BEZOEKT de HuisYlijüentoonsfelling yan „A.L.E.G.O." te Anna Paulowna.
Geestelijk Leven.,
HEDENAVOND MBDBWEKKING VAN „ZANGLUST" BN DANSCLUB. - MORGEN LAATSTB DAG.
owat
iheld
Ik h
MD
lm
vaarlijk de secte-acholen zijn? ,edu
Derhalve is onze conclusie, dat wij zoovéél mogj jëdu
lijk en zoo verschillend mogelijk moeten-lezen en di ld. I
wij moeten leeren goed te lezen. T)oen we dit, da had,
zullen we ervaren, dat we onze lectuur gaandew^etzi
kunnen verzwaren en we zullen daardoor steeds me,
onze inzichten verruimen en geestelijk groeien, rijk
worden. Buitendien openen wij ons daardoor tevojo k
een wereld van zuiver genieten. Want lezen is en
genot, niet alleen om wat 'het in ons kan achterlati
om wat 't aan denken in ons kan wekken, om'
vorruiming van inzichten welke 't vermag te bretfarul!
gen, maar ook en vooral omdat het ons weg kan voi nan
ren uit de engheid en bekrompenheid van het kleiijl gi
wereldje, waarin wij gewoonlijk verkeeren. En dat
een heerlijkheid.
woner Laan, wordt het bezwaar van mevr. Heringa
door deze mededeeling opgeheven.
De heer Kaag achtte de benaming «Heerenweg niet
noodig, omdat z.i. meer gesproken wordt owr
Schoorl, Hargen, Groet, enz. en de naam Heerenweg
nooit op de correspondentie vermeld wordt.
Opgemerkt wordt, dat dit laatste wel degelijk het
geval ls en bovendien is de huisnummering geba.
seerd op de benaming Heerenweg. Wat de bijdrage
in de kosten van 4 papiermanden betreft, merkt de
heer Duin op, dat hij -zich wel met het voorstel kan
verenigen., maar de rommel zal evengoed wel langs
den weg worden neergegooid. De menscben moeten
in dit opzicht nog worden onderwezen.
De voorstellen van B. en ,W. worden hierna met
algemeene stemmen aangenomen.
Voordracht B. en W. machtiging te vwleenen:
a. tot huur van 2 percqelen kermisterrein *e Schoorl.
n.1. het perceel mej. C. C. Jelgersma. tegenover café
J. Beeldman, en het terrein achter J. Beeldman, naast
en achter het café; ieder voor f 75.
b te verpachten de standplaatsen tegen prijzen en
op de voorwaarden door B. ah W. te bepalen.
Voorzitter licht toe, dat de kermis voorheen op 1
terrein was, maar aanvrage kwam voor een tweede
terrein. B. en W. wilden de regeling in eigen be
heer hebben en dit voorstel nu is een uitvloeisel
van de bespreking tusschen B. en W. en gegadigden.
De heer Duin geeft in overweging te trachten de
voorgestelde regeling voor een langeren termijn te
treffen.
Het voorstel van B. en W. wordt hierna in beginsel
aanvaard en B. en W. doen de toezegging te trachten
de regeling voor langeren termijn te treffen.
Bij de rondvraag zegt de iheer Schermer, dat bij de
bespreking ten raadhuize over de kabellegging de
duakundige ontried om van een bovengrondschen ka
bel stroom af te tappen op een ondergrondschen ka
bel. Spr. heeft op dat advies niet willen afdingen,
hoewel hij de overtuiging had, dat dit geen bedrijfs
storing zou veroorzaken, integendeel. In de laatste
vergadering is deze kwestie ten aanzien van de Oude
Slotiaan afgestemd, maar spr. zou toch graag zien,
dat eens een proef werd genomen en dan te Groet,
en wel van het gedeelte vanaf den transformator tot
de smederij. Spr. wijst op de flinke reserve die hot
G.E.B. heeft en zou in een volgende vergadering dus
gaarne vernemen, de kosten van het maken van een
ondergrondschen kabel in dat gedeelte van Groet.
