De Wereld der Vrouw*
lil Rusland kon soms oen geringe oorzaak aanlei
ding geven tot de meest bloedige vervolging. Een al-
gemeene beschuldiging, dat een oi ander kwaad wel
door de Joden bedreven sou zijn, waa reeds voldoen
de soms, om het volk op de been te brengen en naar
hartelust zijn moordlust bot te vieren. De verhalen
over de zoogenaamde progroma deden Je de haren te
bergen rijzen.
De meest malle beweringen werden er gedaan en
gaven aanleiding tot een progrom. Was er een meis-
jo verdwenen, dan hadden do Joden haar geslacht,
want die waren bij sommige hunner Godsdienstige
fdeaten hot bloed noodig van een jong Christen
meisje.
Hier is natuurlijk niets van aan, maar de onont
wikkelde bevolking in vele deelen van het Russi
sche rijk geloofde het grif, als het hun werd gezegd.
En gewetenlooze opruiers hebben maar al te dikwijls
gebruik gemaakt van deze lichtgeloovigheid.
In ons land en vele andere landen trouwens heb
ben de Joden geen last, hoewel er hier en daar nog
wel eens met mindere of meerdere minachting over
hen gesproken wordt. Dat de meesten in den handel
hun brood verdienen en zij als echte handelslui over
de noodige slimheid beschikken, zal aan dit voor
oordeel wel niet vreemd zijn.
In vroegere eeuwen was het ook hier anders. In
de 16de eeuw hebben zij al ongeloovigen heel wat
te verduren gehad. En in de 17de en 18de eeuw wer
den zij als behoorende tot een vreemd ras vaak in
erge mate onderdrukt en niet behandeld als gelijk
waardig met andere menschen. Hun Godsdienst
mochten zij gewoonlijk vrij uitoefenen, maar in de
uitoefening van nering of bedrijf waren zij niet vrij.
En'meestal werden zij gedwongen samen te wonen
in een bepaalde wijk van de stad. Tot overheids
ambten werden zij niet toegelaten. Trouwens daar.
voor moest men tot de wettig erkende Calvinistisch-
Gereformeerde kerk behooren, al moest men hier op
het platteland vaak van afwijken, omdat er niet
steeds in voldoende mate geschikte gereformeerde
candidaten te vinden waren.
Huwelijken tusschen Joden en Christenen waren
ongeoorloofd. Daar werd met alle gestrengheid tegen
gewaakt. Toen in 1694 een Jood schreef dat hij met
een Christenjuffrouw verloofd was, en met haar zou
trouwen, werd hij gestraft met f 2000 boete. Kwam
soms onverhoopt toch een huwelijk tot stand tus
schen Jood en Christen, doordat de eerste zich als
Christen voordeed, dan volgde bij ontdekking van- het
bedrog, ontbinding of nietigverklaring van het hu
welijk en meestal verbanning van den bedrieger.
M.
KA.TTENPLAA.Gw
In sommige jaren heeft men ook in ons land' hier
en daar voel last van ratten, maar zoo erg als in
Indlë en vooral op het eiland Bali is het hier nooit.
Daar vallen zij soms bij tienduizenden tegelijk op
een rijstveld aan en laten voor de ongelukkige in
landers niets anders over dan de leege halmen. En
geen verdelging werkt iets uit, het aantal ia te groot.
De Balineezen, zeer ontvankelijk voor het geheim
zinnige uit de oude boeken der Hindoes, brengen een
rattenplaag in verband! met den toorn hunner goden.
Volgens die oude boeken .zendon de goden (dewa's)
allerlei verderfbrengende ziekten en laten zij de rat
te:® los om de rijstvelden te vernielen, wanneer de
menachen hun plicht verzuimen, wanneer zij zich
laten drijven door geldzucht, wanneer zij onverdraag
zaam en haatdragend zijn. Eén der beide zielen van
die slechte menschen verhuist dan in het lichaam
van een rat. Al die ratten staan onder bevel van
den zeegod Varuna. De tweede ziet gaat naar den
God van de onderwereld, die Bregala genoemd wordt.
