BEZOEKT de HuisYlijüentoonsfelling yan „A.L.E.G.O." te Anna Paulowna. Geestelijk Leven., HEDENAVOND MBDBWEKKING VAN „ZANGLUST" BN DANSCLUB. - MORGEN LAATSTB DAG. owat iheld Ik h MD lm vaarlijk de secte-acholen zijn? ,edu Derhalve is onze conclusie, dat wij zoovéél mogj jëdu lijk en zoo verschillend mogelijk moeten-lezen en di ld. I wij moeten leeren goed te lezen. T)oen we dit, da had, zullen we ervaren, dat we onze lectuur gaandew^etzi kunnen verzwaren en we zullen daardoor steeds me, onze inzichten verruimen en geestelijk groeien, rijk worden. Buitendien openen wij ons daardoor tevojo k een wereld van zuiver genieten. Want lezen is en genot, niet alleen om wat 'het in ons kan achterlati om wat 't aan denken in ons kan wekken, om' vorruiming van inzichten welke 't vermag te bretfarul! gen, maar ook en vooral omdat het ons weg kan voi nan ren uit de engheid en bekrompenheid van het kleiijl gi wereldje, waarin wij gewoonlijk verkeeren. En dat een heerlijkheid. woner Laan, wordt het bezwaar van mevr. Heringa door deze mededeeling opgeheven. De heer Kaag achtte de benaming «Heerenweg niet noodig, omdat z.i. meer gesproken wordt owr Schoorl, Hargen, Groet, enz. en de naam Heerenweg nooit op de correspondentie vermeld wordt. Opgemerkt wordt, dat dit laatste wel degelijk het geval ls en bovendien is de huisnummering geba. seerd op de benaming Heerenweg. Wat de bijdrage in de kosten van 4 papiermanden betreft, merkt de heer Duin op, dat hij -zich wel met het voorstel kan verenigen., maar de rommel zal evengoed wel langs den weg worden neergegooid. De menscben moeten in dit opzicht nog worden onderwezen. De voorstellen van B. en ,W. worden hierna met algemeene stemmen aangenomen. Voordracht B. en W. machtiging te vwleenen: a. tot huur van 2 percqelen kermisterrein *e Schoorl. n.1. het perceel mej. C. C. Jelgersma. tegenover café J. Beeldman, en het terrein achter J. Beeldman, naast en achter het café; ieder voor f 75. b te verpachten de standplaatsen tegen prijzen en op de voorwaarden door B. ah W. te bepalen. Voorzitter licht toe, dat de kermis voorheen op 1 terrein was, maar aanvrage kwam voor een tweede terrein. B. en W. wilden de regeling in eigen be heer hebben en dit voorstel nu is een uitvloeisel van de bespreking tusschen B. en W. en gegadigden. De heer Duin geeft in overweging te trachten de voorgestelde regeling voor een langeren termijn te treffen. Het voorstel van B. en W. wordt hierna in beginsel aanvaard en B. en W. doen de toezegging te trachten de regeling voor langeren termijn te treffen. Bij de rondvraag zegt de iheer Schermer, dat bij de bespreking ten raadhuize over de kabellegging de duakundige ontried om van een bovengrondschen ka bel stroom af te tappen op een ondergrondschen ka bel. Spr. heeft op dat advies niet willen afdingen, hoewel hij de overtuiging had, dat dit geen bedrijfs storing zou veroorzaken, integendeel. In de laatste vergadering is deze kwestie ten aanzien van de Oude Slotiaan afgestemd, maar spr. zou toch graag zien, dat eens een proef werd genomen en dan te Groet, en wel van het gedeelte vanaf den transformator tot de smederij. Spr. wijst op de flinke reserve die hot G.E.B. heeft en zou in een volgende vergadering dus gaarne vernemen, de kosten van het maken van een ondergrondschen kabel in dat gedeelte van Groet. De heer Duin vraagt, waarom de proef ite Groet moet worden genomen, spri acht de Schoorlsche