De heer Duin vraagt, waarom de proef ite Groet
moet worden genomen, spri acht de Schoorlsche
buurt dan beter. En ook hier is het weer, waar blijft
het eind. Eer we 2 vergaderingen verder zijn, zouden
meerdere aanvragen voor ondergrondschen kabel ko
men. Spr. geeft toe, dat het maken van een onder
grondschen kabel zou wezen een stap in de goede
richting en we hebben wel een aardig reservefonds,
maar toch niet toereikend voor een ondergrondschen
kabel. Bij de verdere bespreking oordeelt spr., dat
Vorig maal het voorstel van B. en W. wel op een
abuis 'berustte, de electriciteitscommissie was van,
oordeel, dat de heer Gouverne moest garandeeren en
dat eer9t de huisverlichting er moest wezen vóór de
straatverlichting.
Voorzitter deelt mede, dat de heer "Gouverne. nu ge
negen is de garantie te stellen, ook voor de hujsaan-
siuitingen.
De heer Schermer zegt, Groet te (hebben gekozen,
omdat de ondergrondsche kabel dan vanuit het trans
formatorgebouw gevoed wordt, en bovendien, omdat
daar nog, jonge boomen zijn.
Voorzitter doet toezegging dat het een punt Van
overweging van B. en W. zal uitmaken evengoed als
denkelijk bij de electr. combiissie.
De heer Schermer wijst op den slechten toestand
van den weg vanaf Timmerman naar de Klimduin.
Uit de bespreking blijkt, dat uitgemaakt dient te
worden, hoe bet eigendomsrecht is, wat ook met het
oog op staanplaatsen gew.enscht is.
De heer Kaag zegt. dat hij met den heer Duin het
voorstel bad willen doen om1 na invoering van den
zomertijd aan de scholen den ouden tijd te handha
ven. Deze vergadering verraste de beide leden.
Voorzitter zegt. dat het leerplan, door B. en W;. in
overleg met den inspecteur wordt opgemaakt, en de
ze zaak is dus buiten de bevoegdheid van den Raad.
De Raad kan alleen zijn weöschen naar voren bren.
gen.
De heer Duin: Dan gaan we wenschen.
Mevr. Heringa: Eb wij tegenwenschen.
Voorzitter zegt, dat B. 'en W. de oplossing hadden
gevonden, door te Groet de zonnetijd te behouden en
te Schoorl een half uur terug.
De heer Kaag bespreekt de toepassing der Zondags
wet. Wel wil spr. niet op alle slakken zout leggen,
maar - er zijn menschen die in de week 't werk zouden
kunnen doen, dat nalaten, om dan des Zondags aan
het werk te gaan.
Voorzitter wijst er in zijn antwoord op, dat de Zon
dagswet een oude wet is en dat de oorzaak ook wel
is dat die niet altijd de medewerking van de rech
terlijke macht heeft. Spr. beeft altijd tegengegaan het
maken van muziek tijdens de kerkdiensten.
De heer Kaag meent toch, dat waar de wet er is,
er tooh recht is te zoeken en de rechterlijke macht
kan zich er niet aan onttrekken. Als een werkman
'e Zondags zijn tuintje opknapt enfin, maar er wordt
wel gewerkt wanneer bet niet noodig is. I
Voorzitter zegt, dat de rechterlijke macht zich wel
niet mag onttrekken, maar het hangt dan toch af van
de mate van straf. Een boete van 50 cent zal meni
zich niet veel van aantrekken.
De heer Bijl oordeelt, dat men toch niet graag met
den strafrechter in aanraking komt.
Voorzitter zegt, dat het hier betreft een zaak van
het hoofd van politie en laat de heer Kaag spr. dan.
straks maar eens inlichtingen geven.
Gevraagd wordt, of het werken op Zondag dan zoo
veelvuldig voorkomt te SchoorL
De heer Kaag weet bet ni$t van Schoorl, maar te
Groet wel; mevr. Kok beaamt dit.
Voorzitter zegt, dat de heer Kaag en spr. dan maar
eens op de fiets moeten springen en eens rondrijden.
De heer Duin brengt ter sprake het innen dor
schoolgelden. De hoof.den der scholen fungeeren als
boden en spr. vindt het eigenaardig dat de school
kinderen de schoolgelden moeten meenemen. Is het
niet in de lijn dat de gemeente-bode hiervoor zorgt?
