DAMRUBRIEK. PANTOMIME ROMMELKRUID. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 2 Mei 1925. 7631. Paschen te Jerusalem ten tijde van Christus. m Hf H fü n II llfl Hf 11 B SI 1! Jfj s W. w hp 3 Bi 0 gm m1 m i II m H m Hl tenscl de gem ehou id kon liek 'eerd. t zeq slekti een Licht >ken voo bijet e ziei i de. inad iculi gde n ba emee ziel aan gen ieg. ken nierc -d B po kind pla van de bes ook als reen] !3tae :ief m< lege he eer cht guni gesti i'atei itvin orw iden. de POLITIEKE BOUWVALLIGHEID. Hoort het oud Europa kraken, Want de politieke zaken Gaan verkeerd! In de bange oorlogstijden Wisten we verwoed te strijden, Maar we hebben uit ons lijden Niets geleerd'1 In het roerig Bulgarije Ging men frisch aan 't bakkeleie' En een bom Kegelde met klem van reden Vele groot- en kleinigheden Wat hardhandig naar beneden, Wreed en dom! Frankrijk wil zijn schatkist vullen, Hoort z'n senatoren brullen Door het landl Dat moet, als zoovele malen, Voor z'n oorlogsidealen Ongemakkelijk betalen Naderhand l Belgiö heeft ook z'n crisis, Omdat politiek niet vies is Van de macht! Onvervaarde praatmeneeren Gaan er ernstig redeneeren Wie er niet meer kan regeeren, Welk een kracht! 1 Duitschland zat in de bekende Zware presidentsellende Met een staartl Hoort de kemphaankampioenen, Stevig staan ze in hun schoenen, Hindenburg is om te zoenen, Ia ie 't waard? In Italië het schoone Land van GarribaldTs zone', Stoer en breed!, Heerscht de zwart-hemd welbeschouwd en Heb je tam je mond te houden, Of je bent er zwaar verkouden, Eer Je 't weetl Alleen Holland, 't brave Holland, 't Pleegkind van professor Bolland, Heeft iets echts! Daar berust, zoo ik dit vak zie, Heel de volkskracht bij de fractie Door een puik gespleten actie, Zuiver links of rechts!!! Mei 1925. Alle rechten voorbehouden!! KROES. t. is zeer] a. bi ,'ele d. di r bi ftfvi n. Het is ongeveer 1900 jaren vroeger en Pascha, het risp oodsche Paasohfeest. Wij begeven ona onder de ka- ivanen der Joden die op deze dagen uit alle hoeken art het Romeinsche rijk naar de heilige stad ijlen en letreden met hen Jeruzalem, évo Op den berg Shopus, Ln het Nborden der stad, val- r en de pelgrims op de knieën, want van daar ziet in voor het eerst Jeruzalem: een gordel van ves- allen, die in de verte oberkleurig schijnen en ►p zich even ver van elkaar verwijderd! gaas- ive torens verheffen, sluiten een menigte van blau- j, gele of rose koepels en daken in, eon wirwar muren, en witte terrassen. Op den achtergrond :limt de zigzaglijn der vestingmuren den heuvel Sion. Aan den linkerkant, lijnrecht naar den, af- md van Kidron, bouwt de tempel zijn drie wanden t, de een na den ander, tot aan de fassade van het llerheiligste, waarvan de nok met vergulden spit- in -het oog verblindt. Een roodachtige zuil van vuur tó rook verraadt de plaats der nooit gedoofde vlam (it' op het altaar der zoenoffers. neB Wij betreden Jeruzalem door de „Poort der Scha- Ikt pon", die heden haar naam rechtvaardigt: duizen- den lammeren, dringen zich naar binnen en ze loo- ?<S' **en 200 opeen, dat ze als het ware een tapijt 9 van witte wol op den aardbodem vormen. Onder het [en fceweif van de poort worden ons handen toegestoken, e die door melaatschheid wegggevreten zijn en men- iei; fichelijke gezichten, die onder een grijze korst ver- nip kwijnen, vragen met schorre stem hun aalmoes. Aan ie deze melaatschen is het betreden der ^Heilige Stad" ufl verboden en wanneer iemand van de gezonden een jjjj, dezer zieken aanraakt, wordt hij in religieuzen zin onrein. Dat weten deze bedelaars en daarom dwin- slti gen zij de pelgrims wat te geven. 