MARGUERITE'S WONDERE JAAR Peek Cloppenburg's Herman Nypels, Zuid-Mrika en drie Engelschen. Ifeeren- Kinderkleeding Woensdag 27 Mei 1925 688te Jaargang, No. 7644. Uitgevers t O, v.h. TBAPMAN Co., Scbagee EEMSTl BLAD, FEUILLETON. munt uit door soliditeit en pasvorm. Onze Kleedingmagazijnen brengen U daarin een mooie en levens goedkoope sorleering. Zie de Etalages. 3i?nU inld weei ende i te mst« chtl- olde. iatig ?root - ge- ïgon. zul. men agen ge dij iing, ulta- cur. 8 de ïgen aten ierd. 2rin- Cal, ond m rden den SCIAGBI COUEAIT. lt blad vorschljnt vioEmaal pon wook: Dinsdag, Woonodaff, Dondon- Bg on Zn tordag. DIJ inzonding tot 'a morgens 0 uur, worden Advor- miMln jv.« zooveel mogelijk in hot ooraiuitkomond nummesj geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TEI.EF 110. 20 PeIJo por 0 moandon f l.gb. Loano nnmmoos 0 Bent. abvrrtï1n. TlfiN van 1 tot 5 zegola f 1.10, ledeze z.jftl moez ttfl cent (tiftwljsao, Inbosïopon). Gzooto leltea» wujdsn noaa Blantsmlrato bsrakend. VU NCMJCER BESTA4.® om tEWEB BI.ADEN. Tv/ee van deze drie Engelschen zijn van de week rverleden. Het waren geen vrienden van de Zuid-Afrikaan-. jche hoeren, deze twee Engelschen en zij: hebben dan iok, elk op zijn manier, bijgedragen tot het uitbre- ten van den 09rlog tegen de beide Zuid-Afrikaansche ■epublieken, de Transvaal en de Oranje Vrijstaat. Laat ik beginnen met den man, wiens naam aan Blke lezeres en lezer wel bekend zal zijn, want wie heeft er niet wel eens 'n boek van Sir Rider Haggard id* [gelezen. Rider tHaggard is van de week op bijna 70- arigen leeftijd gestorven na een leven, dat vooral in het begin zoo avontuurlijk was, dat elke jongen er wat voor zou willen geven om ook zoo'n leventje te hebben. Haggard werd in 1856 in het Graafschap Norfolk yeboren en kreeg reeds als jonge man van 19 jaar gelegenheid om Sir Henry Bulwèr, die gouverneur van Natal geworden was, als particulier secretaris naar Zuid-Afrika te vergezellen. Het waa in 1875, in Suid-Afrika een echte vrijgevochten boel met voort rekkende Boeren, gelukzoekende Engelschen en re calcitrante negers en negerkoningen, waaronder Ce- ;ywayo zeker uitblonk. Rider Haggard bekeek Zuid-Afrika absoluut uit het oogpunt van den Engelschen Imperialist, die maling hadi aan vrijheidslievende Transvaalsche Boeren. Wat kon hem dien vrijheidszin van die af stammelingen van vrije Hollandsche Boeren schelen. Wel drommel, Holland had de Kaapkolonie aan En geland moeten afstaan, omdat Holland de zijde der verliezende partij, de Franschen had gekozen, vrij willig, of onvrijwillig, dat was niet zijn zaak en nu moesten die Kaapsche Boeren maar heel blij ge weest zijn, onder de fameuze Union Jack Toen Hag gard dan ook twee jaar later daartoe gelegenheid had liet hij die zienswijze duidelijk blijken. Hij was n 1877 overgegaan tot den staf, die Sir Theophilus jtepstone, als Special Commissaris van Engeland, .ar Transvaal vergezelde. De bedoeling dier missie vas eigenlijk om de Republiek, die ernstige moei- ijkheden te overwinnen had, dien zij aan den eenen kant met den vechtlust der negerstammen en aan den anderen kant met een leege schatkist te kampen ■had, tot aansluiting bij Engeland over te halen. Op den verjaardag van Koningin Victoria meen den Coionel Brooke en Rider Haggard niet beter te kunnen doen dan met de noodige drukte, de Union Jack boven de vlag der Zuid-Afrikaansche Republiek (Transvaal) te heischen. Men begrijpt, hoe dat brutale optreden door de vrije Boeren, met vrij Hollandsch bloed in de ade ren, gewaardeerd werd. Hoe Rider Haggard1 over de Boerenrpublieken dacht, kan men uit zijn eerste boek: „Cetywayo and his White