Aliüin Nienis-
AiüittMlt- Lnilanllil
-«niïE'S WONDERE JAAR
ia
Donderdag 30 April 1925
68st,e Jaargang. No. 7630»
Ulïpïers i N.V, v.h. TRAPMAN Cu.,
eu
EERSTE BLAD.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
FEUILLETON.
Schilderman's
bereide Verf
is ült znlvereLijn- en Standolie ver-
zooals door de Schilders
gebruikt wordt.
Binnenlandsch Nieuws.
Iedereen is opgetogen
Dit blad verschijnt viotmaal por woolc: Dinsdag, Wooncdag, Donder
dag en Zatordag. BIJ inzonding tot 'a morgens 8 uur, wordon Advor-
Aiitlën nog zoovgöI mogolljl: in hot oorètullkomond nnmmeïj goplafttat.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEP no. 20
Prijs por 8 maanden fl.05. Losse nummers fl cent. ADVKBTICN-
TïfiN van 1 tot 5 rogols 11.10, iedeze gogol meez cent (bowijaao,
inhogropon). Grooto Uttozs worden naaz Bla&tszuimto beïékendj
DIT NUMMER BESTAAT UIT KWEE BLADEN.
nl
Zitting van Dinsdag 28 April 1925.
EN DÓ.T OM BEN RilIJWTELPLA ATJ E.
Coraelia Haakman, den 22 Juli 1902 te Wervers-
!hoof geboren, alzoo 22 jaren oud, en nog altijd te
Wervorshoof woonachtig, is landbouwersknechtbij
[rijn vader en stond1 onlangs voor den politierechter
en thans voor -deze rechtbank terecht terzake diefstal
vo vtfu een rijwielplaatje.
Bekl. erkent nu het feit,- Als getuige wordt ge
hoord de 21-.jarige veehouder Jan Smit uit Oost
woud. Deze bad 4 Maart jl. zijn fiets tegen een dam-
hek in Midwoud1 neergezet. Toen bij later weer de
fiers kwam halen, -was het belastingplaatje er af.
i Bekl. zegt, dien dag uit jagen te zijn geweest en de
fiets onbeheerd te hebben zien staan en haar van
het belastingplaatje te hebben ontdaan. Hij nam het
plaatje mee, omdat hij' zelf geen drie gulden kon mis
sen, om er een te koopen. 't Plaatje is later ten hui
ze van zijn vader door de politie in beslag genomen.
De beer Wiggers, reclasseeringsambtenaar, deelt
mede, dat bekl. wekelijks over ongeveer f 2 week
geld bad te beschikken en bekl. beeft aan den reclas-
Êeeringsambtenaar bekend, het feit te hebben ge-
p pleegd.
Rijksveldwachter de Koekoek van Oostwoud is me
de als get. aanwezig, doch behoeft niet te worden
gehoord.
De O.v.J. blijft volharden hij den eersten ingesteld
den eisch tot 4 maanden gev.
Bekl. zou liever voorwaardelijke straf hebben.
HET WAS GEEN BEEK, HET WAS EEN GEUIL.
De volgende beklaagde is D. A. Klomp, journalist
te Bergen. Hij had wegens het niet volkens keur van
den Polder, schoonhouden van een heek langs zijn
S perceel, een verbaal opgeloopen en moest deswege
voor den kantonrechter verschijnen, die hem echter
heeft ontslagen van rechtsvervolging. De Ambtenaar;
OM. ging in hooger beroep, dat heden diende. Als
getuige werd gehoord J. G. Leijen, ©ercetari® van de
Ingepolderde en Oningepolderdie landen te Bergen en
iwonend'e aldaar. In het waterschap Ingepolderde en
Oningepolderde Landen van Bergen ligt aan den
Nesdijk het perceel van bekl. Hij heeft de bedoelde
beek naast zijn perceel niet gezuiverd van kroos,
riet en andere gewassen, al is dat bij keur. voorge-
TV schreven. 3 November jl. heeft Leijen met het Pol-
derbestuurslid Swaag schouw gehouden-, ook bij be-
klaagde, dien toen niet thuis was. Die schouw waa
behoorlijk den jrereischten tijd te voren aangekon-
lin W-
Bekl. zegt, dat het geen beek is wat er langs zijn
.perceel loopt, 't Is slechts een geul.
