VOOR DE KINDEREN.
rr
Bram s Uitvinding.
Ware woorden.
Even Lachen.
5
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
HH| r
landelijkheid, waarheidsliefde en onzelfzuchtig-
üjn de deugden, die one dierbaar maken voor
l vrienden.
i
Men en smart zijn strenge, maar goede opvoe
der menschen.
zegge wat men wil, des menschen beste
naar dagen,
^k, daan in bezig zijn, in zoeten last te dragen,
zeker, ledig zijn en is geen ware rust;
mensch die niet en doet, la zonder hartelust.
Illjvend succes is niet te toereiken zonder gewei
en voortdurende krachtsinspanning. Een groote
i, in korten tijdi door speculatie verkregen, gaat
jd weer verloren.
'ees verstandig! De vrouw is niets anders dan
bundel op hun scherpst gespannen zenuwen,
sgt zij1, dan zal dat gemeenlijk niet zonder re-
geschieden. Haar streven om de huishouding
delijk en gezellig te maken, verdient waardee-
De openbare meening twijfelt bijna altijd aan een
goede daad, maar nooit aan een slechte.
De sterkte van het zwakke geslacht toestaat hierin,
dat 't de zwakte van het sterke geslacht te benutten
weet
GEEN PRETTIGE RAAD.
Dokter (tegen patiënt): „U bent stellig veel beter,
en als u zich nog een maand van alcohol onthoudt
zult u nog beter zijn".
Patiënt: „O, maar zegt u eens, dokter is 't
nou wel beslist noodig dat ik zóóveel beter word?"
STEEDS VAN PAS.
Vrouw: „Zou Je me niet eens een beetje helpen
met het werk?"
Man: „Ik kan niet. Ik voel me zoo raar en mijn
handen beven verschrikkelijk."
Vrouw: „Juist wat ik mot hebben pak de mat
jes en schud) ze uit!"
DE PANTOFFELHELD.
Inbreker: „Nou, hoor eens geen praatjes wal
heb Je met Je geld gedaan?"
Mijnheer (nog slaperig): „Ach, liefje, herinner Je
Je dat dan niet meer? Je kwam me uit kantoor ha
len en toen heb Je het allemaal voor me in bewaring
genomen".
DRONKAARDSOVERPEINZING.
trALs alles draalt en wankelt om me heen, daa
staat één ding vast:n.1. dat ik dronken hen".
HIJ HAD ER GENOEG GEHAD.
De dlokter: „Elke borrel, dien gijl drinkt, verkort
Je leven met een week.
Patiënt: „Dat is onmogelijk, want dan bad ik al
tweehonderd Jaar dood moeten zijn,
MOEILIJK TE BEANTWOORDEN.
Man: „Wat is dit voor visch? Het smaakt naar
stokvisch, het ziet er uit als schol en het ruikt naar
bot."
Vrouw: „Ja, ik zei Neeltje om tong te bestellen,
en de man zei dat hij niets anders had' als witvisch.
Maar op de rekening zette hij aal en de prijs was
die van kabeljauw".
DIE WIST ZICH TE REDDEN.
In het restaurant: „Deze biefstuk is zoo taai
ober, dat ik mijn mes er onmogelijk doorheen kan
krijgen".
Ober: „Johan, een ander mes voor mijnbeer".
ZIJ WIST HET WEL.
„Marietje", zei moeder aan tafel, „kleine kinderen
moeten wachten met iets te zeggen tot de groote
menschen klaar zijn met spreken".
„Moeder", antwoordde Miarietje, „dat heb ik al zoo
dikwijls beproefd, maar dan kom ik nooit aan de
beurt."
HOE TE BEGRIJPEN?
Zij, „Zou u mij, toch blijven liefhebben, ook als ik
ouder en leelijk word.
Hij: „Liefste je kunt ouder worden, maar lee-
lijker worden kan je zeken niet".
HIJ BLEEF PROFESSOR.
De professor in zijn arbeid verdiept, wordt door
zijn vrouw gestoord
„O man, baby heeft de heelen inktpot over zich
uitgegooid, wat moeten wij nu doen?"