Neighbours" Jezen. Deze eersteling ver scheen in '1879—1880 en was een pleidooi voor het annexeeren van de Transvaal door Groot-Britannië. Andere romans volgden, o.a. Dawn, in 1884. Hij was toen niet meer in Zuid-Afrika, doch had na 1880 te Londen in de rechten gestudeerd en in Lincoln's Inn het ambt van advocaat uitgeoefend. Bijzondere aandacht trok hij toen noch als advocaat, noch als tal >or jer K. schrijver, totdat in 1885 de roman „King Solomon's Mines" verscheen en zijn naam als novellist ge maakt waa Rider Haggard is geen groot schrijver, maar ieder die „King Solomon's Mines" heeft gelezen, zal moe ten toegeven, dat dit een boeiend verhaal is. Ook in het vervolg op deze roman „&he" bewijst de schrij ver, dat hij goed uit zijn oogen gekeken beeft en daarnaast behoorlijk zijne verbeelding teugel weet te geven, zoodat „Wahrheit und Dichtung" ons als lezers aangename uren bezorgen. De latere werken Ayesha, en in 1923 Wisdun's Daughter, beiden een vervolg op „She"„ zijn waar schijnlijk minder bekend dan zijn King Solomon's Mines. Hij hééft ontegenzeggelijk met zijn attakeeren der Boeren veel kwaad gedaan, tenminste in de oogen dergenen, die den oorlog van Engeland tegen de Boerenrepublieken afkeuren. Hij heeft de Engelsche bevolking rijp gemaakt voor een oorlog tegen die „beestachtige Boeren", die ruwe, hardvochtige, hui chelachtige kerels, die de zwarte huid beschouwden als iets waarop men zonder genade en met meedoo- genlooze wreedheid met de zweep of stok op los toffelde Ik heb na den .Boerenoorlog verschillende jonge Engelschen gesproken, die als vrijwilligers hadden deelgenomen in den Boerenoorlog, omdat zijals lezers van. Rider Haggards hoeken in de Boeren wreede uitzuigers zagen en den oorlog tegen die hui chelaars als een soort Heiligen Oorlog beschouwden. Later, na den oorlog, was het oordeel dier Engel schen heel anders, natuurlijk verdedigden zij hun optreden in Zuid-Afrika, zelfs de concentratiekam pen, want de oorlog moest nu eenmaal gewonnen worden. Het Britsche prestige dulde niet het verlie zen van dezen oorlog, want dan zou het Brischte rijk uit elkaar gespat zijn. Hun oordeel over de Boeren was echter veel milder geworden en zij wisten toen wel, dat de oorlog begonnen was, omdat Duitsche eigenaren van Zuid-Afrikaansche Diamantmijnen, maar gevestigd in Londen, eerder wilden profiteeren van hun rijke bezittingen in1 Transvaal, dan wel mo gelijk was, zoolang „Oom Paul" en zijn vrienden heerschers in Transvaal waren. Julius Wernher, Otto Beit, Barnato en allerlei an dere meer of minder Duitsche Semitische namen zijn voor eeuwig aan den Boerenoorlog verbonden. Om die lieden te pLeizieren ia heel wat goed en braaf Britsch bloed geofferd. Er zijn natuurlijk ook nog andere elementen ge- door MABEL BARNESGRUNDY, voor Nederland bewerkt door ELLY HARTING. 39. HOOFDSTUK XXIX. Jane's huwelijk. Nanty beschreef het als een gedistigeerd, kalme bruiloft. Er klonk geen trompetgeschal toen Jane en de dokter elkaar liefde en trouw beloofden. Juist zooals het behoorde", zei Nanty. „Een hu welijk is voor mij ten allen tijde een neerdrukkend schouwspel en als er nog koperen muziekinstrumen ten en lawaai en geschreeuw bijkomen wordt het ge woonweg belachelijk een overblijfsel uit den tijd der barbaren." Moeder vertelde dat een helder zonnestraatje Jane nad opgezocht en haar gelaat verlichtte, juist op het oogenblik dat zij de mooie plechtige woorden her- haaide: „Tot de dood ons scheidt." „Ze zag eruit als als", moeder zocht naar een geschikte vergelijking. „Aisof ze een' zonnesteek had", viel Nanty in. Moeder was een beetje verontwaardigd. „Ze zag eruit als een