lARSUESITE'S WQHDEBE IMS Van allerlei uil de Men» schelijke samenleving. ie Woensdag 6 Mei 1925. TWEEDE BLAD, FEUILLETON. l( ,':A Ingebonden Stukken- sn vet JS. 68sle Jaargang. No. 7633. MARIJKE MEU, EEN FRIESCHE PRINSES UIT EET HUIS VAN ORANJE, a ff, - IV kwa Degene, die liet sohoone en voortdurend mot mildo hand verfraaide Caseel' bezoekt en die zich opmaak i, *tot een wandeling naar do VVidhelniahöhe, waai-van iujj1 een schitterend uitricht geniet over de stad, die daar in de verte als aan zijne voeten schijnt te liggen, en wie, naar bovenopziend, de prachtige liercules-bronnen aanschouwt, vermoeit zaeh slechts zelden met de vraag, wie de schepper is van deze omgeving, waarin de natuur op zoa bewonderenswaardige wijze aan het mensohelijk vernuft is dienstbaar geeinaakt. En wie in de tal rijke musea van deze Duitsolie stad rondwaart en in het bijzonder aan de merkwaardige schilderij en- verzameling zijn aandacht wijdt, -bedenkt slechts zelden, met hoeveel' moeite, ja bijna doek voor doek, deze verzameling door de vroeger zoo kunstzinnige Casselseho landsvorsten is bijeengebracht. Op de ontwikkeling van Cassel! is do, inkomste van Fran- gchc refugió's, die tengevolge van de herroeping; rij van het édict van Nantes in 1685 moesten uitwijr ken, van veel invloed geweest. Het was voor hen, 4 dat de Fransdie architect Du Rey de nieu,we bovenstad bouwda die ook nu nog opvalt door het speciaal buitonl'andsoh karakter. Het was initiatief van denzelfden landgraaf Garl, die kunst verstond om buitenlandsehe beroemdhedenaan zjjn hof te verbinden, dat de Italiaan Guernieri de •oote wateivallen van Willielmshöhe tot stand dit bracht. Deze landgraaf Oarl' was de vader van een vorstin uit liet Oranjehuis, die, vooral in Fries land, waar zijl bijna geheel haar leven doorbracht, JOJ groote bekendheid geniet. Mariike Meu, de gemalin van den zoo noodlottig omgekomen Joan Willeem Friso en de moeder van den lateren erfstadhouder Willem IV, heeft in de geschiedenis van ons vader land geenoverwegend invloedrijke rol gespeeld. nvjDe naam, waaronder men hare persoonlijkheid ten aanroept, is reeds een bewijs ervan, dat van haar; niet allereerst kracht uitging. Dac zij- niettemin haar vaste plaats in de annalen van Friesland en van de Veroenigde Nederlanden heeft behouden, dankt zij aan geheel hare persoonlijkheid en 'den eenvoud, die haar ten einde toe bijbleef. Maria Louise van Hessen-Cassel waS een dochter uit een groot gezin; de bovenal godsdienstige op- II V?.C<1' nÉ>> die haar ingetogen moeder-haar gaf, deed bij haar het verlangen opkomen óm ongetrouwd te blijven, een wensoh intussohen, waarvan zij als -ro rorstenkind te goed wist, dat inwilliging tot de onmogelijkheden behoorde. Joan Willem Friso. de naaste verwant van den KoningjStadhonder Willem 111. die geen directe afstammelingen» naliet, merkte haar op, toen hij op een zijner reizen door Dui (sak- land aan het Casselsche Hof vertoefde. De toen nog reer jeugdige Oranjei>rins wordt ons geschilderd -en do van hem. bestaande portretten toonen hot duidelijk aan als een innemende verschijning; uil; zijne schitterende oogen, maar ook uit rijn ge hcele optreden reeds sprak ae vurige onstuimigheid I van den moed. Het innemend, vriendelijk woord, dat steeds op zijne lippen was, aldus JorLsseau y steeg in waarde door clen roem, die hein van hou I