Voorzitter zegt, dat B. en W. deze kwestie reeds
hebben besproken. Spr. onderschrijft het bezwaar van
den heer Duin, maar hij erkent, ook het bezwaar dat
de secretaris tevens gemeente-ontvanger naar voren
bracht, al., dat er dan wel een 2e gemeente-bode
moebt worden aangesteld.
De secretaris wijst er op, dat bij de bespreking over
toet salaris van den meteropnemer reeds naar voren
kwam dat het ophalen van geld veel tijd vordert.
Mevr. Heringa zegt, dezelfde klacht reeds meerma-1
len te hebben geuit,, al is het dan niet in den Raad.
Spr. keurt het af, kleine kinderen geld mee te geven
en vraagt, of het niet mogelijk ia het schoolgeld om
de 3 maanden te innen en zitdagen te houden.
De heer Kaag wijst er op, dat de gemeentebode te
vens bode is van 5 waterschappen en als daar tijd
voor 19, kan er ook tijd wezen voor het innen van de
schoolgelden.
Voorzitter veronderstelt, dat bij de vaststelling van
het salaris wel rekening gehouden is met de wedden
die de gemeentebode uit anderen hoofde genoot. Spr
wijst op de uitgestrektheid der gemeente en de vele
werkzaamheden van den gemeenteveldwachter en
gemeentebode. Spr. heeft de overtuiging, dat de bode
heel veel in de weer is.
De heer Kaag meent, dat de gemeentebode toch in
de eerste plaats gemeente-ambtenaar is. Als hij dan
te weinig verdient, moet hij meer vragen. Dat de ge
meente-opzichter ook bij die verschillende water
schappen in functie is, moest uit den booze wezen.
De secretaris weet, dat een 5-tal menschen bezwaar
tegen de bestaande regeling heeft, overigens hoort
spr. geen klachten.
De heer Duin zegt, dat er ook zijn die hun bezwaar
niet uiten.
De heer Schermer is bet eens met de bezwaren door
den heer Kaag genoemd en vraagt," of de meter-opne-
mer de schoolgelden niet kan innen.
Voorzitter zegt overweging toe.
De heer Duin heeft gelezen, dat 14 Juni door de
harddraverijvereeniging harddraverij en tevens
achoonrjjden gehouden zal worden. De tentoonstel
lingscommissie houdt sedert jaren concours-hippique
en hoewel dit een zaak is die hier niet in bespreking
behoort te worden gebracht, zou spr. graag zien, dat
de voorzitter als hoofd1 der politie trachtte, dat de
harddraverijvereeniging geen schoonrijden uitschreef.
Voorzitter zegt, dat deze zaak inderdaad] geen
zaak voor den Raad is.
Mevr. Kok brengt nog ter sprake ,de verontreini
ging van drinkwater, doch de heer Duin licht toe, dat
bedoelde verontreiniging niet plaats vindt, daar waar
het water als drinkwater wordt gebezigd.
Hierna sluiting.
MIJNHARDTs
Staal-Tabletten .80*
Maag-Tabletten.75
Zenuw-Tabletten 75«
Laxeer-Tabletten 60«
Hoofdpijn-Tabletten 60
BIJ Apoth. eo Drogisten.
Enkele dagen geleden kreeg ik niet voor de eer*
ste maall een aardig bewijs voor de aanbevelens
waardigheid van het schrijven onder een schuil
naam. En ik gevoelde opnieuw «hoe goed het is, dat ik
me altijd achter dien naam verborgen heb. Het gaf
mij nu zoo heerlijk de gelegenheid om een onbevan
gen en eerlijk oprdeel over een artikel van Astor te
vernemen, een gelegenheid, welke ik, stellig zou heb
ben gemist, als degene met wien ik sprak, mij als
Astor bad gekend.