buurt dan beter. En ook hier is het weer, waar blijft het eind. Eer we 2 vergaderingen verder zijn, zouden meerdere aanvragen voor ondergrondschen kabel ko men. Spr. geeft toe, dat het maken van een onder grondschen kabel zou wezen een stap in de goede richting en we hebben wel een aardig reservefonds, maar toch niet toereikend voor een ondergrondschen kabel. Bij de verdere bespreking oordeelt spr., dat Vorig maal het voorstel van B. en W. wel op een abuis 'berustte, de electriciteitscommissie was van, oordeel, dat de heer Gouverne moest garandeeren en dat eer9t de huisverlichting er moest wezen vóór de straatverlichting. Voorzitter deelt mede, dat de heer "Gouverne. nu ge negen is de garantie te stellen, ook voor de hujsaan- siuitingen. De heer Schermer zegt, Groet te (hebben gekozen, omdat de ondergrondsche kabel dan vanuit het trans formatorgebouw gevoed wordt, en bovendien, omdat daar nog, jonge boomen zijn. Voorzitter doet toezegging dat het een punt Van overweging van B. en W. zal uitmaken evengoed als denkelijk bij de electr. combiissie. De heer Schermer wijst op den slechten toestand van den weg vanaf Timmerman naar de Klimduin. Uit de bespreking blijkt, dat uitgemaakt dient te worden, hoe bet eigendomsrecht is, wat ook met het oog op staanplaatsen gew.enscht is. De heer Kaag zegt. dat hij met den heer Duin het voorstel bad willen doen om1 na invoering van den zomertijd aan de scholen den ouden tijd te handha ven. Deze vergadering verraste de beide leden. Voorzitter zegt. dat het leerplan, door B. en W;. in overleg met den inspecteur wordt opgemaakt, en de ze zaak is dus buiten de bevoegdheid van den Raad. De Raad kan alleen zijn weöschen naar voren bren. gen. De heer Duin: Dan gaan we wenschen. Mevr. Heringa: Eb wij tegenwenschen. Voorzitter zegt, dat B. 'en W. de oplossing hadden gevonden, door te Groet de zonnetijd te behouden en te Schoorl een half uur terug. De heer Kaag bespreekt de toepassing der Zondags wet. Wel wil spr. niet op alle slakken zout leggen, maar - er zijn menschen die in de week 't werk zouden kunnen doen, dat nalaten, om dan des Zondags aan het werk te gaan. Voorzitter wijst er in zijn antwoord op, dat de Zon dagswet een oude wet is en dat de oorzaak ook wel is dat die niet altijd de medewerking van de rech terlijke macht heeft. Spr. beeft altijd tegengegaan het maken van muziek tijdens de kerkdiensten. De heer Kaag meent toch, dat waar de wet er is, er tooh recht is te zoeken en de rechterlijke macht kan zich er niet aan onttrekken. Als een werkman 'e Zondags zijn tuintje opknapt enfin, maar er wordt wel gewerkt wanneer bet niet noodig is. I Voorzitter zegt, dat de rechterlijke macht zich wel niet mag onttrekken, maar het hangt dan toch af van de mate van straf. Een boete van 50 cent zal meni zich niet veel van aantrekken. De heer Bijl oordeelt, dat men toch niet graag met den strafrechter in aanraking komt. Voorzitter zegt, dat het hier betreft een zaak van het hoofd van politie en laat de heer Kaag spr. dan. straks maar eens inlichtingen geven. Gevraagd wordt, of het werken op Zondag dan zoo veelvuldig voorkomt te SchoorL De heer Kaag weet bet ni$t van Schoorl, maar te Groet wel; mevr. Kok beaamt dit. Voorzitter zegt, dat de heer Kaag en spr. dan maar eens op de fiets moeten springen en eens rondrijden. De heer Duin brengt ter sprake het innen dor schoolgelden. De hoof.den der scholen fungeeren als