slagvel d volgde.. De bescheiden Maria Louise, gToot gebracht te midden van de gruwelen eai de ellenden. tan den Spaanschen successie-oorlog, was ras ge wonnen .en wijdde 'zich aan den man, dien staalt' i"i kundige berekening aan haar ouders weilkom deed ee ejn, met een eenvoud en onschuld, die zich, haar zwakheid bewust, wegschuilt onder de krachtige bet armen van eenon, die riji liefliebben, maar tevens j als haar meerdere vereeron kan. >hu jpkn gelukkige, maar wol' zeer korte echt heeft talaria, Louise van Hesson-öassel met Joan Will'cm1 riso van Nassau-Diotz, als zoodanig een plaats nemend onder de Duitsche vorsten, verbonden. Mei 1709 werd het huwelijk gesloten, maar de steeds voortdurende vijandelijkheden op het Bel- tl pscke slagveld noopten den jongen prins, fijn ge- 1 l taai in spoedig te verlaten, zoodat Zij1 niet vóór 1 L Januari 1710 aan zijn zijde haar intrede deed in het haar geheel vreemde Leeuwarden, dat, stijver »r MABEL - BARNESGRUNDY, voor Nederland EN bewerkt doo* ELLT HARTING. 80. bAmalia keek .me aan met een heilbotblik en ver- volgde: „En ik wil der nie' in de keuke' hebbe' rond- iraaie'." „Juffrouw Fairborther denkt er niet aan' in de keu- kbi ron(l to draaien. Juffrouw Faibrother is niet ge-: pvend aan keukens en riolen en ovens." ,,0, neturelijk, ze is een groote dame!" Amaiia's neus wees hemelwaarts. „Zij is geen grooto dame. maar haar werk lag in 'n andere richting; zij is onderwijzeres, zij heeft mij on- i c üenvezen." 5 „O Ik nam een krant op. „Dan weet ze ook nie' veel!" „Ik weet zeker, dat Amalia niet het minste plan had Dnbeleefd te zijn. „Dat hangt er van af wat je veel noemt", antwoord- Ze wilde heengaan. hooifiiBrlaü8:d0 6r naaT '^aar definitie van kennis te „Wat bedoel je met véél weten?11 keek me aan, afwezig. „Wat bedoel je mot to zeggen, dat juffrouw Falr- •rother niet veel weet?" r°u\,zo. weet nle' veel." 'Goed", ik werd ongeduldig, „wat soort van dingen ze dan niet?" „Ze weet niks nuttigs." ..Amalia". vroeg ik wanhopig, Je draait in een bigetje rond." tu S®?|? liaar oo^en op en bekeek het plafond. 1x10 noK eens: „Vertel me dan eens, wat je tiet nuttig vindt." ks lij N, I ft „z knn etn statiger nog dan nn. geen enkele herlnnerinfe aan het vroolijke zwierige Cassel1 bij haar kon te voorschijn roepen. Drie maanden bracht Friso met haar te Leeuwarden door; toen vertrok hij' opnieuw I naar het oorlogsterrein om er geheel het volgend jaar to vertoeven on er nieuwe lauweren te,oogsten. In zijne afwezigheid schonk Maria Louise hem 'een dochter. Opniouw bracht hij1 do wintermaanden1 met j haar door en opnieuw deed het aanstaand krijgsge woel hem in April 1711 haar zyde verlaten. Nog steeds was .omtrent de omvangrij ke erfenis van den Koning Stadhouder Willem III geen regeling ge troffen: de koning van Pruisen betwistte aan, Fnso zijne rechten. }n de brieven, die hij tot zijne jonge vrouw rientte, vindt men menigmaal toespe lingen daarop, waarmede Maria Louiso, van huis uit niet op den Pruisiscchen koning gesteld, volko men instemde. In den zomer van I7ll kwam Koning Frederik naar Den, Haag oml er met de Algemeenq Staten over de erfeniskwestie te overleggen, en deze drongen er bij Friso op aam, dat ook hij persoon-, 4jk zou komen om do zaak te schikken. Heeft do Jonge prins iets gevoeld van hot nadarend onheilP Zooveel is zeker, dat hij niet dan