VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT DAMRUBRIEK. ■mi* PANTOMIME ROMMELKRUID- PU E IR u s Üt B n St m H Pt s P Hf 11 Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 28 Maart 1925. No. 7612. ÉP m Él is fU tl in fgj H m J#t m PP n E'i i IIP m in Hl üf Illlllllllllllllllllllllllllllllllllltilllll VAN OEN DUISTEREN STRIJD OH HET LICHT. Holland, laat je niet verlokken, Tot een scherp gevoelden strijd, l>eel je niet in twee partijen* Voor en tegen zomertijd, Er zijn hoog're idealen, Houdt verzoening bij de hand, Want de eendracht is zoo noodig Voor den opbouw van je land! Zie eens naar de groote kloven, Bij de standen onderling, Moet er ook nog scheuring komen Tusschen boer en stedeling?! Intellect, kapitaal en arbeid Staan zoo hooploos- ver uiteen Bn verloochenen' elkander, Ieder wil de macht alléén! t Loonsverlaging, harde woorden, EÜnd'lijk een bemiddelaar, Links en rechts staan de partijen Met gebalde vuisten klaarl 't Intellect wordt vaak mishandeld* Dat is al die strijd zoo moe, 'Trekt met een gehavend loontje Naar z'n kille woning, toel! Leer elkaar wat meer begrijpen, Anders breekt je toekomst stuk, Duld de meening van een ander En geef ieder wat geluk! Ga de zon niet saboteeren, Wees weer Hollandisch, houd Je goed, Breng de standen tot elkander, Liegt je oud: „Wien Neerlandsch bloed?* Holland, hoor je steden grienen Om den zieken zomertijd, Holland, hoor je boeren juichen Om den half gewonnen strijd! Dat bet eekent tweedracht Holland, Op je ondergang gericht, Want je volksgeest tast in' 't donker Bij den harden strijd' om *t licht! 1 Je verdeeldheid strikt je langzaam Een verraderlijke strop, Worstel je met wat waardeering Er gezond weer bovenop 1 Zeg op tijd eens ferm je meening, Maar houdt ook op tijd je mond, Dien ook in je daag'lijksch leven Asjeblieft den Volkenbond!II! Maart 1925. Alle rechten voorbehouden. KROES. Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zenden aan C, Amala Wt, Winkel, f OPLOSSING PROBLEEM Nb. 15 Wit: 21—17, 40—34, 49—44 33-29 ,4339, 38:18 28—23, 312, 2 28 en wint OPLOSSING PROBLEEM No. 16. Wit: 39-33, 42-37, 32-28, 43-39, 36-31, 35-30, 47 29, 29-24, 15 2 en wint. PROBLEEM No. 19. Auteur A. F. Hoogvelt, Haarlem. Hoe ruzie ontstaat bij een theevisite. Planten in Kamer en Tuin. 78, PALMEN. (Vervolg.) Bij het koopen van palmen1 moet men er vooral op letten, dat de bladeren geheel gaaf zijn, dwz. zij moeten geen dorre punten hebben of de punten moeten niet bijgesneden zijn; ook moeten zij vrij van ongedierte wezen, dat zich bij voorkeur achter op de bladeren of op de bladstelen nestelt. Werden de gekochte planten in een warme kas of bak gekweekt, dan moet men ze nog eenige we ken in de kweekerij1 laten, opdat de kweeker ze langzamerhand kan afharden. Heeft men eenmaal een palm1 gekocht en die goed ingepakt aan huis laten brengen, dan wil men hem niet alleen goed houden, doch ook gaarne zien, dat hij doorgroeit. De zorg, die men er aan moet beste den, is tamelijk eenvoudig. Men zet de plant op een lichte plaats, zoo dicht mogelijk voor het venster van een vertrek, dat overdag een temperatuur heeft van 55—60 gr. Fahr., welke des nachts kan vallen op 4550 gr. Fahr., terwijl zij voor enkele soorten nog lager kan zijn. Men moet er nu voor zorgen, dat zij noch aan tocht, noch aan. stof wordt blootge steld, waartoe men haar, os. wanneer het vertrek