Ik ontmoette n.1. op reis iemand uit Hollands Noor
derkwartier, die in den loop van, het gesprek op het
laatste artikel van Astor kwam. Hij vroeg me, of ik
't ook had gelezen. Met een volkomen effen gezicht
kon ik die vraag bevestigend beantwoorden. En toen
vroeg ik hem natuurlijk heel argeloos of hij 't met
het door Astor geschrevene eons was, of hij die stuk
ken geregeld las en hoe hij ze vond. Het was aller-
vermakelijkst voor mij en..., leerzaamI
Op één gedeelte van ons gesprek kom ik in dit ar
tikeltje terug. Mijn reisgenoot maakte deze verstan
dige opmerking: „Alles goed en wel; hoe meer gees
telijk leven hoe beter, maar op welke manier kunnen
we dit leven aankweeken, en bevorderen bij anderen
en bij ons zelf; ziet ge, dat zou ik nu wer eens van
dien Astor willen weten. Want hij mag schrijven
over sterk-levende menschen, zooveel als hij wil
daar hebben we niets aan als hij ons den weg gilet
wijst om ons geestelijk leven op te bouwen en te
verrijken."
En ik deed alsof ik van den prins geen kwaad wist,
knikte toestemmend en dacht bij mezelf: hij heeft
gelijk en daarover moet ik in het eerstvolgend G. L,
wat gaan schrijven.
Ziezoo, nu kent gij, de voorgeschiedenis van dit
artikel en de aanleiding er toe.
Ik zal dus in de hoop daarmede zeer velen van
dienst te zijn een antwoord gaan geven op de
vraag: wat kunnen wij doen om het geestelijk leven
bij onszelf en anderen te bevorderen en tot bloei te
brengen.
Om deze vraag goed te beantwoorden, moeten wij
beginnen met juist te omschrijven, wat we onder
geestelijk leven willen samenvatten. Wé kunnen
nooit te duidelijk wezen met onze bepalingen, Daar
door wordt héél veel misverstand voorkomen.
Welnu, met geestelijk leven bedoelen wij dè.t leven,
hetwelk zich niet richt op de materieele, de stoffelij
ke, de lijflijke behoeften van den mensch, maar op
al wat den groei van de persoonlijkheid bevordert,
dus op de verstandelijke, de zedelijke en religieuse
ontwikkeling. Misschien ben ik nog duidelijker, wan
neer ik er aan toevoeg ook: de aesthetische ontwik
keling (ontwikkeling van het schoonheidsgevoel) om
dat misschien niet iedereen onmiddellijk begrijpt,
dat deze in 't voorafgaande reeds is opgesloten.
Een mensch kan geeselijk zéér arm wezen, een
ziel en een stumperd zijn, terwijl hij lichamelijk nieta
mankeert en door en door gezond is en hij kan
daarbij stoffelijk zelfs heel rijk wezen.
Van ons lichamelijk welvaren is onze persoonlijk
heid niet afhankelijk, tenminste in zooverre onze li
chamelijke gesteldheid onze geestelijke functies niet
belemmert, of uitsluit, wat b.v. met een hersendafect
het geval kan wezen. En evenmin kunnen we zeggen,
dat finantieele en geestelijke rijkdom onafscheidelijk
zijn samengekoppeld. Al moeten we hier ook erken
nen, dat in de huidige maatschappij de finantieele
welvaart grootere kansen voor de geestelijke ontwik
keling aanbiedt dan armoede.
Hierover zou nog heel wat te zeggen zijn. Maar ik
mag niet afdwalen.
De lezers en de lezeressen zullen voldoende begrij
pen, wat wij met geestelijk leven bedoelen.
Hoe kunnen we dit nu het beste bevorderen en dus
sterk-levende menschen vormen van onszelf en van
anderen? 'Het eeüe noodige daartoe is alzijdige ont
wikkeling en voor deze wijs ik allereerst op de nood
zakelijkheid om te leeren lezen. Ik gebruik met op
zet de uitdrukking „leeren lezen". Velen kunnen
niet lezen. D.w.z. zij kunnen de woorden wel spellen,
maar ze verstaan niet wat ze lezen, dringen niet
door tot de bedoeling en den zin van het gelezene.
Natuurlijk geldt dit niet van nieuwsberichtjes, en
marktoverziohten en advertenties. Deze kunnen on
middellijk door ieder bij het lezen worden begrepen.