Get. zegt, dat er altijd schouw over gehouden ia
iiZoo'n heek is een scheiding van perceelen. Bekl is
nog 8 dagen na schouw in de gelegenheid geweest,
- de zaak in orde te maken en bij verdere nalatigheid
e! zou verbaal volgen.
Bekl. zegt: Als het nut gehad had', zon ik die geul
wel schoongemaakt hebben, maar dat was geen nut
tig werk. 't was dwaas werk en- dat wilde ik niet ver
richten. Daarom heb ik de geul niet schoongemaakt-.
'De menschen in de omgeving waren verbaasd
bet beloop der zaak. daar de vorige bewoner
van mijn huis. daarin 13 jaren heeft gewoond en
1 oit op deze wijze gemoeidl is geworden. Het dieper
hoi
maken van de beek of geul zou ten slotte tot zand-
verschuiving hebben kunnen leiden.
Get, verklaart, dat de vorige bewoner van beklaag-
de's huis gedurende al die jaren wel jaarlijks is ge
waarschuwd, maar door laksheid van het polderbe
stuur werd niet tot vervolging overgegaan.
Bekl. beroept zich op eene verklaring van den op
zichter van het Waterschap, dat het niet noodig is
en niet in het belang van het land om da bewuste
beek1 of geul schoon te houden.
De O.v.J. vroeg vernietiging van het vonnis des
kantonrechters, aangezien die door dazen gestelde ar
gumenten niet kunnen leiden tx>t ontslag van rechts
vervolging. Het belang van schoonhouden der beek,
zal ook voor de Ingelanden gering zijn, terwijl jaren
lang de vorige bewoner' van beklaagde's perceel al
leen jaarlijks een waarschuwing kreeg zonder meer.
Maar 't is overigens niet aan de Ingelanden, te be-
oordaelen, of schoohouden noodig is of nie. Om dat
te'beoordeelen, daarvoor is het Bestuur. Mede op
grond dat in de dagvaarding niet is vermeld dat 14
dagen te voren behoorlijk van de voorgenomen
schouw is kennisgegeven, eischt de O.V.J. behalve
vernietiging van het vonnis van den kantonrechter,
ook ontslag van rechtsvervolging voor den be
klaagde.
Bekl. zegt. het maakt me weinig uit op welken
grond ik vrijgesproken word, ik heb alleen het doel,
vrijgesproken te worden. Spr. vindt het verder hoogst
onbillijk als hem werk zou worden opgelegd, dat de
vorige bewoner van zijn perceel 13 jaren lang niet
heeft behoeven te doen.
TEGEN DE GOEDE ZEIDEN.
De heide laatste strafzaken, de eene uit Spanbroek,
de andere uit den Helder, worden beidie met het oog
op de goede zeden, met gesloten deuren, behandeld.
A.s. Dinsag uitspraken.
ikfloor MA BEL BARNES—GRUNDY, voor Nederland
bewerkt door ELLY HARTING.
27.
j «Stil", kwam ik. „Ik heb bijna alles wat een meis-
m[ je met mogelijkheid verlangen kan een man, een
[l[ thuis, vrienden en nu zelfs rijkdom. Waarom", tracht
ik zijn gedachten af te leiden, „vertelde je mij je
nieuws niet dadelijk toen je thuis kwam? Wist je het
toen nog niet?"
.,0, jawel, het testament werd onmiddellijk na de
begrafenis voorgelezen. Ik wilde het je vertellen, ik
hield het voor me als een verrassing voor 's avonds
en toen vertelde jij jouw nieuwsHij brak af en
eindigde zijn zin niet.
