lARSUESITE'S WQHDEBE IMS
Van allerlei uil de Men»
schelijke samenleving.
ie
Woensdag 6 Mei 1925.
TWEEDE BLAD,
FEUILLETON.
l( ,':A
Ingebonden Stukken-
sn
vet
JS.
68sle Jaargang. No. 7633.
MARIJKE MEU, EEN FRIESCHE PRINSES UIT
EET HUIS VAN ORANJE,
a ff,
- IV
kwa
Degene, die liet sohoone en voortdurend mot
mildo hand verfraaide Caseel' bezoekt en die zich
opmaak i, *tot een wandeling naar do VVidhelniahöhe,
waai-van iujj1 een schitterend uitricht geniet over
de stad, die daar in de verte als aan zijne voeten
schijnt te liggen, en wie, naar bovenopziend, de
prachtige liercules-bronnen aanschouwt, vermoeit
zaeh slechts zelden met de vraag, wie de schepper
is van deze omgeving, waarin de natuur op zoa
bewonderenswaardige wijze aan het mensohelijk
vernuft is dienstbaar geeinaakt. En wie in de tal
rijke musea van deze Duitsolie stad rondwaart en
in het bijzonder aan de merkwaardige schilderij en-
verzameling zijn aandacht wijdt, -bedenkt slechts
zelden, met hoeveel' moeite, ja bijna doek voor doek,
deze verzameling door de vroeger zoo kunstzinnige
Casselseho landsvorsten is bijeengebracht. Op de
ontwikkeling van Cassel! is do, inkomste van Fran-
gchc refugió's, die tengevolge van de herroeping;
rij van het édict van Nantes in 1685 moesten uitwijr
ken, van veel invloed geweest. Het was voor hen,
4 dat de Fransdie architect Du Rey de nieu,we
bovenstad bouwda die ook nu nog opvalt door
het speciaal buitonl'andsoh karakter. Het was
initiatief van denzelfden landgraaf Garl, die
kunst verstond om buitenlandsehe beroemdhedenaan
zjjn hof te verbinden, dat de Italiaan Guernieri de
•oote wateivallen van Willielmshöhe tot stand
dit bracht. Deze landgraaf Oarl' was de vader van
een vorstin uit liet Oranjehuis, die, vooral in Fries
land, waar zijl bijna geheel haar leven doorbracht,
JOJ groote bekendheid geniet. Mariike Meu, de gemalin
van den zoo noodlottig omgekomen Joan Willeem
Friso en de moeder van den lateren erfstadhouder
Willem IV, heeft in de geschiedenis van ons vader
land geenoverwegend invloedrijke rol gespeeld.
nvjDe naam, waaronder men hare persoonlijkheid
ten
aanroept, is reeds een bewijs ervan, dat van haar;
niet allereerst kracht uitging. Dac zij- niettemin
haar vaste plaats in de annalen van Friesland en
van de Veroenigde Nederlanden heeft behouden,
dankt zij aan geheel hare persoonlijkheid en 'den
eenvoud, die haar ten einde toe bijbleef.
Maria Louise van Hessen-Cassel waS een dochter
uit een groot gezin; de bovenal godsdienstige op-
II V?.C<1' nÉ>> die haar ingetogen moeder-haar gaf, deed
bij haar het verlangen opkomen óm ongetrouwd
te blijven, een wensoh intussohen, waarvan zij als
-ro rorstenkind te goed wist, dat inwilliging tot de
onmogelijkheden behoorde. Joan Willem Friso. de
naaste verwant van den KoningjStadhonder Willem
111. die geen directe afstammelingen» naliet, merkte
haar op, toen hij op een zijner reizen door Dui (sak-
land aan het Casselsche Hof vertoefde. De toen nog
reer jeugdige Oranjei>rins wordt ons geschilderd
-en do van hem. bestaande portretten toonen hot
duidelijk aan als een innemende verschijning;
uil; zijne schitterende oogen, maar ook uit rijn ge
hcele optreden reeds sprak ae vurige onstuimigheid
I van den moed. Het innemend, vriendelijk woord,
dat steeds op zijne lippen was, aldus JorLsseau
y steeg in waarde door clen roem, die hein van hou
I slagvel d volgde.. De bescheiden Maria Louise, gToot
gebracht te midden van de gruwelen eai de ellenden.
tan den Spaanschen successie-oorlog, was ras ge
wonnen .en wijdde 'zich aan den man, dien staalt'
i"i kundige berekening aan haar ouders weilkom deed
ee ejn, met een eenvoud en onschuld, die zich, haar
zwakheid bewust, wegschuilt onder de krachtige
bet armen van eenon, die riji liefliebben, maar tevens
j als haar meerdere vereeron kan.