oarzolondAgegaaji is, omdat hij noode het ^slagveld verliet #n yuak van de bijeenkomst te 's Gravenhago weinig goeds voorspelde. Op zijn reis naar Don Haag kwam hij1 onder het heftigst stormweer voor hot breede Hoi- landsch Diep aan; tot dicht aan de overzijde bleef hij; in zijn rijtuig zitten; toen pchter werd de schuit teruggeslagen en scheen het beter achter de koets pi.aa.ts -to nemen. Maar de zware golfslag deed do -schuit kantelen en wierp hem mot eenigo anderen in de golven, waarin bil', niettegenstaande alle pogingen, die tot redding werden aangewend, verdronk. Slecht weinige dagen later ontving Maria Louise die de maand tevoren het verlies harer moeder te betreuren had gehad en die een tweede telg onder het harte droeg, het verpletterende bericht. Nauwelijks anderhalf jaar verbleef zij in de Republiek, toen de geboorte van haar zoon haar voorgoed aan deze ketende. Is het wonder, dat een prinses, opgevoed &Ls Maria Louise was, weinig, ja laat ons gerust zeggen, aardige derlanden? durend alle eeuwen door, tegen Jen Oratijeinvloed heeft geworsteld en gestreden, had na den dood van Willem Hl de kans schoon gezien om een twee de stadhouderlooss tijdperk in te luiden, zij het iook slechts voor Holland, Zeeland en Utrecht. De Noor delijke provinciën kozen Joan Willem Friso tot haar stadhouder en van dezen ging nauwelijks twee maanden na zijn dood de waardigheid over op zijn zoon, den lateren 'Prins Willem IV. Maria Louise werd regentes. Zwaar was de taak,die haar wachtte, omdat rij, zonder misschien, zelve te we ten in hoe sterke maté, had te Rampen imet dg invloeden der regenten-oligarchie, die zich vanuit Holland ook in Friesland deed gevoelen. Het was vooral in godsdienstige richting, dat zij' de opvoe ding yam haar zoon leidde; volgens tijdgenooten ej historici te eenzijdig in deze richting. Zoo zelfs, dat j dat toen Willem IV in latere jaren zijn geloofd j belijdenis te Utrecht ajflegde, het meer een aan- j staand theoloog scheen, die het woord voerde, dan een eenvoudig lidmaat dor kerk, wiens taak daar buiten in het wereldsche lag. Op vijfjarigen loef tijd heeft Willem IV een val goaaan, die hem een hoogen rug deed behouden. Als loeJiijjk is hij daarom biji velen bekend. Geheel ton onrechte, want, ail was hmi niet zoo knap als zijn vader, zijn oogeh tintelden van geest, zijn gelaat was fraai besne den en hij beschikte, misschien deels ten gevolge van 2&jme lichamelijke ongeschiktheid, over hot scherpst denkbare vernuft. Maria Louiso is voor hem geweest een moeder met bezorgdheid, die die men zich niet grooter kan denken. Een bezorgd heid die ongetwijfeld te groot, to teodoiy was, maar die in zijn welzijn en in zijn liefde alle belooning vond. Wel niemand, die van de brief'wisseling tussohem Marijke Men en haar zoon een zeer uitvoerigjq briefwisseling in den loop van, dertig jaren heeft kennis genomen, kan beweren, dat zijl invloed heeft gehad op de vorming van zijn karakter. Wanneer wij1 aam Willem' IV denken, dan zien wij voor ons de weinig schitterende rol, die kb in de go schiedenis der Republiek heeft gespeeld. Bedenken wij daarbij wel eens, dat de omstandigheden het moeilijk toelieten, een meer bebeekenende rol te vervullen? Hoe het zij', wie Prins Willem IV betel wil leeren kennen, lezo de briefwisseling met zijne moeder, leze over en van hem wat inbelHeetfueof