boden en spr. vindt het eigenaardig dat de school kinderen de schoolgelden moeten meenemen. Is het niet in de lijn dat de gemeente-bode hiervoor zorgt? Voorzitter zegt, dat B. en W. deze kwestie reeds hebben besproken. Spr. onderschrijft het bezwaar van den heer Duin, maar hij erkent, ook het bezwaar dat de secretaris tevens gemeente-ontvanger naar voren bracht, al., dat er dan wel een 2e gemeente-bode moebt worden aangesteld. De secretaris wijst er op, dat bij de bespreking over toet salaris van den meteropnemer reeds naar voren kwam dat het ophalen van geld veel tijd vordert. Mevr. Heringa zegt, dezelfde klacht reeds meerma-1 len te hebben geuit,, al is het dan niet in den Raad. Spr. keurt het af, kleine kinderen geld mee te geven en vraagt, of het niet mogelijk ia het schoolgeld om de 3 maanden te innen en zitdagen te houden. De heer Kaag wijst er op, dat de gemeentebode te vens bode is van 5 waterschappen en als daar tijd voor 19, kan er ook tijd wezen voor het innen van de schoolgelden. Voorzitter veronderstelt, dat bij de vaststelling van het salaris wel rekening gehouden is met de wedden die de gemeentebode uit anderen hoofde genoot. Spr wijst op de uitgestrektheid der gemeente en de vele werkzaamheden van den gemeenteveldwachter en gemeentebode. Spr. heeft de overtuiging, dat de bode heel veel in de weer is. De heer Kaag meent, dat de gemeentebode toch in de eerste plaats gemeente-ambtenaar is. Als hij dan te weinig verdient, moet hij meer vragen. Dat de ge meente-opzichter ook bij die verschillende water schappen in functie is, moest uit den booze wezen. De secretaris weet, dat een 5-tal menschen bezwaar tegen de bestaande regeling heeft, overigens hoort spr. geen klachten. De heer Duin zegt, dat er ook zijn die hun bezwaar niet uiten. De heer Schermer is bet eens met de bezwaren door den heer Kaag genoemd en vraagt," of de meter-opne- mer de schoolgelden niet kan innen. Voorzitter zegt overweging toe. De heer Duin heeft gelezen, dat 14 Juni door de harddraverijvereeniging harddraverij en tevens achoonrjjden gehouden zal worden. De tentoonstel lingscommissie houdt sedert jaren concours-hippique en hoewel dit een zaak is die hier niet in bespreking behoort te worden gebracht, zou spr. graag zien, dat de voorzitter als hoofd1 der politie trachtte, dat de harddraverijvereeniging geen schoonrijden uitschreef. Voorzitter zegt, dat deze zaak inderdaad] geen zaak voor den Raad is. Mevr. Kok brengt nog ter sprake ,de verontreini ging van drinkwater, doch de heer Duin licht toe, dat bedoelde verontreiniging niet plaats vindt, daar waar het water als drinkwater wordt gebezigd. Hierna sluiting. MIJNHARDTs Staal-Tabletten .80* Maag-Tabletten.75 Zenuw-Tabletten 75« Laxeer-Tabletten 60« Hoofdpijn-Tabletten 60 BIJ Apoth. eo Drogisten. Enkele dagen geleden kreeg ik niet voor de eer* ste maall een aardig bewijs voor de aanbevelens waardigheid van het schrijven onder een schuil naam. En ik gevoelde opnieuw «hoe goed het is, dat ik me altijd achter dien naam verborgen heb. Het gaf mij nu zoo heerlijk de gelegenheid om een onbevan gen en eerlijk oprdeel over een artikel van Astor te vernemen, een gelegenheid, welke ik, stellig zou heb ben gemist, als degene met wien ik sprak, mij als Astor bad gekend. Ik ontmoette n.1. op reis iemand uit Hollands Noor derkwartier, die in den loop van, het gesprek op het laatste artikel van Astor kwam. Hij vroeg