i VAN DIT EN VAN DAT
'i EN VAN ALLES WAT !1
DE DU1NSTEM.
DAMRUBRIEK.
Ji
PANTOMIME
H
mp
11
9
in
9
u
B
11
B
mi
ROMMELKRUID-
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 7 Maart 1925. No. 7600.
m
m
H
K
wt
m
flf
am
Wm
mm
m
mm
Wk
m
w
m
r
m
m
m
m
9
m
m
m
9
m
m
m
m
m
m
m m
DE ONDERGRONDSCHB DOORGANG»
Zwervers en vagebonden, meestal uitgestootenen
Ier Maa.schappij en anderen, met een niet te be-
leérschen verlangen naar die vrijheid, te loopen, te
oopen te zoeken, steeds verder, dwalend langs '8
Heeren wegen van dorp tot dorp, van «tad tot stad,
van land tot land, zij allen zijn schijnbaar als on-
iruid dat opgeschoten, welig tierend tusschen de
puinhoopen van die zelfde maatschappij, welke hen
erschopte.
Door de menschen, welke in hun kleine wereldjes
de „verbondenen" durven verachten, hen beschou
wen als périas, wordt nimmer bedacht, dat ook zij
als kind geboren werden, doch later niet tevreden
met het groote spel, zich slechts dan gelukkig ge
voelden, wanneer de zomersche warmten hen in de
schaduw van een onbewogen bladerdak doet rusten.
Velen van die gelukkigen beseffen terecht de mach
tige trots, welke hun ziel sterkt de beleedigingen te
verduren en de schimpende menschheid te tarten,
hen trachten te vertrappen. Hun onwankelbaar ver
trouwen in zich zelf. het weten dat de dag van mor
gen, moge die dan alweer een niet gestilde honger
en een even wreede wereld brengen, hen toch de
vrijheid zal laten. Dagenlang doet hen dit soms toe-
en in één en dezelfde streek, hetzij aan de boorden
i-an blauwende meren, tusschen zonnige heuvelen,
rf aan den stillen rand van bosch en heide. Dat zijn
e grooten van d egrootschen. Die vinden elkaar zoo stil was, zaten zij zoo veel malen onder dien pe-
telkens weer, herinneren zich na jaren, al was het renboom.
e dag van gisteren, hun ontmoetingen. Maar die Soms speelde hij dan voor haar het lied dat hun
rooten zijn geen zwervers, geen uitgeworpenen, vrij^ beider moeders reeds in hun vroegste jeugd had-
willig gingen zij heen, daar zij weten te leven. En den bijgebracht. Het was ,,'t Bloemenmeisje van de
hun leven vlucht henen langs zonnebranden én kil- Allée Vert".
lende schaduwen, want groot is hun geluk, maar ja, vroeger hadden zij elkaar zoo goed begrepen,
wanneer hun leed wordt geleden, grift zich dit diep Helaas voorbij dien tijd. Een groote ontroering
in hun harten. Geen klacht zal ooit zulk een vage- kwam over hem to enhij onder de eerste denneboo-
bond slaken, zelf9 niet al kwijnt z'n ziel weg in een men doorschreed naar de driesprong. Welke weg zou
donkere cel. - hij gaan? Eerst naar boven, de duinen in, of? Ja,
De wet is voor hem een dreigend spook, welke ten naar links. Neen toch niet! Eerst eventjes maar het
aVond of ten morgen hun dierbaarste goed zou Cude huis zien. Daar doemde het reeds en pijnigend
Ikunnen ontnemen. kwam een niet weg te slikken brok in z'n keel. Snel
Herinneringen zijn soms zoo sterk. Dit alles dacht ging hij iangs de vervallen schuur en 't oude huis
en herdacht de vreemdeling, welke, wachtend op de naar achteren. Snikkend zonk hij neer onder den pe-
schemering, straks de voet zou zetten op z'n gehoor- renboom. De avond zweeg, Neen niet geheel, de
tegrond. Daarginds boven de velden golfde de dui- bloemen geurden zoet en heel in de verte in de wil-
nenlijn onveranderd en even indrukwekkend als dernis sloeg een nachtegaal. En als steeds wanneer
voor jaren. Daar wa9 z'n vaderland. Vaderland? Had de aandoening niet meer te bevechten was, liefkoosde
hij dan een vaderland? Was die verwilderde vage- ^ij z'n vedel. In het oosten kwam een licht, het was
bond met z'n sjovele plunje, dan geen cosmopoliet? 0f werd door 'n onzichtbare hand een sluier opge-