«Daarna", vervolgde hij een oogenblik later, „wacht
te ik tot alles wettelijk geregeld was. Moeder was
geneigd het me te betwisten. Zij waa tante's eenige
zuster en vond' dat zij- de oudste rechten had, ook al
bad zij haar in geen jaren gezien. Yorkshire was te
saai voor moedor, na het vroonjke, drukke Londen..
Toch scheen zij van meening dat het geLd haar toe
kwam."
r Hij plukte langzaam de blaadjes van een latyrus
uit.
„Ik hoop nooit meer zulk een uitdrukking op het,
gelaat van een vrouw te zullen zien als ik zag op dat
van mijn moeder, toen. het testament werd voorge
lezen-. Het was leelijk en treurig. Arme moeder,
net allermooiste uit het leven is haar voorbijge
gaan." Hij zuchtte diep. Amalia zong: „I would not
Teavomij little wooden hut for you" („Voor jou zou
mijn kleine houten hutje niet verlaten willen").
..Zij ia blijkbaar dezelfde opinie toegedaan als ik",
v.— kwam ik glimlachend. „Zij wil hier ook niet van-
iyjj daan."
„Jullie zijn bondgenooten, dat is duidelijk genoeg.
Twee vrouwen tegen één man, dat is niet fair, vooral
niet aia die eene vrouw een Amalia is. Wij zullen
hier blijven, jouw jaar uit, Marg. Je wenschen zijn
mij een wet."
„En wat wil mijn liefste nulangs de lytarus
gerold worden?" Hij streelde mijn wang.
.•Was er ooit een man als de mijne?" vroeg ik me
zelf. En hardop: „Zeg eens aan Amalia, dat ze wat
minder hard moet zingen en informeer dan meteen
W0lk nummer van schoenen zij draagt."
SJ
dn
C<K
VerkrijgbaarKramers van Rijswijk, Schagen
P. Constant, julianadorpB. Kat, WieringenG.
Bakker, Drogist, Oudkarspel; G. Bprst, Breezand;
en aan de fabriek.
LOUIS BOUWMEESTER.
We lezen in de Msb. de volgende biografie over
Louis Bouwmeester, die wij onze lezers niet wil
len onthouden, tal van bijzonderheden over dezen
grooten tooneelspeler die ze bevat:
Louis Frederik Johannes Bouwmeester werd op 5
September 1842 te Middel harnis geboren en dien-
zelfden dag aldaar in de R.K. kerk gedoopt. Zijn
moeder, jong gestorven, was actrice bij 't gezelschap
van Chanteur en Comp. dat in dien tijd de kermis
aldaar bezocht. Aanvankelijk wilde hij naar zee,
maar zijn vader, de acteur L. F. J. Rosenveldt, wil
de daar niet van hooren en leidde hem op voor
het tooneel. Veel deed hij1 niet van zich verwach
ten, zelfs verweten oudere tooneelspelers den jon
gen Louis, dat hij- het „vak" nooit- leeren zou. Hij
debuteerde als knechtje in „De oude Korporaal" en
wel met zooveel succes, dat de acteur Huizere hem
HOOFDSTUK XX.
Professor Leighrail bezoekt ons.
De middag verstreek en Dimbie en ik werden
langzaam wakker uit ons slaapje. Met moeite pro
beerden wij het feit, dat Amalia ons door haar ge
liefd provisiekastraampje bespiedde, te negeeren.
Daar kwam professor Leighrail door het poortje ge
waaid, langs het braamboschje en stond toen stil
starend) naar de cottage. In de diepe schaduw onder
den appelboom, had: hij ons niet bemerkt, vandaar
blijkbaar zijn niet overbeleefde opmerking over ons
huis: „Nog erger dan ik dacht een overvol be
groeid pest-huis!"
Wij lachten hardop. Met uitgestrekte handen
kwam hij op ons toe.