Als dan de dewa's' vertoornd zijn, verzoeken zij
hun aller Heer, de Maha-dewa, om de ratten los te
laten. Deze brengt het bevel over aan Varuna en dan
komt een stroom van ratten uit de zee op het land
en vernielt al de rijstakkers, de menschen aan den
hongerdood overleverend.
Op deze wijze verklaren de Balineezen een ratten
plaag.
Om van de plaag verlost te worden, brengen zij
een reusachtig offerfeest aan Varuna, gevolgd door
verbranding van doode ratten of de velletjes ervan.
Het offerfeest vindt plaats bij volle maan. en op
het strand. Den dag en nacht daarvoor trekt men
van heinde en ver op naar de plaats van het offer
feest, waar de offertaels en een hooge bale-bale
zetels voor de inlandsche priesters reeds in ge
reedheid zijn gebracht.
Van alle kanten komen de processie's op, elk dorp
zendt er een. Voorop loopen mannen met lange bam-
boe's, waaraan lange smalle doeken bevestigd zijn.
dan volgen de tempelwachters, zingend en met hun
bellen klingelend; daarachter loopen de dragers met
hun godenhuisjes, waarin de dewa's heeten te wo
nen; en ten slotte komen daar achteraan tallooze
mannen en vrouwen, allen met groote offerschalen
op het hoofd. Zoo volgt de eene processie op de an
dere, duizenden menschen komen op het strand te
zamen. De godenhuisjes zetten zij neer op een ver
hevenheid en de dragers hurken neer, steeds na-
prevelende do woorden, die de tempelwachters hun
voorzeggen.
Den geheelen nacht blijven de menschen op het
strand hun dewa's bewaken.
Do priesters op de hooge bale-bale zeggen uu» «c-
beden, werpen bloemen en water naar de verschillen
de windstreken en klingelen ondertusschen maar
steeds met hun bellen. Op deze wijze maken zij van
het meegebrachte water wijwater. Dan roepen zij de
goden op om de vele offer9 aan te nemen en de tot
hen gerichte gebeden aan te hooren.
De Regent neemt voor de hooge offertafels plaats,
terwijl zijn vrouw, een vrouw van gelijke kaste,
haar moeder, al zijn bijvrouwen en daarna de ver
dere ondergeschikten zich achter hem, plaatsen. De
priesters zegenen den Regent, waarna verschillende
dingen in zee geworpen worden, waaronder levende
eenden en kippen. De bedoeling hiervan is, dat Va
runa de escence ervan tot zich zal nemen. Eenige
oogenblikken later haalt men alles weer uit het wa
ter. Tot slot gaat een prauw met een levend kalf, een
varken, een geit, verschillende andere offeranden en
vijftien rijksdaalders in zee. Op een afstand van een
paar honderd meter van de kust wordt alles in 't
water gegooid en aan Varuna geofferd. Met vooraf
gereed gelegde prauwen vischt men daarna weer al
les uit het water op.
Als dit alles gebeurd is, trekken de processies weer
terug naar hun dorpen. De duizenden menschen,
die aan het offerfeest hebben deelgenomen, hebben
het vaste geloof, dat de ratten zullen verdwijnen.
Drie weken later heeft de verbranding van de rat-
tenvelletjes plaats, die eerst voor het huis van den
Regent worden opgestapeld en daarna met gezang en
muziek van den gamelan naar het strand worden
vervoerd. Do vellen worden in een groote houten
lamboe gelegd en onder het zeggen van vele gebe
den met wijwater besprenkeld. De priester zegent
het vuur, dat een oogonblik later hoog oplaait. Hier
door worden de zielen der slechte menschen, die in
de ratten gevaren waren, gereinigd en gelouterd. Bij
een volgende incarnatie gaan die zielen weer over in
menschenlichamen en niet-in die van ratten, om als
wrekers voor de goden op te treden. r* M.
DE HAAN IN HET VOLKSGELOOP.
