Provinciale Slaten Yan
Noord-Holland.
ALS EEN ADELAAR
Zaterdag 14 Februari 1925.
68ste Jaargang. No. 7588.
DERDE BLAD.
FEUILLETON.
HOOGHEEMRAADSCHAP N-HOLLANDS
NOORDERKWARTIER.
De commissie uit de Prov, Staten, in wier banden
de voordracht is gesteld met betrekking, tot herzie
ning der financieele verhouding tusschen dé provin-
cie en het Hoogheemraadschap Noord-Hollands Noor-
j derkwartier, heeft hierbij, allereerst overwogen het
standpunt, waavan GecL Staten hij, hunne voordracht
zijn uitgegaan en vervolgens de motiveerihg dezer
voordracht, teneinde daarna den; inhoud daarvan te
beoordeelen.
Enkele leden meenden, bezwaar te moeten inbren
gen tegen het blijven innemen door Ged. Staten' van
hun standpunt van 1918, t.w. dat niet de provincie
•in eerste instantie gehouden is tot betaling der wer
ken in verband met den; watersnood, doch dat de oude
ischuldplichtigen hoofdschuldenaren moeten blijven,
Naar hun oordeel toch was het uitgangspunt der. in
1919 genomen beslissing onjuist en is het thans ge-
wenischt hierop terug te ikomen, door niet slechts gra
dueel, wat de destijds vastgestelde verd'eeling der kos-
ton betreft, maar ook principieel een gewijzigd' stand
punt iu te nemen. Bedoelde leden hadden het liefst
gezien, dat het Rijk, als grootste gemeenschap', ten
volle de kosten op zich genomen had van: de ramp,
die in 1916 het belangrijke gedeelte der Nederlanden
getroffen heeft, dat in- ons gewest gelegen is. Nu ech
ter wel vaststaat, dat het Rijk niet verder zal gaan
dan 't tot dusverre gedaan heeft, meenen zij de wen-
schelijkheid te inoeten' uitspreken, dat de Provincie,'
ais grootste gemeenschap na het Rijk, deze taak zal
overnemen, hetgeen dus ontheffing zou inhouden van
de aansprakelijkheid voor het Hoogheemraadschap
om. verder in rente en aflossing: van de gesloten lee-
nimg biji te dragen. S'lechts wanneer dit. plaats heeft,
zullen'., naar zij verder aanvoeren, ook Haarlem en
Amisterdam, met dat deel' der provincie, dat bezui
den den Noorder IJ_ en Zeedijk gelegen is. naar be-
hooren mededragen ini verhouding tot bet provinciaal
belang dat ook het, hunne is. Benoorden het IJ wordt,
naar hunne meening, de wenschelijkheid hiervan al
gemeen erkend, waaraan ziji nog toevoegen, dat, bij
de vaststelling der grenzen van het Hoogheemraad-
schap, deze in dier voege zijn bepaald, dat tal van
gebouwde en ongebouwde eigendommen daarin zijn
betrokken' geworden, die bij den watersnood geen of
weinig gevaar 1'oopen en dus van de gemaakte kos
ten slechts zeer weinig of in het geheel niet geprofi
teerd hebben, terwijl zij ook in die toekomst daarvan
geen voordeel zullen hebben. In bet bijzonder meenen
zij ook te moeten wijzen op de plaats gehad hebben
de inbreuk, die gemaakt is op de, naar hun oordeel,
verkregen rechten der belanghebbenden bij d'en Noor
der IJ- en Zeedijk, welke rechten in 1919 geheel zijin
vervallen, en die hierop neerkwamen, dat al hetgeen
boven f 100.000 aan bijzondere maatregelen met be
trekking tot dezen dijk moest worden ten laste ge
legd, zou gekomen zijn ten laste van Rijk en Provin
cie, waarbijl zij als bewijs voor de bewering, dlat de be-
talingsplichtigen van Noordhollands Noorderkwartier
eenstemmig hun algemeen gevoelen deel en, wijzen op
de adressen van de verschillende lichamen.