Zijn kleeding trok dadelijk mijn aandacht ze
was een beetje ongewoon. Hij droeg een zwart laken-
sche broek, een wit linnen jas, groote, niet passende,
bruine laarzen, toegeregen met een andere kleur ve
ters en een hoogen hoed.
Dezen laatste nam hij met een zwaai af en zijn
eerste gezegde scheen zeer karakteristiek, voorzoover
ik hem kende.
„Dacht ik wel, jullie zoo te vinden, Nog altijd Ro
meo en Julia. Je ziet eruit", hij zette een bril op. „je
ziet eruitjuist zooals een dwaas, sentimenteel en
gelukkig paartjo eruit moet zienmet dien ach
tergrond van oude knoestige takken."
Hij' wachtte niet op eenig antwoord' en ratelde,
door: „Ik heb jullie zonder de minste -moeite gevon
den. Wist ik wel."
„Pine Tree Dorp is niet groot
„Zeker niet", viel hij in. „Maar al was het een
stad geweest en geen dorp. dan zou ik jullie toch
even gemakkelijk gevonden hebben. Ik vroeg aan
een dorpeling ik bedoel een man in pilo
„Waar is het huis van een heer en dame. die glim
lachen en leven van zonneschijn en wandelen op
lucht?"
„En begreep hij u?" vroegen wy vastbesloten niet
te glimlachen.
..Zeker, ik sprak heel duidelijk. Hij peinsde een
oogenblik, krabde op zijn hoofd en zei: „Eerste bocht
rechts, „One Tree Cottage". Dat klopt", zei ik, „One-
Tree Cottage was de dwaze, fantastische naam, die
ze mij noemden, dat is waar ook." En zoo ziet u me
hier en ik moet zeggen, de cottage is nog. slechter
dan ik verwachtte."
,31 echter?" riep Dimbie uit.
„Ja, u en uw vrouw zijn nog steeds in den liefdes-
roes. Ik had eigenlijk gedacht, dat het nu wel over
over de volstrekt Pijnlooze en toch Radicale wer
king van Mijnhardt's Laxeertabletten.
Doos 60 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
een schop onder een niet met name genoemd j
lichaamsdeel toediende.
Na lange jaren met eenige reizende troepen
door het land gezworven te hebben, en heel kort aan
het théatre des Variétés van 'Dupont in den Nes te
Amsterdam, daarna aan den Stadsschouwburg ver
bonden te zijn geweest en zelfs in de vroegere Fran-
sche comédie op de Erwtenmarkt ddrecteurtje van een
eigen troep gespeeld te hebben, kwam hiji op 19-jari-
'gen leeftijd bij het gezelschap van Boas en Judels,
waar hij1 meerendeels ondergeschikte rollen kreeg en
zich dikwijls met figureeren moest tevreden stelle©.
Het geluk was hem gunstig. De acteur, die de rol
van Raphaël in Barrière en Thilboust's „Filles de
Marbre" moest spelen, kreeg het met de directie aan
den stok. Een der directeuren, P. Boas, kwam op de
gedachte Bouwmeester die rol te laten opknappen.
Hij had succes en„was er". Ziehier wat de groote
Louis daarover zelf destijds vertelde aan den heer
Arnold van Raalte:
„Ik vloog naar mijn huis en toen ik de rol, waar
mee ik dweepte, gelezen en herlezen had, huilde ik
als een kind, -want ik begreep, dat ik met die rol viel
of stond. Wat él angsten» heb ik uitgestaan, dat men
gedurende de repetitiën bemerken zou, dat ik. er
misschien iets meer van zou maken dan de eerste
de beste dat de acteur,-die de rol geweigerd had,
tot bezinning zou komen en zij mij weer ontnomen 1
zou worden dat zijn dingen, die zich niet laten ver
tellen!
Goddank! er gebeurde niets van dat alles.
Maar toen de avond van opvoering, kwam, klap
pertandde ik van angst en overspanning. Hoe zal dat
gaan? dacht ik onophoudelijk. Zal het publiek me
niet schouderophalend aanhooren en mijn confraters
mij voor mijn overmoed uitlachen?
