VOOR DE KINDEREN.'
I
Even Lachen.
n#i==>
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
Brams Uitvinding?
oir», waarin het water (fotulrerrt wordt, en mv
'«itlno., die pompen tn b.w.gln, brengen om het we-
)r h r tn de heiilne tn circulatie te houden. Dit li nood.
!Jn ikeltjk, omdat eommlge vluchen tn atllitaond wa.
r niet leven kunnen. De meeete vleechen houden
ouwen! van atroomend water. Maar bovendien
tettfordt tegelijk met het water, dat door fijne buiejee
en de oppervlakte van de baaetne wordt btnnonga.
iten, steeda vereche lucht in het aquarium ge
acht, Ook door beplanting wordt er ruuratof In l.et
ater gebracht, maar extra toevoering van lucht la
ich teer gewenacht.
Ook de kleinere talelaquarla kunnen ln het clrcu-
tfi.iystoom worden opgenomen. Bovendlon lijn eon
anlal zoodanig Ingericht, dat het water verwarmd
aa worden, waardoor ook troplache vlaachen kun-
in worden gehouden.
Al deee groote en kleine bakken bevatten een hoe-
lilheld van 623000 L. zeewater en 228000 L. loet
ater.
Na deze Inleiding zullen we de volgende week een
igln maken met «en beschrijving van de bewonen
ir bassins. M.
KLEINE BIJZOND EB HEDEN.
De jaarlijksche wereldproductie aan ruwe wol
rordt geraamd op 3000.000.000.000 Engelache ponden.
In Amei^ka wordt par Jaar gemiddeld 11M liter
roomljt per Inwoner verorberd. Kr word meer melk
tn oomlji verwerkt dan ln da kaaemakerlj.
I
De waarde van den bekenden (llmepeler Jackle
Coogan wordt geraamd op één mlllloen dollar.
Het onderhoud der Amaterdamecbe straten koel el-
ken dag 1 260,—,
Van hat Engelache dagblad de „Daily Mali" wor
den eiken dag bijna twee mllUoen oxemplaren ver
kocht.
Beton-bouw heeft de laatste Jaren reusachtige af
metingen aangenomen; In 20 jaar tljda zijn ln de Ver
eenlgde Staten meer dan anderhalf mllllard vaten
cement gebruikt
In Amerika verschijnen ongeveer 30.000 couranten,
ln Frankrijk 10.000, ln Dultachland 7000, ln Enge
land 6000, en in Italië 2600.
I
Een kind van 14 Jaar voelt over 't algemeen even
sterk de verantwoordelijkheid voor een miadaad als
een volwassen persoon.
HANDIO BEANTWOORD.
HIJ: „Llefate., Ik aal mijn fortuin aan Jouw voeten
leggen."
ZIJ: ,,Ja, maar Je hebt geen groot fortuin."
HIJ: „Nee, maar hat ca! groot lijken naast Jouw
kleine roetje»."
I
VEEL NUTTIGER.
Vrouw tot haar inan, die ruzlo mot buurman hooft:
„Verdoe ,d'r nou maar geen asora moor an„ Jan.
AU Jo dlo toch kwijt mot rijn. ga dan moo naar hui»
on blaas de Jongen* d'r voetbal op."
i
NAAR WAARD HEID BEANTWOORD.
ZIJ: „Weet JIJ waar ai die leoge floaachen ln don
kelder vandaan komenf"
HIJ: „Nee, lk heb nog nooit van m'n leven 'n leege
floech gekocht"
ZIJN BEDOELING.
Een man vermaakte op zijn doodsbed al zijn bezit-
tngen aan zijn vrouw op voorwaarde dat zij opnieuw
zou trouwen.
Iemand woeg hem waarom hij zoo'n vreemde wils
beschikking deed.
„Wel, ik zou zoo gaarne hebben, dat iemand nog
spijt had over mijn dood."
JANTJE* LOaiOA.
Onderwijzen „Jantje, la 't waar, dat J» moeder
dtphterle heettf'
„Ja, meaiter".'
„Maar weet J» dan niet, dat Je dan niet op echoot
mag komen. Jl] zoudt 't van Je moeder kunnen krij
gen, en JIJ zoudt 't weer aan heel de achool kunnen
geven."