engel, Anastasia." Nanty gromde even. „Een engel met een Parijschen hoed, hè? Maar ik moet toegeven, dat ze er tamelijk lief uitzag. Ze is veel te goed voor den dokter." der Jane 1 200 meer"' uioe- »A1 was ze zestig, dan zou ze toch nog te goed zijn voor welken man ook", kondigde Nanty beslist aan en als ze op dien toon sprak, zweeg moeder onmid dellijk. Ik was blij, dat de morgen van den trouwdag kalm, en mooi was. Ik had in angst gezeten voor laaghangende wolken, zwaren grijzen mistvoor een druipende kille, treurige wereld, doch Novem ber gedroeg zich behoorlijk. De zon zond warme, zachte stralen naar de aarde, oe weinige bladeren, die zich nog vasthielden aan de boomen waren als plekjes goud tegen de donkere, en de hemel was. blauw. trnJ a^^en me£ evraagd, lang in bed te blijven, om goed en sterk te zijn voor de receptie. Met dezen Een uitgebreide keuze KEER EN- EN KINDERSCHOENEN. VAN R IJ S W IJ K'S Schoenhandel Schoenmakerij. Prijzen naar kwaliteit zeer billijk. SGH4QËH HELD EB. weidsqhen naam bestempelden zij de bijeenkomst van een dozijn min of meer tot onzen intiemen kring: behoorende menschen. Ik lag daar en lachte bij het hooren der verschil lende geluiden, die door de open deur tot mij door drongen. Ik lachte om «Amalia's schrille vermanin gen aan de hit, die het erop gezet scheen te hebben alles verkeerd te doen; om Peter's uitbarstingen als hij van het kastje naar den muur gesfuurd' werd door „die dwaze vrouwen, die het heele huis wilden vol proppen met blaren en boomtakken"; om Dimbie's voortdurend geweeklaag over het verdwijnen van den kurketrekker. „Bindt hem aan een touw om je nek, Dumbarton", hoorde ik Peter snauwen en Dimbie zei, dat dit een prachtraad was van zijn schoonvader en hij hem onmiddellijk zou uitvoeren. „Zoudt u nog eens opzij willen gaan, generaal Macintos, we moeten de ververschingen hier neer zetten. pleitte Jane's stem vleiend. „Ik houd' jullie toch niet tegen." „Maar we hebben de tafel noo<ig" Hij plofte mijn kamer binnen." „Er is geen plaatsje in het heele huis meer waar zelfs een kat rustig zou kunnen zitten", zei hij nij dig. „Jumbles is hier en als u wilt, kunt u ook hier blijven. Die luie stoel bij het vuur is erg gemakke lijk." Hij liet er zich zeer onelegant in neervallen. „Dus u houdt niet van bruiloften?" zei ik met een glimlachje. „Houden van bruiloften!" „Waarom bent u dan gekomen?" „Je moeder wou met alle geweld. En als je moe der eenmaal haar zinnen op iets gezet heeft, is zij zoo koppig als een ezel." „Maar daarom behoefde u toch niet te komen." Hij deed met onnoodige energie een schep kolen op het vuur. „Wat doet moeder?" „Iedereen in den weg loopen „Ik dacht dat u dat deed." Hij verwaardigde zich niet te antwoorden en be groef zijn hoofd in de Times. Doch ook hier zou zijn rust van korten duur zijn: „Ik kom Marguerite kleeden", kondigde Jan aan, .Amalia heeft me permissie gegeven." Er kwam geen beweging achter de courant. „Generaal Macintosh, het spijt me dat ik u moet storen, maar de tijd 9chiet al op." .Jk dacht, dat Marguerite al aangekleed' was, ze ziet er 700 nrge uigi uit." „De linten in mijn beste nachtpon hebben u in de weest. die meegewerkt hebben tot het uitbreken van dien oorlog, men noemt het feit, dat allerlei officie ren en ambtenaren in mijnexploitaties betrokken waren en dus maar al te graag hun groota finan- tieele leiders volgden en dienden. Als een der oorzaken wordt altijd genoemd, het karakter van Alfred' Milner. Viscount (burggraaf) Milner of St, James' sand Cape Town werd in 1854 te Stuttgart geboren. Zijn beide ouders waren Engelsch van geboorte, doch zijn vader oefende de practijk van