ontwikkelde tijdgenooten zeiden. Het moge waar zijn, dat de Koning van Engeland, aan zijne dochter Anna van Hannover haar huwelijk mei Prins Willem IV aankondigende, er van sprakj dat 'hij! leelijker was dan een aap hij ging daarbij oa_niet veel meer dan zeer oppervlakkige berichtev arT Willem IV was geenszins een man, die van lieteekenis ontbloot was, geenszins een persoon lijkheid, die men met zijn absoluut onbeteekenen den zoon Willem V mag- en kan vergelijken. jD? geschiedenis hooft hem met toegestaan, een rol vou beteekenis te vervullen; h$j was er de man 0101" naar, om, met geweld te grijpen naar machte die hem met gewillig gegeven werd en hij heeft iden uit slag van don Oo^tcorijkscho Suooeaeiejorlog af- gewacht, die .net volk om hem deed roepen. De verhouding tuesohen Willem IV en zijne moe der is er eene, die slechts zelden tusSchen vorstelhkp ouders on kinderen wordt aangetroffen. Er is ïety vermoeiends in do wijze, waarop do goede Mariike Meu, die leefde voor en door naar liefde tot den zoon, niet ophoudt hem telken keer haar tcoder- heid to betuigen, oene toewijding, die rechtmatig van geen enkelen, «eelfs niet van den besten zoon kan warden verwacht. Haar toederheid is niet zonder wantrouwen cn meer dan eens komt» het T°orj - dat Willem IV op dien oigonaardigen. zacht eerbiedigen, maar toch beslisten toon, die aan züy schreven eigen ie, haar moet vermanen. Moeilijk heden ontstonden eerst, nadat zijn huwelijk mcfr Amna van Hannover wns voltrokken. Er was niets, wat deze vrouwen verbond. Marijke Meu zou wed de allerlaatste geweest zijn om het der schoondoch ter ten kwade te duiden, dat zij (hls do koninklijk^ prinses den voorrang nam boven haar schooaimoa der. Marijke Meu wist niete van 'al het leolijks dat over Wilkom IV aan het Engelsohe Hof wenj verteld. Maar zij' kon de persoonlijkheid van Ann?t 'van Hannover evenmin begrijpen, als deze haar toederheid voor Willem IV kon waardecren. Ziji kon- vwral niet begrijpen, dat de moeder na hot hnwe- Al'k in detweede plaats kwam en zich mot dezf tweede plaats moest tevreden stollen. Zy was verwend door do groote gehechtheid van haar zoon, die zelfs in do dagen,, dat hyl mot ,het iegor te velde wae, niet naliet, haar bijna dagelijks berichf te zenden. Eerst in de latere jaren, eigenlijk in da laatste jaren van Willem IV's leven, is er tcgeni wicht gekomen in de verhouding, toen heeft Marijke Meu begrepen, dat haar; zoon ten allen tijde voor haar zou blijven wie hij was geweest; toen Jiiekd haar wantrouwen en tegelijkertijd haar ijverzucht tegen haar schoondochter op. Zij, die maar één wensch had, dat het den zoon goed mocht gaan, was door het noodlot vooijbo stenid om hem lang voor ziohzelven te zien heen gaan. In 1751 ondernam1 Willem IV een langdurige badkuur te Aken, die schijnbaar uitnemend slaag de; nauwelijks teruggokomen, wierp do koorts hem ter neer en deed hom in enkele (lagen overlijden. Anna van Hannover werd regentes, doch ook haar overleefde haar schoonmoeder. Het was in 1759 reeds, dat do eenvoudige Friesohe gouvernante ten tweedo male werd geroepen om, zy het ook in eert indirecte rol, de teugels van het bewind in handen te nemen. De hertog van Bnmswijk-Wolfenbüttel, wiens naam geenszins een onverdeeld gunstigen klank in onze geschiedenis heeft, trad ais voewd over Willem V op; bij Maria Louise vond hij groote