„Neen, meeeter, dat la onmogelijk',zei Jantje,
„want ze la mijn stiefmoeder maar, en dia geaft nooit
wat weg."
I
TOCH OOED.
Do kapitein kwam' op tnepoctte, on merkte op, dat
Jansen geen tandenborstel had.
„Waar ls Je tandenborstel, Jansen?" vroeg de ka
pitein.
„Hier kapitein", iel Jansen, en liet gauw een kleer
borstel zien.
„Dacht Je mij wijs 1e maken, dat JU die borstel ln
Je mond ken krijgen?" vroeg de kapitein,
„Noen, zeker niet, kapitein!" rel Janeen, „maar Uc
neem m'n tanden uit m'n mond."
I
EEN VERZUCHTING.
De passagier die schipbreuk geleden heeft: „En te
denken, dat ik vroeger het grootste gedeelte van mijn
vacantie doorbracht met naar de ree te kijken!"
I
I13.
'k Heb vanmorgen gauw mijn achop ge
haald en nu ls 't graven Jongens. Ik wil
een vijvertje maken voor mUn acblp, dat
we de „Mimi" hebben gedoopt.
114.
Kijk daar heb Je den vijver. Vader
maakte dat leuke kleine bruggetje er over
voor me en nu moet hij vol water komen.
Moeder zot telkens een paar emmert wa
ter voor me klaar en die ga 'k nu halen.
115.
Zie Je, zoo plassen we ons vijvertje vol.
Mlmlkomt alweer met eén nieuwe lading
aansjouwen. Zoo gaat 't gauw. We zijn erg
nieuwsgierig of het achlp mooi drijven
zal.
116. Hoera, hoeral Da vijver ia vol en daar
gaat de „Mimi", Er ls 'n windje en dat
zet do zollen bol en de boot drUft naar
het bruggotje toe, Nu moeten wo gauw
do brug gaan opzetten. Wat 'n fijn spel,
hé?
9 1
>lek
zorg
ges
n a
■t ea
aak-
Ik Hg in bed en kijk naar 't raam
O, goele-grrutje, wat le dat? 'n Groote dik
ke leeuwenkop, zoo maar vlak voor 't
raam. HIJ kijkt me aan en brult.
118.
En nog voor lk goed weet wat er ge
beuld ls, ls hij 't raam al binnen (gespron
gen, door glas en al heen. Zijn groene
oogen schitteren., hij strekt zijn klau
wenIk vlucht het bed uit.
119.
Msnr Jawel; hij kan harder loopen dan
lk. HIJ gooit me onderetoboven met één
slag van z'n poot. Ik zie zijn rooden
muil, zijn groote scheurtanden, en lk gil.,
gil....
120.
Hé wat la dat? De zon «chljnt al bo-
von Mimi's huisje. Er zingt een vogel ln
den tuin. Het ls al dag. MUn ruit ls nlst
kapot. Nergens een leeuw ta zien. Ach
wat Ik heb gedroomd. Gelukkig!
Een onwaarschijnlijke geschieden!»
^ioor L. Roggeveen-
Vervolg,
weg
nen.
niet
rba-
laar
bui-
)zen
aki.
En de gelegenheid was hem gunstig.
Want toen hij de trap naar zijn kamertje wilde op
gaan, hoorde hij, hoe Grietje, het dienstmeisje, naar
de brievenbus ging, om het avondblad er uit te ha
len. Juist, toen ze de krant naar vader wilde bren
gen, riep Moeder ha§tr vanuit de keuken. Grietje leg
de de krant zoolang op' de vierde trede van do trap
neer en ging naar de keuken. In een ommezientje
kelej had Bram zijn onzichtbare fleschje Abrovi naast de
krant gezetde krant verdween pn in den piooper
van de trap werd een zwarte vlek zichtbaar.
Daar kwam Grietje weer aan. Ze keek op de vier
de tree, maar zag natuurlijk niets. Toen keek ze
naar "Bram, die met een onverschillig gezicht voor de
kapstokspiegel zijn blonde krullen stond te kammen.
„Heb jij de krant weggepakt, Bram?" vroeg Grietje.