Niets van dat alles; toen het gordijn opging, was
mijn angst verdwenen, ik was mezelf weer volkomen
meester. Het publiek, dat mij. slechts betrekkelijk
kleine rollen had zien spelen, keek aanvankelijk
vreemd op.
Het eerste bedrijf werd teruggeroepen ik mocht
mee opkomen!
Het tweede bedrijf werd ik tweemaal alléén terug
geroepen; de overige bedrijven waren voor -mij een
razend succes en toen ik na het sterftooneel in.'het
laatste bedrijf odder spontaan gejuich zesmaal moest
terugkomen, zag ik niets om me heen; ik had een
I gevoel of ik stikken zou
Ik geloof, dat het op Schans was, dat ik weer tot
me zelf kwam en onder de boomen, midden in den
nacht, op een bank neerviel om aan mijn tranen den
vollen loop te laten. Ik voelde, dat ik zeggen kon:
ik ben erl en ja! ik was er, want van toen af werd
het mij1 zeer gemakkelijk gemaakt, mijn wakkere di
recteuren Boas en Judels gaven mij de eene rol voor
de andere na, en het Amsterdamsche publiek beloon
de mijn streven en droeg mij op de handen".
De cholera-epidemie van 1866 maakte aan deze pe
riode een einde. Tezamen met Bambey, de Boer en
S. Kapper speelde hij in Tivoli, later in de Plantage
en eindelijk als Louis Bouwmeester en Co. in Di-
ligentia in de Kalverstraat. In 1867 trok -hij. met zijn
gezelschap definitief naar Rotterdam, waar hij eerst
op den Coolsingel den nieuwen schouwburg van de
heeren Judels en van Biene, later een eigen theater
op de Place des Pays-Bas in de buurt van de Kruis
kade bespeelde. Vooral met de „Bedelaarster" en de
„Koerier van Lyon" behaalde hij daar groote triom
fen..
Toen in 1870 de zaken minder voorspoedig gingen,
hoofdzakelijk door de opvoering van „De non van
Krakau", een anti-katholiek stuk, waarover een deel
van het publiek zeer verontwaardigd was, moest hij
de directie neerleggen.
Na sedert 1873, samen met Boas en Judels, den
„Salon" te Amsterdam opnieuw bespeeld te hebben,
ging Bouwmeester in 1878 inop een voorstel van
Willem Stuxnpff om aan het Nedorlandsch Tooneel
te komen. Als Jasper, de oude trouwe knecht, in
„La Joie fait peur" van Mme. Giardin trad Louis
voor het eerst in zijn nieuwe omgeving op en ver
raste daartnee het z.g. „betere publiek, dat hem aan
vankelijk voor een „bulderbast" bad1 gehouden, die
gewoon was zich in het meio-drama schor te schreeu
wen.
Bern 4en September 1880 had de eerste voorstelling
plaats van Shakespeare's „Koopman van Venetië"
met Louis als Shylock en zijn broer Frits als den
ouden Gobbo. Deze rol van Shylock heeft zijn roem
naar het toppunt gevoerd.
Z.M. Koning Willem III vereerde in April 1882
Bouwmeester met de groote gouden medaille van ver
dienste en hij werd' door Z:M. in audiëntie ontvangen.
In Januari 1882 moest Bouwmeester op aandringen
van den Raad van Beheer van het „Neerlandsch"
den Hamlet spelen. Dit werd evenwel een fiasco.
Bouwmeester was er de man niet naar het gecompli
ceerde karakter van den Deenschen prins op te los
sen.
Als Lodewijk XI vierde hij in December 1887 zijn
zilverenjubilé, waarbij hij geestdriftig gehuldigd
werd. Teixeira de Mattos maakte in opdracht van
„St. Lucas" een buste van hem.