ingenomenheid .met .rijm persoon. Hij beje gende haar dan ook met een eerbied, die de oupe vrouw streelde en de zorg die hij voor hare klein kinderen, zoowel voor Willem y als voor 'de latere Carolina van Nassau-Weiburg jiad, deed haar goed. Marijke Meu bleef in Leeuwarden verblijf hou den. De belangen van het Friesohe stadhouderschap wei-den nauwkeurig door haar waargenomen; in de andere belangen mengde zij* zich niet. In alle volgde Zij den raad van Bronswijk, en ongetwijfeld is het mede aan haar invloed to danken of to wijten, dat Willem V haar later op dien«noodlottigou weg maar al te zeer is gevolgd. Zij loofde voor do be langen van hare kleinkinderen, wat haar intus sohen niet hoeft weerhouden, om met prinses Caro line. de betrekkingen af te breken o pde wijze als Bronswijk noodig on wensohclijk achtte. In Den Haag, waar zij het laatst geweest waa in gezelschap van haar zoon, kwam zij' ma 1750 niet meer; toen had zij daar dagen doorgebracht, die haar tot (bot einde van haar leven het pad hebben verliohtu Vol liefde en toewijding was de jonge erfstadhouder geweest van den aanvang tot hot einde van haar bezoek en de eerbied, waarmede hiji haar Bejegende had de Hagenaars doen gevoelen, welke plaats zijn moeder in zijn hart was blijven innemen. Slechts zeer korten tijd -nadat Willem V meerder jarig was verklaard en zelf, zij het ook onder lei ding van Bronswijk, de teugels in handen kon ne men. overleed Marijke Meu. Eigenaardig: zij die zicbzelve wegdacht voor de belangen harer klein kinderen heeft niet begrepen, dat een voorstel in de Staten van Friesland om Willem V reeds meerder jarig te verklaren niet aan het einde, maar bij de in trede van zijn achttiende jaar, #haar niet kon kwet sen. Integendeel, zij zag daarin misschien door Bronswijk opgestookt een aanval op haar zorgen, waartegen zij zich verzette met een kracht en fier heid, die men niet algemeen in haar wist. Zij was een Tabitha in goede werken: ootmoedig, nederig, klein in eigen oogen ,^Mij ontbreekt niets dan dankbaarheid," was zij gewoon te zeggen. „Wij heb ben rede Goden te danken, dat wij dezen schat hier hebben gehad, zooveel jaren ondor ons,' meer dan een halve eeuw" aldus haar lijkredenaar, de hoog- leeraar Schrader, toen zij op den tweeden Paasch- dag van 1765 was heengegaan. Heengegaan uit den kleinen eenvoudigen kring, dien zij zich bij baar be perkte middelen had moeten scheppen. Want Willem IV was een vorst, die zonder bepaald verkwistend te zijn, toch zeer royaal leefde en de gevolgen daar van aan zijne naaste omgeving deed gevoelen. De - en kaarte' en berduro'." „Kaarten?" tossen ka&rte" teekene' op schooL" „Wat voor kaarten?" i-uropa in rooie ink." „Je bedoelt de Britsche bezittingen." M Amerika en "Maar Amerika behoort niet aan ons," viel ik in- Ze sloot de oogen om haar overgroot© verveling uit te drukken, doch ik liet me niet afschepen, ^,Wat noem jij nuttig?" „Perlitiemanne' uit een huis zette' as ze diehkr da' ze <ler do haas zijn.'J „O." „Ik heb der twee uitgekrege'." „Bij wie, bij de Tompkinsen?" fluisterde ik. „De Tompkinsee' ware' nè zoo netjes as u", kwam ze verontwaardigd. „O, neem me niet kwalijk." „Ze haddo' zalm een heele hoop." „De politie?" Toen het tot me doordrong hoe dom die vraag was, was zo er al uit. „Ik hem het over de Tompkinse', M'frou." „O, ja, natuurlijk." „Waarom