Het was Bram al lang een doorn in 't oog, dat
'Grietje maar gewoon „JIJ" en „Jou" en „Bram" tegen
hem zei en niet „u" of „mijnheer'.*. En daarom gaf
hij haar, als ze ander» wat aan hem vroeg, bijna
geen antwoord, alleen „Ja" of „nee", en ook wel een»
„zanik toch zoo niet!" Maar nu wa» 't Juiat anders
om, en zeer vriendelijk zal hij:
„De krant, Grietje? Welnee, wat zou lk met de
krant uitvoeren?"
„Natuurlijk om te lezen," zei Grietje enedig.
„Nou, ik heb hem niet", zei Bram.
„Zoo pa» lag-ie nog daar op do trap, en nou ia 'tie
'em gesmeerd," zei Grietje, terwijl ze een stapje na
der "kwam, en toen opeen» de donkere Abrovi-flek
rag.
.Hé, wat 1» dat? Kijk een» effetje», 't lijkt wel een
reuze-inktvlek. Kijk een», Bram, zie Je dat?"
„Zanik niet," zei Bram, terwijl hij inwendig »tond
te grinniken.
Ik zal mevrouw effetje» roepan", zei de gediensti
ge
Geen tien tellen later kwam te met moeder terug.
„Maar dat is een inktvlek", zei moeder, „Hoe zou
die daar komen?"
„Ja mevrouw, en de krant, die ik daarnet heb
neergelegen, ls ook zoomaar opeen» weg....", zei
Grietje. „U riep me 1 nde keuken on toen ik hom
hier neer, en toen ik terug kwam, was-le weg."
„Heb JIJ hem weggenomen., Bram?" vroeg moeder
„Welnee, moeder", zei Bram, „waarom?"
„Ja, dat weet ik niet", zei moeder. „En dan die
inktvlek daar op de traplooper. Hoe komt die daar?
Heb jij misschien per ongeluk inkt gemorst. Bram?
Zeg 't maar eerlijk, als 't zoo ls, jongen, want er is
nu toch niets meer aan te doen."
„Nee, moeder, werkelijk nietl"
„Jij, dan Grietje? Heb jij misschien voor mijnheer
de inktpot van boven gehaald? 't Zou toch kunnen,
dat je per ongeluk een paar druppeltjes had gestort?"
„Nee, mevrouw, ik ben niet aan de inkt geweest",
zei Grietje, „heusch niet."
„Dan begrijp ik er niets van", zei mevrouw.
Daar klonk de stem van vader uit do achterkamer.
„Grietje, haal het avondblad eens uit de bu»l"
„Daar heb je mijnheer ook al", zei Grietje.
Moeder liep naar de achterkamer en zei: „Man,
kom eens hier!"
„Ja, wie ls er?" vroeg vader.
„Zeg liever: wét is er?" zei moeder. „We staan hier
voor een raar geval, zie Je! Grietje heeft do krant
uit de bus gehaald.
„Ja, mijnheer", zei Grietje gedienstig, „ik haalde
de krant uit de bu», en toen riep jnevrouw me ln de
keuken, en toen..4..B j i I
„Grietje, ik sprak...." zei moeder, „Je behoeft me
niet ln de rede te vallen."
„Ja mevrouw, nee mevrouw!" zei Grietje
Moeder ging verder: „Toen lei Grietje de krant
hier neer, en ging naar de keukon. Een oogenblikje
later wou ze de krant pakken, maar
„Toen was-ie zoo maar weg", zei Grietje, die tóch
niet zwijgen kon, „eb op de plaat* waar hij gelegen
had, ls een zwarte vlek."
„Kijk, daar", zei moeder en ze wee* met haar vin
ger naar tde bewuate plaat*.
„Dat l».... dat 1».... een inktvlek", zei vader.
„Ja, dat weten we nou zoo langzamerhand well',
zei moeder, die een heel klein welnlgje boo* werd
om 't rare van 't geval, „maar hoe komt die vlek i trap op naar zijn laboratorium, zette het onzichtbare
daar? En waar 1» de krant? Dat vraag ik!" j fleschje Abrovi weer op de plank, waschte zijn han-
„Misschlen 1» de inkt van de krant door do warmte don on ging naar benodon. Daar zat vader al rustig
in. de traplooper getrokken", zqi vader, ,,'t 1» warm het hoofartikel over de Olyfnpiade te lezen, terwijl
vandaag; op 't kantoor was 't bijna 76 graden.