geneesheer uit in de hoofdstad van Wurtemberg. Op jeugdigen leeftijd werd hij naar Engeland gezonden en daar opgevoed. Hij studeerde te Londen en Oxford en was in die laatste plaats een der bekwaamste studenten van Balliol College en wist verscheidene Scholarships (prijzen, waaraan beurzen verbonden zijn) te verove ren. Uit verhalen omtrent zijn studententijd wil ik er een vertellen. Milner hield eene redevoering. De toehoorders rie pen: spreek wat luider. Milner zweeg, wachtte kalm af tot alles stil, heel stil was en begon toen pas weer te spreken en welnog zachter. Zijn bewonderaars vinden dat prachtig en zeggen, dat zoo zijn geheele optreden gedurende zijn carrière was. Ik noem het vlerkachtig en pedant en voor mij verklaart het Kru- ger's antipathie tegen Milner. Men mag als student nog zoo knap zijn, men moet zich onthouden vdn zelfoverschatting, die vooral slecht bij jeugd past. Milner heeft het echter ver gebracht en heeft het ten slotte van Kruger gewonnen, doch slechts door geweld. Milner begon in 1881 zijn carrière als advo caat bij de Inner Temple en als journalist, door bij dragen te leveren aan de Pall Mali Gazette, waar van in die dagen John Morley (later Lord' Morley) hoofdredacteur was. Spoedig werd Milner een der redacteuren van dit liberale avondblad. Hij probeerde Lagerhuislid te worden, doch werd geklopt. Hij ging echter toch den weg der politiek op en werd particulier secretaris van Mr. Goschen, die Chancellor of the Exchequer was. Kort daarop, in 1889, werd hij benoemd tot onder-Minister van Fi- nantiën voor Egypte en diende daar drie jaar onder Lord Cromer. In Engeland teruggekeerd werd hij Chairman of the Board of Inland Revenu e en spoe dig daarna, in 1895 en 1897 volgden koninklijke on derscheidingen voor uitstekende diensten. In 1897 moest er een opvolger als Commissaris voor Zuid- Afrika benoemd worden, als opvolger van Sir Hercu les Robinson. Er was een krachtige persoonlijkheid noodig en men benoemde Sir Alfred 'Milner. Joseph Camberlain zeide, dat zijn taak was om twee volken (Hollandsche Boeren en Engelsche kolonisten) weer tot elkaar te brengen, door hen te doen inzien dat het belang van elk hunner veel beter gediend werd door samenwerking dan door strijd. De uitlanders de niet-boeren dus maakten hunne vele grieven aan Sir Alfred Milner kenbaar, en in 1899 overhandigde eene delegatie van Uitlan ders hem eene petitie, geteekend door 20.000 Britsche onderdanen. Men zeide wijselijk niet: Britsch gebo ren onderdanen. Deze petitie was bedoeld om door gezonden te worden aan Koningin Victoria. Milner telegrapheerde naar Engeland en zijne be richten hadden daar de uitwerking, dat Engeland vol haat geraakte tegen de Boeren, die 20000 Britsche burgers knevelden. Ik ben persoonlijk geen groot be wonderaar van de toenmalige politiek der Z.-A. Re publiek en geloof, dat het karakter, der Boeren nu ook niet zoo „lekker" is. Doch au fond waa het recht aan de zijde der Boe ren. al hadden die wijzer gedaan wal minder koppig vast te houden aan iets wat door den loop der om standigheden nu eenmaal verandering eischte. De mijnindustrie was er nu eemnaal en men moest als Regeering dus behalve met de oude landbouwbevol king wel degelijk rekening met de nieuwe industrie* bevolking houden. Nadat Milner naar Engeland getelegrapheerd had! en daar de gemoederen dus geprikkeld had, ging hij met Kruger confereeren. Men verwijt Milner den Ja- meson Raid, deze staatsgreep, die den Engelschen slecht bekwam en verwijt hem eene prikkelende houding tegenover Kruger en een ophitsende boa- ding tegenover het Britsche volk. Hoe dat zij, de taak hem door Joe Chamberlatn