De haan en de hond' waren, volgens de leer van
Zoroaster, heilige dieren, de laatste al9 bewaker van
huis en haard, de eerste als verkondiger van het
morgenrood, en bij gevolg als symbool van het licht
en de zon. Daarom voerden ook de „zonnekidneren"
een haan op hun schild.
In latere tijden bleef de haan het zinnebeeld der
waakzaamheid, tevens dat der leerzaamheid; van
daar, dat nog in de 19e eeuw zijn beeld op kinder
en schoolboeken prijkt. In Holland had men oudtijds
het „Haneboek".
Men heeft allerlei verklaringen gezocht voor het
„gezang" van den haan en het kakelen van de hen.
Aan e&n oude vrouw werd volgens de overleve
ring eenp in het Wurtembergsche dorp Wurzach
nachtverblijf geweigerd. Toen ging ze naar een na
burige hoeve, putte water uit een put, goot dat over
den grond en zei:
Zoo waar ik dit water uitgiet, zal morgen het
dorp Wurzach van den aardbodem verdwenen zijn.
Zoo geschiedde en sedert hoorde men het hanen
gekraai uit de diepte klinken.
Het hanengekraai wijst ook aan, waar schatten
in den grond verborgen zijn. De zwarte hanen staan
in verbinding met den Booze, leggen eieren, voorspel
len de toekomst en verrichten de zonderlingste din
gen. Zoo konden zij bijvoorbeeld profeteeren, door
graantjes op te pikken, die men in den vorm van
letters en woorden had gestrooid.
Zwarte hanen konden huizen in1 brand steken;
witte daarentegen konden muizen en ander schade
lijk gedierte verdrijven. Kortom men schrijft dien
vogels tal van bovennatuurlijke eigenschappen toe.
En nog altijd' leeft dit bijgeloof, dat in de middel
eeuwen menig dier het leven kostte, onder onont-
wikkelden voort
Ih Bohemen wordt nog heden ten dage een zwarte
haan aan een boom gebonden en men danst er om
heen.
Bij de eerste bruiloft, die in den Vastentijd' valt,
bindt men een haan, met een rooden doek om den
kop, op een stoel vast en onthooft hem dan, waarna
hij wordt opgegeten onder do tonen van treurmuziek.
Tn hetzelfde land wordt het eerste door een zwar
te kip gelogde ei over het huis gegooid waardoor
het tegen hekserij beveiligd is.
In Thuringen en Silezië kloppen meisjes, die graag
een man zouden hebben, met Kerstmis en Nieuw
jaar driemaal tegen het hoenderhok en zoggen daar
bij een spreukje op. Als de haan kraait, krijgen ze
het volgend jaar een vrijer; antwoordt echter ©en
kip, dan moeten ze nog lang wachten.
Hier en daar treft men ook nog sporen aan van
de oude hanen-offers, Bijvoorbeeld - de „oogsthaan",
die in Westfalen gegeten wordt, al3 het laatste voer
graan binnen is. In Silezië en elders versiert men
hem eerst met linten, en dan slaan jongelieden ge
blinddoekt naar hem. Wie het arme dier uit zijn lij
den verlost, is hanenkoning.
De haan op den kerktoren heeft zeker ook oor
spronkelijk een symbolieke beteekenis; dat hij zoo
lang behouden bleef, heeft zeker ook een practische
beteekenis; de vogelvorm is namelijk voor windvaan
zeer geschikt. R.Nbld.
DE BEER IN SPREEKWOORDEN, ZEGSWIJZEN
EN FABELS.
In sprookjes en fabels, evenwel- nog meer in spreek
woorden en zegswijzen, komt de beer voor. Van de
laatste volgen er hier eenige. Hij heeft weer den
beer in 't lijf (een kwaden zin). Hij loopt als een
beer op sokken (lomp en wankelend). Lompe beer,
kijk uit je oogen! Daar is de beer weer los (er is ru
moer in casa). Meuje-Mie, de beer is los; hoor het
beest eens brullen; snijd het neus en ooren af en
gooi 't in de krullen (oud baker- en kinderrijm). Je
bent een ongelikte beer (zeer onbeschoft). Hij slaat
erop, of 't berevleesch is (Dij ranselt iemand hevig).