>hu jpkn gelukkige, maar wol' zeer korte echt heeft
talaria, Louise van Hesson-öassel met Joan Will'cm1
riso van Nassau-Diotz, als zoodanig een plaats
nemend onder de Duitsche vorsten, verbonden.
Mei 1709 werd het huwelijk gesloten, maar de
steeds voortdurende vijandelijkheden op het Bel-
tl pscke slagveld noopten den jongen prins, fijn ge-
1 l taai in spoedig te verlaten, zoodat Zij1 niet vóór
1 L Januari 1710 aan zijn zijde haar intrede deed in
het haar geheel vreemde Leeuwarden, dat, stijver
»r MABEL - BARNESGRUNDY, voor Nederland
EN bewerkt doo* ELLT HARTING.
80.
bAmalia keek .me aan met een heilbotblik en ver-
volgde: „En ik wil der nie' in de keuke' hebbe' rond-
iraaie'."
„Juffrouw Fairborther denkt er niet aan' in de keu-
kbi ron(l to draaien. Juffrouw Faibrother is niet ge-:
pvend aan keukens en riolen en ovens."
,,0, neturelijk, ze is een groote dame!"
Amaiia's neus wees hemelwaarts.
„Zij is geen grooto dame. maar haar werk lag in 'n
andere richting; zij is onderwijzeres, zij heeft mij on-
i c üenvezen." 5
„O
Ik nam een krant op.
„Dan weet ze ook nie' veel!"
„Ik weet zeker, dat Amalia niet het minste plan had
Dnbeleefd te zijn.
„Dat hangt er van af wat je veel noemt", antwoord-
Ze wilde heengaan.
hooifiiBrlaü8:d0 6r naaT '^aar definitie van kennis te
„Wat bedoel je met véél weten?11
keek me aan, afwezig.
„Wat bedoel je mot to zeggen, dat juffrouw Falr-
•rother niet veel weet?"
r°u\,zo. weet nle' veel."
'Goed", ik werd ongeduldig, „wat soort van dingen
ze dan niet?"
„Ze weet niks nuttigs."
..Amalia". vroeg ik wanhopig, Je draait in een
bigetje rond."
tu S®?|? liaar oo^en op en bekeek het plafond.
1x10 noK eens: „Vertel me dan eens, wat je
tiet nuttig vindt."
ks
lij
N,
I ft „z
knn
etn statiger nog dan nn. geen enkele herlnnerinfe
aan het vroolijke zwierige Cassel1 bij haar kon te
voorschijn roepen. Drie maanden bracht Friso met
haar te Leeuwarden door; toen vertrok hij' opnieuw
I naar het oorlogsterrein om er geheel het volgend
jaar to vertoeven on er nieuwe lauweren te,oogsten.
