Provinciale Slaten Yan Noord-Holland. ALS EEN ADELAAR Zaterdag 14 Februari 1925. 68ste Jaargang. No. 7588. DERDE BLAD. FEUILLETON. HOOGHEEMRAADSCHAP N-HOLLANDS NOORDERKWARTIER. De commissie uit de Prov, Staten, in wier banden de voordracht is gesteld met betrekking, tot herzie ning der financieele verhouding tusschen dé provin- cie en het Hoogheemraadschap Noord-Hollands Noor- j derkwartier, heeft hierbij, allereerst overwogen het standpunt, waavan GecL Staten hij, hunne voordracht zijn uitgegaan en vervolgens de motiveerihg dezer voordracht, teneinde daarna den; inhoud daarvan te beoordeelen. Enkele leden meenden, bezwaar te moeten inbren gen tegen het blijven innemen door Ged. Staten' van hun standpunt van 1918, t.w. dat niet de provincie •in eerste instantie gehouden is tot betaling der wer ken in verband met den; watersnood, doch dat de oude ischuldplichtigen hoofdschuldenaren moeten blijven, Naar hun oordeel toch was het uitgangspunt der. in 1919 genomen beslissing onjuist en is het thans ge- wenischt hierop terug te ikomen, door niet slechts gra dueel, wat de destijds vastgestelde verd'eeling der kos- ton betreft, maar ook principieel een gewijzigd' stand punt iu te nemen. Bedoelde leden hadden het liefst gezien, dat het Rijk, als grootste gemeenschap', ten volle de kosten op zich genomen had van: de ramp, die in 1916 het belangrijke gedeelte der Nederlanden getroffen heeft, dat in- ons gewest gelegen is. Nu ech ter wel vaststaat, dat het Rijk niet verder zal gaan dan 't tot dusverre gedaan heeft, meenen zij de wen- schelijkheid te inoeten' uitspreken, dat de Provincie,' ais grootste gemeenschap na het Rijk, deze taak zal overnemen, hetgeen dus ontheffing zou inhouden van de aansprakelijkheid voor het Hoogheemraadschap om. verder in rente en aflossing: van de gesloten lee- nimg biji te dragen. S'lechts wanneer dit. plaats heeft, zullen'., naar zij verder aanvoeren, ook Haarlem en Amisterdam, met dat deel' der provincie, dat bezui den den Noorder IJ_ en Zeedijk gelegen is. naar be- hooren mededragen ini verhouding tot bet provinciaal belang dat ook het, hunne is. Benoorden het IJ wordt, naar hunne meening, de wenschelijkheid hiervan al gemeen erkend, waaraan ziji nog toevoegen, dat, bij de vaststelling der grenzen van het Hoogheemraad- schap, deze in dier voege zijn bepaald, dat tal van gebouwde en ongebouwde eigendommen daarin zijn betrokken' geworden, die bij den watersnood geen of weinig gevaar 1'oopen en dus van de gemaakte kos ten slechts zeer weinig of in het geheel niet geprofi teerd hebben, terwijl zij ook in die toekomst daarvan geen voordeel zullen hebben. In bet bijzonder meenen zij ook te moeten wijzen op de plaats gehad hebben de inbreuk, die gemaakt is op de, naar hun oordeel, verkregen rechten der belanghebbenden bij d'en Noor der IJ- en Zeedijk, welke rechten in 1919 geheel zijin vervallen, en die hierop neerkwamen, dat al hetgeen boven f 100.000 aan bijzondere maatregelen met be trekking tot dezen dijk moest worden ten laste ge legd, zou gekomen zijn ten laste van Rijk en Provin cie, waarbijl zij als bewijs voor de bewering, dlat de be- talingsplichtigen van Noordhollands Noorderkwartier eenstemmig hun algemeen gevoelen deel en, wijzen op de adressen van de verschillende lichamen. Het gevoelen dezer 1'eden bleef niet onweersproken Opgemerkt werd) hiertegenover, dat, wanneer