schoongemaakt wordt, tijdelijk in een andere kamer moet zetten, die voldoende verwarmd is, terwijl zij eerst dan op haar oorspronkelijke plaats mag terug gebracht worden, wanneer het vertrek weer op tem peratuur is gekomen. Eenmaal in de week wascht men haar met een spons en lauwwarm water voor zichtig af, er voor zorgende, dat de bladeren, niet scheuren, ook moet men des winters met een spuit je van onder en van boven bespuiten. Het verdorren der bladspit9en heeft bij de palmen een natuurlijk verloop, maar gewoonlijk gebeurt dit in de kamer veel meer dan' im de kas. Dit vindt waarschijnlijk zijn oorzaak tn den veel langzameren groei in de droge lucht van de kamers, waarin de planten groeien. De meest afdoende middelen, om dit dor-worden zooveel mogelijk te voorkomen, zijn: de planten niet te warm te zetten, de bladeren wekelijks af te was- schen en ze dagelijks besproeien. Verdorren de pun ten, zóó sterk, dat de plant er een minder fraai voor komen door verkrijgt, dan neemt men een schaar en knipt ze zoodanig af, dat het blad zoo weinig mo gelijk van zijn vorm verliest. Slechte bladeren wor den met een scherp mes onder bij den bladsteel af gesneden. De Palmen groeien in den winter slechts zet* wei nig: in Maart beginnen zij weder langzaam aan den groei te komen. Niettegenstaande zij dus een wetto- lijken rusttijd! hebben, mag men de aardie in de pot ten nooit droog laten worden, pe groote bladeren toch verdampen heel wat water* dat door de wortels moet worden aangevoerd. Gedurende den winter, moet men ze steeds begieten met water, dat min stens de- temperatuur heeft van het vertrek, waar zij, staan, daar te koud water licht wortelziekte kan veroorzaken. Des zomers is de behandeling der harde* soorten zeer eenvoudig, wanneer men over een tuin kan, be schikken, waarin' zij ter versiering zeer goed' ge bruikt kunnen worden. Van Juni tot September groeien de hardere soorten zeer goed! buiten* als men ze op een beschutte, half beschaduwde plek zet. De palmen, die ook des zomers in de kamer blijven', moeten tegen scherpe zon geschermd worden, daar de bladeren anders licht brandvlekken bekomen, en daardoor hun schoonheid verliezen. Verder moeten zij dagelijks, al naar dat het weer donker of helder is, een, twee of drie keer flink bespoten worden, ter wijl men ze ook rijkelijk moet begieten. Bij het gie ten moet men er vooral op letten, dat de er onder staande bakjes niet vol water blijven staan, zooals maar al te vaak gebeurt. Direct, wanneer de plan ten na het gieten nagezakt zijn, moeten de bakjes geledigd worden* K. VAN KEULEN, {Tuinbouwvakandapwïjzejv DE LEVENSBEHOEFTEN VAN DE NWUSGEElt KANT. Ofschoon de groote wijsgeer Immanuel Kant bij zijn dood een vermogen- van 20.000 thaler naliet, die hij door groote spaarzaamheid gedurende zijn leven bijeengegaard had, ging het hem in het begin van zijn loopbaan zeer .slecht en was het voor hem een noodzaak op tijd het lesgeld te ontvangen^ Eens bleef een student, dien Kant erg graag mocht lijden, en wien het ook niet schitterend ging, hem het ver. schuldigde lesgeld van 4 thaler, voor een geheel se mester, schuldig. Eindelijk toen de student het geld bij elkaar gekregen had, haastte hij zich er mee naar zijn leeraar en' maakte zijn verontschuldiging dat hij Kant zoo lang op het geld had moet laten wachten. Kant echter zeide: Ik kom nog net een thaler te kort om