeten
gekregen. Do gemalin van Philips ni voerde
dc groote tot «te ki» reikende kraag Inom
haar veel ie lange hals te verbergen. De schóo-
ne actrice Ferronière bad op het voorhoofd een
leelijk litteeken. Om «iit te verbergen droeg xi)
op het voorhoofd een langwerpig juweel, dal
aan een zijden lint bevestigd was, welk lint
door het haar werd geslingerd. Deze mode vond
talrijke navol&sters. Zeer bekend is ook. het
kapsel van Cléo de Mérode, «Jat de ooren ba.
dekt. Volgens velen had deze overigens bij
zonder mooie vrouw mismaakte oorschelpen.
VISSCHEN.
Onderzoekingen inr de diepte der zee hobbea
het bestaan va» blinde visschen tot zekerheid
gebracht. De zonnestralen dringen niet dieper
dan 200 vademen door en toch heeft men la
vende visschen op een diepte van meer dan 2
Engalsche mijlen gevonden. De diepe duisternis
van den afgrond wordt e?mgszins verhelderd
door een zwak pbosphorisoerend licht, «lat van
tallooze zeesterren afstraal4 en «Ie visschen va»
de zeediepten zij» óf geheel blind óf hebban
groote oogen, «Be in het bijzonder hiertoe zijn
ingericht, om het grootste voordeel uit het licht
te trekken, dat zij bezitter»- Dr. Gunther heeft
bevonden, «lat bij zekere blinde visschen «te ge
zichtsorganen vervangen schijnen door toesteL.
len, «tóe bij geneigd is voor licht voortbrenger»
te houden.
Deze visschen dragen phosphoriseerende
lantaarns in hu» kop, die als fakkels gebezigd
kunnen worden om de grootoogige soorten a&n
te trekken, waarop zij jacht maken. Hoewel de
blinde visschen de nabijheid van hun levende
spijzen, niet kunnen zien, is toch hun bek rijke
lijk met lange voelers bezet, welke hen in kan.
nis stollen van alle bewegingen, die in «en
aanzienlijke ruimte plaats vinden. Andera vis
schen uit de diejxte, sommige blind, pralere atet
bezitten rijen lichtgevende vlekken op do ou.
danste zijdien va» huik en ziaart en soms oob
aan den bek. Eenige dezer vlekken, die wol
den vorm aangaat, van de anderen afwijken,
heeft men voor nevenoogen aangezien. Gunther
helt echter tot de moenvng over, dat het allo
li ebt voortbrengers zijn. Uitgesloten van alle
genot der zon schijnen deze visschen voor stek
zelve lichtgevers te zijn.
Giftigheid wordt door de menschen gewoon
lijk aan de slangen, nooit a&n viwehen toegn.
kend. Toch heeft zich de kring van vergiftige
dieren niet slechts door het opnemen «lor to4
dusver niet verdachte hagedis, maar ook van
verschillende visschen uitgebreid. In Mkfcte»-
Amerika komt een visch voor wie na kieuwen
met een angel zij» gewapend, welke er uitaëeê
als de tand van een vergiftige slang. De angol
is hol en staat van onderen in verbond met «en
giftblaas, wier inhoud door «ten angel fcn (te
toegebrachte wonden vloeit
De rugvin van denzelfden visch is eveneens
va» angels vooittien, die op dezelfde wijze site
gevormd en hetzelfde doel hebben als de hier
boven beschrevene. Gevaarlijker, daar «ij te
groote menigte worden aangetroffen., zijn
twee visschsoorten, in den Indischen. Oceaax^
Elke hunner zeer talrijke rugangels is zoo goed
of zoo sBecht als een gift tand, elke heeft oen
giftblaas en kanalen tot leiding va» het gif in
de wond. De visachere op de kust van Mauri
tius en andere eilanden, in wier nabijheid de
ze visschen voorkomen, wachten zich zeer zorg
vuldig er voor die dieren aan te pakken, ovehl
goed als tij zich in acht nemen voor do vei»,
giftige zeeslangen dier streken. Somtijds tra
den niets kwaads vermoedende linden, die met
hun bloote voeten in het slijk waden er op,
en bekomen wonden, die niet zelden doodelijh
ziji*. Andere visschen brengen met dolkarhtig»
angels zulke sterke wonden toe, dat zij hel
vermoeden wekken, als zou de punt erg ver
giftigd wezen. Zijn aldus eenige vsischen bij te-
ventteffi lijve vergiftig, zij zijn het veel meer
als zij dood zijn. De gewone visch fe meer ol
minder eetbaar. Het gebruik der hierboven be
doelde visschen heeft meest doodelijke govoL.