Professor rustig: „Dan maar met een potlood
schrijven".
nigs
i 42,
t ge.
aar
Wij gingen op pad naar huis en spoe
dig kwam ons huisje in het gezicht.
76b. Wij werden thuis door onze moeder
met blijdschap ontvangen.
76c. Het geschenk voor mama Teddybeer
werd spoedig opengemaakt
76d.
En ziet hier hoe heerlijk of de
gebracht krentebroodjes eruit den.
Dit pakje is voor moeder. Wat zou er
in zitten? Ze is natuurlijk erg nieuws
gierig. En wij ook. Als ze 't nou maar
gauw open maakt.
78. Een prachtigen melkkan komt uit het
pak. En er op staat: „Deze kan is nooit
leeg". Of moeder blij is met haar kan!
Dat kun je wel zien.
79 Mimi's moeder wordt ook niet vergetenI
Ze krijgt een kandelaar met een kaars,
die nooit opbrandt. Mimi's moeder hoeft
dus nooit in donker te zitten.
80.
Ook vader krijgt een beurt. In zijn pakje
zit een mooie houten pijp. Maar het mooi
ste van die plfp is, dat ze noodt leegrookt
Wat waren allen blfyl
la-
neer
nge-
nge-
zijn
door
.t de
i de
ken,
Een onwaarschijnlijke geschiedenis
door L. Roggeveen.
(Vervolg IV.)
ïtjes
men
edu-
en
Het
ddel
/an.
>t d
an-
leep
oog
il
den.
on
:hen
oom
itlek
ohta
pen.
oor
fat een fantastisch gezicht was dat! Alle flesch-
stonden in het gele schijnsel te flikkeren als
rren. Brams hoofd teekendé zich als een spook-
itige schaduw af op de echuine zoldering. Alle
eken werden pikdonker. Twee groote aarden krui-
i stonden zwaar in zoo'n donkeren hoek met
iote doffe lichtplekken.
Was stil bulten. Een enkele auto snorde af en
voorbij.
linnen bij Bram hoorde Je niets dan 't pruttelen
n de potjes boven 't kaarsje en de regelmatige
imhaling van Brlnio. Bram was steeds bezig. Af
toe vergeleek hij zijn aanteekeningen met het
de boekje, vervolgens gooide hij een paar drup-
tjes uit een flesohje in 't pruttelende potje, en
begon de vloeistof te sussen.
Aha!" zei Bram, „dat komt uit! En als lk dit
edje er nu bij giet, moeten er kleine blauwe vonk-
uitschieten, dat staat ln H boekje, kijk.... blaeu-
vhoncken scieten wyt...."
Bram gootl En.er kwamen blauwe vonken te
oraohijn!!
«Ik wist V zei Bram. „Zou vóór mij Iemand 't
W eens geprobeerd hebben? Natuurlijk de schrijver
in 't boekje! Maar ik heb er toch nooit van ge
lord. Als 't hem gelukt was, dingen onzichtbaar te
eken, zou dat toch bekend moeten zijn."
En hij begon weer te koken en te mengen en te
tmtselen
Buiten sloeg de klok negen uur: bom.... bom-..
tto
Doodstil was H nu.
..Negen uur", fluisterde Bram, „over een half uur-
moet ik naar beneden."
Hij nam1 een doosje met wit poeder er in.
»>Nu moet dit pooiertje er bij", fluisterde hij, *en
*n moet 't mengsel lichtblauw worden en er moet
dunne blauwe damp van afkomen, en die damp
K>et er zoo ongeveer uitzien als tabaksrook....**
Bram gooide voorzichtig het witte poeder ln *t
KJe. De vloeistof begon met veel geweld te bruisen
i een blauwe damp kwam in groote wolken naar
0v«n, tot de zoldering toe.
«Alles komt uit", zei Bram. En ln zenuwachtige
UlJdsohap lachte hij eventjes luid op.
Brink) knorde en hief zijn kop op: „Kalm aan,
Brammetje, kalm aan.
Bram zei: „En nu moet dit'een poosje ko..."
„Koken", had hij willen zeggen, maar hij deed 't
niet, want moeder riep beneden aan de trap: „Bram,
kom je?"