Het gevoelen dezer 1'eden bleef niet onweersproken
Opgemerkt werd) hiertegenover, dat, wanneer het Rijk
en de Provincie bij de verdediging tegen den water-
wolf de plaats zouden willen innemen die thans door
de verschillende watërschappen wordt vervuld, men
niet slechts in strijd zou komen met de beginselen,
gelijk die in de Grondwet en de Waterstaatswet zijn
neergelegd, doch ook met de .praktijk, 'die de eeuwen
door in ons land en onze Provincie gegolden heeft.
Reeds dadelijk toen aan Provinciale Staten voorstel
len werden gedaan tot voorziening, in d'e kosten der
leening, gesloten tot dichting en verzwaring der Zui
derzeedijken en tot drooglegging van het overstroom
de land, is onmiddellijk door. Ged'. Staten als leiden
de gedachte 't beginsel uitgesproken, dat alle uitga-
▼en, uitsluitend, gedaan ln het belang rm een be
paald lichaam, ook ten volle ten laste van dat li
chaam zouden moeten komen. Wel echter werd' toen
reeds dadelijk vooropgesteld, dat verschillende pol
ders en waterschappen direct of indirect gebaat zou
den worden door hetgeen andere waterschappen zou
den moeten doen, zonder dat zij: krachtens de be
staande verordeningen tot het mededragen in d'e
daarvoor beno'odigd'e kosten konden worden ver
plicht. Door de leden, die aan dit verloop dier za
ken in de jaren 1916 tot 1919 herinnerden, wordt
•voorts ontkend, dat de begrenzing van' Noordhol
lands Noorderkwartier door den Noorder IJ- en Zee
dijk willekeurig zou zijn, of dat ten onrechte ge-
bopwde of ongebouwde eigendommen omslagplich-
tig geworden zijn in1 streken die niet door de verde
digingswerken gebaat werden. Zij meenen zich hier
voor te mogen beroepen op het langdurig onder
zoek, aan het totstandkomen van Noordhollands
Noorderkwartier voorafgegaan, en op de argumen
ten in het midden gebracht hij de openbare behan
deling d'er desbetreffende voordracht in de vergade
ring dei* Staten van. 20 en 21 Mei 1919.
Wat dan ook de juistheid van het hiervoren ver
melde door Ged. Staten ingenomen standpunt aan
gaat, kan de grooto meerderheid' der. Commissie dit
geheel deelen.
Wat thans de motiveering betreft der onderha
vige voordracht van Ged. Staten, zoo gaat deze uit
van twee motieven, in onderling verband aange
voerd', te weten:
a. de uitkomsten van het land- en tuinbouwbe
drijf, tengevolge van den in de eerste jaren na de
oprichting van Noordhollands Noorderkwartier ge
heel gewijzigden economisoben toestand in bdnnen-
en buitenland; en
b. het feit, dat de bestuurskosten van het Hoog
heemraadschap en de uitgaven voor het onderhoud
en de instandhouding zijner zee- en binnenwater-
keeringen niet onbelangrijk hooger blijken te zijn
geworden dan. bij de oprichting was voorzien.
Wat het sub a. genoemde motief betreft, werdi d'oor
vele leden betwijfeld, of deze uitkomsten nog wel
dermate ongunstig zijn, dat bierin aanleiding ge
vonden kan worden om financieele verplichtingen
over te nemen, die volgens berekening voor de pro
vincie zullen neerkomen op een verhoogde en, in
verband met de geleidelijke aflossing der leening
slechts langzaam, verminderende, jaarlijksche uit
gave van ruim f 175.000.
Door andere leden werd ook onjuist geacht even
tueel minder gunstige uitkomsten op dit gebied als
grond aan te nemen tot het aanbrengen van wij
ziging in de financieele verplichtingen van het Hoog
heemraadschap. Wanneer land- en tuinbouw steun
moeten ondervinden en de Provincie van oordeel is,
dat deze steun door haar moet worden verleend,
moet dit naar hun oordeel langs anderen dan de
zen weg geschieden. Het is dan ook niet krachtons
■dat motief, dat zij met het voorstel van Gedeputeer
de Staten zouden willen meegaan.