zei u dan „perlitie"?" „Een vergissing." „Do Tompinkse' ate' twoomaal i& de week zalm." „En bekwam ze dat goed?" „Neturelijk. Wij mosse' ook wat vaker zalm ete\ nou we toch rijk zijn voor het gedaan is?" „Wat godaan is?" De zalm, neturelijk," en nu verliet ze me werkelijk met hoorbaar gesnuif. De menschelljke natuur is toch niet zeer uiteenloo pend, Dinvbi© is hoos over juffrouw Falrbrothor's komst en Amalia eveneens en. vrijwel om dezelfde reden. En ik hen menschelijk en vrouwelijk genoeg om, een groote vreugde en voldoening te vinden in hun boosheid. HOOFDSTUK XXJX ïen literaire dame vereert me met een bezoek. Verscheidene mjilon heeft Amalia den Iaatsten'tijd het genoegen gesmaakt, ons best porseleinen servies te voorschijn te mogen halen., de society" van Pi- ne Tree Valley ie eindelijk begonnen ons in hun kring op to nomen. Zes maan don zijn roods in hot niet verdwenen sinds wij ons bier vestigde. Nu kunnen ze gevoegelijk beginnen. Het zijn grootendetls goedige, vriendelijke, welmee- nende matrones, die werkelijk voor mij in mijn on geluk voelen, me hoeken en tijdschriften zenden en oen ongeveinsde belangstelling aan den dag leggen in Amalia, haar manier van huishouden, en haar zin gen. Ze heeft nu in ekl geval nette „schoenen", vertel ik mezelf met een diepen zucht van voldoening. Zij vindt al dat bezoek heerlijk, ze ziet er een voor uitgang voor ons in. Ze heeft me laten voelen, dat ik eigenlijk Jour" moest houden; dat ik Japansch pa pieren servetjes moet koopen om op den schoot der dames te leggen en dat broodjes veel chiquer zijn dan SDéédjos brood Van al mijn bezoekers hebben slechts twee eon duidelijken indruk bij me achter gelaten: mijnheer Brook, do vicaris van onze parochie, omdat hij een man was en mevrou wWonderhy, omdat ze een letter" kundige waa Toen mijnheer Brook den tuin in kwam, vloog Ama lia gelijktijdig de voordeur uit. slipte m'n muiltjes aan mijn voeten, vischte den schildpad op en trok m'n japon in sierlijke plooien om me heen- Ik ben or zeker van, moet er zeker van zijn, dat Amalia eiken middag in de provisiekast op de loer naar visite ligt Mijnheer Brook's oogen twinkelden vroolijk, toen hij haar bezig zag en ik vond hem aardig, juist daarom. Ik herinner me meer van het gesprok met me vrouw Winderby dan van dat van mijnheer Brook, want de laatste was noch literair aangelegd, noch ze nuwachtig, noch overspannen, alleen maar een een voudige geestelijke, een man zonder «enige aanstel lerij, een frissche, vriendelijke, godvruchtige persoon lijkheid met breede opvattingen, een gladgeschoren gezicht on oen prettigo. geschoolde stem. Hij vorontschilldigde zich zoolang met zijn bezoek; te hebben gewacht hij was eenigo maanden lang min of meer sukkelend geweest en zijn vrouw logde geen bezoeken af zonder hem; op het oogenblik ge noot zij aan zee een welverdiende rust. Hij vond het verdrietig dat ik ziek was en wenschte mij een spoe dige beterschap; hij had mijn echtgenoot in de kerk gezien; en hij verorberde twee broodjes en vier kom- kommer-sandwiches bij zijn thee. Een onpoëtische atrophe van Tennyson schoot mij te binnen: „A Mr. Wilkinson. a clergymanDat was Juist op Mr. Brook van toepassing, doch ik voe'- do terzelfder tijd, dat zwakken en ongelukkigen gcen beteren vriend zouden kunnen hebben. En nu mevrouw Winderby. Ik kan haar niet over slaan, want ze