mijn huur te betalen en die zal ik van uw geld afnemen. Gij houdt echter het overige, want ge hebt dit nog harder noodig dan ik, I RIJKDOMMEN IN BRAZXLBL Geweldige rijkdommen* welke het tot nog toe niet mogelijk is geweest, in exploitatie te brengen, be vinden zich in het gebied van de groote Araguaya- rivier in Brazilië. In dit land van 0 de onbegrensde mogelijkheden heeft kort geleden, de Eingelschman Bullock een expeditie gemaakt, waarover hij om schrijft, dat de bosschen van de Araguaya groote hoeveelheden voortreffelijke houtsoorten bevatten, en wilde rubberboomen, zoowel als Braziliaansche no ten, rijst, suikerriet, tabak en katoen, die er voor. treffelijk groeien en tevens groote hoeveelheden vee in het leven houden. Goud, koper, lood en nikkel zlfn rijkelijk voorhanden. Goud ook in de rivieren en aan de Rio de Garcas, een van de linker zijrivieren van den bovenloop moeten tegenwoordig 12—15.000 Brazilianen zich bezighouden met diamantwasschen. Maar wat baten alle rijkdommen wanneer zij niet gebruikt, niet op de geldmarkt gebracht kunnen wor den? En voorloopig is de Araguaya de slechtste ver keersweg, dien men zich denken kan, en de Brazi lianen zijn er de menschen niet naar, dergelijke hin- ZWART. daraiasen spoedig te overwinnen. (Stroomversnelling volgt op stroomversnelling, rotskammen in de bed ding, boomstammen in het water vormen verdere gevaren en in de droge periode wordt de rivier zoo ondiep, dat men ini het midden van de bedding, die kilometers breed is, kan waden. Zelfs in den bene denloop van de rivier wordt slechts met moeite eenig verkeer met gebrekkige stoombootjes onderhouden en de rubber, tot dusver hei eenige voortbrengsel uit het oerwoudengebied aan den benedenloop van de Araguaya wordt in uitgehoolde boomstammen vervoerd, die een stootje tegen de rotskammen in de rivier wel kunnen verdragen. In het meest belovende gebied aan den midden loop van de rivier hebben zich thans eenige groepjes Brazilianen gevestigd' en een groot gebied eveneens aan den middenloop is in het bezit van den zeer vredelievenden visschersstam van de Caraya-India- nen. Pas in het Oostelijke gedeelte van den boven loop treft men weer blanken aan, die uit het Oosten zijn gekomen. Daar ligt ook Geoyaz, de hoofdstad van het land van denzelfd'en naam. Een Fransene maatschappij heeft eens een poging gedaan om het gebied van den middenloop me t den bevaarbaren benedenloop door een spoorlijn' te verbinden, haar machines en werkplaatsen staan op het oogenblik te roesten. Een energiek gouverneur heeft eens ver scheidene booten in den middenloop van de rivier laten brengen en onderhield er zes a acht jaar een regel matigen dienst mede; na zijn vertrek zijn ook de booten weer verdwenen. Toch zouden slechts weL nog en weinig kostbare rotsexplosies noodig zijn, om een geregeld verkeer met kleine, met hout gestookte stoombarkassen, gelijk Bullock er een gebruikte, tot stand! te brengen. "Wellicht is Bullock'a tocht, die met economische doeleinden op aansporing van een groep Engelsche kapitalisten werd ondernomen, een voorteeken voor de aanstaande ontsluiting van het stroomgebied van de Araguaya, want hoe snel de be volking van Brazilië ook toeneemt, eer de Brazilia nen uit eigen energie dit rijke gebied1 verwerven en exploiteeren, zou er toch nog heel wat water door dé Araguaya moeten stroomen. R.NibldL 1 6 11 16 21 26. 