Wat echter het tweede motief betreft, meenen
andere leden, dat op grond hiervan een ruimere tege
moetkoming der provincie gebod'en is. In verband
hiermede wordt door hen aangedrongen op het over
leggen van een staat der geraamde jaarlijksche on
derhoudskosten, die biji de oprichting van NoOrd-
Hollandls Noorderkwartier ten grondslag heeft ge
strekt voor de destijds tot stand gebrachte regeling,
krachtens welke de. povincie 40 pet. der jaarlijksche
kosten van rente en aflossing van de gesloten lee
ning ad f 20.870.000 ter bestrijding der watersnood-
kosten op zich zou nemen. Door andere leden wordt
hiertegenover echter naar voren gebracht, dat over
legging van zoodanigen staat niet tot de slotsom zou
mogen leiden de eventueel boven de raming vallende
onderhoudskosten ten laste van de provincie te bren
gen.
Dat op bijna elk denkbaar gebied feitelijk alle uit
gaven hooger geworden zijn dan in 1916 het geval
was, betreft toch niet alleen het Hoogheemraad
schap. Ook voor de Provincie was dit in niet min
dere mate het geval. Toen aanvankelijk in 1919 door
Gedeputeerde Staten de bestaande verhouding, werd
voorgesteld, dat door de Provincie deze 40 en door
het Hoogheemraadschap 60 zou worden bijgedra
gen, werd als van zelf sprekend ondersteld, dat de
Rijksbijdrage geheel ten bate van de Provincie zou
komen. Bij. de behandeling in openbare vergadering
is echter een amendement ingediend en aangeno
men, waarbij de helft van de te verwachten Rijks
bijdrage ten bate van bet Hoogheemraadschap zou
komen. Deze Rijksbijdrage stond toen nog niet vast,
doch men meende hierdoor te komen tot eene ver
houding, naar welke het Hoogheemraadschap en de
Provincie elk ongeveer 50 zouden hebben bij; te
dragen in de kosten van rente en aflossing der lee-
uing, gesloten voor het herstel der dijken, afgeschei
den van het bedrag, waarmede de daarvoor gedane
uitgaven der Provincie de geleende f20.870.000.zou
den te boren gaan. Naar verder opgemerkt wordt,
werden deze hoogere uitgaven toen op f 1.500.000.—
geraamd, doch deze zijn sedert gebleken een be
drag van ongeveer f 10.000.000.te vormen, waar
onder echter ook begrepen1 waren de kosten der nood
waterkeering ten bedrage van ruim f 1.300.000.en
die van het „Zuiderkwartier" ad f2.950.000.Bij
de aanneming van bovenbedoeld amendement is dus,
ofschoon de bijdrage van 60 voor het Hoogheem
raadschap behouden bleef, de helft der Rijksbijdrage
in mindering gekomen van het dientengevolge jaar
lijks door dit lichaam te betalen bedrag. In de prak
tijk heeft dit hiertoe geleid, dat thans in de totale
kosten van. alle rente en aflossing jaarlijks door het
Rijk 18 door het Hoogheemraadschap 29 en
door de Provincie 53 betaald wordt. Aanneming
der onderhavige voordracht zal tengevolge hebben,
dat in eene jaarlijksche amortisatie en rentebeta
ling van deze totale kosten der watersnoodvoorzie
ning, die blijkens de mededeeling op pag 5 der voor
dracht, tot dusverre rond f30.796.000.-— bedragen
hebben, de bijdrage van het Hoogheemraadschap van
29 op 19 zal dalen, terwijl die van de Provin
cie van 53 op 63 stijgen zal, hetgeen eene jaar
lijksche bate voor het Hoogheemraadschap beteekent,
die in 1925 ruim f 175.000.— bedragen zal.