De brand van den houten Stadsschouwburg te
Amsterdam op 20 Februari 1890 maakte niet alleen
directie en artisten van het Ned. Tooneel dakloos*
maar vernielde degelijk alle boeken, handschriften en
rollen, alsmede de décors en de requisieten. Geluk
kig verleende de heer A van Lier gastvrijheid in de
Plantage Franscbe laan.
In het begin van November 1890 wilde Bouwmees
ter met zijn zuster een eigen schouwburg stichten.
Tot een uitvoering van dit plan kwam het echter niet
In 1897 ontving hij de orde van Oranje Nassau. De
volgende jaren brachten créaties als Kreon in So-
phocles' „Antigone", (Harpagon in Moliere's „Vrek",
•Sanche Panche in Langendijk's „Don Quichote",
„Coriolanus" en "Julius Ceasar" van Shakeespeare,
Groot was het succes van zijni „Oedipus"-vertolking.
In 1901 vierde Bouwmeester zijn 40-jarig tooneel-.
jubileum in de rol van Herodes in het gelijknamige
verzendrama van Stephen Philips. In hetzelfde jaar
trad hij' te Parijs als Shylock op en dit werd voor
hem een triomf. Hij werd benoemd tot Officier
d'Académie.
Drie en twintig achtereenvolgende jaren bleef
Bouwmeest aan 't „Neerlandsch" verbonden en ging
toen in op een verleidelijke aanbieding van het Am-
eterdamsch Lyrisch Tooneel. Hij debuteerde bij het
nieuwe gezelschap in September 1902 als Mefisto in
„Faust",, werd toen ernstig ziek„ zoodat de nieuwe
onderneming moest worden opgeheven.
September 1903 bracht hem met een eigen gezel
schap te Haarlem, maar het financieele succes was
niet schitterend- Hij speelde o.a. „Zaken zijn zaken",
van Mirbeau, „Schakels", „Een sociale misdaad",
„Mea Culpa", „De kroeg", enz.
65 jaar oud ondernam Bouwmeester met een gezel
schap tweedejrangsartisten zijn eerste reis naar In-
dië. De ontvangst, was hartelijk, zoodat hij den moed
had na eenigen tijd weer terug te gaan.
Eén ding heeft Bouwmeester erg gespeten: hij
had te Parijs gespeeld en wilde het nu ook gaarne
voor den QDuitschen keizer doen. De gezant te Ber
lijn had alles in orde gemaakt. ,Jch will dom Bouw
meester wohl sehen" had de Duitsche keizer geant-
zou zijn. Ein uw cottage isligt zij niet beneden
zeepeil? Ze ziet eruit alsof zij op een moeras ge
bouwd iA" Hij sprak op dezelfde vroolijke afgetrok
ken wijze als toen wij voor het eerst kennis met
hem maakten.
„Wij liggen hier tweehonderd meter boven zeepeil".
zei Dimbie met evenveel trots alsof hij een handje
had meegeholpen de aardoppervlakte zoo te vormen.
„Een dal behoeft niet altijd beneden zeepeil te lig
gen, dat moest u weten."
De professor lachte.
„M&ar is het huis niet buitengewoon vochtig en
ongezond met dat onkruid er omheen?"
„Dat onkruid is clematis."
„O", zei de professor, „ik zou het toch uitroeien".
„Maar, Margmijn vrouw en ik namen de cot
tage juist om die clematis."
„Een idiote reden. Heb je Je riolen nagezien, Jon
ge man?"
„Dat doet Amalia", viel ik in. „zij heeft een riool-
steker zooals u weet."
„Ja, natuurlijk, dat herinner ik me. Erg verstandig
van Amalia, hijzonder verstandig. Waar is zij?"
„Op de tafel in dé provisiekast".
„Een eigenaardige plaats."
„Van daaruit kan zij ons het beste zien."
Hij glimlachte.
„Ik houd van dienstboden die belangstellen in hun
meester en meesteres."
„Zij stelt zéér veel belang in ons", zei ik.
