HET JOGGIE.
Q sfl
DAMRUBRIEK.
PANTOMIME
imrne'
Jmtt
x 1
-4
Xf
ROMMELKRUID.
Üj
ut
9
Ui
s
It
9
fff
11
8
8
jfP
8
8
9
m
m
M
m
m
9
m
11
9.
M
w.I
w
netl
idien
paald
Bi]
Op eon Zaterdagavond toen ik na voleindigde dag-
ak, met eenige kameraden bijeen zat, kwam de
ïstrai ofdconducteur mij zeggen, dat een oude vriend, Jim
>r fiet ginrigth, mij wenscbte te spreken,
winki jim Wainrightt riep ik uit, ik boorde in geen ja-
rrijck 1 van hem eBf meende ree(*s dat hij dood was. ïk
rijder dadelijk naar hem toe.
Na de eerste hartelijke begroeting, haalden wij van
11 oude herinneringen op. Wij noemden alle ons be-
juinde machinisten op en begonnen toen aan de sto-
rs, waarbij mij plotseling iets inviel,
gaa o, ja, daar zou ik hem haast vergeten, Jim, de
5,0 mgen", dat kleine, vroolijke kereltje van je, die
nelij] cht dat Jim W&inright de eenige wa9, die een lo,
wei (motief behoorlijk kon besturen. Wat is er van hem
idtia worden?
Jim Wainright bedekte even zijn oogen en zijn
ïm klonk een weinig heesch toen hij zei: De jon-
vareiin is heengegaan, John.
Heengegaan?
l^tüJa' naar een werel<1' waarvan men niet terug-
ert. Hij' is dood.
lam Dat is hard, zei ik,. Jim's droefheid' ziende. De
E ngen en jij waren als twee broers.
upto John, ik beminde de
Toen stond Jim op, greep zijn hoed en zeide:
iran Kom mee naar buiten, John, de lucht hier be-
rnwt me, en ik zal je een vreemde, ware geschie-
mis vertellen, de geschiedenis van den jongen.
Voor ik aan gene zijde van de Mississippi kwam,
aas ik machinist op de lijn van de „Great Basin",,
elbekend in de spoorwégyereld. Op zekeren dag
toer erd ik in het kantoor van den chef ontboden en
0pJ aar voorgesteld aan een heer.
Dit is de machinist waarover ik u sprak. Ik
mk wel dat hij u zal bevallen en als ge zijn hulp
et meer noodig hebt, zendt hem dan terug; wij Iee-
in u hem maar, zei de chef.
De kwestie was, dat de vreemdeling een firma ver-
mwoordigde, die het geld leverde voor het maken
een locomotief met patent-stoomketel en nieuw
d-materiaal zij had ook een verbeterde klep-
eging en nu had de firma onze maatschappij
een goeden machinist verzocht, die de machine
verschillende lijnen van het land moest laten
efrijden. Men betaalde goed, het was werk dat
leek en dus ging ik.
Na de gewone inlichtingen 2eide de president te-
in mij:
Wel, mijnheer Wainright, die nieuwe machine
an ons is nog nauwelijks begonnen. De teekeningen
fijn gereed en het contract met den maker ligt ter
berekening; maar wij wilden, dat gij eerst de ontwer-
en nakeekt, om te zien of er ook eenige practische
eranderingen zijn aan te brengen..*
toe Tegen den avond ontmoette ik den pntwerper van
bei e nieuwe maqhine, een vriendelijke, jonge man
noe naar hij speelt geen rol in deze geschiedenis. Ik be-
jjj eek de teekeningen aandachtig, alles leek in orde,
eriiehalve dat. de ovendeur den verkeerden kant uit-
;ing en de remklep niet bereikt kon worden. Ik
lte!>rees dan ook de teekeningen, die hijzonder mooi j
'{aaJ varen uitgevoerd."
ge. „Zij zijn prachtig, mijnheer", zei hij, „een dame
ben leeft ze gemaakt, Ik zal haar aan u voorstellen."
l^eIj „Een opgewekt, eenvoudig persoontje zag van
zJiaar teekenbord op, toen wij haar naderden, be-
ze ons kameraadschappelijk en dadelijk wa.
tan wij in een levendig gesprek over de nieuwe ma-
vojl „Het duurde eenige maanden voor de locomotief
veiföör gebruik gereed was en in dien tijd raakte ik
isjefiardig bevriend met miss Reynolds. Zonder mooi te
tyijn, had zij iets bijzonders, innemends en het was
mij een genot, met haar over het werk te praten en
[jenlangzamerhand vertelde zij mij ook van haar leven.
?er*Iaar~ vader was jaren hoofdteekenaar op dit kan-
loor, maar was onlangs gestorven. Zij had hem vaak
drukke tijden geholpen en <nu na zijn dood een
wiste aanstelling gekregen.