Door enkele leden wordt deze gewijzigde vehouding
niet gemotiveerd geacht. Bij de indiening der voor
dracht tot oprichting van Noordhollands Noorder
kwartier werd, naar zij herinneren, door Gedepu
teerde Staten uitdrukkelijk opgemerkt, dat er in be
ginsel geen bezwaar tegen zou hebben bestaan om
het volle bedrag der rente en aflossing van
f20.870.000,(het meerdere zou in elk geval voor
rekening der Provincie blijven) ten laste van het
Hoogheemraadschap te brengen en dat zijne draag
kracht daarvoor voldoende was. Intusschen werd
daarbij destijds door hen erkend, dat ook Provincie
en Rijk bij de uitgevoerde verbeteringswerken onge
twijfeld belang hadden. Krachtens dit laatste mo
tief werd een gedeelte der kosten ten laste der Pro
vincie en eveïftueel ook van het Rijk gelaten, eni ver
klaarden Gedeputeerde Staten na nauwgezette over
weging tot de overtuiging te zijn gekomen, dat net
aandeel van Noordhollands Noorderkwartier niet
meer dan 60 of 3/5 gedeelte zou behoeven te be
dragen: Hiervan is sedert nog de helft der Rijksbij
drage afgegaan, zoodat de leden, hier aan het
woord, niet gemotiveerd achten thans nog,verder te
gaan en ook de in het percentage van 60 uitgedrukte
bijdrage van het Hoogheemraadschap te verlagen.
Ook bij erkenning, dat bet hier slechts een „meer of
minder" betreft en dus principieel geen wijziging in
de genomen beslissing gebracht wordt, kunnen zij
hiervoor geen voldoende gronden vinden.
Met kracht wordt deze opvatting echter door ver
schillende andere leden bestreden. Naar hun oor
deel is bij' de nauwgezette overweging, waarvan Ge
deputeerde Staten gewag maakten, zeer bepaaldelijk
ook naar de uiterste grens gezocht, waarnaar dit
Heemraadschap en de daarbij betrokkenen in de ge
maakte kosten zou hebben bij te dragen. Deze uiter
ste grens hield nauw verband met de geraamde
kosten, die jaarlijks voor het hoogheemraadschap te
maken zouden zijn. Nu deze gemaakte kosten sedert
aanzienlijk boven de vroegere raming zijn gekomen,
moge al geen rechtsgrond bestaan om de bestaande
financieele verhouding tusschen Provincie en Hoog
heemraadschap te herzien, doch hebben Gedeputeer
de Staten volkomen terechi aangenomen, dat, door
ongewijzigde handhaving der bestaande regeling, de
billijkheid geheel uit het oog verloren zou worden.
door ETHEL M. DELL, uit het Engelsch djoor
W. J. A. ROLDANUS Jrs
HOOFDSTUK XXXIV.
Op het Strand.
Zoodra Ol'ga voldoende hersteld-en de besmetting!
voorbij was, besloot Dr. Jim Olga naar huis te ver
voeren En daar Daisy nog niet teirug was, „zou
Muriei1 met haar ipieegaan en een tijdje blijven
logeeren.
Den laatsten dag voor hun vertrek gang ze een
eindje wandelen langs het strand, oan afscheid van.
de zee te nemen. Het was een prachtige dag in het
midden van September. Er was geen rimpeltje op
het water. Nu en dan bleef ze _even staan, om te
kijken naar de murmelende golfjes, die braken op
het witte zand. En met weemoed bedacht ze, dat
de vreemdzame tijid, dien ze hier -had doorga
bracht, bijna ten einde was.
Met een paar weken zou ze in de stad terug Zijn
en alles zou weer zijn gewonen gang gaan.
Ze had dien morgen een brief van Bliake ontvan
gen, waarin hij' haar zijn verdere plannen meev-
deelde. Over veertien dagen was zijn verlof om en
hij wilde haar vóór Zijn vertrek goedendag komën
zeggen. Over liun huwelijk had hu niet geschreven,
behalve dat hij aan het einde van den brief had
gezegd: „ais we biji. eikander zijn> kunnen we
alles nader bespreken/'
Deze brief had haar een gevoeF van leegte ge
keven. Er scheen den laatsten tijd iets tusschen hen
gekomen te rijn, ze wist zelf niet vtfat, iets dat
aan hun intiemen omgang een einde had gemaakt.