,Jk zou graag dat jonge persoontje eens zien èn
ik zou graag uw riolen eens onderzoeken."
Wij zwegen beiden.
,jk ga er esns naar kijken, als u er niets op tegen
hebt."
Dimbie stond op.
„Neen, mevrouw Lachebekje moet met me mee
gaan. De vrouw behoort beter op de hoogte der hui
selijke toestanden te zijn dan de man."
Hij bood mij zijn hand aan.
Ik zag hulpeloos naar 'Dimbie.
Het was zoo moeilijk te spreken, het hem te ver
tellen. Mijn stem had nog steeds de vervelende ge
woonte te trillen en <dan te breken als ik, op een op
gewekte, zorgelooze manier, over mijn verdriet pro
beerde te spreken.
Er kwamen weliswaar geen tranen meer, doch al
tijd brak mijn stem.
Ik wilde eens Amalia vertellen, dat zij m'n regen
mantel mocht hebben, daar ik dien toch niet meer
noodig had. Ik begon heel dapper en toen kwam
het
Zal het altijd zoo zijn vraag ik me af?
Zal ik- ooit volkomen kalm en onverschillig wor
den? Het is nu elf dagen geleden sinds Dimbie thuis
kwam als een rijk man en vol van zijn heerlijk
nieuws. Elf dagen hebben we samen doorgebracht en
geen enkelen keer gesproken over het kruis, dat we
gedwongen zijn te dragen want het is Dimbie's
kruis evengoed als het mijne. Is het verstandig, al
dus te handelen? Zou het niet minder zwaar worden
als we er moedig over spraken?
En toch is het mijn verlangen. Ik was het. die het
zoo wilde. Ik smeekte Dimbie er nooit meer over te
spreken en nu heb ik er bijna spijt van. Af en
toe lijkt het me alsof ons stilzwijgen het moeilijker
te dragen maakt.
Misschien als we erover spraken, zouden we het
ten laatste gaan beschouwen, zooals men een roo-
kende kachel beschouwt, vervelend, onaangenaam,
maar toch wel te verdragen als het raam is openge
zet. om de frissche lucht in te laten. Onze vensters,
wijd open zouden een stroom van geluk liefde,
vriendschap, belangstelling in boeken en de eeuwig
durende vreugde der natuur binnenlaten.
Ec moet Dimbie eens vragen, hoe hij er over denkt.
Dimbie weet altijd wat het beste is-
Met een paar woorden legde hij den professor uit,
dat ik een gevangene was en aan mijn stoel gekluis
terd en dat hij. Dimbie, hem begeleiden moest door
het huis.
De professor maakte zichtbaar aanstalten, om mij
te condoleeren, toen hield hij zich in. iHij nam een
voudig mijn hand in de zijne en drukte haar zacht.
Daarna volgde hij Dimbie.
„Dat was vriendelijk van hem", dacht ik, „Ik wil
de wel, dat Nanty hier was, dan konden ze hun
oude vriendschapsbanden weer aanknoopen. Mis
schien maar neen", ik1 lachte, „ze zijn een beetje
te oud en Nanty is een mannenhaatster."
Amalia vloog op mij toe in hevige opgewonden
heid.
„Die meheer heef z'n jas uitgetrokke' en is in de
riole' aan 't steke' met mijn stok."
„Dat bewijst duidelijk, hoe goed jij op allerlei moei
lijkheden was voorbereid," zei ik vriendelijk.
Zij keek me schuin aan. Ik heb nog nooit iemand
ontmeet wier oogen zoover opzij konden draaien.
JPrecies een heilbot", mompelde ik.
Onmiddellijk stonden ze weer recht.
„Wat zei u, M'frou?"
„Niets", antwoordde ik kalm, ..ik denk soms hard
op."
„Ja", zei ze op een toon, die duidelijk te kennen
gaf, dat ze wel wilde dat ik zulks niet deed.
Wordt vervolgd.