op gedragen, heeft hij niet weten ten uitvoer te brengen, want inplaats de beide volken tezamen te brengen, tot gemeenschappelijken arbeid, heeft hij hen qit el kaar gebracht en hen slechts weer samen gezien op de vele bloedige slagvelden. De Boerenoorlog is geen schitterende bladzijde in de historie van Engeland, geen enkele mijner Engel sche vrienden spreekt graag over dien oorlog en de genen, die er in gestreden hebben praten er over heen. Die oorlog ruikt te veel naar de Effectenbeurs! De oorlog is geëindigd met de overwinning der Engelschen en met den Vrede van Vereeniging. Milner werd tot Administrateur der geannexeerde Boerenrepublieken benoemd en werd, nu alles goed afgeloopen was en de Union Jack werkelijk overal in Zuid-Afrika woei. en de vlaggen der Boerenrepu blieken zelfs niet meer te zien waren, in de straten van Londen toegejuicht en door Koning Edward tot Peer verheven als Baron Milner of St. James's and Cape town. Alles onder het motto: einde goed alles goed. De heeren Wernher. Beit, Barnato en Joel kochten nog eens extra mooie typisch Etngelsche landgoede ren, genoten van de hun verleende Sir-titels en de den: „plus anglais que 1'anglais". Zij hielden er groote renstallen op na en vertoonden hun neus op renbaan en effectenbeurs. Inmiddels betreurde menige Engelsdhe familie een zoon, soms een ©enig zoon, ofi zelfs een eenig kind, wiens hart getroffen was door een. goed gerioht schot van een Boer, die vanaf zijn kopje, hot typisch heuveltje van zijn geboortegrond den indringer; „Rooinek' trachtte tégen te houden. Mijn sympathie kan niet wezen bij de beide bekende Engelstihen doodon van verleden week, want èn door Lord Milner èn door Sin Rider tHag gard is strijd ontbrand, want beiden hebben niet medegewerkt om de twee volken, hot één van Hollandsdhe, hot andere van Engelsche afkomst! te dl oen zien het sohoone van hetgeen vereenigt, dooh slechts gewezen op hetgeen tot verwijdering! aanleiding moest geven met het bijna onvermijde lijke gevolg van strijd en krijg. - Met des Oo meer sympathie kan ik schrijven over den derden Enpelsohman, die gelukkig springlevend is, nl. over Pnnce Charming. De'Prins van Wales is op het oogenblik in'Zuidr Afrika en maakt daar een rondreis. Reeds dadelijk heeft hij te Kaapstad de harten der Zuid;Afrikaandera gestolen door zijn leuke en diplomatieke optreden. Op de dag na ztfn aankomst zou hij heel deftig! ♦tot eeredoctor van. de Kaapstadsche Universiteit gepromoveerd worden. De studenten zelf hadden over de „deftigheid" andere begrippen en kwa men met een allergrilligste optocht den tookomsti- gen „jongen dootori' halen. war gebracht, vader. Zóó kan ik toch onmogelijk voor de gasten verschijnen." „Dan hebben ze wat te praten." „Vader, ga alstublieft weg." Én grommend en brommend ging hij moeder op zoeken, waarschijnlijk om ruzie te maken. De zonneschijn stroomde de kamer binnen, een roodborstje liet ons hooren, wat hij al niet met een simpele acht toonen kon doen: twiet, twiet, ta, rara, twiet, tre. la twiet. „Luister, Jane", zei ik ,„het zingt voor jou. Is het geen heerlijke dag? Ik ben zoo blij dat de kon schijnt. Ben je gelukkig, Jane?" „Ja" zei ze eenvoudig en kuste zacht mijn haar, dat ze borstelde. „Ik ben te gelukkig om erover te kynnen spreken en ik moet me haasten, want Dimbie kan elk oogen blik hier zijn mdt een verrassing voor Je." En daar was hij al; hij gluurde om het hoekje van de deur Amalia op rijn hielen. In zijnen armen hield hij een groote, kartonnen doos. „Het is een nieuwe jepon uit Perijs," kwam Ama lia opgewonden en Dimbie tilde het deksel op. „Er waren er twintig op zich'," zei Amalia, „en