En ze zag ©r bepaald tegen op, 'haar geheele ver
dere leven met hem. te moeten slijten. Een zware
zucht welde uit het diepst van haar hart op.
„Zóó in gedachten verdiept, dat je mij niet eens
nebt hooren qankomen?" klonk Niök's stem achter
haar.
Muriei schrok zoo, dat ze beefde.
,Het Spijt mij, dat ik je zoo heb doen schrikken,"
zei hij. „Dat was niet mijn bedoeling. Maar wat
scheelt je? Je kijkt zoo triest. Zie je er tegen op
hier vandaan te gaan?'
„Wel een beetje. Ik kan mif nog haast niet voor
stellen, dat ik hier voor het laatst ben, En toch
zal ik hier wel nooit terugkomen?''
„Ook niet om mij op te zoeken?''
„Blijf je hier dan wonen?'' vroeg ze verrast.
„Dat weet ik nog niet. Ik heb nog geen vaste
plannen. Eerst' wil ik jouw bruiloft bijwonen.
Dan zal ik verder zien.'*
Tot haar schrik voelde te een brandenden blos op
haar wangen komen.
„Denk je dan nooit eens,aan je toekomst?''
„ln jouw bijzijn niet,'* plachte Nick „Dan denk
ik aan jou aau jou alleen aan jou/'
Zwijgend wendde ze haar gezicht af en liep
langzaam verder.
„Nick/' vroeg ze ernstig^ .waarom ben je toch
altijd zoo vreemd tegen nujr Waarom nooit eens
eerlijk en gewoon.''
Er sprak meer droefheid dan verwijt uit haar
toon. Nick wachtte even met het antwoord.
„Mijn beste kind, hoe kun je dat verwachten?''
„Wat bedoel je?''
„Hoe kan ik eerlijk zijn tegen jou, als jij niet
eerlijk bent tegenover jezelf?5'
„Ik begrijp je niet. Wat bedoel je toch?7'
„Wil1 je dat werkelijk weten?''
„Ja zeker,'' zei ze scherp. Wat het haar ook
mocht kosten, ze wilde de waarheid vernemen.
„Ik bedoer dit: Je wilt het natuurlijk niet beken
nen, maar je bedriegt jezelf, en je bent bang daar
mee op te houden. Er is op duizend vrouwen niet
één, die den moed heeft de kaarten neer te gooien,
als .zo eenmaal begonnen is te bedriegen. Ze gaat
daarmee voort zooals jjji er mee zult voortgaan
tot het einde van haar Teven, alleen omdat ze
het niet durft te laten. Jiji bent niet eerlijk, Muriei.'
Daarom voel je je ongelukkig. Je gaat trouwen
met den man, dien je niet liefnebt, en dat weet je/'
Muriei boorde zwijgend gaten in het zand met
haar parasol. Ze wist op deze beschuldiging niets
te zeggen.
„En urn,'' ging Nick door, zal,ik je eens zeggen
waarom je dit doet."
„Ik begeer niets meer te hooren/' vl'amde ze op,
met gloeiende wangen. „Het is nu toch te iaat.'
Hij haalde de schouders op.
„Ik wist wel', datje bang zou zjjta het onder de
oogen te zien. Het is gemakkelijker om te blijven
bedriegen.''
Haar oogen fonkelden van verontwaardiging. Hó
had een gevoelige plek 'aangeroerd.
„Heei goed,'' zei z& fier, ,zeg wat je wilt: het Zal
aan de kwestie niets veranderen.''
„Dat heb ik ook niet verwacht,'' zei hij koel. „Je
zoudt liever sterven dan toegeven. Je wilt liever
oneerlijk blijven tegenover jezelf, oneerlijk tegen
Grange, oneerlijk tegen mij, liever dan die ver
vloekte trots te laten varen, waardoor je te Simla
ons engagement hebt verbroken. Ik heb je toen
niets yerweten. Je was nog maare en kind, je
begreep niet, wat je.deed. Nu ben je een vrouw en
je weet wat liefde is. Je moogt Het niet bij dien
naam noemen, maar tóch weet je hef'
„Ik geloof, dat je niet weet, wat je zegt,'' zei
Muriei heel zacht.