Wat ouwe brombeer is hij (heel ongemakkelijk). Hij
loopt te ijsberen (wegens verveling of drift al maar
heen en weer). De brief bevatte een beer (rekeningV
De huid van. den beer verkoopen, vóór die gescho
ten La.
BeeT gebruikt men ook in de beteekenis van hei
blok, mest, stut aan torens en kerkgebouwen, water-
Leering, stormdak bij belegeringen (in vroeger tijd),
als eerste lid van een samenstelling in diernamen
(beervlinders en -rupsen), hoofddeksels van militai
ren (beremutsen), en berenklauwen (schermbloemi-
ge planten, wier bladeren veel hebben van uitge
spreide klauwen van beren).
De stad Bern zou haar naam dragen naar den
beer, die volgens de sage door Hertog Berthold V
van ZèLhringen bij de stichting dier plaats aldaar ge
schoten werd (1191). Te Bern worden nog altijd van
gemeentewege, eenige beren in een kuil gehouden,
en de stad heeft een loopenden beer in haar wapen.
Heel aardig is het vers van Herm. van Assen-
bergh, getiteld: ,,De winkelier en de schilder." De
inhoud ervan komt hierop neer. Een zeer verwaande
winkelier gaf een schilder last, voor hem een uit
hangbord te penseelen. Hij zei, dat er vooral een
beer, door een touw aan een paal gebonden, op te
zien moest zijn. De schilder stolde een ketting voor,
daar anders de beer het touw stuk bijten en vluch
ten zou. De winkelier liet zich evenwel niet overtui
gen: het moest sen zou in elk geval een touw zijn! De
oolljke artiat schilderde daarop den beer met water
en de reet, dus ook het touw, met olieverf Wat
pochte de winkelier met zijn uithangbord, toen hij
het zag hangen; en wat prees hij den schilderI Tel
kens ging de praalh&nB de straat op om het stuk
te bewonderen. Een paar degen later echter regende
het 'snachts geweldig, waardoor beeroom -wegge
vaagd werd en de winkelier in de penarie zat. De
ontboden schilder evenwel was erg in zijn nopjes, dat
hij den verwaanden man zóó gefopt had. Hij beduid
de zijn lastgever, dat hij hem wel gewaarschuwd
had, dat het touw den beer niet zou kunnen hou
den. Wereldkroniek.
Kleine Bijzonderheden.
Het hoogete gebouw van New York te 285 m,| j,
hoog erl heeft 35 millloen gulden gekost.
Van 1919 tot 1921 zijn de pelzen van 96 millloj jfe
dieren in den handel gebracht om in de behoefte a
bc-nt te voorzien.
h
Aardwormen hebben geen oogen, maar kunn
het licht door hun huid aanvoelen.
ja
Vóór den oorlog werden er in Engeland bijna g
piano's gemaakt, terwijl er nu ongeveer 12.000
beiders in de pianoindustrie werkzaam zijn.
roi
„PARIJSCHE MODE."
De eerste van de hier afgebeelde hoeden is van
marineblauw canvasstroo, gegarneerd met blauw en
grijs geruit lint. De rechter is van diepgroen ban-
kok, en gegarneerd met groen en licht bruin ge
kleurd stroo en lint. De derde hoed, op de beneden
rij dus, bestaat uit een bruine, van zeer dun stroo
vervaardigde kruin en is afgewerkt met satijn
van een lichtere kleur bruin. Bovendien zijtn hier.
een paar zacht glanzende kersen aan toegevoi
Het laatste model is vervaardigd van hel glanzei
zwarte satijn'en is op den kruin versierd met
groote waaier-vee^.
„MOEDERS EN HAAR KINDEREN".
„Pluimpjes geven."