me, of ik 't ook had gelezen. Met een volkomen effen gezicht kon ik die vraag bevestigend beantwoorden. En toen vroeg ik hem natuurlijk heel argeloos of hij 't met het door Astor geschrevene eons was, of hij die stuk ken geregeld las en hoe hij ze vond. Het was aller- vermakelijkst voor mij en..., leerzaamI Op één gedeelte van ons gesprek kom ik in dit ar tikeltje terug. Mijn reisgenoot maakte deze verstan dige opmerking: „Alles goed en wel; hoe meer gees telijk leven hoe beter, maar op welke manier kunnen we dit leven aankweeken, en bevorderen bij anderen en bij ons zelf; ziet ge, dat zou ik nu wer eens van dien Astor willen weten. Want hij mag schrijven over sterk-levende menschen, zooveel als hij wil daar hebben we niets aan als hij ons den weg gilet wijst om ons geestelijk leven op te bouwen en te verrijken." En ik deed alsof ik van den prins geen kwaad wist, knikte toestemmend en dacht bij mezelf: hij heeft gelijk en daarover moet ik in het eerstvolgend G. L, wat gaan schrijven. Ziezoo, nu kent gij, de voorgeschiedenis van dit artikel en de aanleiding er toe. Ik zal dus in de hoop daarmede zeer velen van dienst te zijn een antwoord gaan geven op de vraag: wat kunnen wij doen om het geestelijk leven bij onszelf en anderen te bevorderen en tot bloei te brengen. Om deze vraag goed te beantwoorden, moeten wij beginnen met juist te omschrijven, wat we onder geestelijk leven willen samenvatten. Wé kunnen nooit te duidelijk wezen met onze bepalingen, Daar door wordt héél veel misverstand voorkomen. Welnu, met geestelijk leven bedoelen wij dè.t leven, hetwelk zich niet richt op de materieele, de stoffelij ke, de lijflijke behoeften van den mensch, maar op al wat den groei van de persoonlijkheid bevordert, dus op de verstandelijke, de zedelijke en religieuse ontwikkeling. Misschien ben ik nog duidelijker, wan neer ik er aan toevoeg ook: de aesthetische ontwik keling (ontwikkeling van het schoonheidsgevoel) om dat misschien niet iedereen onmiddellijk begrijpt, dat deze in 't voorafgaande reeds is opgesloten. Een mensch kan geeselijk zéér arm wezen, een ziel en een stumperd zijn, terwijl hij lichamelijk nieta mankeert en door en door gezond is en hij kan daarbij stoffelijk zelfs heel rijk wezen. Van ons lichamelijk welvaren is onze persoonlijk heid niet afhankelijk, tenminste in zooverre onze li chamelijke gesteldheid onze geestelijke functies niet belemmert, of uitsluit, wat b.v. met een hersendafect het geval kan wezen. En evenmin kunnen we zeggen, dat finantieele en geestelijke rijkdom onafscheidelijk zijn samengekoppeld. Al moeten we hier ook erken nen, dat in de huidige maatschappij de finantieele welvaart grootere kansen voor de geestelijke ontwik keling aanbiedt dan armoede. Hierover zou nog heel wat te zeggen zijn. Maar ik mag niet afdwalen. De lezers en de lezeressen zullen voldoende begrij pen, wat wij met geestelijk leven bedoelen. Hoe kunnen we dit nu het beste bevorderen en dus sterk-levende menschen vormen van onszelf en van anderen? 