„Joel" riep Bram, „dadelijk!" En hij zei in zich
zelf: „De boel kan zoo wel even blijven staan. Ik
blaas het vlammetje uit, dan kan er niets gebeuren.
Als 't kan, ga ik straks verder. Brinio, opletten,
ouwe jongen!"
Toen ging hij naar beneden.
Aan de tafel zaten vader en moeder, gezellig in
't oranje lamplicht.
„Hier zijn je boterhammen, Jongen!"
De familie Vingerling at altijd voor *t naar bed
gaan nog een boterhammetje, weet Je.
„Gaat 't, Bram?" vroeg moeder met een knipoogje.
„Ja, moeder", antwoordde Bram verstrooid, met zijn'
gedachten nog bij zijn potjes en fleschjes boven, Ja,
moeder."
^Schoolwerk klaar?" vroeg vader, die de krant las.
„Ja vader, heelomaal af."
„Wat maak je toch, ram?" vroeg moeder weer.
„Ik...." zei Bram, Jk maak....'*. Ja, wat moest
hij nu zeggen? Voor geen geld zou hij' nu al willen
vertellen, waaraan hij bezig was. Misschien mis
lukte alles wel, en daaroA was 't maar beter, om er
nu over te zwijgen. Nee, als hij t had, was er altijd
nog tijd genoeg. Maar als er niets van terecht kwam,
had hij nog kans omi uitgelachen te worden op den
koop toe
„Nou?" vroeg moeder weer.
„Ik.ik.ik ben weer met mijn schoppenboeren
bezig, weet u wel?" zei Bram. Eln blij, dat hij nu
een antwoord gevonden had en nog wel over iets,
waarvan zijn moeder 'het bestaan kende, ging hij en
thousiast verder: „Ik heb eens op de kermis in een
tent een goocheltoer gezien, Mr. Carter heette hij,
die zoo maar uit een spel kaarten een door 't pu
bliek genoemde kaart naar buiten liet komen. O,
dat was aardig: moeder, dat had u moeten zien. In
een koperen standaard stond 'het spel. Iemand uit
't publiek moest een kaart noemen. Zei je dan bij
voorbeeld: „Hartenvrouw", dan zag Je langzaam uit
het spel een kaart naar voren komen, en waarem-
pel, 't was hartevrouw. O, 't was zoo'n eigenaardig
gezicht. Eerst zag Je niets en toen kwam daar zoo
heel gewoon die kaart langzaam naar boven zetten".
„Natuurlijk aan een draad", zei moeder.
„Nee, dat was 't niet", zei Bromt „Natuurlijk zat er
wel een of ander handigheidje achter, en door pro
beer ik nu achter te komen."
,Jk lees hier," zei vader, ,4at een Russisch geleerde
met behulp van radium de onmogelijkste en onge
loof el ijkste dingen tot stand brengt. Deze krant ls l
een betrouwbare krant, dat weet ik, en daarom ge- j
loof ik, wat hierin staat. Maar als iemand me zou
vertellen, wat ik hier lees, dat een professor met ra
dium allerlei voorwerpen kan laten verdwijnen, dan,
zou tk 't niet willen gelooven."
Allerlei dingen laten verdwijnen!
Bram kreeg een schok! Het hapje brood, dat hij
Juist in zijn mond wou steken, hield hij stil in zijn
hand.
Allerlei dingen laten' verdwijnenl
En hij zocht naar 1 geheim van de onzichtbaar
heid.
De Russische professor en Bram zochten naar 't
zelfde I
De professor met radium, en Bram met een oud
boekje, en met zijn eigien verstand.
„Wat is radium eigenlijk, vader?" vroeg hij. Hij
had er wel veel over gehoord, en ook dikwijls gele
zen van de geheimzinnige kracht, waarvan de ge
leerden nog lang niet alles wisten. Maar meer wist
Brom er niet van!
,JDat weet ik niet, Jongen", gaf z*n vader ten ant
woord. „Ik weet alleen, dat met behulp van radium
zieken kunnen genezen, die door de doktoren zijn
opgegeven, maar anders weet ik er niets van. Hier,
lees zelf maar!"