„Jawel, dat weet ik maar al te goed/' zei hif,
rad sprekend. „Zóó zuT je je zelfs blijven bedrie
gen tot aan je dood. Maar het zal je niets geven.
Want de liefde, waarvoor 'je niet wilt uitkomen - -
doch die je om bescherming dreef tot Grange» aal'
Op dien grond verdient naar hun oordeel het i
punt van Gedeputeerde Staten instemming.
Andere leden, ofschoon zij ook instemmen met de
tegemoetkoming van de provincie aan het hoogheem
raadschap en deze in beginsel zeer toejuichen, zijn
niettemin' van oordeel, dat de gedane voordracht, of-,
schoon zij feitelijk tegemoet komt aan de reeds ge
noemde motie der 11 Statenleden, toch nog niet ver
genoeg gaat.
Wat den vorm en inhoud dezer voordracht aan
gaat toch, is hierbij alleen rekening gehouden met
het aandeel, dat het Hoogheemraadschap thans in
rente en aflossing der geleende f20.870.000,— te be
talen heeft. De verdere jaarlijkscho kosten van on
derhoud zijn hierbij echter geheel buiten beschou
wing gelaten, hetgeen naar hun oordeel met de bil
lijkheid in strijd is.
Wanneer, gelijk door Gedeputeerd© Staten erkend
wordt, do exploitatie niet te kostbaar is geweest en
toch de jaarlijksche onderhoudskosten aanzienlijk
boven' de raming gebleken zijn», is dit ©en gevolg van
omstandigheden, waaruit gebleken is, dat de raming
van onderhoudskosten, waarop het in 1919 aangeno
men voorstel berust heeft, onjuist, was. De thans door
Ged, Staten voorgestelde tegemoetkoming is naar
hun oordeel niet voldoende om deze onjuistheid te
herstellen
Zij verwijzen hiervoor naar hetgeen in het midden
is gebracht door Dijkgraaf en Hoogheemraden bij
hun schrijven van 29 October 1924 aan Gedeputeer
de Staten, waaran nog wordt toegevoegd, dat bij
de voorzieningen der dijkbekleedingen en vooroever-
werken rekening is moeten worden gehouden met
den slechten f toestand dier werken. Teneinde de
lasten voor ingelanden niet te bezwaarlijk te ma
ken, heeft men zich hierbij slechts tot de allernood
zakelijkste' voorzieningen moeten beperken, in ver
band waarmede aangevoerd wordt, dat op den zee
dijk der Zuiderzee, die in het geheel eene lengte
heeft van pl.m. 130 KM., jaarlijks slechts W* K.M.
wordt verzet en verbeterd. De kosten van het weder
op hoogte brengen van de kruinen der dijken, zul
len naar het oordeel der leden, hier aan het woord,
zeer belangrijk zijn. Wel zijn de volledige gegevens
van de verzakkingen, die op het oogenblik reeds te
constateeren zijn, nog niet bekend, doch het is niet te
hoog geraamd, wanneer men aanneemt, dat daar
van jaarlijks 2 K.M. moeten worden opgehaald, het
geen eene jaarlijksche extra-uitgave van ongeveer
f 30.000,vereischt. Door eene verhoogde bijdrage
van de Provincie zou worden verkregen, dat niet
slechts ingelanden, doch ook de verdere ingezetenen
van het gewest hierin zouden dragen.
Door het lid van Ged. Staten wordt het standpunt
om verder te gaan dan biji de voordracht is voorge
steld, met den meesten ernst ontraden. De in 1916
door de provincie genomen maatregelen zijn destijds
door alle belanghebbenden warm toegejuicht, ook al
Is, naarmate de ramp meer in» het verleden 'komt te
liggen, het algemeen gevoel van waardeering en er
kentelijkheid bij de belanghebbenden aan het tanen
geraakt. EU mag geen sprake van zijn de provincie in
d'e jaarlijksche onderhoudskosten te doen bijdraen
Wdliswaar is hetgeen door het- hoogheemraadschap
in zijn adres gevraagd wondt, niet een directe tege
moetkoming in die kosten, 'doch indirect zou toet in-
ëaan op zijn verzoek hierop toch neerkomen, Werd
iertoe echter besloten, dan zou het hoogheemraad!,
scap feitelijk calamiteus worden, waarvoor geen enu
kele aanleiding toestaat.