wij hebbe' wel uur lang uitgezochV' Heel voorzichtig nam Dimbie de verschillende zij- de-achtlge, witte vloeitjes weg en schudde de japon uit een beelderige golf van parelkleurig satijn, zacht als rozeblaadjes met prachtige oude kant als een spinneweb erover. „Het is te mooi", fluisterde ik en sloeg mijn armen om zijn hals „En hier is een roos, voor aan den hals. liefste, juist de kleur van je haar. Is 't geen prachtige?" Ik hield de geurige, gele schoonheid bij mijn ge zicht, want er waren tranen in aantocht en Jane en Amalia slopen de kamer uit en lieten on9 alleen voor een tien minuten, die het treurigste leven waard zou maken geleefd »e worden. Daarna kwam Jane terug. „Je moet gaan, mijnheer," beval ze, „of Je vrouw zal niet klaar komen." En Dimbie ging. Ze maakte mijn haar aardig op. trok mij de snoe zige jurk aan en bevestigde de roos op mijn borst. En terwijl ze werkte, praatte ze. Zij deed me lachen bij een'beschrijving van de hit, die midden in de keuken zat en sterke thee dronk en Amalia's overdrukke werkzaamheden sprakeloos bewonderde, zonder zelf een vinger uit te steken. En Amalial Zij werkte natuurlijk als een automaat in een lunchroom en zorgde voor de versieringen, voor pud dingen, voor moeder, voor Jane en voor alles en al len tegelijk. „En nu ben je klaar, je ziet eruit al9.nu Dim bie zal je wel vertellen hoe je eruit riet. Ik zal hem roepen." „Niet doen", zei ik, „hij zal zoo lang blijven en dan ga jij in een andere kamer om je te kleeden en ik wil zóó graag, dat je het hier doet Je haar moet bijzonder mooi worden opgemaakt." „Je zult me toch geen kapje eronder laten dragen?" „Lievehelp, neen. Jij bent geen type voor valsch haar. Maar je trekt het te glad naar achteren en al is je voorhoofd laag en breed en juist zooals een voorhoofd moet zijn, toch geloof ik, dat een paar lokjes, die juist onder je chinchilla hoed zouden uit springen, je heel goed zouden staan; en je moet mij m'n zin geven, Jane." Gehoorzaam knielde ze neer en liet me doen wat ik wilde met heur haar. „Wees nu voorzichtig met je rok", vermaande ik, Je rok", „en breng het niet weer in de war." Ze trok een gek gezicht. „Wat een drukte." „Als er op je trouwdag niet een beetje drukte van je gemaakt wordt, dan gebeurt' het nooit meer. Bo vendien, mannen zien niet graag slecht gekleede vrouwen, kom hier, dan zal ik Je blouse vastmaken." Daarna liet ik een oogenblik mijn wang rusten tegen de mooie, zachte bontkraag van haar mantel Nanty was een edelmoedige geefster. „Jane, lieve", zei ik, „ik ben zoo blij, dat Je 8*^ trouwen, en dat je geen vervelende, kleverige kinde ren meer behoeft les te geven." „Ik had graag den dokter als bruidegom gezien. Ik weet heel zeker, dat hij profane dingen zal zeggen in zijn zenuwachtigheid. Zet je hoed nu op en wandel met een behoorlijk ernstig gezicht door de kamer." Ik knikte goedkeurend. „Keurig. Je riet er lief uit een studie in grijs. Je bent beslist slank en elegant in dit pak. Ik denk, dat zelfs Nanty wel tevreden zal zijn." Ze knielde nog eens bij mijn stoeL Hoe sterk en toch hoe zacht was de uitdrukking van haar gelaat! Hoe helder schenen haar oogenl Hoe lief, vol gevoel was de ietwat groote mond. „Ik wil je alléén goedendag zeggen. Niet waar an deren bij zijn. Ik wil je bedanken, kleine, geduldigde Marguerite voor al je goedheid jegens mij „Jane", zei ik, „als je nog één woord zegt. ga ik huilen, en dan zullen mijn oogen rood worden. Ge nade alsjeblieft." „God zegene je en behoede je!" fluisterde zij in diepen ernst en hoog toen het hoofd voor een oogen blikik wist, dat zij bad.... Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 1