Maar dit geldt van lectuur, welke eenige inspanning
vereischt
En deze lectuur is er in overvloed' en zij wordt
haast dagelijks grooter. Het is een verheugenr ver
schijnsel, dat in populairen vorm tegenwoordig heel
veel meois en wetenswaardigs is te genieten. Zelfs
het geregeld! krantenlezen werkt in geestelijken zin
ontwikkelend en vormend. Want er is toch haast
geen enkel blad, dat zich niet verplicht gevoelt om
nog iets anders te leveren dan „nieuwtjes", dat niet
begrijpt, dat er ook wat degelijkers in den vorm van
populair-wetenschappelijke en beschouwende artike
len enz. moet worden gegeven.
Om deze artikelen moet het den lezers in de eerste
plaats te doen zijn. Maar gij gevoelt wel, dat het er
dan op aan komt, goed te begrijpen, wat de schrijver
zeggen wil. Men vreeze niet een artikel zoo noodig
tweemaal te lezen. En dan leze men steeds met de
gedachte aan kritiek. Ik bedoel hiermede, dat men
nooit eenvoudig maar moet aannemen, wat er wordt
geschreven, maar dat men dit overweegt, toetst aan
eigen meening en opvatting. De slimme lezer zal 't
met mij eens zijn, als ik hier met nadruk op wijs. Er
is altijd gevaar, dat men ongemerkt onder den invloed
komt van bet gelezene; daar gaat een zekere sugges
tie van uit.
Bepaalde meeningen in een of ander blad verde
digd en gedurig gelezen, zetten zich onmerkbaar
vast bij de lezers, als ze niet de gave der kritiek be
zitten. Daarom is het zoo gewenscht nooit bij de lec
tuur zich bij ééne richting te houden. Snapt ge nu,
waarom dogmatische kerken en priesters zich verzet
ten tegen lectuur van b.v. neutrale bladen bij hen.
welke zij willen houden binnen baar 9feer en onder
haar Invloed? Is het u nu duid#tjk hoe uiterst ge-
toc
Zeki
Wat den aard der lectuur betreft deze is van zei itte
sprekend in overeenstemming met den aard van dl
ilaa
trouwde mannen, doch als ze getrouwd zijn, snappen
zij er nog minder van", zei moeder.
„Wie", vroeg ik lachend, „do vrouwen of de man
nen?"
„O, de vrouwen 1"
Ze was zoo ernstig, dat ze mij Peter en met hem
de bramen in de gedachte riep en ik lachte weer.
t,Nu wacht ik op jouw meoning, Marguorite,'
zei Jane met een knipoogje. „Ik ga het liefst
taiet zoo weinig mogelijk illusies het huwelijk in.''
„Ik laat mij met vangen,antwoordde ik. „Er zijh
mannon en mannen. De twee, die op het moment
op eekhoorns en bramen uit zijn, 2kjn twee uiter
sten. Misschien zijn daartussohem in! nog velschil
lende variaties en Teun jij wel van de goede iheJift
getroffen hebben.''
Jane grimlachte tevreden.
„U hebt me nog niet gelukgewenaaht*" zei fse
tot Nanty. „Dat is zoo de gewoonte»''
„Ik wensoh de mensen en geen' geluk met een
huwelijk.''
„U ia cynisch.''
„Neen, maar mijn oogen zijn geopenJ.
een tijd geweest, aat ze even gesloten waren als I
de jouwe/'
„Dat is jammer," zei Jane zlacht. ^,Ik hoop, dat
de mijne altijd gesloten zullen blij ven.''
„We zullen het hopen," klonk net wat bitter
uit Nanty's mond.
„Ik dacht, dat we Jane's trouwjapon zouden
uitzoeken," klaagde moeder en braont ons tot de
wei keri/kheid terug.
Ze nam twee pakken modeplaten van een' hoek
tafeltje en gaf ze aan Jane.
.jNog even." zei deze „Zoudt u me niet wi'len
fel'icit:e.en voor we beginnenP' *rdég ze aan Na'ty
„Ik zal dokter Keinoa gelukwensonen ais je
datt kan tevreden steden."
„Neen, daar ben ik niet tevreden mee. Ik geloof,
dat ik evenveel recht op een gelukwensen (heb
als hij."