het Rijk en de Provincie bij de verdediging tegen den water- wolf de plaats zouden willen innemen die thans door de verschillende watërschappen wordt vervuld, men niet slechts in strijd zou komen met de beginselen, gelijk die in de Grondwet en de Waterstaatswet zijn neergelegd, doch ook met de .praktijk, 'die de eeuwen door in ons land en onze Provincie gegolden heeft. Reeds dadelijk toen aan Provinciale Staten voorstel len werden gedaan tot voorziening, in d'e kosten der leening, gesloten tot dichting en verzwaring der Zui derzeedijken en tot drooglegging van het overstroom de land, is onmiddellijk door. Ged'. Staten als leiden de gedachte 't beginsel uitgesproken, dat alle uitga- ▼en, uitsluitend, gedaan ln het belang rm een be paald lichaam, ook ten volle ten laste van dat li chaam zouden moeten komen. Wel echter werd' toen reeds dadelijk vooropgesteld, dat verschillende pol ders en waterschappen direct of indirect gebaat zou den worden door hetgeen andere waterschappen zou den moeten doen, zonder dat zij: krachtens de be staande verordeningen tot het mededragen in d'e daarvoor beno'odigd'e kosten konden worden ver plicht. Door de leden, die aan dit verloop dier za ken in de jaren 1916 tot 1919 herinnerden, wordt •voorts ontkend, dat de begrenzing van' Noordhol lands Noorderkwartier door den Noorder IJ- en Zee dijk willekeurig zou zijn, of dat ten onrechte ge- bopwde of ongebouwde eigendommen omslagplich- tig geworden zijn in1 streken die niet door de verde digingswerken gebaat werden. Zij meenen zich hier voor te mogen beroepen op het langdurig onder zoek, aan het totstandkomen van Noordhollands Noorderkwartier voorafgegaan, en op de argumen ten in het midden gebracht hij de openbare behan deling d'er desbetreffende voordracht in de vergade ring dei* Staten van. 20 en 21 Mei 1919. Wat dan ook de juistheid van het hiervoren ver melde door Ged. Staten ingenomen standpunt aan gaat, kan de grooto meerderheid' der. Commissie dit geheel deelen. Wat thans de motiveering betreft der onderha vige voordracht van Ged. Staten, zoo gaat deze uit van twee motieven, in onderling verband aange voerd', te weten: a. de uitkomsten van het land- en tuinbouwbe drijf, tengevolge van den in de eerste jaren na de oprichting van Noordhollands Noorderkwartier ge heel gewijzigden economisoben toestand in bdnnen- en buitenland; en b. het feit, dat de bestuurskosten van het Hoog heemraadschap en de uitgaven voor het onderhoud en de instandhouding zijner zee- en binnenwater- keeringen niet onbelangrijk hooger blijken te zijn geworden dan. bij de oprichting was voorzien. Wat het sub a. genoemde motief betreft, werdi d'oor vele leden betwijfeld, of deze uitkomsten nog wel dermate ongunstig zijn, dat bierin aanleiding ge vonden kan worden om financieele verplichtingen over te nemen, die volgens berekening voor de pro vincie zullen neerkomen op een verhoogde en, in verband met de geleidelijke aflossing der leening slechts langzaam, verminderende, jaarlijksche uit gave van ruim f 175.000. Door andere leden werd ook onjuist geacht even tueel minder gunstige uitkomsten op dit gebied als grond aan te nemen tot het aanbrengen van wij ziging in de financieele verplichtingen van het Hoog heemraadschap. Wanneer land- en tuinbouw steun moeten ondervinden en de Provincie van oordeel is, dat deze steun door