31 36 41 46 s lü IR W mm Pss BÊ mm Wiï. m wi IR m m Wt WIT. Standl Zwart, 13 schijven, op: 3 8 tot 12 14 17 18 21 22 25 26. Stand Wit, 14 schijven, op: 23 29 tot 35 37 39 42 43 45 48. PROBLEEM No. 2a Auteur D. Olie Az., N. Niedorp. ZWART. SPELEVAREN. Onze voorouders in de 16e en 17e eeuw hielden •veel van spelevaren. In de Lente of in dien Zomer trok men er'-met wagens of zeilschuiten op uit, naar een naburig dorp of naar een lusthof aan Vecht of Amstel. Meermalen zijn dergelijke uitstapjes beschreven, in proza en poëzie. Van Someren zong: I „Wat een leven, wat een sweeven, In mijn schoone lommerdrevenl Wat een Jubelend geschal Van de jonckheit overall- Wat geschater, wat geblater, Wat een nachtegaal gesnater, Wat een losheid, wat een swier, Wat al voncken, wat al vier, Wat en joüch spelenmeijen, Wat al bonte maagdenreijen, Wat al jonckers aen mijn vliet, In het boschloof, tusschen 't riet!" Meestal werd den Zondag genomen voor zoo*n speeltochtje. De meer ernstigen konden dit niet goed vinden, en menige predikant liet zijn waarschuwen de stem hooren tegen de sabbat honth ei liging. In den zomer begon de spelevaart meestal zeer vroeg. In t een of ander dorp ging men dan ont bijten. Het ontbijt bestond doorgaans uit zoete en zure room, verseh geplukte kersen, geurige aard beien, versche grasboter, oude en jonge kaas, nieuw bakken brood, knappende beschuitjes en een dronk j wijn. Na het ontbijt stapte men weer in den wagen om nog andere dorpen te bezoeken. Ook zette men zich wel in bet gras neer, om bloemen: te plukken en ricb m. m W'ë -m 9>:. w m, m -W/ Mif mm 'm WIT. Stand Zwart, 8 schijven, op: 6 13 14 19 23 24 29 36. Stand Wit, 8 schijven, op: 11 12 27 31 32 38 39 4a Wit speelt en wint geldt voor ieder probleem. Goede oplossingen binnen 12 dagen. Goe.de oplossingen ontvangen van: J. Sterk, Hoog woud, P. Beers, Noordscharwoude, ook nog no. 13 en 14, D. Olie Az., Nieuwe Niedorp, M. Grootes, Lange- reis, T. Mantel, Jb Mantel, Winkel, A. Wit, G. Wit, Lutjewinkel. PARTIJ-FRAGMENT. Stand Zwart, 10 schijven, op 6 8 9 13 18 18 19 23 25 30. Stand Wit, 10 schijven, op:27 28 32 38 38 40 42 45 48 49. In bovenstaanden stand speélde de heer Jb. Jim- mink met Zwart 38 als laatste zet, hopende op 42—37 van Wit, waarop een mooie combinatie zou volgen van Zwart met schijfwinst en een gewonnen stand. Op Wit 42—37, Zwart 19-24, Wit 2819, Zwart 30—25, Wit 19 30, Zwart 35 44, Wit 49 40, Zwart 25 34, Wit 40 29, Zwart 18-23, Wit 29 J8, Zwart 13 33, De Zwarte schijf op 33 houdt 2 Witte schij ven in bedwang en de partij was voor Zwart gewon nen geweest. Bovenstaande partij-fragment kwam- voor in den wedstrijd D.OjS.Zijpe en getuigt tegen welke zwa re ploeg D.O.S. had te kampen, te vermaken met verschillende spelletjes. Gewoonlijk werd daarbij druk gezongen, gekout of gekoosd. Ging het speeltochtje naar een der duindorpen, dan vermaakte het jonge volkje zich in de duinen. Een der bekende spelletjes was dan het in zee dra gen. De jongens namen- de meisjes plotselinig in de armen en droegen ze, ondanks haar geschreeuw en tegenspartelen, een eind in zee. Daarna, flink nat geworden, liepen zij met hun vrachtjes een duin- op en rolden de meisjes in het zand om en om. Dit üx zee dragen was tamelijk gevaarlijk, doordat de Jon gens vaak te ver gingen. Menig ongeval ie er het geu

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 17