Inmiddels bestaat geen! bezwaar, d'e raming mede
te deelen, die Ged. Staten in 1918 voor deze jaarlijk
sche kosten hebben opgemaakt ,Die kosten werden in
1918 alis volgt geraamd:
van huishoudelijken aard' op f 40.000.-—
van den technischen dienst op f 48.000.—
van het onderhoud der dijken op f 280.000.—
f 368.000.-—
In verband met verschillende vroegere uitgaven', die
zouden vervallen, meende men dit totaal met f 33.000
te moeten verminderen en dus terug te brengen op
f 335.000.
Deze raming berustte op de gemiddelden1 van; voor
afgaande jaren, doch sedert zijn alle kosten aanmer-,
kei ijk verhoogd.
De thans voorgestelde tegemoetkoming is door Ged.
Staten con amore ingediend, in' de vaste overtuiging,
dat hiermede aan alle eischen van billijkheid ietf
volle wordt tegemoetgekomen.
De corpmissie meent te mogen adviseeren, door
aanvaarding der voordracht, ter wille van de billijk
heid, het offer door ons gewest te doen brengen' dat
door Ged'. Staten is voorgesteld, al behouden sommi
ge leden zich het recht voor, te trachten een. nog
hoogere bijd'rage van de' provincie te verkrijgen ©n
zijin enkele andere 1'eden van oordeel, dat die voor
dracht eigenlijk reedis te ver gaat.
niet sterven. Je kunt ihaar verbergen, verstikken,
vertrappen, ze zal' toch. blijVen bestaan je geheele
léven. Ze zal nooit uit je gedachten, zijn, al tracht
je je zelf ook te overtuigen, dat ze dood en bet
graven is. Je heele leven zijn stemde trilde van
hevige aandoening „je heel© leven zul je voe
len, dat ik eens van jou wast Je had mijl liet
maar toch. verkoos je, mif weg te zenden.''
Woest wierp hij: haar deze woorden voor de voe
ten. Hij stond ademloos voor haar. Het bloed
golfde hem met geweld naar het hoofd van harte
tocht, die hem geheel' overweldigde, *na zich zoo
lang, zoo sterk béheersöht te hebben.
En Muriei' keek hem. aan- als iemand, die een
afgrond- voor zijn voeten ziet openen. Wat
wat had hfijf \haar gezegd? Hij had den sluier
opgei'itóht en een vreesdij k visioen aan haar oogen
geopenbaard. De oude verlammende angst kwam
weer over haar. Ze vreesde elk oogenblik, den
duivel' op Zijn gezicht te voorschijn te zien komen
Ze wist, dat hij haar oplettend bespiedde. En of
schoon ze een gevoel had, alsof zijn blik haar
verzengde, dwo ïg ze zich toch om hem recht in
het gelaat te zien.
„Blake heeft mij eens gezegd,'' zei ze inwendig
bevend, „dat je de oogen had van .een .slangen
bezweerder maa,r m$f zul je daarmee niet beZwern
Ze hield even op, wat verschrikt voor zijn zwylgen
Zou hij begrijpen dat het niet haar bedoeling was
hem te tarten, maar dat zij den strijd niet met hem
durfde aanbinden? Haar hart klopte sterk, haar
knieën knikten. Ja, goddank, hij begreep het. Ze
had niets &e vroezen.
„Ik heb nooit geprobeerd jou. te bezweren/' zei
hij met eean eigenaardig gesmoorde stem. „Ik heb
je alleen liefgehad/'
Zijn wenkbrauwen trokken zich samen; zijn blik
werd star. Zonder iets meer te zeggen, keerde hij
zich om en verdween in de duinen.
Stom staarde ze hem na; ze durfde hem niet
terug roepen. Maar ze voelde ridh zoo alleen, dat
ze in schreien had kunnen uitbarsten.