haar moet worden verleend, moet dit naar hun oordeel langs anderen dan de zen weg geschieden. Het is dan ook niet krachtons ■dat motief, dat zij met het voorstel van Gedeputeer de Staten zouden willen meegaan. Wat echter het tweede motief betreft, meenen andere leden, dat op grond hiervan een ruimere tege moetkoming der provincie gebod'en is. In verband hiermede wordt door hen aangedrongen op het over leggen van een staat der geraamde jaarlijksche on derhoudskosten, die biji de oprichting van NoOrd- Hollandls Noorderkwartier ten grondslag heeft ge strekt voor de destijds tot stand gebrachte regeling, krachtens welke de. povincie 40 pet. der jaarlijksche kosten van rente en aflossing van de gesloten lee ning ad f 20.870.000 ter bestrijding der watersnood- kosten op zich zou nemen. Door andere leden wordt hiertegenover echter naar voren gebracht, dat over legging van zoodanigen staat niet tot de slotsom zou mogen leiden de eventueel boven de raming vallende onderhoudskosten ten laste van de provincie te bren gen. Dat op bijna elk denkbaar gebied feitelijk alle uit gaven hooger geworden zijn dan in 1916 het geval was, betreft toch niet alleen het Hoogheemraad schap. Ook voor de Provincie was dit in niet min dere mate het geval. Toen aanvankelijk in 1919 door Gedeputeerde Staten de bestaande verhouding, werd voorgesteld, dat door de Provincie deze 40 en door het Hoogheemraadschap 60 zou worden bijgedra gen, werd als van zelf sprekend ondersteld, dat de Rijksbijdrage geheel ten bate van de Provincie zou komen. Bij. de behandeling in openbare vergadering is echter een amendement ingediend en aangeno men, waarbij de helft van de te verwachten Rijks bijdrage ten bate van bet Hoogheemraadschap zou komen. Deze Rijksbijdrage stond toen nog niet vast, doch men meende hierdoor te komen tot eene ver houding, naar welke het Hoogheemraadschap en de Provincie elk ongeveer 50 zouden hebben bij; te dragen in de kosten van rente en aflossing der lee- uing, gesloten voor het herstel der dijken, afgeschei den van het bedrag, waarmede de daarvoor gedane uitgaven der Provincie de geleende f20.870.000.zou den te boren gaan. Naar verder opgemerkt wordt, werden deze hoogere uitgaven toen op f 1.500.000.— geraamd, doch deze zijn sedert gebleken een be drag van ongeveer f 10.000.000.te vormen, waar onder echter ook begrepen1 waren de kosten der nood waterkeering ten bedrage van ruim f 1.300.000.en die van het „Zuiderkwartier" ad f2.950.000.Bij de aanneming van bovenbedoeld amendement is dus, ofschoon de bijdrage van 60 voor het Hoogheem raadschap behouden bleef, de helft der Rijksbijdrage in mindering gekomen van het dientengevolge jaar lijks door dit lichaam te betalen bedrag. In de prak tijk heeft dit hiertoe geleid, dat thans in de totale kosten van. alle rente en aflossing jaarlijks door het Rijk 18 door het Hoogheemraadschap 29 en door de Provincie 53 betaald wordt. Aanneming der onderhavige voordracht zal tengevolge hebben, dat in eene jaarlijksche amortisatie en rentebeta ling van deze totale kosten der watersnoodvoorzie ning, die blijkens de mededeeling op pag 5 der voor dracht, tot dusverre rond f30.796.000.-— bedragen hebben, de bijdrage van het Hoogheemraadschap van 29 op 19 zal dalen, terwijl die van de Provin cie van 53 op 63 stijgen zal, hetgeen eene jaar lijksche bate voor het Hoogheemraadschap beteekent, die in 1925 ruim f 175.000.