In zijne afwezigheid schonk Maria Louise hem 'een
dochter. Opniouw bracht hij1 do wintermaanden1 met
j haar door en opnieuw deed het aanstaand krijgsge
woel hem in April 1711 haar zyde verlaten. Nog
steeds was .omtrent de omvangrij ke erfenis van den
Koning Stadhouder Willem III geen regeling ge
troffen: de koning van Pruisen betwistte aan, Fnso
zijne rechten. }n de brieven, die hij tot zijne
jonge vrouw rientte, vindt men menigmaal toespe
lingen daarop, waarmede Maria Louiso, van huis
uit niet op den Pruisiscchen koning gesteld, volko
men instemde. In den zomer van I7ll kwam Koning
Frederik naar Den, Haag oml er met de Algemeenq
Staten over de erfeniskwestie te overleggen, en deze
drongen er bij Friso op aam, dat ook hij persoon-,
4jk zou komen om do zaak te schikken. Heeft do
Jonge prins iets gevoeld van hot nadarend onheilP
Zooveel is zeker, dat hij niet dan oarzolondAgegaaji
is, omdat hij noode het ^slagveld verliet #n yuak van
de bijeenkomst te 's Gravenhago weinig goeds
voorspelde. Op zijn reis naar Don Haag kwam hij1
onder het heftigst stormweer voor hot breede Hoi-
landsch Diep aan; tot dicht aan de overzijde bleef
hij; in zijn rijtuig zitten; toen pchter werd de
schuit teruggeslagen en scheen het beter achter
de koets pi.aa.ts -to nemen. Maar de zware golfslag
deed do -schuit kantelen en wierp hem mot eenigo
anderen in de golven, waarin bil', niettegenstaande
alle pogingen, die tot redding werden aangewend,
verdronk. Slecht weinige dagen later ontving Maria
Louise die de maand tevoren het verlies harer
moeder te betreuren had gehad en die een tweede
telg onder het harte droeg, het verpletterende
bericht. Nauwelijks anderhalf jaar verbleef zij in
de Republiek, toen de geboorte van haar zoon haar
voorgoed aan deze ketende.
Is het wonder, dat een prinses, opgevoed &Ls
Maria Louise was, weinig, ja laat ons gerust
zeggen,
aardige
derlanden?
durend alle eeuwen door, tegen Jen Oratijeinvloed
heeft geworsteld en gestreden, had na den dood
van Willem Hl de kans schoon gezien om een twee
de stadhouderlooss tijdperk in te luiden, zij het iook
slechts voor Holland, Zeeland en Utrecht. De Noor
delijke provinciën kozen Joan Willem Friso tot
haar stadhouder en van dezen ging nauwelijks twee
maanden na zijn dood de waardigheid over op
zijn zoon, den lateren 'Prins Willem IV. Maria
Louise werd regentes. Zwaar was de taak,die haar
wachtte, omdat rij, zonder misschien, zelve te we
ten in hoe sterke maté, had te Rampen imet dg
invloeden der regenten-oligarchie, die zich vanuit
Holland ook in Friesland deed gevoelen. Het was
vooral in godsdienstige richting, dat zij' de opvoe
ding yam haar zoon leidde; volgens tijdgenooten ej
historici te eenzijdig in deze richting. Zoo zelfs, dat j
dat toen Willem IV in latere jaren zijn geloofd j
belijdenis te Utrecht ajflegde, het meer een aan- j
staand theoloog scheen, die het woord voerde, dan
een eenvoudig lidmaat dor kerk, wiens taak daar
buiten in het wereldsche lag. Op vijfjarigen loef
tijd heeft Willem IV een val goaaan, die hem een
hoogen rug deed behouden. Als loeJiijjk is hij daarom
biji velen bekend. Geheel ton onrechte, want, ail
was hmi niet zoo knap als zijn vader, zijn oogeh
tintelden van geest, zijn gelaat was fraai besne
den en hij beschikte, misschien deels ten gevolge
van 2&jme lichamelijke ongeschiktheid, over hot
scherpst denkbare vernuft. Maria Louiso is voor
hem geweest een moeder met bezorgdheid, die
die men zich niet grooter kan denken. Een bezorgd
heid die ongetwijfeld te groot, to teodoiy was, maar
die in zijn welzijn en in zijn liefde alle belooning
vond.
Wel niemand, die van de brief'wisseling tussohem
Marijke Men en haar zoon een zeer uitvoerigjq
briefwisseling in den loop van, dertig jaren
heeft kennis genomen, kan beweren, dat zijl invloed
heeft gehad op de vorming van zijn karakter.