springt steeds maar weer la Amalia) tevoorschijn uit het hersenkast je, waarin ik haar op bergen wil. Mevrouw Winderby was gekieed in, zooals Amalia het beschreef, een nachtpon. De nachtpon was van groen fluweel met een lagen vierkanten hals. Do be doeling was, dat ze in volle, gracieus© plooien zou laatste zorgen van Marijke Meu waren voor haar omgeving. Of zij zich ooit in het stillo Leeuwarden heeft thuis gevoeld, dat Leeuwarden, dat zoozeer van haar vaderland en hare vaderiaudsche gewoonten verschilde, mag een vraag worden geheeten, maar zeker is het, dat zij, naar het oordeel van al degenen, die daar aanwezig waren den Iaatsten keer, dat zij het avondmaal gebruikte, als afscheid nam van die allen, waarmede zij Jaren achtereen tezamen ter kerke was gegaan. En wanneer wij aan Marijke Meu denken, dan zien wij haar het liefst zooals zij ons wordt geschilderd in den Iaatsten kerkgang, moeite doende bij hei weggaan, om allen, niet één uitgezon derd, een groet to geven van een afscheid, dat zij in haar eigen binnenste reeds als eeuwig voelde. Er zijn historische belangwekkender figuren dan Marijke Meu; er zijn alleen reeds in de geschiedenis van ons eigen land Duitsche princessen, die een rol van heel wat grooter aantrekkelijkheid en beteeke nis hebben gespeeld. Daar is reeds dadelijk Prinses Wilhelmina van Pruisen, die evenzeer haar tegen beeld was als dat van haar kleinzoon Willem V. Er is niets, dat deze beide vorstinnen gemeon hebben, en toch is he: eigenaardig, dat in Leeuwarden en in Friesland de herinnering aan Marijke Meu heel wat krachtiger voortleeft dan die aan de stoutmoedige, fiere, onverschrokken prinses Wilhelmina, van wie aan onze jeugd wordt verteld, dat zij eenmaal door de Patriotten werd aangehouden aan do Goojan- Verwellensluis. Waarom? Omdat uit een figuur als die van Maria Louiso spreekt een voorbeeld van zelf opofferende liefde, die in do geschiedenis maar al to zelden wordt gevonden. Zij was een goodo, een misschien in meer dan één opzicht overdreven moe der, maar bovenal eene, die er prijs op stelde, niets meer, niets anders en niets beters dan dat te zijn. Portretten van Marijke Meu rijn er niet veeL 'die er zijn, rij toonen ons iets van de strengheid) harer godsdienstige opvattingen, die door niets werd getemperd. Zfijf Uxxuion ons echter togolijk iets van den grooten schat van liefdo, dien dez^ vrouw te geven had. En hot is, alsof zyf ons allen iets doen zien van. het stempel, dat het noodlot op haag gelaat had gedrukt; dat noodlot, dat haag reeds m de allereerste jeugd den man ontuaui, aat? wien zij gehecht was en dat haar bestemde tot 'a taak waartegen zij niet in alle opzichten was opge wassen. BIJ ONS. Gebogen op zijn ouwe fiets Zijn handen stijf aan 't stuur gekleefd. Met starre oogen, bang, doorborend, Het domme donker, dat 'm omgeeft, Reed hij daar. koud en verkleumd van den regen, Mopperend op de vermodderde wegen. Zijn uitgeteerde, kakementen. Zijn plat als z'n „portemenee". Ja, 't is de stakkerd aan te zien, 't Liep hem in 't leven niet mee Z'n hoekige handen zien blauw van de kou, Maar daar is z.'n dorpje, hij is er nu gauw. Z'n hart klopt harder, d' oogon schitt'ren. Hij rijdt nu tachtig in den bocht. Maar wat i9 dat! een schreeuw! een smakll De man eet modder uit den tocht, Z'n schoongeregende snoet. Ziet nu zoo zwart als de roet. Hij