— bedragen zal. Door enkele leden wordt deze gewijzigde vehouding niet gemotiveerd geacht. Bij de indiening der voor dracht tot oprichting van Noordhollands Noorder kwartier werd, naar zij herinneren, door Gedepu teerde Staten uitdrukkelijk opgemerkt, dat er in be ginsel geen bezwaar tegen zou hebben bestaan om het volle bedrag der rente en aflossing van f20.870.000,(het meerdere zou in elk geval voor rekening der Provincie blijven) ten laste van het Hoogheemraadschap te brengen en dat zijne draag kracht daarvoor voldoende was. Intusschen werd daarbij destijds door hen erkend, dat ook Provincie en Rijk bij de uitgevoerde verbeteringswerken onge twijfeld belang hadden. Krachtens dit laatste mo tief werd een gedeelte der kosten ten laste der Pro vincie en eveïftueel ook van het Rijk gelaten, eni ver klaarden Gedeputeerde Staten na nauwgezette over weging tot de overtuiging te zijn gekomen, dat net aandeel van Noordhollands Noorderkwartier niet meer dan 60 of 3/5 gedeelte zou behoeven te be dragen: Hiervan is sedert nog de helft der Rijksbij drage afgegaan, zoodat de leden, hier aan het woord, niet gemotiveerd achten thans nog,verder te gaan en ook de in het percentage van 60 uitgedrukte bijdrage van het Hoogheemraadschap te verlagen. Ook bij erkenning, dat bet hier slechts een „meer of minder" betreft en dus principieel geen wijziging in de genomen beslissing gebracht wordt, kunnen zij hiervoor geen voldoende gronden vinden. Met kracht wordt deze opvatting echter door ver schillende andere leden bestreden. Naar hun oor deel is bij' de nauwgezette overweging, waarvan Ge deputeerde Staten gewag maakten, zeer bepaaldelijk ook naar de uiterste grens gezocht, waarnaar dit Heemraadschap en de daarbij betrokkenen in de ge maakte kosten zou hebben bij te dragen. Deze uiter ste grens hield nauw verband met de geraamde kosten, die jaarlijks voor het hoogheemraadschap te maken zouden zijn. Nu deze gemaakte kosten sedert aanzienlijk boven de vroegere raming zijn gekomen, moge al geen rechtsgrond bestaan om de bestaande financieele verhouding tusschen Provincie en Hoog heemraadschap te herzien, doch hebben Gedeputeer de Staten volkomen terechi aangenomen, dat, door ongewijzigde handhaving der bestaande regeling, de billijkheid geheel uit het oog verloren zou worden. door ETHEL M. DELL, uit het Engelsch djoor W. J. A. ROLDANUS Jrs HOOFDSTUK XXXIV. Op het Strand. Zoodra Ol'ga voldoende hersteld-en de besmetting! voorbij was, besloot Dr. Jim Olga naar huis te ver voeren En daar Daisy nog niet teirug was, „zou Muriei1 met haar ipieegaan en een tijdje blijven logeeren. Den laatsten dag voor hun vertrek gang ze een eindje wandelen langs het strand, oan afscheid van. de zee te nemen. Het was een prachtige dag in het midden van September. Er was geen rimpeltje op het water. Nu en dan bleef ze _even staan, om te kijken naar de murmelende golfjes, die braken op het witte zand. En met weemoed bedacht ze, dat de vreemdzame tijid, dien ze hier -had doorga bracht, bijna ten einde was. Met een paar weken zou ze in de stad terug Zijn en alles zou weer zijn gewonen gang gaan. Ze had dien morgen een brief van Bliake ontvan gen, waarin hij' haar zijn verdere plannen meev- deelde. Over veertien dagen was zijn verlof om en hij wilde haar vóór Zijn vertrek goedendag komën