Wanneer wij1 aam Willem' IV denken, dan zien wij
voor ons de weinig schitterende rol, die kb in de go
schiedenis der Republiek heeft gespeeld. Bedenken
wij daarbij wel eens, dat de omstandigheden het
moeilijk toelieten, een meer bebeekenende rol te
vervullen? Hoe het zij', wie Prins Willem IV betel
wil leeren kennen, lezo de briefwisseling met zijne
moeder, leze over en van hem wat inbelHeetfueof
ontwikkelde tijdgenooten zeiden. Het moge waar
zijn, dat de Koning van Engeland, aan zijne
dochter Anna van Hannover haar huwelijk mei
Prins Willem IV aankondigende, er van sprakj
dat 'hij! leelijker was dan een aap hij ging daarbij
oa_niet veel meer dan zeer oppervlakkige berichtev
arT Willem IV was geenszins een man, die van
lieteekenis ontbloot was, geenszins een persoon
lijkheid, die men met zijn absoluut onbeteekenen
den zoon Willem V mag- en kan vergelijken. jD?
geschiedenis hooft hem met toegestaan, een rol vou
beteekenis te vervullen; h$j was er de man 0101"
naar, om, met geweld te grijpen naar machte die
hem met gewillig gegeven werd en hij heeft iden uit
slag van don Oo^tcorijkscho Suooeaeiejorlog af-
gewacht, die .net volk om hem deed roepen.
De verhouding tuesohen Willem IV en zijne moe
der is er eene, die slechts zelden tusSchen vorstelhkp
ouders on kinderen wordt aangetroffen. Er is ïety
vermoeiends in do wijze, waarop do goede Mariike
Meu, die leefde voor en door naar liefde tot den
zoon, niet ophoudt hem telken keer haar tcoder-
heid to betuigen, oene toewijding, die rechtmatig
van geen enkelen, «eelfs niet van den besten zoon
kan warden verwacht. Haar toederheid is niet
zonder wantrouwen cn meer dan eens komt» het
T°orj - dat Willem IV op dien oigonaardigen. zacht
eerbiedigen, maar toch beslisten toon, die aan züy
schreven eigen ie, haar moet vermanen. Moeilijk
heden ontstonden eerst, nadat zijn huwelijk mcfr
Amna van Hannover wns voltrokken. Er was niets,
wat deze vrouwen verbond. Marijke Meu zou wed
de allerlaatste geweest zijn om het der schoondoch
ter ten kwade te duiden, dat zij (hls do koninklijk^
prinses den voorrang nam boven haar schooaimoa
der. Marijke Meu wist niete van 'al het leolijks
dat over Wilkom IV aan het Engelsohe Hof wenj
verteld. Maar zij' kon de persoonlijkheid van Ann?t
'van Hannover evenmin begrijpen, als deze haar
toederheid voor Willem IV kon waardecren. Ziji kon-
vwral niet begrijpen, dat de moeder na hot hnwe-
Al'k in detweede plaats kwam en zich mot dezf
tweede plaats moest tevreden stollen. Zy was
verwend door do groote gehechtheid van haar zoon,
die zelfs in do dagen,, dat hyl mot ,het iegor te
velde wae, niet naliet, haar bijna dagelijks berichf
te zenden. Eerst in de latere jaren, eigenlijk in da
laatste jaren van Willem IV's leven, is er tcgeni
wicht gekomen in de verhouding, toen heeft Marijke
Meu begrepen, dat haar; zoon ten allen tijde voor
haar zou blijven wie hij was geweest; toen Jiiekd
haar wantrouwen en tegelijkertijd haar ijverzucht
tegen haar schoondochter op.
Zij, die maar één wensch had, dat het den zoon
goed mocht gaan, was door het noodlot vooijbo
stenid om hem lang voor ziohzelven te zien heen
gaan. In 1751 ondernam1 Willem IV een langdurige
badkuur te Aken, die schijnbaar uitnemend slaag
de; nauwelijks teruggokomen, wierp do koorts hem
ter neer en deed hom in enkele (lagen overlijden.
Anna van Hannover werd regentes, doch ook haar
overleefde haar schoonmoeder. Het was in 1759
reeds, dat do eenvoudige Friesohe gouvernante ten
tweedo male werd geroepen om, zy het ook in eert
indirecte rol, de teugels van het bewind in handen
te nemen. De hertog van Bnmswijk-Wolfenbüttel,
wiens naam geenszins een onverdeeld gunstigen
klank in onze geschiedenis heeft, trad ais voewd
over Willem V op; bij Maria Louise vond hij
groote ingenomenheid .met .rijm persoon. Hij beje
gende haar dan ook met een eerbied, die de oupe
vrouw streelde en de zorg die hij voor hare klein
kinderen, zoowel voor Willem y als voor 'de latere
Carolina van Nassau-Weiburg jiad, deed haar goed.