'Het eeüe noodige daartoe is alzijdige ont wikkeling en voor deze wijs ik allereerst op de nood zakelijkheid om te leeren lezen. Ik gebruik met op zet de uitdrukking „leeren lezen". Velen kunnen niet lezen. D.w.z. zij kunnen de woorden wel spellen, maar ze verstaan niet wat ze lezen, dringen niet door tot de bedoeling en den zin van het gelezene. Natuurlijk geldt dit niet van nieuwsberichtjes, en marktoverziohten en advertenties. Deze kunnen on middellijk door ieder bij het lezen worden begrepen. Maar dit geldt van lectuur, welke eenige inspanning vereischt En deze lectuur is er in overvloed' en zij wordt haast dagelijks grooter. Het is een verheugenr ver schijnsel, dat in populairen vorm tegenwoordig heel veel meois en wetenswaardigs is te genieten. Zelfs het geregeld! krantenlezen werkt in geestelijken zin ontwikkelend en vormend. Want er is toch haast geen enkel blad, dat zich niet verplicht gevoelt om nog iets anders te leveren dan „nieuwtjes", dat niet begrijpt, dat er ook wat degelijkers in den vorm van populair-wetenschappelijke en beschouwende artike len enz. moet worden gegeven. Om deze artikelen moet het den lezers in de eerste plaats te doen zijn. Maar gij gevoelt wel, dat het er dan op aan komt, goed te begrijpen, wat de schrijver zeggen wil. Men vreeze niet een artikel zoo noodig tweemaal te lezen. En dan leze men steeds met de gedachte aan kritiek. Ik bedoel hiermede, dat men nooit eenvoudig maar moet aannemen, wat er wordt geschreven, maar dat men dit overweegt, toetst aan eigen meening en opvatting. De slimme lezer zal 't met mij eens zijn, als ik hier met nadruk op wijs. Er is altijd gevaar, dat men ongemerkt onder den invloed komt van bet gelezene; daar gaat een zekere sugges tie van uit. Bepaalde meeningen in een of ander blad verde digd en gedurig gelezen, zetten zich onmerkbaar vast bij de lezers, als ze niet de gave der kritiek be zitten. Daarom is het zoo gewenscht nooit bij de lec tuur zich bij ééne richting te houden. Snapt ge nu, waarom dogmatische kerken en priesters zich verzet ten tegen lectuur van b.v. neutrale bladen bij hen. welke zij willen houden binnen baar 9feer en onder haar Invloed? Is het u nu duid#tjk hoe uiterst ge- toc Zeki Wat den aard der lectuur betreft deze is van zei itte sprekend in overeenstemming met den aard van dl ilaa trouwde mannen, doch als ze getrouwd zijn, snappen zij er nog minder van", zei moeder. „Wie", vroeg ik lachend, „do vrouwen of de man nen?" „O, de vrouwen 1" Ze was zoo ernstig, dat ze mij Peter en met hem de bramen in de gedachte riep en ik lachte weer. t,Nu wacht ik op jouw meoning, Marguorite,' zei Jane met een knipoogje. „Ik ga het liefst taiet zoo weinig mogelijk illusies het huwelijk in.'' „Ik laat mij met vangen,antwoordde ik. „Er zijh mannon en mannen. De twee, die op het moment op eekhoorns en bramen uit zijn, 2kjn twee uiter sten. Misschien zijn daartussohem in! nog velschil lende variaties en Teun jij wel van de goede iheJift getroffen hebben.'' Jane grimlachte tevreden. „U hebt me nog niet gelukgewenaaht*" zei fse tot Nanty. „Dat is zoo de gewoonte»'' „Ik wensoh de mensen en geen' geluk met een huwelijk.'' „U ia cynisch.'' „Neen, maar mijn oogen zijn geopenJ. een tijd geweest, aat ze even gesloten waren als I de jouwe/' „Dat is jammer," zei Jane zlacht. ^,Ik hoop, dat de mijne altijd gesloten zullen blij ven.'' „We zullen het hopen," klonk net wat bitter uit Nanty's mond. „Ik dacht, dat we Jane's trouwjapon zouden uitzoeken," klaagde moeder en braont ons tot de wei keri/kheid terug. Ze nam twee pakken modeplaten van een' hoek tafeltje en gaf ze aan Jane. .jNog even." zei deze „Zoudt u me niet wi'len fel'icit:e.en voor we beginnenP' *rdég ze aan Na'ty „Ik zal dokter Keinoa gelukwensonen ais je datt kan tevreden steden." „Neen, daar ben ik niet tevreden