zeggen. Over liun huwelijk had hu niet geschreven, behalve dat hij aan het einde van den brief had gezegd: „ais we biji. eikander zijn> kunnen we alles nader bespreken/' Deze brief had haar een gevoeF van leegte ge keven. Er scheen den laatsten tijd iets tusschen hen gekomen te rijn, ze wist zelf niet vtfat, iets dat aan hun intiemen omgang een einde had gemaakt. En ze zag ©r bepaald tegen op, 'haar geheele ver dere leven met hem. te moeten slijten. Een zware zucht welde uit het diepst van haar hart op. „Zóó in gedachten verdiept, dat je mij niet eens nebt hooren qankomen?" klonk Niök's stem achter haar. Muriei schrok zoo, dat ze beefde. ,Het Spijt mij, dat ik je zoo heb doen schrikken," zei hij. „Dat was niet mijn bedoeling. Maar wat scheelt je? Je kijkt zoo triest. Zie je er tegen op hier vandaan te gaan?' „Wel een beetje. Ik kan mif nog haast niet voor stellen, dat ik hier voor het laatst ben, En toch zal ik hier wel nooit terugkomen?'' „Ook niet om mij op te zoeken?'' „Blijf je hier dan wonen?'' vroeg ze verrast. „Dat weet ik nog niet. Ik heb nog geen vaste plannen. Eerst' wil ik jouw bruiloft bijwonen. Dan zal ik verder zien.'* Tot haar schrik voelde te een brandenden blos op haar wangen komen. „Denk je dan nooit eens,aan je toekomst?'' „ln jouw bijzijn niet,'* plachte Nick „Dan denk ik aan jou aau jou alleen aan jou/' Zwijgend wendde ze haar gezicht af en liep langzaam verder. „Nick/' vroeg ze ernstig^ .waarom ben je toch altijd zoo vreemd tegen nujr Waarom nooit eens eerlijk en gewoon.'' Er sprak meer droefheid dan verwijt uit haar toon. Nick wachtte even met het antwoord. „Mijn beste kind, hoe kun je dat verwachten?'' „Wat bedoel je?'' „Hoe kan ik eerlijk zijn tegen jou, als jij niet eerlijk bent tegenover jezelf?5' „Ik begrijp je niet. Wat bedoel je toch?7' „Wil1 je dat werkelijk weten?'' „Ja zeker,'' zei ze scherp. Wat het haar ook mocht kosten, ze wilde de waarheid vernemen. „Ik bedoer dit: Je wilt het natuurlijk niet beken nen, maar je bedriegt jezelf, en je bent bang daar mee op te houden. Er is op duizend vrouwen niet één, die den moed heeft de kaarten neer te gooien, als .zo eenmaal begonnen is te bedriegen. Ze gaat daarmee voort zooals jjji er mee zult voortgaan tot het einde van haar Teven, alleen omdat ze het niet durft te laten. Jiji bent niet eerlijk, Muriei.' Daarom voel je je ongelukkig. Je gaat trouwen met den man, dien je niet liefnebt, en dat weet je/' Muriei boorde zwijgend gaten in het zand met haar parasol. Ze wist op deze beschuldiging niets te zeggen. „En urn,'' ging Nick door, zal,ik je eens zeggen waarom je dit doet." „Ik begeer niets meer te hooren/' vl'amde ze op, met gloeiende wangen. „Het is nu toch te iaat.' Hij haalde de schouders op. „Ik wist wel', datje bang zou zjjta het onder de oogen te zien. Het is gemakkelijker om te blijven bedriegen.'' Haar oogen fonkelden van verontwaardiging. Hó had een gevoelige plek 'aangeroerd. „Heei goed,'' zei z& fier, ,zeg wat je wilt: het Zal aan de kwestie niets veranderen.'' „Dat heb ik ook niet verwacht,'' zei hij koel. „Je zoudt liever sterven dan toegeven. Je wilt liever oneerlijk blijven tegenover jezelf, oneerlijk tegen Grange, oneerlijk tegen mij, liever dan die ver vloekte trots te laten varen, waardoor je te Simla ons engagement hebt verbroken. Ik heb je toen niets yerweten. Je was nog maare en kind, je