Marijke Meu bleef in Leeuwarden verblijf hou
den. De belangen van het Friesohe stadhouderschap
wei-den nauwkeurig door haar waargenomen; in
de andere belangen mengde zij* zich niet. In alle
volgde Zij den raad van Bronswijk, en ongetwijfeld
is het mede aan haar invloed to danken of to wijten,
dat Willem V haar later op dien«noodlottigou weg
maar al te zeer is gevolgd. Zij loofde voor do be
langen van hare kleinkinderen, wat haar intus
sohen niet hoeft weerhouden, om met prinses Caro
line. de betrekkingen af te breken o pde wijze als
Bronswijk noodig on wensohclijk achtte. In Den
Haag, waar zij het laatst geweest waa in gezelschap
van haar zoon, kwam zij' ma 1750 niet meer; toen
had zij daar dagen doorgebracht, die haar tot (bot
einde van haar leven het pad hebben verliohtu
Vol liefde en toewijding was de jonge erfstadhouder
geweest van den aanvang tot hot einde van haar
bezoek en de eerbied, waarmede hiji haar Bejegende
had de Hagenaars doen gevoelen, welke plaats zijn
moeder in zijn hart was blijven innemen.
Slechts zeer korten tijd -nadat Willem V meerder
jarig was verklaard en zelf, zij het ook onder lei
ding van Bronswijk, de teugels in handen kon ne
men. overleed Marijke Meu. Eigenaardig: zij die
zicbzelve wegdacht voor de belangen harer klein
kinderen heeft niet begrepen, dat een voorstel in de
Staten van Friesland om Willem V reeds meerder
jarig te verklaren niet aan het einde, maar bij de in
trede van zijn achttiende jaar, #haar niet kon kwet
sen. Integendeel, zij zag daarin misschien door
Bronswijk opgestookt een aanval op haar zorgen,
waartegen zij zich verzette met een kracht en fier
heid, die men niet algemeen in haar wist.
Zij was een Tabitha in goede werken: ootmoedig,
nederig, klein in eigen oogen ,^Mij ontbreekt niets dan
dankbaarheid," was zij gewoon te zeggen. „Wij heb
ben rede Goden te danken, dat wij dezen schat hier
hebben gehad, zooveel jaren ondor ons,' meer dan
een halve eeuw" aldus haar lijkredenaar, de hoog-
leeraar Schrader, toen zij op den tweeden Paasch-
dag van 1765 was heengegaan. Heengegaan uit den
kleinen eenvoudigen kring, dien zij zich bij baar be
perkte middelen had moeten scheppen. Want Willem
IV was een vorst, die zonder bepaald verkwistend
te zijn, toch zeer royaal leefde en de gevolgen daar
van aan zijne naaste omgeving deed gevoelen. De
- en kaarte' en berduro'."
„Kaarten?"
tossen ka&rte" teekene' op schooL"
„Wat voor kaarten?"
i-uropa in rooie ink."
„Je bedoelt de Britsche bezittingen."
M Amerika en
"Maar Amerika behoort niet aan ons," viel ik in-
Ze sloot de oogen om haar overgroot© verveling uit
te drukken, doch ik liet me niet afschepen,
^,Wat noem jij nuttig?"
„Perlitiemanne' uit een huis zette' as ze diehkr da'
ze <ler do haas zijn.'J
„O."
„Ik heb der twee uitgekrege'."
„Bij wie, bij de Tompkinsen?" fluisterde ik.
„De Tompkinsee' ware' nè zoo netjes as u", kwam
ze verontwaardigd.
„O, neem me niet kwalijk."
„Ze haddo' zalm een heele hoop."
„De politie?" Toen het tot me doordrong hoe dom
die vraag was, was zo er al uit.
„Ik hem het over de Tompkinse', M'frou."
„O, ja, natuurlijk."
„Waarom zei u dan „perlitie"?"
„Een vergissing."