„Nu ben je nederig," constateerde Nanty. .Ik
kan nederigheid van een vrouw niet uitstaan. Ben
vrouw moest altijd voelen, dat zij goefl genoeg
is voor welken man ook." i j
- En hiermede moest Jane genoegen nemen.
Wat een bespreking volgde er over Jane's toilet j
op haar trouwdag. Of we schoolmeisjes waren. En i
het moeilijke ervan was, dat op geen enkel punt
ook maar twee van ons het eens waren rvoch
over de kleur, noch over de stof, noen over het
maaksel.
Toen moeder een fantastisch schilderij ophing
over zilvergaas met chiffon er onder, zei Jane:
„Maar denkt u toch eens aan mijn leeftijd
en 't moet vooq; een trouwpartij zijn, doah niet
voor een bal'."
Toen Nanty zich tot .enthousiasme opzweepte bij
een droom van een jurk van zacht pastelblauw met
zijden fluweel gegarneerd, zei Jane:
„Blauw is absoluut mijn kleur niet."
Toen ik daarna begon uit te weiden over de
voordeelen van licht lila, lachte Jane me hard
op uit en vroeg mij haar eens goed aan te kijken.
„Ik kijk al'.' zei ik. „Je hebt bruin haar em
roode wangen.'
Ze negeerde al Onze voorstellen.,
„Ik zal trouwen in zilvergrijs popeline," kon
digde zij aan.
„Precies als een dienstbode." Nanty sloot haar
'■"Ogen „Die trouwen altijd .in zilvergrijs, Ik heb
drie kamermeisjes gehad, die zilvergrijze pope
line vooi haar trouwjapon uitzochten."
Nantv en moeder wilden zich niet verder met
de zaak bemoeien.
Nanty pakte zelfs een krant op.
vWat vindt u dan van grijs laken, zacht duif
grijs» Met zichtbare inspanning verjoeg Jane haar
aroombeeld van zilvergrijze popelme. i
N^nty ltegde haar courant neer.
„Een mante'pak van giijs laken met ohinchillar
kraag en manchetten kan tamelijk aardig, wor
den/^ stemde zij nog wat brommig toe.
„Ik he/b niets van chinchilla gezegd", kwam
Jane zwakjes.
„Ik geef je de chinchilla als huwelijkscadeau,
als je er niets op tegen hebt. Enkel laken zou te
gewoon zijn."
„Het manteltje moet met wit satijn gevoerd
worden," oordee de moeder beslist.
„U bent met z'n allen van plan mij een massa
geld uit den zak te klopjam. Ik heb nog
satijnen voering gehad en ik was van plan Itali-
aansch Laken te nemen."
„Wat," gilden moeder en Nanty.
„Italiaansoh laken," herhaalde Jane „Ik
lezer. En deze wijzigt zich ook in overaenstemmia
met de ontwikkeling. de
Ik b.v. lees, naast couranten en tijdschriften, L la,
voorkeur wijsgeerige, sociologische en historisch t li
boeken. Anderen houden meer van reisbeschrijvij
gen en werken op aardrijkskundig gebied, nog andt Hie:
ren lezen liefst romans, waarbij weer onderschei ka.
wordt gemaakt tusschen psychologische en histori Het
sche romans b.v. Weer anderen hebben een sterkei ider
voorkeur voor dichtwerken, en ik ken iemana, dii i 011
verzot is op de lectuur van tooneelstukken. it v
•sEen eerste vereischte om goed en vruchtdragendi t« it
leien is, dat men het rustig doet, niet gehaast, be 'erd
geerig om te weten lioe 't zal afloopen, „Boeken ver i v'
slinden" is uit den booze. Van een „verslonden" boejps
blijft niets wezenlijks achter. Maar een goed, n&den bei
kend gelezen boek kan ons ontzaglijk verrijken. Nle w?
alleen, omdat 't 'onze kennis vermeerdert, maar ooi 1 v
omdat het ons zedelijk verheffen en religieus ontroe ten
ren kan.
Er staan in mijn boekenkast werken, die ik nie
kan zien, zonder dat er een gevoel van dankbaarheid
in me opkomt. Wat heb ik ét veel aan geha.d Er zijl Dnc
er een paar, die ik ettelijke keeren heb herlezen. Ei )el
iedere keer opnieuw vond ik er weer iets in, dat m eUl
trof.