mee. Ik geloof, dat ik evenveel recht op een gelukwensen (heb als hij." „Nu ben je nederig," constateerde Nanty. .Ik kan nederigheid van een vrouw niet uitstaan. Ben vrouw moest altijd voelen, dat zij goefl genoeg is voor welken man ook." i j - En hiermede moest Jane genoegen nemen. Wat een bespreking volgde er over Jane's toilet j op haar trouwdag. Of we schoolmeisjes waren. En i het moeilijke ervan was, dat op geen enkel punt ook maar twee van ons het eens waren rvoch over de kleur, noch over de stof, noen over het maaksel. Toen moeder een fantastisch schilderij ophing over zilvergaas met chiffon er onder, zei Jane: „Maar denkt u toch eens aan mijn leeftijd en 't moet vooq; een trouwpartij zijn, doah niet voor een bal'." Toen Nanty zich tot .enthousiasme opzweepte bij een droom van een jurk van zacht pastelblauw met zijden fluweel gegarneerd, zei Jane: „Blauw is absoluut mijn kleur niet." Toen ik daarna begon uit te weiden over de voordeelen van licht lila, lachte Jane me hard op uit en vroeg mij haar eens goed aan te kijken. „Ik kijk al'.' zei ik. „Je hebt bruin haar em roode wangen.' Ze negeerde al Onze voorstellen., „Ik zal trouwen in zilvergrijs popeline," kon digde zij aan. „Precies als een dienstbode." Nanty sloot haar '■"Ogen „Die trouwen altijd .in zilvergrijs, Ik heb drie kamermeisjes gehad, die zilvergrijze pope line vooi haar trouwjapon uitzochten." Nantv en moeder wilden zich niet verder met de zaak bemoeien. Nanty pakte zelfs een krant op. vWat vindt u dan van grijs laken, zacht duif grijs» Met zichtbare inspanning verjoeg Jane haar aroombeeld van zilvergrijze popelme. i N^nty ltegde haar courant neer. „Een mante'pak van giijs laken met ohinchillar kraag en manchetten kan tamelijk aardig, wor den/^ stemde zij nog wat brommig toe. „Ik he/b niets van chinchilla gezegd", kwam Jane zwakjes. „Ik geef je de chinchilla als huwelijkscadeau, als je er niets op tegen hebt. Enkel laken zou te gewoon zijn." „Het manteltje moet met wit satijn gevoerd worden," oordee de moeder beslist. „U bent met z'n allen van plan mij een massa geld uit den zak te klopjam. Ik heb nog satijnen voering gehad en ik was van plan Itali- aansch Laken te nemen." „Wat," gilden moeder en Nanty. „Italiaansoh laken," herhaalde Jane „Ik lezer. En deze wijzigt zich ook in overaenstemmia met de ontwikkeling. de Ik b.v. lees, naast couranten en tijdschriften, L la, voorkeur wijsgeerige, sociologische en historisch t li boeken. Anderen houden meer van reisbeschrijvij gen en werken op aardrijkskundig gebied, nog andt Hie: ren lezen liefst romans, waarbij weer onderschei ka. wordt gemaakt tusschen psychologische en histori Het sche romans b.v. Weer anderen hebben een sterkei ider voorkeur voor dichtwerken, en ik ken iemana, dii i 011 verzot is op de lectuur van tooneelstukken. it v •sEen eerste vereischte om goed en vruchtdragendi t« it leien is, dat men het rustig doet, niet gehaast, be 'erd geerig om te weten lioe 't zal afloopen, „Boeken ver i v' slinden" is uit den booze. Van een „verslonden" boejps blijft niets wezenlijks achter. Maar een goed, n&den bei kend gelezen boek kan ons ontzaglijk verrijken. Nle w? alleen, omdat 't 'onze kennis vermeerdert, maar ooi 1 v omdat het ons zedelijk verheffen en religieus ontroe ten ren kan. Er staan in mijn boekenkast werken, die ik nie kan zien, zonder dat er een gevoel van dankbaarheid in me opkomt. Wat heb ik ét veel aan