„Do Tompinkse' ate' twoomaal i& de week zalm."
„En bekwam ze dat goed?"
„Neturelijk. Wij mosse' ook wat vaker zalm ete\
nou we toch rijk zijn voor het gedaan is?"
„Wat godaan is?"
De zalm, neturelijk," en nu verliet ze me werkelijk
met hoorbaar gesnuif.
De menschelljke natuur is toch niet zeer uiteenloo
pend, Dinvbi© is hoos over juffrouw Falrbrothor's
komst en Amalia eveneens en. vrijwel om dezelfde
reden.
En ik hen menschelijk en vrouwelijk genoeg om,
een groote vreugde en voldoening te vinden in hun
boosheid.
HOOFDSTUK XXJX
ïen literaire dame vereert me met een bezoek.
Verscheidene mjilon heeft Amalia den Iaatsten'tijd
het genoegen gesmaakt, ons best porseleinen servies
te voorschijn te mogen halen., de society" van Pi-
ne Tree Valley ie eindelijk begonnen ons in hun
kring op to nomen.
Zes maan don zijn roods in hot niet verdwenen
sinds wij ons bier vestigde. Nu kunnen ze gevoegelijk
beginnen.
Het zijn grootendetls goedige, vriendelijke, welmee-
nende matrones, die werkelijk voor mij in mijn on
geluk voelen, me hoeken en tijdschriften zenden en
oen ongeveinsde belangstelling aan den dag leggen in
Amalia, haar manier van huishouden, en haar zin
gen.
Ze heeft nu in ekl geval nette „schoenen", vertel ik
mezelf met een diepen zucht van voldoening.
Zij vindt al dat bezoek heerlijk, ze ziet er een voor
uitgang voor ons in. Ze heeft me laten voelen, dat ik
eigenlijk Jour" moest houden; dat ik Japansch pa
pieren servetjes moet koopen om op den schoot der
dames te leggen en dat broodjes veel chiquer zijn dan
SDéédjos brood
Van al mijn bezoekers hebben slechts twee eon
duidelijken indruk bij me achter gelaten: mijnheer
Brook, do vicaris van onze parochie, omdat hij een
man was en mevrou wWonderhy, omdat ze een letter"
kundige waa
Toen mijnheer Brook den tuin in kwam, vloog Ama
lia gelijktijdig de voordeur uit. slipte m'n muiltjes
aan mijn voeten, vischte den schildpad op en trok m'n
japon in sierlijke plooien om me heen-
Ik ben or zeker van, moet er zeker van zijn, dat
Amalia eiken middag in de provisiekast op de loer
naar visite ligt
Mijnheer Brook's oogen twinkelden vroolijk, toen
hij haar bezig zag en ik vond hem aardig, juist
daarom.
Ik herinner me meer van het gesprok met me
vrouw Winderby dan van dat van mijnheer Brook,
want de laatste was noch literair aangelegd, noch ze
nuwachtig, noch overspannen, alleen maar een een
voudige geestelijke, een man zonder «enige aanstel
lerij, een frissche, vriendelijke, godvruchtige persoon
lijkheid met breede opvattingen, een gladgeschoren
gezicht on oen prettigo. geschoolde stem.
Hij vorontschilldigde zich zoolang met zijn bezoek;
te hebben gewacht hij was eenigo maanden lang
min of meer sukkelend geweest en zijn vrouw logde
geen bezoeken af zonder hem; op het oogenblik ge
noot zij aan zee een welverdiende rust. Hij vond het
verdrietig dat ik ziek was en wenschte mij een spoe
dige beterschap; hij had mijn echtgenoot in de kerk
gezien; en hij verorberde twee broodjes en vier kom-
kommer-sandwiches bij zijn thee.
Een onpoëtische atrophe van Tennyson schoot mij
te binnen: „A Mr. Wilkinson. a clergymanDat
was Juist op Mr. Brook van toepassing, doch ik voe'-
do terzelfder tijd, dat zwakken en ongelukkigen gcen
beteren vriend zouden kunnen hebben.
En nu mevrouw Winderby. Ik kan haar niet over
slaan, want ze springt steeds maar weer la Amalia)
tevoorschijn uit het hersenkast je, waarin ik haar op
bergen wil.
