VOOR DE KINDEREN- Brams Uitvinding. >vinm4 Even Lachen. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat IX, °8«n, 't, d« - IN DEN BOEKWINKEL. pin meisje: „Vader wou graag tan atlaa hebben en het grootste woordenboek, dat u hebt.' Hbllothecarls ,(dle genoeg heeft van dergelijke drogé magen-): „Niet als het voor een krulawoord- les la" jein meisje: „Nee, meneer, het la voor vader'z'n idagsche broek." EEN GEZOND OORD, je het hier een getond oord? Getond? Nou, en ofl Ze hebben hier een paar lui «ton doodschieten om een- kerkhof te kunnen san.' EEN EXOTTDS. „Ik kan da lut niet tegenhouden. Ze gaan toch naar boven", telde de conciërge tot den hoofdredac teur. „Ala lk teg, dat u uit lt, gelooven te ma niet. Ze teggen dat te u motten spreken." „Nu", telde de hoofdredacteur, „teg hun dan maar dat te dat allemaal teggen. Het kan mij niet sche len, of Je brutaal tegen hen wordt, maar lk moet rust hebben, om mijn artikel te schrijven." Dien middag kwam er een dame op bet bureau. ZIJ wilde den hoofdredacteur aproken, en do con ciërge verzekerde haar dat het onmogelijk woa „Maar lk moet hem apreken!" protesteerde tij. „Ik ben t'n vrouw!" „Dat teggen te allemaal!" antwoordde de con ciërge. OP DE REKENLES. De onderwijzer heeft tijm klaa een rekensom opge geven. Allee alt Ijverig te rekenen, behalve Plet, die gedachteloos uit het open venster staart naar een tegenover gelegen huta Opeens roept de onderwijlen „Wal Plet, wat keent eruit?" En Plet antwoordt verschrikt: „Juffrouw Mayer, mljnheerl" RAADSELTJES OPGEVEN. Vriendin (lot Jong getrouwd vrouwtje): „En wordt Je dat bohémlen-leven ln een atelier nog niet moe?" Vrouwtje: „O, heelemaal niet. Ik vind het heusch erg prettig. Jack schildert den heelen dag en lk kook co dan doen wij allebei ona bast om te radon wat bet la" BRENG DEN GENTLEMAN. „En wie tegt mij, «lat lk mijn geld terugkrijg?' „Dat beloof lk u op het aerawoord van aan gent. leman." „Nou, breng dan eerst dien gentleman bier." 1 HET MENT?. Hl) ln een restaurant tot z'n meisje: „Wat zie Je er vandaag bekoorlijk uit, lk sou Je wel willen op eten.... Ober: „En wet tel mijnheer daarna gebruiken." DAT WAS TE VEEL. Zij ontroerd„een innerlijke stom zegt ml) dat,.,." HIJ verichrikt: „Wat! Een Innerlijke «tem héb Je ook nog." De koning heeft er ndeta tegen. BBJI neemt one hl) de hand en brengt one er heen. En wij kijken onze oogen uit, want leu ker sprookjeshuis zag Je nooit van Je le ven. 54. Een meneertje met een grooten kraag om wachtte ons op. „Dat Ie Rlket met de Kuif', zegt koning Kabouter, „die zal voor Jullie zorgen zoolang Je hier woont". En klik, hier op dit plaatje zie Je ona met z'n viertjes aan tafel. 55. Het la Inmiddels donker geworden en daarom zie Je hoe Rlket ons hier naar bed brengt. We slapen hoog In den toren. Leuk hè, er we moeten daarom die hoo gs ladder op. 56. En dan wacht ona nog een verrassing: We mogen leder ln een echte hangmat slapen. En op 'n tafel staan tooverkaarajea te branden met rood en groen en paars licht. loei uln >tte wi d imi Hand ln hand maken Mimi en lk 'n wandelingetje door Sprookjeeland.. We loopen langs een lange, schutting en daar achter ls de vreemdste boomgaard, die we ooit zagen. Zie Je die rare vruchten wel aan dien boom? 58. Maar opeens o heeremljntljd, wat voor griezelig gedrocht steekt daar zijn kop om 't hoekje? Geen wonder, dat Mi mi van de sokken raakt van angst. Ik voel ook hoe al mijn haartjes recht over eind gaan staan. 