Het tweede, waarop ik wensch te wijzen, is: he
beluisteren van anderen. Dit doen wij ook als w en<
hun werken lezen, zult gij zeggen en dat is ook zoo 'ee
maar ik denk nu aan het beluisteren van het ge/1 J
sproken woord. f™
Ook luisteren is een kunst, welke moet worden be1101
oefend. Ik geloof zelfs, dat 't een vrij zware kunst ia
De groote moeilijkheid van het luisteren zit in he "n
bij voortduring zich concentreeren bij datgene wa vel
wordt gezegd. Onwillekeurig heeft de luisteraar dl Pn
neiging, om even dóór te denken over wat door eeiIU
spreker of redenaar wordt gezegd. Maar intusschei 011
gaat de spreker door ende luisteraar is er niè110
meer bij„ is soms geheel afgedwaald!
Dit heeft daarom het lezen vóór boven het luiste-len
ren, dat men, al lezende, kalm kan gaan zitten naden-r0r!
ken en overpeinzen en daarna het betoog, van den
schrijver weer kan volgen.
De eerste raad. dien ik heb te geven aan ben, die
naar anderen luisteren,, is daarom deze: tracht zoo
veel mogelijk alles om u heen te vergeten en richl
uw volle aandacht op den spreker, denkt, dat hij
zich alleen tot u richt en dat de anderen niet beT^.
staan.
Wanneer dan de spreker de gave des woordt bo-P
zit, zijn gedachten goed kan uitdrukken en logisclit
ontwikkelen, zult ge u bijna met hem vereenzelvig
gen. En dan zult ge de verrasende ontdekking doeiir
dat hij vaak dingen zegt. welke u ineens in zijn gej
dachtengang zóó vanzelfsprekend voorkomen, zóó lo-j
gisch volgend op wat is vooraf gegaan, dat u eei
helder licht opgaat en ge u bewust wordt van nieuw
waarheden, welke u tot dusver niet klaar waren e
die nu uit u zelf schijnen voort te komen. Het kaj
gebeuren dat wij, als wij1 naar een goed doordach
betoog luisteren, bij het einde daarvan soms nog ge
heel leven in de ideeën, welke daarin zij.n geuit ei
zelfs een geruimen poos ons daarvan niet lo# kunne 01
maken. Dan is er sterk contact tusschen spreker ei w
luisteraar.
Men hoort wel eens gewagen van een meeslepen dl
redenaar. Het is mij overkomen, dat iemand, na ee
spreker te hebben aangehoord, zich aldus tot m
uitte: „hij-neemt ie zoo maar mee en brengt je waa
hij je hebben wil Daarom voelen we de macht va k
het woord! n
Wie dit bij 'ervaring weet, zal begrijpen dat il b
daarom ook bij het luisteren moet wijzen op de nood- v
zakelijkheid van kritiek en bezinning.
Want van de macht des woords kan ook misbrui]
worden gemaakt! En kennen wp niet hare gevaren! j
Weten we b.v. niet allen wat demagogie beteekent!
Ik heb eenie'en tijd geleden met zéér «rroote be- r
langstelling geluisterd naar een redevoering van prol!
Cosimir. Dank zii de onvolprezen ra i i n
mijn huiskamer zijn leerzaam betoog aanhooren. (Wat
een be.voroering van geestelijk leven kan deze heer- j
lijke ontdekking ons brengen!) En deze professor j
wees o.a. op het feit, hoe verschillend de menschen
na het aanhooren van een redfe, haar weergeven en
hij verklaarde dit, door er op te wijzen, dat- ieder *j
het meest getroffen wordt door, datgene wat het j
hoop mot het heeliepakje voor zestig, gulden klaar
te komefn."
„Onmogelijk," zei Nanty. „Voor honderd vijftig
gulden zou 't nog een min en armoedig zijn."
Jane trok een grappig gezicht. „Dan kan Ik
niet trouwen." t
„Het zou min zijn tegenover je man.'
„Neen, dat kun je zeker niet, stemde Nanty in.
„Tooh is 't jammer," merkte Jane op. want
ik verlangde er erg naar."