krabbelt maar weer naar den weg. Is goed en wel op den kant. Of zegt: „Dat noem ik toch pech!" Dat nu juist de lantaarn niet brandt!" Met bevende handed nu tast hij in 't rond. En vloeken verlaten z'n modd'rigo mond. Daar is zijn fiets en hier.een paal! „Geef op me een zaag, die blijft niot meer staan1! Zoo'n paal is fataal, 't is een schandaall Dat ding moet hier daad'lijk vandaan!" „Né! né! man, maak nu geen hommeles, 't Gaat immers om de „bssommeles'V' „Loop maar eens verder, m'n vriend, Maar doe voorzichtig met uw kleeren, Het water stroomt er uit, En spoelt het zand weg van de heeren, „Hoest nietl" want modder op de straat, U weet niet. dat bier zooiets misstaat. Want. dit is de Nieuwe Streek, (Op d'ouwe breek je dan zeker je beenen) Ongeschikt voor karrengespuis, Onfeilbaar tegen koude teenen. Recht voor U riet U de brug, Practisch meneer, loop niet te vlug! Ziet U die mooie villa's links? Is het voor Uw schrale beurs niet wat? Ik raad U aan, vóór U gaat slapen. Neemt aan d' andoren kant een bad. Dit als een goede loer, Voor een volgenden keer, Wel te rusten, meneer! Kolhorn, Mei. B. neerhangen, maar het leek er niets op, want me vrouw Winderby.'s rondo, forsche gestalte, niet door een corset in bedwang gehouden, liet dat niet toe en de nachtpon was te nauw. Rond haar hals lag een snoer amberkleurige kra len en op haar rood, touwachtig haar zwierde lustig een slordige, groene, slappe Liberty hoed. Bevallig zonk zij in een lagen wipstoel en zei: ,Jk smachtte er naar u ie ontmoeten vanaf het oogenblik, dat u in Pine Tree Valley kwam wonen.-' „O", zei ik. niet in staat de verwondering uit mijn stem te bannen. „Ja. Ik weet natuurlijk, dat u hier al eenigen tijd woont, maar ik heb het zoo waanzinnig druk, ziet u." „Heeft iedereen het hier druk?" vroeg ik. „Dat hangt er vanaf', verkondigde,zij, „wie het zijn Menschen, die een bron in zich hebbèü. zijn altijd be zig U hebt een bron", zij wees naar me met haar parasol. „O, ja?' vroeg ik wederom verwonderd. „Ja. U hebt temperament" Nu uist ik wei, dat ik een temperatuur had, rnsar ik wist niet precies wat zo met dat andere bedoelde en lachte zorgeloos. Als zij gezegd had: „U hebt een sanguinisch of een pessimistisch temperament,'' zou ik haar volkomen begrepen hebben; maar op die ge deeld eerae manier: „U hebt temperament Doch zij wist blijkbaar meer van dergelijke dingen af dan ik en zoo sprak ik haar niet tegen. „Ik zie het aan de kleur van uw japon, aan de boeken op uw tafel Omar, die heerlijke lieveling, aan do do manier waarop uw haar gekapt is." Ze trapte al sprekende op Jumbles' staart en iK greep onwillekeurig naar mijn hoofd, doch voelde ge-j lukkig niets verkeerds. „En dit is zulk een heerlijke, liefelijke tuin. U leeft natuurlijk het „eenvoudige Leven"?" „Ik leef het loven van een zieke", antwoordde ik, „dat moot wel eenvoudig zijn." „O natuurlijk, natuurlijk, men heeft mij van uw ziekte verteld zeer treurig." Zij sprak haastig, alsof ze verlangde zoo spoedig mogelijk van dit pijnlijke onderwerp af te stappen. Dacht ja dat ik over mijn ramp zou uitweiden tot haar? De hemel beware me.1 Ik zag haar verwonderd aan. „Dat u cn uw man verwante geesten zouden zijn geweest. Was dat uw man, dien ik zooeven zag toen ik binnenkwam?" ,Ja, dat was mijn man", antwoordde ik vast. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 5