Mevrouw Winderby was gekieed in, zooals Amalia
het beschreef, een nachtpon. De nachtpon was van
groen fluweel met een lagen vierkanten hals. Do be
doeling was, dat ze in volle, gracieus© plooien zou
laatste zorgen van Marijke Meu waren voor haar
omgeving. Of zij zich ooit in het stillo Leeuwarden
heeft thuis gevoeld, dat Leeuwarden, dat zoozeer van
haar vaderland en hare vaderiaudsche gewoonten
verschilde, mag een vraag worden geheeten, maar
zeker is het, dat zij, naar het oordeel van al degenen,
die daar aanwezig waren den Iaatsten keer, dat zij
het avondmaal gebruikte, als afscheid nam van die
allen, waarmede zij Jaren achtereen tezamen ter
kerke was gegaan. En wanneer wij aan Marijke Meu
denken, dan zien wij haar het liefst zooals zij ons
wordt geschilderd in den Iaatsten kerkgang, moeite
doende bij hei weggaan, om allen, niet één uitgezon
derd, een groet to geven van een afscheid, dat zij in
haar eigen binnenste reeds als eeuwig voelde.
Er zijn historische belangwekkender figuren dan
Marijke Meu; er zijn alleen reeds in de geschiedenis
van ons eigen land Duitsche princessen, die een rol
van heel wat grooter aantrekkelijkheid en beteeke
nis hebben gespeeld. Daar is reeds dadelijk Prinses
Wilhelmina van Pruisen, die evenzeer haar tegen
beeld was als dat van haar kleinzoon Willem V. Er
is niets, dat deze beide vorstinnen gemeon hebben,
en toch is he: eigenaardig, dat in Leeuwarden en in
Friesland de herinnering aan Marijke Meu heel wat
krachtiger voortleeft dan die aan de stoutmoedige,
fiere, onverschrokken prinses Wilhelmina, van wie
aan onze jeugd wordt verteld, dat zij eenmaal door
de Patriotten werd aangehouden aan do Goojan-
Verwellensluis. Waarom? Omdat uit een figuur als
die van Maria Louiso spreekt een voorbeeld van zelf
opofferende liefde, die in do geschiedenis maar al
to zelden wordt gevonden. Zij was een goodo, een
misschien in meer dan één opzicht overdreven moe
der, maar bovenal eene, die er prijs op stelde, niets
meer, niets anders en niets beters dan dat te zijn.
Portretten van Marijke Meu rijn er niet veeL
'die er zijn, rij toonen ons iets van de strengheid)
harer godsdienstige opvattingen, die door niets
werd getemperd. Zfijf Uxxuion ons echter togolijk
iets van den grooten schat van liefdo, dien dez^
vrouw te geven had. En hot is, alsof zyf ons allen
iets doen zien van. het stempel, dat het noodlot op
haag gelaat had gedrukt; dat noodlot, dat haag
reeds m de allereerste jeugd den man ontuaui, aat?
wien zij gehecht was en dat haar bestemde tot 'a
taak waartegen zij niet in alle opzichten was opge
wassen.
BIJ ONS.
Gebogen op zijn ouwe fiets
Zijn handen stijf aan 't stuur gekleefd.
Met starre oogen, bang, doorborend,
Het domme donker, dat 'm omgeeft,
Reed hij daar. koud en verkleumd van den regen,
Mopperend op de vermodderde wegen.
Zijn uitgeteerde, kakementen.
Zijn plat als z'n „portemenee".
Ja, 't is de stakkerd aan te zien,
't Liep hem in 't leven niet mee
Z'n hoekige handen zien blauw van de kou,
Maar daar is z.'n dorpje, hij is er nu gauw.
Z'n hart klopt harder, d' oogon schitt'ren.
Hij rijdt nu tachtig in den bocht.
Maar wat i9 dat! een schreeuw! een smakll
De man eet modder uit den tocht,
Z'n schoongeregende snoet.
Ziet nu zoo zwart als de roet.
Hij krabbelt maar weer naar den weg.
Is goed en wel op den kant.
Of zegt: „Dat noem ik toch pech!"