„Op zekeren dag, toen de machine bijna gereed
wa,s vroeg zij mij of ik reeds een stoker had. Ik ba
lkende, daar nog niet aan gedacht te hebben.
„Nu*, zeide zij blozend, „mag ik u dan om een
;unst verzoeken. Ik héb een broer, die dolgraag daar
door in aanmerking zou komen, maar ik wil hem al
leen laten gaan bij iemand, dien ik kan vertrouwen.
Hij is nog jong en onervaren, Zoudt ge hem willen
nemen?"
Ik vond het goed en wij spraken af, dat hij Maan
dag zou komen. Den volgenden dag was miss Rey-
nold isnet op het kantoor. De Maandag kwam en
nog geen miss Reynolds, maar tegen negen uur ver
scheen een knaap van een jaar of zeventien, die mij
!een brief overhandigde. Deze luidde:
„Waarde mr. Wainright.
Dit schrijven zult u ontvangen van mijn broer
George. Ik hoop, dat ge tevreden over hem zult zijn;
bedenk echter hoe groen hij nog is. Ik ben verplicht,
ter regeling van vader's zaken eenige dagen afwezig
te zijn en zal u dus voor uw vertrek niet meer zien.
Ik hoop van ganscher harte dat 't „Proefdier", zijn
machinist en George veel succes zullen hebben.
G. E. Reynolds."
Toen na een half uur de conducteur langs kwam
en George aan 't ruitenzeemen zag, vroeg hij wie
dat was.
„De stoker", vA ik.
J
(Coprrt^ta. MIMI, loe-l
DE TELEURGESTELDE MINSTREEL.
„Wat, dat Jo^gie?"
En van dien dag af heette de jonge Reynolds steeds
„het joggie", Hij deed mij telkens aan zijn zuster
denken, maar hij lachte, toen ik dit zei, en beweer
de. dat dit op een afstand slechts zoo leek.
Een paar dagen later werd de eerste tocht met
het „proefdier" ondernomen en toen wij zoowat vier
weken aan den gang waren geweest, was ik volko
men overtuigd, dat de machine aan de verwachting
niet beantwoordde en ried de firma aan haar zoo
spoedig mogelijk te verkoopen, nu de verf en het ko
perwerk er nog goed uitzag. Zij volgde mijn raad.
De „jongen" en ik brachten haar naar Hinkleys,
pakten ons boeltje en toen. wij op den terugweg wa
ren, vroeg de jongen: „Wat gaat ge nu doen, Jim?"
Ik zeide, dat ik naar mijn oude betrekking terug
keerde, en hij smeekte mij, dan mee te mogen gaan.
Ik stemde toe, indien zijn zuster er niets tegen had.
Ik wilde haar voor ons vertrek toch opzoeken en 't
haar vragen. De „jongen" vertelde mij toen, dat zijn
zuster naar Chicago was vertrokken, in opdracht van
baar chef.
Dus vertrokken wij opnieuw zonder afscheid. Toen
we ongeveer drie maanden tezamen waren geweest,
moest ik mijzelf bekennen, dat de „jongen" bepaald
een goeden invloed op mij had en ik hem niet graag
weer zou missen. Eén eigenaardigheid bezat de „jon
gen1* echter, hij wilde met niemand zijn nacht
verblijf deelen. Toen gebeurde het, dat wij op eep van
onze reizen een oude locomotief moesten ophalen, Wij
kwamen laat in den avond aan en na veel moeite
gelukte het mij in een kleine herberg een slaapka
mertje met twee bedden machtig te worden. De
„jongen" zei niets, maar toen het bedtijd werd, was
hij ongemerkt verdwenen .Ik toog op onderzoek en
jawel, daar vond ik hem op het platvorm van de lo
comotief, reeds half in den dommel.
„Moet je hier nu bevriezen, jongen, terwijl daar
ginds een lekker, warm bed voor je 19?" riep ik hem j
toe. Hij sprong verschrikt op en sprak met tranen
in zijn stem: „Ik moet je iets bekennen, Jim. Meer-
malen ben ik op het punt geweest, je mijn geheim
toe te vertrouwen, maar de vrees, dat ik dan mis-i
schien weg zou moeten, deed mij zwijgen."
„Je hebt 'toch geen moord; op je geweten?" vroeg ik
schertsend.
„Neen ja, toch -ik doodde mijn zuster.'*
„Wat?"
„Ja, Jim er bestaat niet zoo'n persoon als mijn
zuster Georgine, want ik ben haar."
„Ben je gek, jongen!"
„Neen, dat niet. Luister,. Jim, ik zal 't Je uitleggen.