„Een heel1 dwaa9 verlangen, waar je beter deed
van terug te komen."
Moeder begon er verdrietig uit te zien. Om haar
wat' op te vroolijken, stapte ik van het onderwerp
af en vroeg Nanty of zij professor Leighrail nog
gezien had- Ik was er eohter niet op voorbereid,
aat ze alle modeplaten zou laten vallen en ze ver
strooien als kaf voor den wind.
„Proeesor Leighrail!" rLp moeder uit met wijd
opengesperde oogen. „Anastisia's oude aanbidder?'
„Precies," was mijn antwoord. „Hij is een vriend
van ons en Nanty heeft hem een poosje geleden
hier ontmoet. Heeft u hem nog weer gezien,?"
vroe^ ik nog eens. i
Zij gaf geen antwoord.
„Het is zie ig als de menschen doof beginnen te
worden, een begin van ouderdom."
„Ze is niet doof." zei moeder, ,en ze is pas
jaar.
een en vijftig j:
Ik lachte.
„O, moedertje, wat ben je tooh praktisch. Geef
me een zoen. Maar..... er zijn nog heel wat men
sohen op uw feeftijld, die romantisch en senti
menteel voelen."
„La, la, Ia," zong Nanty. Ze leunde over müji?
stoel. -
„Marguerite, aLs je gezond en sterk was, zou ik
je slaan."
„Maar dan ben ik nu eenmaal' niet," zw/ik, „kus
me daarom maar liever."
„En dat deed ze, terwifl ze mij in het oor flui®
terde. dat ze professor Leighrail op de thee had
..Maar, dat is niet zooals het hoort,* zei ik en?
Nanty Lachte.
HOOFDSTUK XXVIII.
j Toebereidselen voor een huwelijk.
Het huis is zeer rustig. Jane en Dimbie zijr
in de bossclhen om s'ingers helderrooden wing fd
en braam takken te p* ukken en nog veel me«r ro3®
en gouden schoonheid, die haast nog mooier en
zeker warmer is dan het Lentegroen taJjjP
haagdoorn, bossen eikenblaren en groote trossen
lijsterbessen. A
De heel'e verzamèling herfstsohoonheid moet
versiering van onze cottage dienen, want moUT®1*
is (het Jane's trouwdag. 1
Moeder en Peter doen een wandeling. iZoo aoetml
Peter het moedor noemt liet een ga op: want zijn
stijf been ten spijt kan Peter even hard hollan
Amalïa, wanneer zij mijn stoel voortzwiept
Amalia is naar het dorp „gevloge'-* om onnoem-
liike en ontelbare dingen té halen, die vanmorgen
bij het bezoek van aen kruideniers jongen ver
geten waren.
Te oordeelèn naar de stilte in huis, is de
over haar keukenvuur in e'/aap gevallen. De „hit
is volgens Amalia e g'dom en'tot iifets nüt
Zo jKjeiöt de kiioht». met sonoensmoer en de schoe
nen met potlood. Ze doet nooit een# kurk op do
flesch met poetsgoed, waardoor bi i iederen stoot
met het goedje gemorst wordt. Ze legt de incs-^n-
In het water. „Haalt ze de messen er/dan uit.
vroeg ik, waarop ik een hei.bot-blik ontving. .i
Ze vergeet theeb.'aren op het kafpet to strooien
voor ze vegen gaat, terwijl1 de theeblar'in voor
haar spec'aaï' in een keurig öo'ioon pannetje wor
den gedaan.
En tooh, ondanks alr deze slechte eigenschappen*
veroorlooft Amalia haar hier te blijven én tot
niet- nut te zijn.
Juist voor zo weg „vloog", vroeg Amaua zioti-
«elt en mij af, of zo de „hit" wel alleen zou
durven laten en wat voor dwaasheden deze gedu
rende haar, Ama'.ia's, afwezigheid wel zou uithalen.
„Ze is nog erreger dan die van de Tom plons©
„Bedoel je, die een half pond thee onder haar
rokken verborg, toen ze naar huis ging?'
Amalia scheen gevleid door mijn goed genougen
en ze begon uit te leggen w&krom deze hit nog
erger was dan de andere.
Wordt vervolgd.