Een moeder zegt:
„Ik vind het verkeerd de kinderen altijd maar
standjes te geven. Zij behooren van tijd tot tijd ook
eeens een pluimpje te krijgen. Als mijn zoontje b.v.
bij het thuiskomen de deur met 'n harden slag dicht
gooit, maar er aan denkt zijn voeten te vegen, zeg
ik hem niets over de deursluiterij, maar geef heel
genadiglijk een complimentje, dat hij zijn voeten zoo
netjes veegt en ik vertel hem, dat daardoor de mal
gelukkig niet zoo spoedig slijt. Hij voelt dan wel dat
ik expres over de deiir zwijg en ik kan er zeker van
zijn, dat hij een volgende maal o&k daaraan denkt."
Nuttige Wenken.
HET WASSCHEN VAN FLANEL.
Het geheim van succes bij het wasschen van flanel
is gelegen in het vermijden van heet water en het
gebruik van zoo weinig mogelijk soda of ander
waschmiddel. De hoeveelheid te gebruiken soda is
afhankelijk van de zachtheid' van het water; soda
dient naipelijk om het water te verzachten en daar
om heeft men bij het gebruik van regenwater bij
na geen soda noodig1, daar dit water zoo volmaakt
zacht is.
Het water, dat men gaat gebruiken, mag niet an
ders dan lauw zijn en het sop moet worden verkre
gen door wat zeep op te lossen in een apart pannetje
kokend water, dat later door het lauwe waschwater
wordt gemengd. Deze methode is veel beter dan, bij
voorbeeld, de zeep op de kleedingstukken te smeren.
Flanel moet nooit geschuierd worden. Wanneer d
flanellen kleedingstukken wringt en draait in lai
zeepsop, zullen zij zacht en elastisch blijven, tot
opgedragen zijn, en evenmin zullen zij krimpen wa
neer onmiddellijk na het wasschen worden gedroc
bij een zoodanige hitte, dat geen stoom van de kl
dingstukken opstijgt.
GEZONDHEID EN SCHOONHEID.
Een eenvoudige en doelmatige methode voor
goed houden der huid is het masseeren met cac
boter. Wanneer men daarmee klaar is, wrijft men
huid nog even na met een mengsel van. EauJ
Cologne en glycerine. Het resultaat zal goed blijk
te zijn, mits men ervoor zorgt (vooral ook bij
masseeren van kinderen!) dat men slechts wif„Ei
met de vingertoppen en alle bewegingen zoo kl tmt
en gelijkmatig mogelijk doet zijn. mk
let
TEGEN RUWE HANDEN. en
In deze dagen van „groote schoonmaak", erve sn
de vrouwen meer algemeen hoe men van ruw v. ijn
ook meestal ruwe handen krijgt. En zij, die in» oec
dat ruwe handen heelemaal niet mooi staan, zit
gaarne de volgende wenken opvolgen: maak
mengsel van glycerine, borax en eigeel of honig,
mengsel zal verdikken tot een soort zalf, waairn
men ruwe handen kan genezen. Wasch de han
met een goed schuimende zeep, droog ze losjei onc
smeer ze in met het mengsel, terwijl zij nog voc. „Jt
zijn, en blijf smeren tot zooveel glycherine opg iroei
men is in het vleesch als maar eenigszins kon. Dl
nu de handen of met een handdoek en wrijf sar
spekpoeder op beide handen. Het poeder zal de t f je
den soepel houden en bijdragen tot blankheid. Me
HET REINIGEN VAN KANT.
De gemakkelijkste weg om kant schoon te mek rs.'
is als volgt: spreidt het strakke kant op een „T
schoon, wit papier; sprenkel er vrijelijk meel over Dor
rol het op. Daarna zet men het kant een poosje'
zijde. De vraag hoelang het opgerolde kant zoo nx „N
staan is afhankelijk van de vraag of de kant „N
vuil is of minder. Later schudt men het kant uit „H
wanneer alle meel eruit gevallen is, zal het kostb^„A
„H
rui'
VLEKKEN OP ZIJDE. LD
Lavender-water, vermengd met Fransche kalk
het een smeersel vormt, wordt voorzichtig met
vingers over de vlek gewreven. Daarna een
vloeipapier op de vlek leggen en strijken met
heet ijzer.
weefsel weer geheel schoon zijn. Gemiddeld is an<k
half uur opgerold staan voldoende.
En
nN