58. En Jongens, wij aan-'t bollen naar buts. We hooren 't ondier achter ona aan galoppoeren en dat versnelt ona vaartje. Mimi kan gelukkig goed vooruit. Ala te ona nou maar niet Inhaalt! 80. WIJ komen echter Rlket tegen en tot on ze groots verbazing streelt die het mon. 'eter over zijn leelljken snuit en het mon ster lacht! „Je hoeft niet bang te zijn," zegt Rlket. „Het le een Kabouterpaardl" „Mogen wij er eens op rijden?" vraagt Mimi, gerustgesteld. KW. rei, spt aal bo. ge hk cel 11 ul U De oplossingen zijn: 1. Kat, slede, geld, aar. De gelaarsde kat. Appel P Pruim u Gerst r Ommen m Sterk e Korst r Kleed' e Annle n Adder d R koe 0 kogel 0 plaggen ge v een lieverd e kreet V een a e n 4 Enkhuizen. De boekjes zijn gewonnen door: 1. Rlta Schoenmaker, H. Hugowaard, Zuid. i.Cerrie Boontjes, Arkel ZJÏ. I. Fijnheer, adres W. Fljnheer, N. Nledorp. 4 Agatha de Boer, Hofstraat 53, Zuldacharwoude, t. A. de Waard, adres A. da W., groenteschlpper, Broek op Langendljk. Nico Vader, Veerweg, Anna Paulowna. 1, P. Blom, ZandvSart 131b, Breezand, (NÜ.) Tona en Aagje Rijs, Korfwater, Petten. Betay Swaerte Pd., Langevltet 20, Jullanadorp. 10 Eltaabeth Stieltjes, adres J, Veldman, Dorps straat, Zuldacharwoude. I i Deze kinderen ontvangen hun prlja ln den loop ?«n de komende week thula 't Spijt me heel erg, dat lk niet alle kinderen wat isn zenden. Ik ontving meer dan vijftig brieven en •oor 't lot zt)n de prljewlnnaare e nagewezen. Misschien een nieuwe wedstrijd over een poosje? Zeer hartelijke groeten aan mijn verre vriendin letje Grietje Geel, te Dapp. Alta ln Canada. En mijn lenk voor de postzegels. Ik houd me aanbevolen 'oor nog meer. Alle correepondentle richten aan L. Roggeveen, •pul 87, den Haag. Een Onwaarschijnlijke geschiedenis door L. Roggeveen. (Vervolg.) Henk ibu zitten en niets kunnen zien. Om' te gie ren van 't lachen. Nee, maar, als lk eens een meng sel kon vinden, om alles onzichtbaar le maken. Zou dat geen bijzonderheid wezen? Zou lk dan meteen clet wereldberoemd zijn? Zouden alle kranten dan niet over me schrijven? Het wonder van Holland! Een Jongen van. twaalf Jaar doet alle professoren verstomd staanl O, de heels wereld zou me willen zien. Mijn portret zou Je kunnen zien in alle kranten en in alle bioscopen. Ik zou een heeleboel geld ver dienen, lk zou.... Maar zou lk dan ook trotsch wor den? Wel nee, natuurlijk niet! Heel gewoon zou lk op school blijven, en eindexamen doen. En ook zou lk pianoles blijven nemen! Maar dat zal allemaal wel' nooit gebeuren, 't Ia ook tè dwaas, om de heele boel onzichtbaar. Opeens hield Bram op met z'n alleenspraak. Een wonderlijke gedachte kwam eeneklaps ln hem op, een.... angstige gedachte. Een gedachte, die