begreep niet, wat je.deed. Nu ben je een vrouw en je weet wat liefde is. Je moogt Het niet bij dien naam noemen, maar tóch weet je hef' „Ik geloof, dat je niet weet, wat je zegt,'' zei Muriei heel zacht. „Jawel, dat weet ik maar al te goed/' zei hif, rad sprekend. „Zóó zuT je je zelfs blijven bedrie gen tot aan je dood. Maar het zal je niets geven. Want de liefde, waarvoor 'je niet wilt uitkomen - - doch die je om bescherming dreef tot Grange» aal' Op dien grond verdient naar hun oordeel het i punt van Gedeputeerde Staten instemming. Andere leden, ofschoon zij ook instemmen met de tegemoetkoming van de provincie aan het hoogheem raadschap en deze in beginsel zeer toejuichen, zijn niettemin' van oordeel, dat de gedane voordracht, of-, schoon zij feitelijk tegemoet komt aan de reeds ge noemde motie der 11 Statenleden, toch nog niet ver genoeg gaat. Wat den vorm en inhoud dezer voordracht aan gaat toch, is hierbij alleen rekening gehouden met het aandeel, dat het Hoogheemraadschap thans in rente en aflossing der geleende f20.870.000,— te be talen heeft. De verdere jaarlijkscho kosten van on derhoud zijn hierbij echter geheel buiten beschou wing gelaten, hetgeen naar hun oordeel met de bil lijkheid in strijd is. Wanneer, gelijk door Gedeputeerd© Staten erkend wordt, do exploitatie niet te kostbaar is geweest en toch de jaarlijksche onderhoudskosten aanzienlijk boven' de raming gebleken zijn», is dit ©en gevolg van omstandigheden, waaruit gebleken is, dat de raming van onderhoudskosten, waarop het in 1919 aangeno men voorstel berust heeft, onjuist, was. De thans door Ged, Staten voorgestelde tegemoetkoming is naar hun oordeel niet voldoende om deze onjuistheid te herstellen Zij verwijzen hiervoor naar hetgeen in het midden is gebracht door Dijkgraaf en Hoogheemraden bij hun schrijven van 29 October 1924 aan Gedeputeer de Staten, waaran nog wordt toegevoegd, dat bij de voorzieningen der dijkbekleedingen en vooroever- werken rekening is moeten worden gehouden met den slechten f toestand dier werken. Teneinde de lasten voor ingelanden niet te bezwaarlijk te ma ken, heeft men zich hierbij slechts tot de allernood zakelijkste' voorzieningen moeten beperken, in ver band waarmede aangevoerd wordt, dat op den zee dijk der Zuiderzee, die in het geheel eene lengte heeft van pl.m. 130 KM., jaarlijks slechts W* K.M. wordt verzet en verbeterd. De kosten van het weder op hoogte brengen van de kruinen der dijken, zul len naar het oordeel der leden, hier aan het woord, zeer belangrijk zijn. Wel zijn de volledige gegevens van de verzakkingen, die op het oogenblik reeds te constateeren zijn, nog niet bekend, doch het is niet te hoog geraamd, wanneer men aanneemt, dat daar van jaarlijks 2 K.M. moeten worden opgehaald, het geen eene jaarlijksche extra-uitgave van ongeveer f 30.000,vereischt. Door eene verhoogde bijdrage van de Provincie zou worden verkregen, dat niet slechts ingelanden, doch ook de verdere ingezetenen van het gewest hierin zouden dragen. Door het lid van Ged. Staten wordt het standpunt om verder te gaan dan biji de voordracht is voorge steld, met den meesten ernst ontraden. De in 1916 door de provincie genomen maatregelen zijn destijds door alle belanghebbenden warm toegejuicht, ook al Is, naarmate de ramp meer in» het verleden 'komt te liggen, het algemeen gevoel van waardeering en er