Was niet daar z'n vaderland, waar hij z'n moede heven. Toen klonken de tonen en de nachtegaal
hoofd ter ruste vleide? Dat was zoo geweest. Want zweeg als verschrikt. Tot in het diepst van de ziel
heel ver in 't zonnige Zuiden was het gekomen, teza- poerend zong hij de oude melodie. Het licht schoof
men met de Lente, als een stem in z'n binnenste ge- omhoog langs den Hemel en ook de zwerver toefde
beden te gaan, terug naar 't lage landje aan de zee.... bij dat licht. Doch, bijna onbewust, leefde ver in hem
Waarom dat ziekelijke verlangen z'n ziel had ver- de bitterheid van het weten, dat alles slechts droo-
giftigd, menschen en beelden in het hoofd van den men. waren. Als beïnvloed door dit weten weerklonk
zwerver uit het verleden hadden doen komen, was fiauw echoënd een vreemde fantasie, onder den
hem in de vele dagen, welke volgden op z'n besluit bloeienden perenboom. Onbestemd zweven de tonen
om te gaan. niet duidelijk geworden. door het bladerdak rond de toppen der hoornen en
Och, hij had er ook niet veel over gedacht. Als hij vloeien heen in den maanlichten zomernacht. Het is
daar bij 't oude huis zou zijn, was dat vroeg ge- 0f er een gansche wereld z'n leven zingt, en toch
noeg Der ken doet soms zoo'n pijn. klinkt geen trilling ruw, geen enkele wanklank ver-
Zoo had hij den weg naar het Noorden gezocht en stoort het machtig spel. Hoor, daar is de Lente met
as na jaren teruggekeerd. Vele dagen vol van zon haarb loemen.en vogels jubelend van nieuwen levens
en nachten met zilverende zomermaanden, hadden iust( de Zomer met z'n vreugd van z'n lengende da-
hem gevolgd op z'n langen, langen tocht. Nog slechts gent die hei ieven oneindig doen schijnen. De klan-
enkele mijlpalen. ken ZWellen, worden luider, sterker, met meer kracht
..En?" vroeg het in z'n hart. „En?" Zou ook zij nog doorspeeld vlucht de wegsnellende zomer, weer glij-
in z'n dorp wonen? Maar mocht hij wel aan haar den de tonen omlaag, vérbrekend de warmte, en
denken? Had niet eenmaal z'n grootste vriend, een WOrden bijna onhoorbaar, Doch weer sneller wordt
Italiaan (what is in a name?) gezegd: „Wij vage- het tempo, alles vloeit ineen en jammert droef de
bonden zien slechts naar mooie jonge vrouwen, als vraag; „Waarom?" „Waarom? altijd dwalen?"
naar den hemel van ons vaderland, vol verlangen, daarom?" dan fluisteren de weinige klanken hoe
doch zonder hoop." onpeilbaar een zieleleven kan zijn
Toen had hij dat goed gevonden, maar later, veel Dan keert de meiodie van het oude lied, schoon
later, keerde de gedachte weer aan Marie, z'n vroe- door z.n eenvoud. Zachtkens wordt de laatste klank
ger buurmeisje. twee, driemaal herhaald, dan sterft het als in een
Zoo ook, toen de „keerende" rustte aan den weg- snjk
kant, wachtend op den avond en toen deze z'n stille gtil is weer alles in het hart van den zwerver,
strijd tegen den nacht begon, sjokte de man weg van Doch dan 8Chrijden voetstappen over 't dauwende
z'n laatste pleisterplaats. De veerkracht der jeugd grag naar den p0renboom en fluisterend een: „Waar
scheen versleten, moeilijk was z'n gang. Och, z'n j,eil j6»
9choenen en vlarden van sokken waren tot op z'n Marie?"
voet verstoven, de weg was zoo lang, zoo lang ge- Ja jongen, ik heb zoo lang gewacht en naar Je
weest. Geheimzinnig vreemd slofte de zwerver voort: verlangd, maar ik wist dat je terug zou komen".
Met z'n vioolkist vastgesjord op z'n rug was het of Toen viel het weg, de zwarte dreigende wereld met
een oude minstreel ut het grijze verleden deni weg haar striemende bitterheid. Toen was de stem van
zocht naar een burcht. i z«n hart
Doch hij bemerkte niets van de scherpe steenen „Maar hoe wist Je dat ik 't was?"
op z'n pad, voelde niet meer die pijn. Hij dacat aan liedl Wie kan dat flpeien als jij?"
