VOOR DE KINDEREN.
De Gouden Kastanje.
Ware woorden.
Even Lachen.
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
kon
m*
Hot nchoonste vrouwenrecht op aarde blijft
iw». ede vrouw te weien.
De wljnsto draagt drie verschillende vruchten: het
not, de dronkenschap, het berouw.
">lg,
iaa»
13 dl
we» Laat het besef van hetgeen wij verzuimden, het-
cen ion wij te kort kwamen aan liefde tegenover onze
iaaf oden, zich oponbaron in wat moer en hartelijker
end W* tot de levenden, die achterbleven en laat ons
n hen meer waardeering toonen.
anj
d. Wanneer wij allo egoïsme ln de wereld wilden uit-
eien, zouden we dan niet het beste doen met bij
is zeiven te beginnen?
Musschen en mieren, die voor den winter zorgen,
ibben meer verstand dan menschen, die denken,
it 't kwaad hen nooit bereiken zal.
Echt- mannelijke moed en vastberadenheid gaan
tijd samen met een levendig gevoel van den eerbied
en men aan de vrouw verschuldigd is.
DA'S WAAR.
Zij: „Het te lete heel erge om een kue te •telen!"
HIJ: „Waarom? HIJ kan toch altijd teruggegeven
worden!"
AAN DE ORENS.
Douane-beambte: „Zoo, kleeran? En wat voor eoort
van kleeren bowaart u hier ln", een fleech omhoog
etekend.
Passagier: „Slaapmutsjes, menssr, ln deien koffer
elaapmutsjee".
EEN VASTE BETREKKING.
„Ik kom van Je kleermaker. HIJ heeft mij opgedra
gen, lijn rekening bij Je te Innen."
„Nou, dan feliciteer lk Je, dat Je vaet werk hebt ge
kregen."
ZICH LEELIJK VERSPROKEN.
Gastvrouw: „Dit ls een foto van me, toen lk nog
een baby was."
Zenuwachtige jongeman: „Werkelijk? Maar ik wist
heusch niet, dat men ln die dagen al fotografeerde".
OOED OEZEOD.
„Waarom draag je oen kortnn broek, lan?"
„Utt zuinigheid. Dreug lk hem kort, dan draag lk
lang. Draag lk hem lang, dan draag lk hem kort."'
TE LAAT BEDAORT.
Het wae een pracht van een zomeravond en de ver
liefde Jongeling kwam zoo onder den Indruk, dat hij
plots de kogel door de kerk Joeg. Daar ma zich eent.
ge ongonbllkken uit de kamer begaf, knielde hl) neer
en vroeg Jullana ton huwelijk.
ZIJ echrok niet en zij: „Ia Gorard, Ja."
HIJ zat weer op 'zijn «toel en zweeg. Deze stilte was
pijnlijk, vooral omdat mama nog wegbloof.
„Waarom zeg Je niets, mijn Jongen?" vroeg Jullana
eindelijk.
„O", aprak Gerant, „lk geloof dat er al te veel ge
zegd la."
Kleine Bijzonderheden.
INDISCHE SCHOONMOEDERS,
Lang niet overal, maar op veel plekken in Britsch-
Indië heerscht de grappige bruiloftsgewoonte, om een
schoonmoeder, wier laatste kind dan trouwt, een be-
zempje vost te haken aan het gewaad op den rug.
Do handlgslo bruldajonkor mag dat probeeran.
Geen grootor pret, dan wannear schoonmama gaat
danssn met hot bozempje achter zrtch aan,
En wat het beduidt, mogen wij u niet verklappen...
T GEHEIM VAN T BOERTJE.
De heer Kalrhall te Twlckenbam ia 80 Jaar oud en
hoeft nog maar lk grijze haren, De reat van zijn kap-
sel Ie nog even zwart ala toen hij 60 Jaar waa,Hat
geheim?....
Telefoneer coolt, zelde hij ln een Interview, Ja
krijgt er maar witte haren vanl Dito, ala Je hard
achter een tram aanholt. Om mijn 13e grijze haar te
vermljdon, bega lk nooit zulke dwaasheden. Ik ant
woord niet op lastige vragen en ale men aanhoudt,
dan kuier lk doodkalm den tuin ln.... Ik maak me
nooit dik: ziedaar bat geheim om geen grlja- of kaal.
kop te worden!....