kentelijkheid bij de belanghebbenden aan het tanen geraakt. EU mag geen sprake van zijn de provincie in d'e jaarlijksche onderhoudskosten te doen bijdraen Wdliswaar is hetgeen door het- hoogheemraadschap in zijn adres gevraagd wondt, niet een directe tege moetkoming in die kosten, 'doch indirect zou toet in- ëaan op zijn verzoek hierop toch neerkomen, Werd iertoe echter besloten, dan zou het hoogheemraad!, scap feitelijk calamiteus worden, waarvoor geen enu kele aanleiding toestaat. Inmiddels bestaat geen! bezwaar, d'e raming mede te deelen, die Ged. Staten in 1918 voor deze jaarlijk sche kosten hebben opgemaakt ,Die kosten werden in 1918 alis volgt geraamd: van huishoudelijken aard' op f 40.000.-— van den technischen dienst op f 48.000.— van het onderhoud der dijken op f 280.000.— f 368.000.-— In verband met verschillende vroegere uitgaven', die zouden vervallen, meende men dit totaal met f 33.000 te moeten verminderen en dus terug te brengen op f 335.000. Deze raming berustte op de gemiddelden1 van; voor afgaande jaren, doch sedert zijn alle kosten aanmer-, kei ijk verhoogd. De thans voorgestelde tegemoetkoming is door Ged. Staten con amore ingediend, in' de vaste overtuiging, dat hiermede aan alle eischen van billijkheid ietf volle wordt tegemoetgekomen. De corpmissie meent te mogen adviseeren, door aanvaarding der voordracht, ter wille van de billijk heid, het offer door ons gewest te doen brengen' dat door Ged'. Staten is voorgesteld, al behouden sommi ge leden zich het recht voor, te trachten een. nog hoogere bijd'rage van de' provincie te verkrijgen ©n zijin enkele andere 1'eden van oordeel, dat die voor dracht eigenlijk reedis te ver gaat. niet sterven. Je kunt ihaar verbergen, verstikken, vertrappen, ze zal' toch. blijVen bestaan je geheele léven. Ze zal nooit uit je gedachten, zijn, al tracht je je zelf ook te overtuigen, dat ze dood en bet graven is. Je heele leven zijn stemde trilde van hevige aandoening „je heel© leven zul je voe len, dat ik eens van jou wast Je had mijl liet maar toch. verkoos je, mif weg te zenden.'' Woest wierp hij: haar deze woorden voor de voe ten. Hij stond ademloos voor haar. Het bloed golfde hem met geweld naar het hoofd van harte tocht, die hem geheel' overweldigde, *na zich zoo lang, zoo sterk béheersöht te hebben. En Muriei' keek hem. aan- als iemand, die een afgrond- voor zijn voeten ziet openen. Wat wat had hfijf \haar gezegd? Hij had den sluier opgei'itóht en een vreesdij k visioen aan haar oogen geopenbaard. De oude verlammende angst kwam weer over haar. Ze vreesde elk oogenblik, den duivel' op Zijn gezicht te voorschijn te zien komen Ze wist, dat hij haar oplettend bespiedde. En of schoon ze een gevoel had, alsof zijn blik haar verzengde, dwo ïg ze zich toch om hem recht in het gelaat te zien. „Blake heeft mij eens gezegd,'' zei ze inwendig bevend, „dat je de oogen had van .een .slangen bezweerder maa,r m$f zul je daarmee niet beZwern Ze hield even op, wat verschrikt voor zijn zwylgen Zou hij begrijpen dat het niet haar bedoeling was hem te tarten, maar dat zij den strijd niet met hem durfde aanbinden? Haar hart klopte sterk, haar knieën knikten. Ja, goddank, hij begreep het. Ze had niets &e vroezen. „Ik heb nooit geprobeerd jou. te bezweren/' zei hij met eean eigenaardig gesmoorde stem. „Ik heb je alleen liefgehad/' Zijn wenkbrauwen trokken