Het speet mijn vader altijd, dat ik geen jongen wasj
en om de illusie eenigszins te verwezenlijken gaf hij
mij gedeeltelijk een jongensopvoeding. Hierdoor ont
waakte in mij een verlangen naar alles wat met
machines en spoot- in verband stond en dadelijk na
de eerste kennismaking met je, kwam het vermetele
plan in mij .op om als stoker met je mee -te gaan. Ik
heb mijn werkkring lief gekregen, Jim en zou het
vreeselijk vinden haar en ook jou vaarwel te
moeten zeggen."
Toen speelde zich daar achter op de locomotief een 1
zonderling tooneeltje af. Van mijn kant bekende ik
haar, hoe lief ik de verloren zuster dus ook haar
had. En dien acht sliep" de „jongen" in het warme
bed en bleef ik op de machine. Ben paar weken la-
ter werd ons huwelijk in alle stilte te St. Louis vol
trokken, en voor het overige bleef alles bij het oude.
Toen dit zoo ongeveer twee jaar had geduurd, ver
telde de „jongen" mij op zekeren dag, dat zij den
dienst ging verlaten en fluisterde mij iets in het oor.
Onze kleine jongen deed op een zonnigen lentedag
zijn intrede en gedurende de drie lange, gelukkige
jaren was ons leven enkel zonneschijn, tot op een
dag de „jongen" en ik een kleine, witte lijkwagen
volgden en onze lieveling, onze eenige schat, aan de
aarde zagen toevertrouwd. Na dien dag vond ik mijn
vrouwtje bij iedere thuiskomst stiller en bleeker en
zij smeekte mij, haar oude leven weer te mogen op
vatten, om daarin vergetelheid voor haar leed te
vinden.
Zoo togen wij, Jim- Wainright en de Jongen" Rey
nolds, weer samen aan het werk en langzamerhand
vertoonde zich wederom een blosje op de bleeke
wangen van den „jongen" en een lachje om de lippen.
Toen kwam de dag, dat de „jongen" reed, terwijl ik
eenige groote kolenbonken stuk hakte, en bezig zijn
de achter den waterbak, zag ik plotseling den achter
sten hefboom terugslaan en voelde ik de wielen in
het zand raken. Ik snelde naar voren om te zien wat
er aan haperde, toen de „jongen" in den doorgang
sprong en riep: „Spring! Aan den anderen kantl
Vlug! De rivier!"
Wij stonden zij aan zij, toen zij mij naar den an
deren kant drongen de machine aan de landzijde om
sloeg. Ik voelde haar hand op mijn schouder toen ik
het platform verliet precies op tijd om mijn leven
te redden, maar niet dat van mijn „jongen". Zij
raakte bekneld tusschen den stoomketel, in haar
ijver om mij van; een wissen doodi in de rivier te
redden.
Toen de menschen kwamen, vonden zij mij met
mijn armen, lieven „jongen" in de armen. Zij hebben
nooit geweten, wie zij eigenlijk was. Ik nam haar mee
naar ons huis, in Texas en liet haa® rusten naast de
kleine, die haar vooraf gegaan was.
Maar in mijn hart zal eeuwig hot beeld leven va»,
den stoker, bij de kameradon algemeen bekend als
het joggie.
Verzoeke alles betreffende dezee rubriek te zenden
aan C. Anaals Wr, Winkel.
i
Deze week een 2-tal eenvoudige partijgedeelten.
Vooral no. 1 is bizonder leerzaam en mooi, terwijl
no. 2 door een kleine wijziging tot een probleem is
hervormd.
STAND No. L
ZWART.
1
8
5
6
fgf
P
10
11
IS
9
9
16
16
9
9
9
20
21
9
9
18
25
26
in
W;
Hf
8
30
31
Él
0
S
35
36
11
21
g*t
M
0/0)
40
41
//m.
8
8
45
46
H
F?
ggp
f/M
50
21
WIT.
Stand Zwart, 10 schijven op: 9 JL3 tot 16 19 20
23 26.
Stand Wit, 10 schijven, op 22 25 28 32 33 34 37
38 40 42.
In bovenstaanden stand had Zwart al niet veel
goeds meer en speelde 20—24, Wit gelegenheid geven
de tot een schijf winst. Wit 33—29, Zwart 24 33, Wit
38 18, Zwart speelde nu 21—27 om de schijf terug
te winnen, maar liep in een schitterende combinatie.
Zwart 21—27, Wit 32 21, Zwart 16 27, Wit 22 31,
Zwart 13 33, Wit 4238, Zwart 33 42, Wit 37 48,
Zwart 26 37, Wit 48-42, Zwart 37 48, Wit 35-30,
Zwart 4 8:30, Wit 35:4; zeer fijn partijgedeelte.
STAND NO, 2
ZWART.
9
9
Mi
fji
W-
ffS
ÜP
WIT.
MOGEN KOPEREN BUIZEN VOOR WATER LEI
DING GEBRUIKT WORDEN?