EEN ALMANAK.
voor alle eeuwen hij ls zeer oud zegt: Ala Kerst-
mist op Maandag valt, dan zal dew lnter lang duren;
er zullen veel stormen over geteisterde landen gaan;
dieren zullen vreemde ziekten krijgen. Alleen de
kinderen, dien dag geboren, zullen flink worden."
Het was heusch verschrikkelijk 1 Diep
onder me lag de wereld en alles leek net
speelgoed, zoo klein. Maar ik had) er geen
pleizier van, want angstig klemde lk me
aan het touw en m'n pootjes begonnen o
zoo'n pijn te doen.
30.
En dat was nog niet eens het aller
ergste. Het •allerergste was toen plot
seling het touw brak. M'n vlieger schoot
pijlsnel omhoog, maar ik.... och, je ziet
het op dit plaatje, hals over kop omlaag.
31.
Waar zou ik toch terecht komen? vroeg
ik-mezelf af. Nu, ik merkte het gauw ge
noeg: in de sloot dicht bij ons huls. En
het water was zoo koud, brrr. M'n me
delijdende eend kwam naar den kant ge
waggeld en keek toe.
32. Zoo goed en kwaad het ging kroop ik
aan den kant. Och, och, wat zag ik er uit.
Wat zou moeder wel zeggen? Mijn zomer
pakje was pas nieuw en nu leek lk voor
'n deel wel een 'pikzwarten neger. En met
angst en beven stapte ik huiswaarts.
<n>
13. Moeder stond aan de deur toen ik zoo
pikzwart kwam aangestapt. Ze was erg
ongerust geweest en ook erg boos. En ik
ik huilde 'n beetje, maar niet zoo heel
erg. „Jongen, wat maak je m'n straatje
vuil!" riep moeder.
34.
Ze nam me rechtdoor mee naar de keu
ken en daar ging Hans in de waschkuip.
Moeder spaarde de groene zeep niet en ik
zei maar niet veel, al hou ik anders hee-
lemaal niet van zoo'n ploeterpartij.
35.
Maar toen kwam 't ergste. Vader vond,
dat ik een pak voor m'n broek had ver
diend en legde me over de knie. 't Was
een vreeselijke schande voor zoo'n groo-
ten jongen, al deed het ook niet zoo'n pijn
en ik was blij, dat Mimi niet in de buurt
was.
36. Zie Jeen dit is m'n portrert na afloop.
Vader had gezegd, dat ik geen nieuwen
vlieger zou krijgen en dat ik dadelijk na
de pap naar bed moest. Daarom huil lk
zoo hard.
EEN NIEUWE WEDSTRIJD.
Julie hebben wel gezien, dat de Schager Courant in
laatste weken heel erg mooi geworden is, niet-
waarl Het bijvoegsel „Van dit en van dat en van al
les wat" is vergroot en er zijn ook in den laasten tijd
mooie platen in gekomen.
Ter eere van deze vergrooting geef ik jullie gedu
rende de maand Maart elke week een prijsraadsel
op. We zenden de oplossingen elke week in, of alle
maal tegelijk, in 't eind van Maart; dat mag ook.
Als prijzen loof ik uit 10 boekjes, waarin staat de ge
schiedenis van de Gelaarsde Kat, zooals die in den
Haag voor 15000 9choolkindertjes op het tooneel ge
speeld ia.
.Wie wil er graag zoo'n boekje hebben? Allemaal
wel, geloof ikl Of heh ik het mis? Nee hè?
Iedereen heeft een mooie kans!
Hier heb je 't EERSTE PRIJSRAADSEL.
't Is een naam van iets, waarvan we allemaal wel
eens gehoord hebben. Hij bestaat uit drie woorden of
14 letters.
Een 12—7—14 is een huisdier.
Met een 9—5—4—1—11 spelen we in den winter.
Met 3—2—5—10 kun je een heeleboel doen.
Een 13—6—8 vinden we bij het koren.
Niet moeilijk hè?
Oplossingen zenden deze week óf eind Maart aan
L. Roggeveen, Spui 97, den Haag. Op de enveloppe
zetten: prijsraadsel.