Dat nu juist de lantaarn niet brandt!"
Met bevende handed nu tast hij in 't rond.
En vloeken verlaten z'n modd'rigo mond.
Daar is zijn fiets en hier.een paal!
„Geef op me een zaag, die blijft niot meer staan1!
Zoo'n paal is fataal, 't is een schandaall
Dat ding moet hier daad'lijk vandaan!"
„Né! né! man, maak nu geen hommeles,
't Gaat immers om de „bssommeles'V'
„Loop maar eens verder, m'n vriend,
Maar doe voorzichtig met uw kleeren,
Het water stroomt er uit,
En spoelt het zand weg van de heeren,
„Hoest nietl" want modder op de straat,
U weet niet. dat bier zooiets misstaat.
Want. dit is de Nieuwe Streek,
(Op d'ouwe breek je dan zeker je beenen)
Ongeschikt voor karrengespuis,
Onfeilbaar tegen koude teenen.
Recht voor U riet U de brug,
Practisch meneer, loop niet te vlug!
Ziet U die mooie villa's links?
Is het voor Uw schrale beurs niet wat?
Ik raad U aan, vóór U gaat slapen.
Neemt aan d' andoren kant een bad.
Dit als een goede loer,
Voor een volgenden keer,
Wel te rusten, meneer!
Kolhorn, Mei. B.
neerhangen, maar het leek er niets op, want me
vrouw Winderby.'s rondo, forsche gestalte, niet door
een corset in bedwang gehouden, liet dat niet toe en
de nachtpon was te nauw.
Rond haar hals lag een snoer amberkleurige kra
len en op haar rood, touwachtig haar zwierde lustig
een slordige, groene, slappe Liberty hoed.
Bevallig zonk zij in een lagen wipstoel en zei:
,Jk smachtte er naar u ie ontmoeten vanaf het
oogenblik, dat u in Pine Tree Valley kwam wonen.-'
„O", zei ik. niet in staat de verwondering uit mijn
stem te bannen.
„Ja. Ik weet natuurlijk, dat u hier al eenigen tijd
woont, maar ik heb het zoo waanzinnig druk, ziet u."
„Heeft iedereen het hier druk?" vroeg ik.
„Dat hangt er vanaf', verkondigde,zij, „wie het zijn
Menschen, die een bron in zich hebbèü. zijn altijd be
zig U hebt een bron", zij wees naar me met haar
parasol.
„O, ja?' vroeg ik wederom verwonderd.
„Ja. U hebt temperament"
Nu uist ik wei, dat ik een temperatuur had, rnsar
ik wist niet precies wat zo met dat andere bedoelde
en lachte zorgeloos. Als zij gezegd had: „U hebt een
sanguinisch of een pessimistisch temperament,'' zou
ik haar volkomen begrepen hebben; maar op die ge
deeld eerae manier: „U hebt temperament
Doch zij wist blijkbaar meer van dergelijke dingen
af dan ik en zoo sprak ik haar niet tegen.
„Ik zie het aan de kleur van uw japon, aan de
boeken op uw tafel Omar, die heerlijke lieveling,
aan do do manier waarop uw haar gekapt is."
Ze trapte al sprekende op Jumbles' staart en iK
greep onwillekeurig naar mijn hoofd, doch voelde ge-j
lukkig niets verkeerds.
„En dit is zulk een heerlijke, liefelijke tuin. U leeft
natuurlijk het „eenvoudige Leven"?"
„Ik leef het loven van een zieke", antwoordde ik,
„dat moot wel eenvoudig zijn."
„O natuurlijk, natuurlijk, men heeft mij van uw
ziekte verteld zeer treurig."
Zij sprak haastig, alsof ze verlangde zoo spoedig
mogelijk van dit pijnlijke onderwerp af te stappen.
Dacht ja dat ik over mijn ramp zou uitweiden tot
haar? De hemel beware me.1
Ik zag haar verwonderd aan.
„Dat u cn uw man verwante geesten zouden zijn
geweest. Was dat uw man, dien ik zooeven zag toen
ik binnenkwam?"
,Ja, dat was mijn man", antwoordde ik vast.
Wordt vervolgd.