HOOFDSTUK XXXV.
Baj den dokter. f
Het duurde niet lang, of Dr. Jim begon op te
merken, dat Muriei er kwij'nend en lusteloos uit
zag en dat deze lusteloosheid dateerde van den
dag, waarop ze van Kedland's was vertrokken.
Hij sprak er niet ïnet haar over, maar sloeg
haar, gedurende de eerste week van haar verblijf
ten zijnen huize, ongemerkt gade en wachtte zijn
tijd af.
Op zekeren avond, kwam ze nog laat 2ÜJU stu
deerkamer binnen met de woorden:
„Ik zou u graag even spreken, dokter. Heeft u
een oogenblikje voor mij?'
Hij leunde in zijn stoei achterover. „Ga Zitten,
zei hij kortaf.
„Ik ben geen patiënt,'' begon ze, met een Cao.
wen blos.
„Waarom kom je dan nog zoo laat bij1 mij aan?
Kan het niet tot morgen wachten? Je hebt je slaap
wel' noodig."
„Och, ik slaap toch nooit voor den morgen in/'
zei Muriei vermoeid.
„Dat is heel onverstandig van je/' zei hij', haar
onderzoekend aanziend. En haar pols voelend: „Hoe
kom ie zoo belachelijk nerveus? Alles uit gebrek
aan slaap?"
Haar lippen begonnen te trillen
Vraag my niet te veel', dokter. Ik yoel my tegen
woordig- niet gelukkig/'
„Wat scheelt er dan aan? Stort je hart maar eens
voor mly uit.'-'
„Och, het is niets b^zonders/' Ze keek voor zich
uit en scheen te aarzelen. „Ik zit te piekeren over
een brief van mevrouw Langdal'e. Ze schrijft dat ze
in November naar Indië gaat en biedt mij' aan
onder haar geleide mee te gaan''
„Welnu En?"
„Daar heb ik geen zin in. Ze fis een aftistar van
Lady Basset, ziet u en
„En waarom heb je daar geen zin in
„Ik houd niet van vreemden en Lady Bassett
haat ik/' zei Muriei met nadruk. „Buitendien
weefc ik niet wat Daisy's pl'annen rij'n. Ik heb altijd
gedacht, dat wjj samen naar de Oost terug zouden
gaan.''
„Op Daisy kun je niet wachten/' verklaarde Dr.
Jim. „Zij' is zoo veranderlijk als een weerhaan.
Maar misschien, dat Nick haar kan doen besluip
ten. Ik meen, dat hij van pl!an is dit te probeeren."
Nick? U bedoelt toch met, dat Nick met Daisy
mee zal' gaan?" vroeg Muriei snel.
„Waarom niet?"
„Och, ik weet het niet. Daar heb ik nooit aan
fedacht. Misschien,'' voegde ze er aan toe, na een
orte pauze, „is het toch maar het beste, dat
ik het aanbod van mevrouw Langdale aanneem/'
„Dat zou ik doen, als-ik jou was. Die knappe
luitenant van je wil zeker niet lang; op je wachtejn
hèP''
„O, dat kan hem' niet schelën/' zei ze bitter,
„alles laat hem altijd onverschillig?''
„En jW? Ben jij ook zoo onverschillig?''
Haar bleek gericht werd door een blos overtogen.
„U zult mij' wel verachtelijk vinden, doktert', zei
ve opeens, zonder weifeling. „Dat kan niet anders.
Maar ik zal u de waarheid Zeggen. ik ga
liever niet naar Indië. Ik wensen in het geheel
niet te trouwen// Het hooge woord was er uit.
Haar oogen vulden zich met tranen. „Sedert pam
pa's dood is alles verkeerd gegaan," snikte ze.
Hij ging naast haar zitten, vatte medelijdend
haar hand en wachtte af, wat ze verder zou zeggen
„Het is zoo moeilijk om te weten, wat men doen
moet"
„Vind je? Ik zou zeggen, dat je dien tijd af te
boven was. Ais je overtuigd bent» dafc je niet v*n