Slot.
Castor: Ik wweet wel, waarom jij ons J jasmijntje
gehaald hebt, om de gouden kk kastanje natuur
lijk. JJJa, toovenaartje, ik kken je wel, JJJa....
(Muggetje en Jasmijntje komen binnen.)
Prinses: O, papaatje, wat ben ik blij, wat ben ik blij I
(ze begint te huilen).
Koning: Dag lieveling, dag Jasmijntje.Stil maar
kindje, stil maar, niet huilen, niet huilen hoor!
De booze toovenaar kan Je nu niets meer doen;
kijk eens, we hebben hem vastgebonden, daar op
die stoel. Hij kan Je nu nooit meer verdriet doen.
Jumijntje....
Prinses: Wie heeft hem vastgebonden, vadertje?
Koning: Muggetje heeft 't gedaan.
Prinses: O, dat vind ik flink van heml
Castor: Hheb je de gg gouden kastanje nog, Jas
mijntje?.
Prinses: Ja oompje, kijk maar: hij hangt nog aan
mijn hals. De toovenaar wou hem graag hebben,
maar ik wou he;m niet geven.
Castor: D dat is fl fl flink van je. Kom bij me, dan
z z zal ik je een zoen geven.
(Muggetje heeft in het tooverboek gesnuffeld)
Muggetje: O, wat vind ik hier? O Majesteit, dat is
aardig. Zoo iets heft» ik nog nooit van mijn leven
gelezen. Kijkt U eens
Koning (probeert te lezen): Ik kan niet, Muggetje,
ik kan niet! Ik heb thuis mijn bril in de venster
bank laten liggen, en zonder bril kan ik niet le
zen. Lees jij 't even voor, Castor!
Castor: Goed, Magidol (Hij léést): Hoo.... hoo....
hoohoofdststst....
Koning: Hoofdstuk!
Castor: J juist, hoofdstuk 1 H... hoofdstuk v.. v.. vij...
vij....
Koning Vijf!!
Castor: Nn... neen, vijftig! De too.... too....
i tooverkr.kr.kr.
Koning: Ach, Caitor, zoo komen we er niet.
Castor: H heusch wel, Mdgldo! De too.too.too...
Magido: Beste Castor, laat mijnheer de Grootvizier
't maar lezen. Mijnheer de Grootvizier, wilt U
eventjes.
Grootvizier: Zeker zeker, Majesteit, atsjie.... hoofd
stuk atsjle vijftig, atsjieI De too.... atsjie.,..
verkracht....
(Hij leest door, hevig niezend.)
Koning: Ach beste mijnheer de Grootvizier, zoo zijn
we er morgenochtend nog niet....
Lee* JIJ 't maar voor, Muggetje! JIJ hebt van
morgen zoo goed geroken, jij zult ook wel goed
kunnen lezen, nietwaar?
Muggetje: En óf, Majesteit 1
Koning: Begin dan maar, Mug!
Muggetje: Hoofdstuk vijftigI De tooverkracht zit in
het puntje van mijn neut....
Grootvizier: In het puntje van zijn neu»! (Hij wijet
op den toovenaar).
Toovenaar: Kramparanja!
Muggetje (leest): Met mijn neus hsb ik alle prinsen,
behalve de Russische, ln gouden kastanjes om-
getooverd
Allerr O, o, o!
Muggetje: Daarom is mijn neus zoo lang! Als hij af
breekt, of als er stukje afvriest, of als er een
stukje wordt afgeknipt, is mijn tooverkracht ook
weg. Eü dan veranderen alle gouden kastan
jes weer in echte levende prinsen
Prinses, O, o," dus dan wordt mijn kastanje ook een
prins. Eh alle kastanjes, die in de zak zitten. Toe1
papaatje, knipt U een. stukje van zijn neus af.
Zou 't hem veel pijn doen?
Koning: Ik weet 't niet, Jasmijntje! Staat daar mis
schien ook iets van in 't tooverboek, Mug?
Muggetje: Ja zeker, Majesteit (leest): Hoofdstuk zes
tig: Als men een stukje van mijn neus afknipt,
doet het geen pijn, en 't bloedt ook niet
Koning: Dus 't doet geen pijn, Jasmijntje.