geha.d Er zijl Dnc er een paar, die ik ettelijke keeren heb herlezen. Ei )el iedere keer opnieuw vond ik er weer iets in, dat m eUl trof. Het tweede, waarop ik wensch te wijzen, is: he beluisteren van anderen. Dit doen wij ook als w en< hun werken lezen, zult gij zeggen en dat is ook zoo 'ee maar ik denk nu aan het beluisteren van het ge/1 J sproken woord. f™ Ook luisteren is een kunst, welke moet worden be1101 oefend. Ik geloof zelfs, dat 't een vrij zware kunst ia De groote moeilijkheid van het luisteren zit in he "n bij voortduring zich concentreeren bij datgene wa vel wordt gezegd. Onwillekeurig heeft de luisteraar dl Pn neiging, om even dóór te denken over wat door eeiIU spreker of redenaar wordt gezegd. Maar intusschei 011 gaat de spreker door ende luisteraar is er niè110 meer bij„ is soms geheel afgedwaald! Dit heeft daarom het lezen vóór boven het luiste-len ren, dat men, al lezende, kalm kan gaan zitten naden-r0r! ken en overpeinzen en daarna het betoog, van den schrijver weer kan volgen. De eerste raad. dien ik heb te geven aan ben, die naar anderen luisteren,, is daarom deze: tracht zoo veel mogelijk alles om u heen te vergeten en richl uw volle aandacht op den spreker, denkt, dat hij zich alleen tot u richt en dat de anderen niet beT^. staan. Wanneer dan de spreker de gave des woordt bo-P zit, zijn gedachten goed kan uitdrukken en logisclit ontwikkelen, zult ge u bijna met hem vereenzelvig gen. En dan zult ge de verrasende ontdekking doeiir dat hij vaak dingen zegt. welke u ineens in zijn gej dachtengang zóó vanzelfsprekend voorkomen, zóó lo-j gisch volgend op wat is vooraf gegaan, dat u eei helder licht opgaat en ge u bewust wordt van nieuw waarheden, welke u tot dusver niet klaar waren e die nu uit u zelf schijnen voort te komen. Het kaj gebeuren dat wij, als wij1 naar een goed doordach betoog luisteren, bij het einde daarvan soms nog ge heel leven in de ideeën, welke daarin zij.n geuit ei zelfs een geruimen poos ons daarvan niet lo# kunne 01 maken. Dan is er sterk contact tusschen spreker ei w luisteraar. Men hoort wel eens gewagen van een meeslepen dl redenaar. Het is mij overkomen, dat iemand, na ee spreker te hebben aangehoord, zich aldus tot m uitte: „hij-neemt ie zoo maar mee en brengt je waa hij je hebben wil Daarom voelen we de macht va k het woord! n Wie dit bij 'ervaring weet, zal begrijpen dat il b daarom ook bij het luisteren moet wijzen op de nood- v zakelijkheid van kritiek en bezinning. Want van de macht des woords kan ook misbrui] worden gemaakt! En kennen wp niet hare gevaren! j Weten we b.v. niet allen wat demagogie beteekent! Ik heb eenie'en tijd geleden met zéér «rroote be- r langstelling geluisterd naar een redevoering van prol! Cosimir. Dank zii de onvolprezen ra i i n mijn huiskamer zijn leerzaam betoog aanhooren. (Wat een be.voroering van geestelijk leven kan deze heer- j lijke ontdekking ons brengen!) En deze professor j wees o.a. op het feit, hoe verschillend de menschen na het aanhooren van een redfe, haar weergeven en hij verklaarde dit, door er op te wijzen, dat- ieder *j het meest getroffen wordt door, datgene wat het j hoop mot het heeliepakje voor zestig, gulden klaar te komefn." „Onmogelijk," zei Nanty. „Voor honderd vijftig gulden zou 't nog een min en armoedig zijn." Jane trok een grappig gezicht. „Dan kan Ik niet trouwen." t „Het zou min zijn tegenover je man.' „Neen, dat kun je zeker