Met bevende vingers nam Bram de krant van va
der aan. HIJ los:
„Naar gemeld wordt, heeft professor Stanis-
lofsky, in zijn laboratorium te Petrograd voor
een klein gehoor een voordracht gehouden, waar
in hij de mogelijkheid bewees, om met behulp
van radium en een andere, nog onbekende stof,
door professor „stanium" genoemd, voorwerpen
voor de oogen van het auditorium te laten ver
dwijnen1. Trucs, zooals goochelaars gebruiken,
zijn hier absoluut niet in *t spel. Alles gaat zui
ver logisch, wetenschappelijk.
Eien klein voorbeeld willen wij onzen lezers
niet onthouden. Op een tafel, die met een zwart
kleed bedekt ie, staat een glazen buisje, waarin
rioh een minimale hoeveelheid van de geheim
zinnige stof bevindt. Op 1 dJd. afstand van dit
buisje wordt door een der aanwezigen een klein
voorwerp gelegd, b.v. een zakmes, een horloge,
of iets dergelijks, Na eenige/ oogenblikken worden
de vormen van dit voorwerp onduidelijk, ten
slotte verdwijnt *t voorwerp geheel. Ook 't buisje
zelf en 't kleed, waarop *t voorwerp ligt, wordt
onzichtbaar, zoodat men als 't ware midden in
den tafel een donkere plek ziet. Wordt 't buisje
weggenomen, (wat alleen iemand kan doen, die
precies de plaats weet), dan komi 't voorwerp
weer langzaam .te voorschijn.
Het is professor Stanislofsky nog niet gelukt,
om op deze manier grootere voorwerpen onzicht
baar te maken. Probeert hij zijn onderzoekingen
bij een kist of bij een stoel, dan vervagen som
mige lijnen eenlgsziiis, maar toch blijft alles dui
delijk zichtbaar.
Ook levend vleesoh blijft steeds zichtbaar.
Prof. Stanisloféky werkt steeds aan zijn uit
vinding voort. Wij wenechen hem veel succes toe,
maar zouden hem willen toeroepen: Professor,
laat voorloopig ons nog maar zichtbaar!"
Haastig las Bram het 'bericht door en mompelde
bij de slotzin even: „Flauw!"
Tooh had de inhoud hemi verrast! Daar was me
die wereldberoemde RUSslsche professor Stanislofsky
aan dezelfde onderzoekingen bezig als hij. Professor
deed *t met een vaste stof ln een buisje, maar hij
zou 't met een vloeistof doen.
Haastig at hij zijn avondboteihammen op, gaf z*n
moeder een zoen, z*n vader een hand en ging naar
boven. Met veel geraas deed hij de deur van zijn
slaapkamertje dicht en zette zijn schoenen met een
bons voor zijn bed.
„Zouden ze 't gehoord hebben?" dacht hij. Voor de
securiteit verzette hij een stoel heel hard. Toen
wachtte hij nog even, deed de deur van zijn kamer
tje voorzichtig weer open en sloop op zijn kousen de
zoldertrap op naar zijn laboratorium. Alles stond
nog op dezelfde plaats. Haastig stak hij *t kaarsje
weer aan, waardoor na een paar minuten t blauw
achtige mengsel weer begon te koken.
Alles is nog goedgegaan", fluisterde Bram. „Nu
neem ik wat zout, en los dat op in een glas water,
net zooveel zout als er ln gaat. En als ik dat zoute
water dan in 't blauwe mengsel giet, moet er een
violet mengseltje komen, dat niet meer zoo zout
smaakt en dat mengsel moet dan....", hier «tokte
Brambladerde nog even in zijn boekje en gooi
de met bevende vingers een handvol zout in een
groot glas water. Toen roerde hij net zoolang, tot
alles onzichtbaar was.
Wordt vervolgd,
CORRESPONDENTIE.
Mevr. R. Deze en de komende weken nog geen
raadsels, 't Is nu zulk prachtig weerl Voorloopig al
leen de uitvinding van Bram.
Fam. Vr. Neen, dat kan ik U niet zeggen Ik zal
lnformeeren en U daarna berichten.
Alle correspondentie betreffende de Jeugdrubriek
te zenden aan L. Roggeveen, Spui 97, den Haag.