zich samen; zijn blik werd star. Zonder iets meer te zeggen, keerde hij zich om en verdween in de duinen. Stom staarde ze hem na; ze durfde hem niet terug roepen. Maar ze voelde ridh zoo alleen, dat ze in schreien had kunnen uitbarsten. HOOFDSTUK XXXV. Baj den dokter. f Het duurde niet lang, of Dr. Jim begon op te merken, dat Muriei er kwij'nend en lusteloos uit zag en dat deze lusteloosheid dateerde van den dag, waarop ze van Kedland's was vertrokken. Hij sprak er niet ïnet haar over, maar sloeg haar, gedurende de eerste week van haar verblijf ten zijnen huize, ongemerkt gade en wachtte zijn tijd af. Op zekeren avond, kwam ze nog laat 2ÜJU stu deerkamer binnen met de woorden: „Ik zou u graag even spreken, dokter. Heeft u een oogenblikje voor mij?' Hij leunde in zijn stoei achterover. „Ga Zitten, zei hij kortaf. „Ik ben geen patiënt,'' begon ze, met een Cao. wen blos. „Waarom kom je dan nog zoo laat bij1 mij aan? Kan het niet tot morgen wachten? Je hebt je slaap wel' noodig." „Och, ik slaap toch nooit voor den morgen in/' zei Muriei vermoeid. „Dat is heel onverstandig van je/' zei hij', haar onderzoekend aanziend. En haar pols voelend: „Hoe kom ie zoo belachelijk nerveus? Alles uit gebrek aan slaap?" Haar lippen begonnen te trillen Vraag my niet te veel', dokter. Ik yoel my tegen woordig- niet gelukkig/' „Wat scheelt er dan aan? Stort je hart maar eens voor mly uit.'-' „Och, het is niets b^zonders/' Ze keek voor zich uit en scheen te aarzelen. „Ik zit te piekeren over een brief van mevrouw Langdal'e. Ze schrijft dat ze in November naar Indië gaat en biedt mij' aan onder haar geleide mee te gaan'' „Welnu En?" „Daar heb ik geen zin in. Ze fis een aftistar van Lady Basset, ziet u en „En waarom heb je daar geen zin in „Ik houd niet van vreemden en Lady Bassett haat ik/' zei Muriei met nadruk. „Buitendien weefc ik niet wat Daisy's pl'annen rij'n. Ik heb altijd gedacht, dat wjj samen naar de Oost terug zouden gaan.'' „Op Daisy kun je niet wachten/' verklaarde Dr. Jim. „Zij' is zoo veranderlijk als een weerhaan. Maar misschien, dat Nick haar kan doen besluip ten. Ik meen, dat hij van pl!an is dit te probeeren." Nick? U bedoelt toch met, dat Nick met Daisy mee zal' gaan?" vroeg Muriei snel. „Waarom niet?" „Och, ik weet het niet. Daar heb ik nooit aan fedacht. Misschien,'' voegde ze er aan toe, na een orte pauze, „is het toch maar het beste, dat ik het aanbod van mevrouw Langdale aanneem/' „Dat zou ik doen, als-ik jou was. Die knappe luitenant van je wil zeker niet lang; op je wachtejn hèP'' „O, dat kan hem' niet schelën/' zei ze bitter, „alles laat hem altijd onverschillig?'' „En jW? Ben jij ook zoo onverschillig?'' Haar bleek gericht werd door een blos overtogen. „U zult mij' wel verachtelijk vinden, doktert', zei ve opeens, zonder weifeling. „Dat kan niet anders. Maar ik zal u de waarheid Zeggen. ik ga liever niet naar Indië. Ik wensen in het geheel niet te trouwen// Het hooge woord was er uit. Haar oogen vulden zich met tranen. „Sedert pam pa's dood is alles verkeerd gegaan," snikte ze. Hij ging naast haar zitten, vatte medelijdend haar hand en wachtte af, wat ze verder zou zeggen „Het is zoo moeilijk om te weten, wat men doen moet" „Vind je? Ik zou zeggen, dat je dien tijd af te boven was. Ais je overtuigd bent» dafc je niet v*n

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 9