Marie. En die gedachten schenen te dreigen nh het Doch het ls of de teruggekeerde opschrikt, met een
duister. 'stem vol angst vraagt hij: „Weet je wel dat ik de
„Zou ze? Zou ze getrouwd zijn?" Onwillekeurig verachte vagebond, de door de wereld bespuwde
balde hij z'n gebruinde vuisten, joeg 't bloed sneller server ben?"
door z'n aderen. „Stil stil, dat mag je niet zeggen. WJJ kunnen dat
Och, onmogelijk was het niet. Verdrongen door ieeren vergeten."
schijnbaar gewichtiger problemen was hun Jonge De uren gnenen heen en hooger en hooger stijgt
hefde bijna weggewischt, verloren gegaan als ten dt) maan< Boven bij het inktzwarte dennebosch tee-
vergeten boodschap. Veel vrouwen waren er in zvn ken<jen zich twee silhouetten scherp af tegen den
leven geweest na z'n vertrek uit het stille duiodoip Hemel, zagen twee menschen neer, omlaag, naar het
Doch zoo af en toe kwam toch weer het beeld van sprookjesland, daar beneden.
Marie. En de Duinstem snelt henen om anderen terug te
En een glimlach kwam op het moede gelaat toen voeren in hun vaderland,
hij hun beiden weer zag bij hun hui9, de oude boer- PlèRRO „DES DUNES".
derij. Daar achter op 't, tusschen zware hoornen ver
scholen erfje, bij de put. daar stond op een open piek
de perenboom. Hun perenboom. En als de bloesems delijk een „Pierre" behandelt, vindt schrijver dezes
bedwelmend geurden, de nachtegaal sloeg en alles het noodzakelijk *'n pseudoniem te veranderen van
Oplossingen binnen 12 dagen.
Een leerzaam partij-gedeelte.
Zwart, 9 schijven, op: 3 8 13 16 19 21 23 25 35.
Stand Wit, 9 schijven, op: 22 28 32 33 34 36 39
43 45.
In bovenstaanden stand speelde Zwart 3540", Hoe
Wit nu ook speelt, het kost altijd een schijf, b.v. 33—
29, Zwart 3-9, Wit 2918, Zwart 40—29, Voor Wit
dreigt nu gevaar door 21—27, dus Is gedw. 18—12,
Zwart 8 17, Wit 22 11, Zwart 16 7. Wit is nu vrij
wel verloren. Op Zwart 35—40 kan Wit ook heel goed
spelen 34—29, Zwart 23 34, Wit 39-30, Zwart 25 34,
Wit 33—29, Zwart 3423, Wit 45—34. Is eveneens
schijfverlies met als gevolg vermoedelijk partijver-
lies, maar remise is mogelijk.
Op Zwart 35—40, Wit 33—29 kan Zwart heel leuk
21-27 spelen. Wit 29 9, Zwart 27—49, Wit 9—4,
Zwart 40 29, Wit 4—13, wart 49—27, Wit 13 21,
Zwart 1618.
Pièrre in Pierro „des Dunes", daar hier tweeveel van
elkaar verschillende personen, misschien toevallig,
denzelfden of bijna deenzelfden schuilnaam gebruiken
Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zenden
aan C. Amefia Wt, Winkel.
PROBLEEM No. IS.
Auteur D. Olie Az., N. Nledorp.
ZWART.
1
5
6
nn
l°l
11
IR
15
16
IS
IR
B
9
20
2!
i
IRf
25
26
30
3!
ÈP
9
11
35
36
40
41
ÜP
45
46
ÉHP
9Ü
50
WIT.
Stand Zwart, 15 schijven, op: 2 7 tot 10 12 13
16 18 19 23 24 29 36.
Stand Wit, 14 schijven, op: 11 20 21 27 28 32
35 38 40 43 47 49 50.
PROBLEEM No. 14.
Auteur J. Sterk, Hoogwoud.
15
33
ZWART.
1
9
5
6
18
11
11
15
16
Hl
20
21
me.
RK
WK.
25
26
WK.
RP !lP
9
30
3!
9
9
9
35
36
9
ma ma
SBs m.
3
40
41
II
45
46
IU
Hli
Pi
50
WIT.
Stand Zwart, 14 schijven, op: 5 7 tot 10 13 15 16
18 19 23 tot 28.
Stand Wit, 14 schijven, op: 27 28 30 31 32 34 tot
38 40 43 45 48.
OPLOSSING PROBLEEM No. 9.
Wit: 20-14, 37-32, 3142, 44-40, 50 28, 48-13,
25 12, 28 6 en wint.