0|oc stra^en van Joru^em- Men ^an sn hiet beweren, dat haar aanblik verrukkend is; want ndu straten zijn hellend, nauw en vuil. Onder over- w welfde portieken slapen vuile bedelaars en naast hen liggen verdwaalde honden. De aanstroomende me- nfl nigte vormt zoo'n dichte drom, dat telkens de vloed stokt en men gedwongen is, opeen gepakt te blijven stean, totdat men weer een eindje verder geschoven ■wordt, de hanen schor te kraaien, terwijl ten laatste de priesters van de tinne des tempels de lucht met trompetsignalen scheuren een nieuw jaar begint voor de Joden, terwijl niet ver van Jeruzalem aan den oever van het meer van Gallilei Jezus van Naza- reh peinzend in de opgaande zon ziet Waarom Jantje's kamer elk jaar opnieuw schoongemaakt moest worden. Een oorverdoovende mengelmoes van' geschreeuw, gelach en dreigementenl Niet te zeggen geuren stij gen op uit deze onreine menschenmassa's en van den bodem der straten, welke bezoedeld zijn door de kop pels vee, die over de straat gedreven worden. Wat een wonderlijk mengsel van allerlei volken! Daar zijn de Nomadische Joden, die bij de Roode Zee en nog verder weg wonen. In, bruinen wol ge kleed', leiden ze lange rijen kameelen, die met zout en asphalt beladen zijn. De schoonheid hunner vrouwen is beroemd. Zij dragen bonte gewaden, waaruit men niet dan haar groote, glanzende oogen ziet en de sierlijke ronding van haar gebruind'en arm, wleke een kind vast houdt. Niettegenstaande ze reeds dagen marchee- len, is haar gang vol kracht en zeer gelijkmatig. Het is alsof de poëzie der vrijheid zich op haar toch ten aan haar meegedeeld heeft. Daar zijn de Joden, die in Antiochië en Ephese wo nen. In prachtige en verdorven steden zijn ze door woeker rijk geworden .Hun vieze geldkasten zijn gevuld met goud, dat zij met een zekere milde ver heuging willen offeren. Daar ia een Jodenfamilie uit Alexandrië; zij zit hoog op een olifant, wiens kolossale rug de Iheele breedte van de straat inneemt. Daar zijn ook Joden van den oever der E'uphraat met tulbanden van gaas en gekrulde baarden, als die der Babyloniërs. Daar zij bekende paardenfokkers zijn, komen zij op huppelende paarden, sierlijk als antilopen. Na het Paaschfeest zullen ze te voet te- rugkeeren, daar zij' hun dieren aan het Romeinsche garnizoen verkoopen. Maar nu hebben ze slechts zin en oog voor den tempel, welke hallen en gouden da ken zich verheffen op een onderbouw van reusach tige, gele stoenen. Drie bruggen, die men over de ra-1 vijinen der benedenstad' heeft geslagen, verbinden den tempel met de bovenstad. Wij gaan over degene die naar de beroemde Portikus leidt en nu ontsnapt het eerste geluid van bewondering aan onze lippen: vier rijen zuilen en kleurrijk marnier dragen een pla fond van cederhout. In de schaduw van dit marmer bosch krioelt een bont gekleurde menigte. Aan den linkerkant schitteren in den vollen zonneschijn de gladde tegels van een kolossale binnenplaats, die men den voorhof der heidenen noemt. Groepen van pelgrims, die zich naar het heiligdom begeven, loopen er over heen; hun bonte mantels •spiegelen zich in het plaveisel van hardsteen, alsof zij als door een wonder over de oppervlakte van een meer liepen. Wij gaan verder. Spoedig stooten wij op verkoo- pers van offerbrood en duiven. Anderen bieden op stalletjes de huiden van offerdieren te koop aan, witte vachten, die van binnen neg bloedig zijn en d'e bijtende lucht van vette en zweeterige wol hebben. Wolhandelaars zoemen in het rond als vliegen. Geld