„Maak nou geen grapjes, man", zoi moeder. „Hoo
komt dat allemaal? t I» toch geen betooverd huis
hier?"
Op dit oogenbllk werd er "hard gebeld.
Onwillekeurig keken allen naar de deur. Grietje
liep naar voren, om open te doen, en van dit oogen-
bllkje maakte Bram gebruik door vliegensvlug het
onzichtbare fleschje Abrovi weg te nemen en in zijn
zak te atoppen. Daar lag de krant weer en de zwarte
vlek wa» weg.
Meteen posteerde hij zich weer voor den spiegel en
besteedde al zijn aandacht weer aan zijn blonde ha
ren.
Grietje deed open. 't Was de strijkster met schoone
boorden.
„Even tellen, of ze er allemaal zijn", zei moeder.
„Die eene hooge van vader is weer verwisseld; ze
hebben er gewoon een lage in gedaan, man.... zon
Je ze niet? Enfin, wil Je 't zeggen, meisje? Eén hooge
dubbele boord verwisseld?"
„Ja mevrouw!" En weg was 't meisje.
„Altijd en eeuwig die dubbele boord", zei moeder,
„Maar.... groote grutje, kijk toch eenal Man, Grietje,
Bram, zie Je dat?"
„Daar legt-ie weer", zei Grietje, „net precis», zooal*
lk hem daar straks heb neergelegd. Precies zooII En
de zwarte vlek...."
„I* weg", zei moeder. „Heb Je ooit? Ik sta er ge
woon versteld vanl Dat lijkt wel tooverijl Bram, zie
Je dat?'
moedor en Grietje in do keuken het nog druk hadden
over de vreemde dingen
„Mijn br...." zei Bram, den adem «tokkend in d*
keel.
„Ja. ik zag daar strak* dat Je een groot gat bad MJ
Je rechter zak".
„Zoo groot zal 't niet zijn, moeder", zei Bram, ,4k
heb er niet» van gemerkt, tenminste."
„Hoe ls 't mogelijk", zei moeder, „ik kon 't waarem-
pel zien, toen Je bovenaan de trap stond. ^Tou, draai
je eens om, dan zie je 't zelf. Groote genade, 't gat ia
er.... niet meer!! Eh daarnetnee maar, droom
ikof ben ik wakker?"
„U is heusch wakker, moeder!"
„Bram, heb Je een andere broek aangedaan?"
„Nee, moeder!"
„Daarstraks had je een gat in Je broek, Bram!"
„Nee, heusch niet, moeder."
„Ik zag 't duidelijk, Bram."
„Toch is 't niet zoo, moeder."
„Maar Bram, zie ik dan niet goed meer?"
„Ja wel, moeder, U ziet héél good, maar ik denk..."
„Wat donk Je, Bram?"
„Dat U zich vergist heeft, moeder,"
„Bram, 't is toch wel
Rrrrr.... gebeldl
„Och Bram, doe JIJ even open. Tk moet voor 't eten
blijven zorgen. Straks praten we nog wel even".
Bram deed open. Daar stond.... de geheimzinnige
voorbijganger van straks dien hij tweemaal ontmoet
had. Bram schrok hevig. Hij keek don man een»
„Ja moeder, ik zie het", zei Bram. En hij dacht: goed aan. Do man zag er gewoon uit,, wa» keurig
„Niet to veel zeggen, anders zou *t toch nog ultko- ntVftr de laatste mode gekleed. Tn zijn knoopsgat had
men." HIJ omklemde stevig het fleschje in zijn zak, hij oen zwart-wlt knoopje. Eén ding trof Bram: d*
en zocht naar een kans, om ongemerkt naar boven te scheove oogen van den heer. „Net een Japanner",
kunnen ontsnappon, want.... hij wist, dat het rech- dacht Bram. De heer nam zijn hoed af, glimlacht»,
tergedeelte van zijn broek onzichtbaar was, en dat het zoodat zijn witte tanden zichtbaar werden, boog diep,
vleesch van zijn heup er grijswit door heen zou sche- en zei met een krassende «tem, die Bram door merg
merenEn terwijl vader, moeder en Grietje nog en been drong:
verwonderd en ook een beetje angstig de geheimzin
nige verdwijning en weder-verschijning van krant en Wordt vervolgd,
vlek bespraken, sprong hij met groote schreden de