niet, stemde Nanty in. „Tooh is 't jammer," merkte Jane op. want ik verlangde er erg naar." „Een heel1 dwaa9 verlangen, waar je beter deed van terug te komen." Moeder begon er verdrietig uit te zien. Om haar wat' op te vroolijken, stapte ik van het onderwerp af en vroeg Nanty of zij professor Leighrail nog gezien had- Ik was er eohter niet op voorbereid, aat ze alle modeplaten zou laten vallen en ze ver strooien als kaf voor den wind. „Proeesor Leighrail!" rLp moeder uit met wijd opengesperde oogen. „Anastisia's oude aanbidder?' „Precies," was mijn antwoord. „Hij is een vriend van ons en Nanty heeft hem een poosje geleden hier ontmoet. Heeft u hem nog weer gezien,?" vroe^ ik nog eens. i Zij gaf geen antwoord. „Het is zie ig als de menschen doof beginnen te worden, een begin van ouderdom." „Ze is niet doof." zei moeder, ,en ze is pas jaar. een en vijftig j: Ik lachte. „O, moedertje, wat ben je tooh praktisch. Geef me een zoen. Maar..... er zijn nog heel wat men sohen op uw feeftijld, die romantisch en senti menteel voelen." „La, la, Ia," zong Nanty. Ze leunde over müji? stoel. - „Marguerite, aLs je gezond en sterk was, zou ik je slaan." „Maar dan ben ik nu eenmaal' niet," zw/ik, „kus me daarom maar liever." „En dat deed ze, terwifl ze mij in het oor flui® terde. dat ze professor Leighrail op de thee had ..Maar, dat is niet zooals het hoort,* zei ik en? Nanty Lachte. HOOFDSTUK XXVIII. j Toebereidselen voor een huwelijk. Het huis is zeer rustig. Jane en Dimbie zijr in de bossclhen om s'ingers helderrooden wing fd en braam takken te p* ukken en nog veel me«r ro3® en gouden schoonheid, die haast nog mooier en zeker warmer is dan het Lentegroen taJjjP haagdoorn, bossen eikenblaren en groote trossen lijsterbessen. A De heel'e verzamèling herfstsohoonheid moet versiering van onze cottage dienen, want moUT®1* is (het Jane's trouwdag. 1 Moeder en Peter doen een wandeling. iZoo aoetml Peter het moedor noemt liet een ga op: want zijn stijf been ten spijt kan Peter even hard hollan Amalïa, wanneer zij mijn stoel voortzwiept Amalia is naar het dorp „gevloge'-* om onnoem- liike en ontelbare dingen té halen, die vanmorgen bij het bezoek van aen kruideniers jongen ver geten waren. Te oordeelèn naar de stilte in huis, is de over haar keukenvuur in e'/aap gevallen. De „hit is volgens Amalia e g'dom en'tot iifets nüt Zo jKjeiöt de kiioht». met sonoensmoer en de schoe nen met potlood. Ze doet nooit een# kurk op do flesch met poetsgoed, waardoor bi i iederen stoot met het goedje gemorst wordt. Ze legt de incs-^n- In het water. „Haalt ze de messen er/dan uit. vroeg ik, waarop ik een hei.bot-blik ontving. .i Ze vergeet theeb.'aren op het kafpet to strooien voor ze vegen gaat, terwijl1 de theeblar'in voor haar spec'aaï' in een keurig öo'ioon pannetje wor den gedaan. En tooh, ondanks alr deze slechte eigenschappen* veroorlooft Amalia haar hier te blijven én tot niet- nut te zijn. Juist voor zo weg „vloog", vroeg Amaua zioti- «elt en mij af, of zo de „hit" wel alleen zou durven laten en wat voor dwaasheden deze gedu rende haar, Ama'.ia's, afwezigheid wel zou uithalen. „Ze is nog erreger dan die van de Tom plons© „Bedoel je, die een half pond thee onder haar rokken verborg, toen ze naar huis ging?' Amalia scheen gevleid door mijn goed genougen en ze begon uit te leggen w&krom deze hit nog erger was dan de andere. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 10