OPLOSSING PROBLEEM No.10
'Wit 18—12, 48-37, 39-34, 33 4, 47—41, 4—10.
Goede oplossingen ontvangen van: H. v. Apeldoorn,
Schagen, D. Olie Az., N. Nledorp, I. Sterk, Hoog
woud, P. Beer», Noordecharwoude, Ib. Hoogland,
Schoorl J. v. d. Welle, Kolhorn, A. Wit, G. Wit, K.
Trooetheide, Lutjewinkel, T. Mantel, Jb. Mantel, C
Daar Astor in z'n Geestelijk Leven-stukken herhaal Honingh, Winkel, M. Grootea, LangereU.
Wit «peelt en wint geldt voor leder probleem.
VAN HOPELOOZE DINGEN.
Vader zat den heelen avond
Met een hoofd zoo rood als vuur,
Vader zweeg in alle talen,
Moeder keek bedrukt en zuur!
Heel veel lange, stille uren
Zei ie al geen ba of boe,
Daarom hield ze vastberaden
Ook d'r eigen mond maar toel!
't Zweet stond op z'n kale knikker,
Z'n sigaar was uitgedoofd,
Dan weer dacht ie, dan weer schreef ie,
Dan weer schudd'ie met z'n hoofd!
Haastig krabbeld'ie wat letters,
Vol bedwongen ongeduld,
Op een groot papier vol hokjes
Hier en daar oningevuld.
„Nee, dat kon niet, j,a dat kon toch,
„Moeder, wuif niet met die krant,
„Mensch, blijf nou eens rustig zittejr,
„Want ik wejk met m'n verstand!
„Nee, geen avondblad vanavond,
„Wat gaat mij Marokko an,
„Nee, Marokko, wacht es even,
,*k Denk, dat 'k dat gebruiken kan!
„Mag 'k je vriendelijk verzoeken
„Nu eens niet meer op te staan,
„Weet je ook een heel kort voegwoord,
„Hierzoo, pak mijn jas eens aan!
„18 vertikaal gelezen,
„Nee, dat klopt niet, lieve tijd
„Zet de klok stil, door dat tikken
„Raak ik heel den draad weer kwijt!
„Zoo het gaat weer, nee het gaat niet,
„Daar schuilt ergens vast een fout,
„Laat die kachel niet zoo branden,
„Pff, wat zit die boord benauwd,
„Wel, wat zeg ik? Juist gevonden,
„Goedzoo, goedzoo, ouwe heer,
„Nu op e e n na 't laatste woordje,
,Moeder, leg die breipen neer!
„'t Is een diertje...., 't woont in huizen,
„Negen lettersenzoovoorts!"
Vader lag in cross-word.tremens,
Vader kreeg de kruiswoord-koorts!
Hulpeloos zat ie te staren
„Kat is drie en vloo is vier,
„Geen marmotjeha, de huisvlieg,
„Vrouw, houd op met dat gemier!!"
Plots kwam pa omhoog gerezen
In z'n groez'lig overhemd,
Als een degen leek z'n potlood,
In z'n fiere vuist geklemd!
Lang9 den wand schoof in de schaduw
'n Viezig beest op z'n gemak,
Even stilte, dan de brulkreet:
„Ha, ik heb hetkakkerlakl"
Kruiswoordkoortsmaand 1925. KROES.
Alle rechten voorbehouden!
DE MAANJHAAS.
In ons land bestaat de legende van het maan
mannetje. De donkere vlekken op de maan stellen
een man voor, die een struik boerenkool in de hand
houdt. Als straf voor den diefstal van boerenkool
of ook wel van takkenbossen is de dief voor eeu
wig naar de maan verbannen en is hij voor het na-
slacht een waarschuwend teeken tegen diefstal.
Zoo bestaat er in Indië een legende door 'n Boed-
dhistischen priesteF beschrevenij in een boek uit de
zevende eeuw, welke legende hierop neerkomt:
Er leefden in den ouden tijd een vos, een aap en
een haas. Deze drie dieren konden het best met el
kaar vinden.
Op zekeren dag kwam de hemelkeizer, in de ge
daante van een ouden man, op aarde en vroeg aan de
dieren voedsel.
Alle drie gingen ze op zoek. De vos kwam terug
met een karper en de aap met een tros vruchten. De
haas was evenwel ongelukkig en kwam het laatst
van alle drie aanzetten, maar met leege pootjes.
Zijn verdriet over rijn onmacht was zdó groot, dat