wisselaars loopen af en aan en laten in hun zakken de munten klinken; zij wisselen de Latijnsche dena- riën met den kop van Tiberius in tegen de Joodsche munt van brons, want alleen deze mag men in den tempel offeren, omdat ze geen menschelfjke beelte nis dragen. Eenige Romeinsche soldaten, herken baar aan hun hard', baardloos gezicht, en hun kor te, rooden mantel, loopen op en neer om de orde te handhaven. Wij moeten hen vermijden als de pest; want de geringste aanraking met hen zou ons dwin gen een reinigend bad te nemen en voor den avond zouden wij daar geen gelegenheid toe hebben. Over den voorhof der Heidenen komen wij bij een plaats waar marmeren tafelen' met inschrift op straf fe des doods aan1 onbevoegden den toegang verbieden. Daar verheffen zich de muren der heilige graven van rooden en gelen steen; ze hebben enge en ge heime deuren. Wij wandelen door een dezer deuren. Drie voorhoven scheiden ons van het altaar der brandoffers: de hof der vrouwen, die der reine man nen en die der priesters. Op eenheiligen dag als dezen zijn zij door een zoo groote menigte gevuld, Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zenden aan CL Amela Wz^ WlnkeL i De twee volgende partijgedeelten zijn uit den wed strijd die op t oogenbllk gespeeld, wordt om 't kam pioenschap van Amsterdam. STAND NO. L ZWART. dat men niets ziet dan de gebedskoorden, die zich over duizenden van hoofden bewegen. Op de trap, die naar den tweeden voorhof leidt, staan amphitheaters gewijze de Leviten, witgekleed, en zingen psalmen, welke de veelhoofdige mensohen- massa met grandiooze stemnuance nazingt. De vrou wen mogen over dezen eersten voorhof niet naar buiten; toch Is er een getraliede galerij, waar het haar geoorloofd' is, het offer te aanschouwen. Om daar te komen, gaan wij langs een zaal, die voor de asceten gereserveerd ia Wij zien, hoe deze asceten, vermagerd door vasten en in grove zakken gekleed, elkaar den schedel scheren. Zij zitten om een ketel met brandendi pek, waarin ze als offer voor den Eeuwige, hun haar werpen. De reuk van pek en verbrand haar verpest de lucht. Verlicht herademen wij», als wij op de „galerij der vrouwen" zijn. Velen verdringen zich daar reeds, en pressen haar jong gezicht tegen de staven van verguld hout. Het zijn jonggehuwden, die voor de eerste maal naar den tempel komen en nieuwsgierig zijn om zijn geheime nissen te aanschouwen. Het nieuwe van het schouw spel boeit ten hoogste haar aandacht. Voor een met goud gepantserde deur, de deur, die naar het Allerheilgste voert, en waardoor niemand mag gaan, brandt op een hoopje ruwe steenen een vuur. Dit is het brandofferaltaar., op zijn vier hoeken van metalen haken voorzien. De vlam is vol gloed', verschrikkelijk, kolossaal en als een veelkoppig monster wordt ze met bloed gedrenkt. Onder aan het altaar, in een purperen bloedplas, brengt men tonder onderbreken lammeren om. Leviten vatten ze bij de ooren, heffen hun kop in de hoogte en snijden hun hals door met een enkele snede van het mes, het warme leven stort zich in gouden bekkena Rijen witgekleede priesters, de naakte voeten, tot aan de enkels vol bloed, geven elkaar de bekkens van hand tot hand en schudden hen, om te voorkomen, dat het goddelijk nat stolt, voordat het bij het altaar aan komt, waar de laatste priester het ln de vlam werpt De vloeistof regent in roode druppels op de vele tong van het vuur en spat tot de vier groote, metalen ha ken, die met een bruine korst van geronnen bloed zijn bedekt. Andere priesters ledigen in den vuur gloed schotels, gevuld met het