Een Engelsch medicus, dr. J. C. Thresh, heeft een
onderzoek gedaan over de vraag, of koperen buizen
zonder gevaar voor de gezondheid voor warm en
koud water mogen gebruikt worden. Hij stelde dit on
derzoek in naar aanleiding van een vraag, die hem
door de bestuurders van een inrichting was gedaan,
die bang waren voor kopervergiftiging en nu ze een
nieuwe warm waterinstallatie moesten maken, de ko
peren buizen door buizen van ander metaal wilden
vervangen. Eerst werd het water van de oude instal
latie onderzocht; dit bevatte 0.40 mgr. koper per liter
water. In de moderne literatuur worden eigenlijk
geen chronische kopervergiftigingen vermeld dit in
tegenstelling met het volksgeloof, dat een koper-
g'-oenvergiftiging iets heel gewoons vindt en zeer
bang is voor besmetting van wonden met koper.
Kwam vroeger een voedselvergiftiging voor en was
het eten in koperen vaten bereid, dan lag de conclu-
s 'e voor de hand: zonder verder onderzoek werd een
k ipervergiftiging aangenomen. Maar het toxicologisch
onderzoek der laatste Jaren heeft ons anders geleerd;
ir de meeste gevallen wordt een voedselvergiftiging
dior bacteriën veroorzaakt; bovendien is koper e en
regelmatig bestanddeel van het menschelijk en dier-
li'k lichaam, en proeven op dieren met voeding van
d:? kleine hoeveelheden koper, zooals in ons eten en
drinken voorkomen hebben geen schadelijke gevol
gen voor den dag gebracht.
Algemeen wordt tegenwoordig aangenomen, dat
2*—100 mgr. koper per dag voor den volwassene on
schadelijk is. Pijpen van zuiver koper zijn dus on
schadelijk voor de gezondheid; iets anders is het als
o >k andere metalen in het materiaal aanwezig zijn.
Eveneens zijn vertinde koperen buizen volmaakt
ongevaarlijk er komen echter ook buizen voor die
vertind zijn met een mengsel van gelijke deelen lood
en tin en deze buizen zijn veel gevaarlijker, omdat er
lood uit kan oplossen.
In één geval kunnen koperen buizen gevaarlijk
worden, nl. als er een electrische stroom doorheen
gaat. Voor zoogenaamde „aarding" van electrische
toestellen worden deze vaak met de waterleiding ver-
Stand Zwart, 10 schijven, op: 7 8 9 13 15 18 19
26 30.
Stand Wit, 10 schijven, op: 22 28 29 33 37 40 41
45 46 47.
Bovenstaande stand verraadt al spoedig waar het
heen moet. Toch is de eindslag zeer goed niet zoo
maar te vinden. De laatste zet 12—18 is zeer goed
verklaarbaar, maar geeft natuurlijk Wit het ontbre
kende tempo. Wit: 41—38, Zwart 18:27, Wit 36-—31,
Zwart 27 36. Wit 47-41, Zwart 36 47, Wit 29—24,
Zwart 47 20, Het was vooruit al te zien, dat veld 20
bezet moest worden voor den eindslag, maar wat nu
volgt is heel mooi aangebracht. Wit 37—31, Zwart
20 37, Wit 46—41, Zwart 37 48, Wit 40-34, Zwart
46 40, Wit 401. De eindstand is voor Wit gewonnen.
bonden; men neme hiervoor niet koperen buizen,
daar dan bij doorgang van den stroom veel grootere
hoeveelheden koper kunnen opgelost worden; men
verblnde dus de apparaten liever aan ijzeren buizen.
Heet water neemt meer koper op dan koud., maar
ook bij heet water zijn de opgenomen hoeveelheden
onschadelijk.
Koper werkt doodend op bacteriën; men kan ech
ter besmet water niet ontsmetten door op deze eigen
schappen te vertrouwen; daarvoor werkt het koper
te langzaam.
Eindelijk onderzocht dr. Thresh nog, of er ook arse
nicum uit koperen buizen werd opgenomen. Bijna
ieder kopér bevat sporen arsenicum, maar de oplos
sing in water gaat zoo langzaam, dat ook voor dit ge
vaar niet gevreesd behoeft te worden; in een geval
konden in oen bepaald soort Alkalisch water 0.003
mgr. aangetoond worden per liter, als het Jl dagen
in contact met het koper had gestaan, bij het staan
gedurende een dag kon geen arsenicum worden aan
getoond.
Dr. Thresh komt tot de volgende conclusies:
I le. koper wordt minder door water aangetast dan
ijzer of lood;
2e. koper is veel onschadelijker dan lood en kope
ren buizen zijn dus boven looden te verkiezen;
3e. Alleen zeer zuur water kan niet door koperen