Prinses: Toe papaatje, knip dan een een stukje van
zijn neus af! Ik ben zoo nieuwsgierig, wat voor
prins er uit mijn kastanje te voorschijn komt.
Toe vadertje, doet U 't?
Koning: Ikehliever niet, Jasmijntje, Wil jij
't doen, Castor?
Castor: Ik w wweet wat. Ik zal zijn neus vasthouden
en dan knipt Muggetje er een eindje af. 't Dd
döet toch geen p p pijn.
Koning: Toe dan maar! Vlug, ik ben nieuwsgierig!
Grootvizier: En ik ookatsjie(terwijl de
Grootvizier niest, is de operatie al gebeurd. Ach
ter Jasmijn staat plotseling een prina. Overal ko
men prinsen te voorschijn.)
Prinses: O, papaatje, kijk eens!
Koning: Wie bent U, mijnheer?
Prins: Ik ben prin* Ettore, Majesteit. Ik ben heel
lang betoöverd geweest, tegelijk met de andere
prinsen, maar nu ben lk gelukkig weer vrij, hee-
lemaal vrij.... en dat komt alleen, omdat U de
kastanje zou trouw hebt bewaard, Prinses. Ik
vind u erg Hef, Ja*mijntje!
Koning: Hoe weet u, dat mijn dochter Jasmijntje
heet?
Prins: Dat heb lk gehoord! Ja, ik'was wsl een kas
tanje, maar daarom kon lk nog wel hooren, wat
er gezegd werd.... Prinsesje, ik vind u erg Hef!
Prinses: En lk U ook, Ettore!
Prlne: Zoudt U met me willen trouwen?
Prinses: Als vadertje 't goed vindt, heel graagl
Prins: Vindt U 't goed, Sire?
Prinses: Hè ja, papaatje?
Koning: Ja, hoor!
Grootvizier: Atsjiel Ik feliciteer U well
Castor: En ik ook....
Koning: Nu moeten we dadelijk alles aan de konin
gin gaan vertellenl I
Grootvizier: Kijk eens, atsjiel Kijk een*! (deftig): Ha.
re Majesteit de Koninginl
Koning: Ben je ons achterna gereden, Amalia?
Ca9tor: Eh h hoe heb je dat zoo gauw gedaan?
Koningin: Als 'n koningin haar prinsesje zoekt, krij
gen haar voeten vleugels. Wij hebben twee paar
den laten zadelen en zijn jullie achterna gereden,
Mevrouw Piepert en ik. Wij hielden 't niet meer
uit, zoo heelemaal alleen in 't kasteel. Ach Jas-
mijntjelief, wat ben ik blij, dat lk je weer heb,
lieve kindje
Koning: A*malia!
Koningin: Mijn honneponnetje....
Koning: Amalia!! (Ze hoort niet.)
Grootvizier, trek eens aan de rok van Hare
Majesteit!
Koningin: Lievelingetje!
Grootvizier: Dat is bij de wet verboden, Majesteit!
Toovenaar: Zal ik het doen, Majesteit!
Koning: Welja, lk ben nou ln een goed humeur.
Mug, maak de toovenaar los!
Toovenaar (schreeuwt): Eén, twee, drla, hoepla!
(Springt het raam uit).
Koningin: Hemeltje, wat ls dat?
Koning: O eindelijk, Amalia, luister Je nu? Onze
dochter gaat trouwenl
Koningin: Zoo, en met....?
Koning: Met prins Ettore! Hoera!!
Allen: Hoeral!
(Muziek. Allen dansen door elkaar. Het doek
zakt. De Grootvizier staat er voor. Hij ziet, dat
hij alleen achter blijft en schreeuwt):
Hallo, lk moet ook nog mee! Hallo!
(HIJ kruipt door de spleet.)
Muggetje (komt weer op):
De Grootvizier rolt op zijn bulk,
Als een groote oliekruik,
De toovenaar is ginder heen;
Daar speelt hij met zijn groote teen.
Maar wij, wij krijgen straks een feest,
Als ln geen jaren is geweest
WIJ gaan terug naar ons kasteel,
En eten tulband met kaneel!
EINDE.