vet, wat rond de in gewanden van het offerdier ligt. De vlam, nu blauw achtig, verteert het begeerig, evenals ze het bloed gedronken heeft, steeds onverzadigd. Dit is het maal van Jehovah, Israëls GodL Sedert den terugkeer uit de Babylonische ballinge schap heeft de vurige oven niet één dag gevast. Zoenoffers en brandoffers, brullende stieren, op de knieën gedwongen, koppige rammen, kwalijkrieken- de bokken, fladderende duiven van het begin van het jaar tot aan zijn eind heeft het volk van God het den oven aan niets laten ontbreken. Maar op den Paaschdag is 't aantal der offers enorm. Op dien dag moet iedere Joodsche familie een lam offeren. Ko ning Herodes beval den slachters van elk geofferd lam een nier weg te leggen. Men tolde in een jaar 600.000 nieren l Met vader, moeder en twee of drie kinderen her bergde Jeruzalem dus op den dag van den Paascb- pelgrimstocht, drie millioen menechen, dat is de be volking van een stad als Berlijn. Als de nacht komt, neemt het hoofd! der familie het bloedlooze lichaam van zijn lam en gaat naar huis. Daar braadt men het vleesch aan het spit bo ven het haardvuur, legt zich op banken,, die rond de tafel staan en zingt psalmen. Te middernacht gaat men ter ruste en de slaap zinkt op de stad, ge stoord door het gehuil van rondloopende honden en oen mengelmoes van duizend geluiden, terwijl de vlam van den tempel, die nooit dooft, als een ontzet tende fakkel de gansche stad verlicht. AI en toe mar cheert een patrouille Romeinsche soldaten door de straten en vervult ze met het gekletter hunner wa penen. De nacht verstrijkt, van terras tot terras beginnen WIT. 1 2 4 Q 10 24 25 Stand Zwart, 9 schijven, op: 26 35. Stand Wit, 9 schijven^ op:28 32 33 34 36 37 42 43 47. Stand no. 1 ontstond' in de partij tusschen R. G Keiler met Wit en J. H. Vos, Zwart. Na een serie zeer sterke zetten had Zwart overwegend voordeel behaald; op Wit zijn linkervleugel en scheen winst slechts een kwestie van tijd, maar inplaats van ^11- rect 2530 te spelen en met 3540 naar dam te loopen, speelde Zwart 16—21, waarop Wit op de nu volgende schitterende manier won. Zwart 16—21, Wit 43—39, Zwart 25—30, moet nu wel, want anders volgt 42—38, Wit 34 25, Zwart S5r-40, Wit 36-31, Zwart 40—45, Wit 30—34, Zwart 2430, Deze zet kost Zwart 2 punten, Wit 4238, Zwart 30 39, Wit 33 44, Zwart 6-11, Wit 33-33, Zwart 11—17, Wit 44—40, Zwart 45:34, Wit 33-20, Zwart 34 23, Wit 28:19, Zwart 17—22, Wit 25-20, Zwart 21-27, Wit 32 21, Zwart 26 17, Wit 20-15, Zwart 22—28, Wit 47—42, Nog enkele zetten verder gaf Zwart op. STAND NO. 2. J. Ereira Wit-M. A. Haije, Zwat. ZWART. 6 11 16 21 26 31 36 41 46' WIT. Stand Zwart, 17 schijven, op: 2 8 0 10 12 13 14 16 tot 24 27. Stand Wit, 17 schijven, op: 25 28 28 90 tot 30, 42 43 44 49. In bovenstaanden, zeer bizonderen stand speelde Zwart als laatste zet 510. Wit heeft niet veel meer te spelen en staat al zeer ongelukkig, probeert echter nog redding te vinden door 3429, Zwart 23 34, Wit 23—23, Zwart 1829, Wit 33—28, Zwart 22 33, Wit 3111, Zwart 16 7, Wit 26 17, Zwart 12 21, Wit 28, Zwart 34—40, Wit 37—31, Zwart 21—26, Wit 42-37, Zwart 40—45, Wit 44—40, Zwart 45—34, Wit 30 39, geeft op JODENVERVOLGINCL De Joden hebben alle eeuwen door aan vele ver volging en onderdrukking blootgestaan. Nog heden ten dage zijn zij er nog niet geheel voor gevrijwaard, maar zoo erg als vroeger is het toch niet meer. Van tijd tot tijd kan men evenwel nog berichten lezen van Jodenvervolging. Onder -de Czaristisclbe regeeiing

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 13