hem deed rillen en beven van schrik. Zijn tanden begonnen te klapperen en hl) moest een glaa water uitdrinken om zichzelf haas te blijven. „Hè!" zuchtte htj. Toen was T voorbij en hl) lachte weer om z'n eigen dwaze Idee. Maar toch Wat dacht Bram? Welke gedachte begon daar op eens ln zijn hersens te kriebelent Dit dacht hl): „Zou lk mezelf dan ook onzichtbaar kunnen ma ken?" Bram zelf onzichtbaar? Een levende Jongen, die zou kunnen eten, loopen, schrijven, voetballen, en nog veel meer, noem maar op, en dan..., on zichtbaar? Een stuk van de lucht, dat Je zou kunnen voelen, waarvan, Je de vingers zou kunnen tellen, dat Je zou aanspreken, waarmee Je zou kunnen praten en pret makon endat Je niet zou kunnen zien? Zou dat dan óók mogelijk zijn? Zou datt En ala 't mogelijk was, zou hU donoch nee, niet er aan denken, dat wae toch veel te dwaas en te ongerijmd, om er ook maar een eeoonde lang aan te denken! Gewoon Idioot, zegl Maar toch Bram stond op, nam een stuk papier, en schreef daar op met groots zwarte Inktletters: Abraham Jacobus Vingerling. Toen de Inkt droog was, nam hij zijn flezchja met "t verbleekend mongsel, en goot langzaam een scheutje van de vloeistof op het papier. De lettere werden lichter en.... verdwenen.... Bram's naam was wegStil bleef hl) zitten kij ken. HIJ nam met een «ponsje de vloeistof van het blaadje weg. Hl) wiet, dat nu de lettere weer voor den «lag zoudan komen. HIJ wachtte vijf minuten, tien minuten.... Ja...., héél vaag kwamen «le lijnen weer voor den dag en na een minuut of twaalf stond daar weer, net als even geleden, precies even zwart: Abraham Jacobus Vingerling. „Ik ben onzichtbaar geweest", zei Bram, „maar lk ben weer voor den dag gekomen." - Hl) lachte, maar toch was 't hem wonderlijk te moede. Aan tafel, beneden, ontmoette hl) zijn neef WUly. „Willy logeert van nacht bij one", zet vader. „Morgenochtend vertrekt hij met oom en tante naar Ostende. Daar zullen ze met hun dirieèn den zomer doorbrengen, omdat de zeelucht voor Willy zoo goed la" „Zoo", zei Bram. „Moeder, krijg ik een boterham?" Moeder was al druk bezig. De familie Vingerling dronk 'e avonds koffie, moet Je weten. Bram at, zooale alleen "n Hollandache jongen dat kan. Wllly sneed elk boterhammetje ln achten, en stak de dobbelsteentjes stuk voor stuk ln zijn mond, met een gezicht, alsof 't eten hem de grootste moeite kostte. Een heele poos keek Bram met verbazing naar zijn neef, «tien htj maar zelden ontmoet had. Waarom zagen ze elkaar eigenlijk zoo weinig? Wil- ly had met zijn oudere lang in 't Noorden van 't «r.d gewoond, waar zijn vader, meelhandelaar, was. Pas kort geleden waron ze verhuisd. Zoo kwam het, dat Bram zijn oom Jacob, zijn tante Gerda en zijn neef Willem (of WUly, zooals hij steeds genoemd werd) alleen maar kende van „hooren spreken." Met groots oogen staarde Bram naar zijn neef, die, niettegenstaande zijn vijftien Jaren, al een lange broek droeg en een heel hooge boord, en heel erg witte manchetten, en een heol erg fijne das.... .Allee le bij hem „heel erg", dacht Bram. Verder droeg Wllly keurige lakschoenen en lleht- rose sokjes. Zijn geelblond haar zat over zijn echedel goplakt, met een keurige scheiding ln 't midden. Wllly zag bleok, zijn oogen en lippen ook. „Zeg, Brammie...." begon Wllly. „Bram", zei Bram. „Hè?" vroeg Wllly. „Ik heet Bram, niet Brammie", zet Brem weer. „O! Nou zeg Bram, vin Je 't niet leuk..?" Wllly hield op, wipte een nieuw dobbelsteentje ln zijn mond, at het op en zweeg. „Nou?" vroeg Bram. „Ik ben 't vergoten", tel Wllly, „Je hebt me ln de war gebracht, Brammie". „Bram", zet de Jeugdige uitvinder weer. „O, pardon, Bram", antwoordde Wllly. „Ja", dacht Bram, „Ostende zal wel heel goed voor hem zijn." En hij vroeg: „Kun Je zwemmen?" „Zwemmen, lk? O, nee", antwoordde WUly, alsof zwemmen leta minderwaardigs was, „hoe kom Je daarbljf" „Wel, omdat Je toch naar Ostanda gaat?" „Ja, voor mijn gezondheid. Maar je moet niet den ken, dat 1k ziek benl 't Is alleen om op te eterken. 't Klimaat hier ls niet goed voor me", zei Wllly. .„Maar dan moet Je toch zwemmen of baden? Daar voor ga Je toch naar een badplaats", zei Bram weer. WUly zweeg en keek Bram aan, aleof hl) een kind voor zich had, waarmee hij niet kon praten. „De zeelucht alleen kan al heel goed zijn voor Iemand, die niet eterk le, zooal» Wllly", zei moeder met een glimlach, „nietwaar?" „Juist tante", zet Willy en keek Bram zegevierend aan. Maar Bram stoorde zich niet an dia blik en mi: „Zeg, Wlm.." „Wllly", zei Wllly, „Wlm", hlsld Bram vol. „Ik heet WUly", tel de aanstaande badgast. Bram keek eventjes verbluft en zei,toen lachend: „Je valt me toch wel mee. Kun Je fietsen? Ga Ja straks mee een eindje peddelen. JIJ mag wel op va ders fleta, nietwaar, vader?" „Zeker", klonk het achter het avondblad. „Goed, maar dan niet te lang", zei Willy, „'t la zoo vermoeiend. En lk mag me niet vermoeten, weet Je; maar fietsen vind lk wel leuk, zeg." „Dan gaan we straka een poosje'.', zei Bram. „Mijn vriend Henk komt ook; dat 1> gezellig, roo met z'n drioén." „Denk Je aan de plano?" klonk het weer achter het avondblad. „Ja, vader, dadelijk. Even mijn handen waasehen." Een kwartiertje later studeerde Bram zijn derde sonatine van Clémentl. Wllly, die zijn vlooi bij zijn bagage had Ingepakt, haalde zijn Instrument te voorschijn, en nu speelden de twee neven aamen, an dat klonk heel aardig. Moeder had de ramen open» geschoven en af en toe bleef een voorbijganger ln de stille straat even luisteren. Na de sonatine «paal den ze nog enkele melodiota van Sohumaao en Beethoven. ,,'t Gaat goed", zei moeder. „Brajn speelt nooit met Iemand samen..,, „Toch wel, moeder. Met Henk", zet Brem. „Ook viool?" vroeg WUly. „Nee, Henk speelt op de fluit", zet Bram. „Zijn va der U bij de Opera, en daarom la Henk zoo muzi kaal. Maar zijn fluit stemt niet bij de plano an daan- om gaat 't nooit erg goed., zie Je." Terwijl ze «peelden, dacht Bram opeen*: „Stel Je voor. dat dte muzieknoten plotseling onzichtbaar werdan. Wal een vertooningl" En door die gedachte sloeg bi) mis an 't ooncert liep hopeloos in de war. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 19