VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
DAMRUBRIEK.
PANTOMIME
DE BANKDIEFSTAL.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 13 Juni 1925. No. 7653.
HET AQUARIUM.
m
Èfi
m
i
e
ÖS-
m
a
a
w
'9
9
m
9
m
m
m
m
9
m
s
9
1
St
«t
m
m
m
0
m
B
95
er
i op
t. ve
11
dl
maa
iir on
i extj
ekeei
1 hei
ijk
oncu
;n vo
ie va
proje
ildoei
temp
Saki
terwl
ichtii
b
in z\
IAB1
boe
uifcg
ipaiij
„Va
n da
werl
m va
o. ui
vijl a
rages
dl
li ee
frotji
dit1
o va
ster
sects
0 aw
Ik oe
waa
üiit
urine
ken
e teij
ronds
d
udwi
1 Z'
>r h<
vordi
is,
ts
vein'
ijin e
pi
ui va
i'd za
d vi
250
waal
moge
rijv
ïebbe
in hi
reek
;al hi
>n oo
aen t
zo
VA
derir
mees
tafi
meg
»t a
KINDJE ZOMERTIJD GEBOREN.
't Kindje is dan toch geboren,..
Waar zoo lang op werd gewacht,
Dat in 't huisgezin van Holland
Zooveel herrie heert gebrachtl
En z'n vader Jantje Salie,
Kijkt het lodderoogend aan,
Omdat het vóór z'n geboorte
Bijna was om zeep gegaan II
Brave opoe Eerste Kamer
Houdt het gratievol ten doop,
Opgesmukt met volksbelangen.
Vol van trots en blijde hoop!
Opa Tijd bromt wat afkeurends
Onder z'n secondenlied
En hij mompelt: „Kleine rakker,
„Ieder baas op zijn gebiedl"
Heel een stoet van goede vrinden
Komt er weer op kraambezoek,
Oome Voetbal, Toontje Tennis
In z'n wit flanellen broek.
Ook z'n neef Olympiade
Schudt Jan Salie vier de hand,
Pietje Cricket, tante Korfbal,
Staan aJ buigend aan den kantf
Maar de plattelandsfamilie
Schittert door afwezigneid,
Die zegt: „Weer zoo'n kleine schreeuwer
„En nog wel in dezen tijd!"
,,'t Kost je moeite, geld en nachtrust,
„Ik onterf hem!" roept oom Braat,
„Als hij zoo maar door blijft fokken,
„Zonder, dat ie met me praat!"
Heel de kraamvisite glundert:
„Die Jan Sali« is niet mis
„Wat een wolk, mensoh, van een jongen,
„Kijk eens, hoe gezond ie Ist
„Wat een mooi gekleurde luiers,
„Haast de vaderlandsche vlagU"....
Baker Stembus snapt de fooien.
Met èen breeden bakers-lach!!!
Juni 1925.
Alle rechten voorbehouden!
KROES.
IV.
PAARDENLIEFHEBBERS.
Een groote merkwaardigheid in het Amsterdam-
iche Aquarium is de Japansche reuzensalamander,
Rykfleen diertje van een meter lang, heel wat anders dus
®"p^dan onze bekende watersalamanders, die de jongens
ve(jevaak vangen in de slooten en bewaren in de stop-
i- jaaflesch. Deze salamander is de grootste onder de nu
Sjisn nog levende amphibieën. Vroeger, vele duizenden
laren geleden, hebben er nog veel grootere geleefd.
iDe merkwaardigheid van dezen salamander is
evenwel niet zoo zeer de grootte dan wel de wijze
to 1)6 van voortplanting, waaromtrent men langen tijd in
zondi duister getast heeft.
00g, In Japan heeft men dit dier natuurlijk al lang
verai gekend. Het leeft daar in sómmige bergstroomen. Het
vleesch ervan wordt door de Japanners als een
groote lekkernij beschouwd, vandaar dat deze sala
mandersoort zoo druk gevangen wordt, dat het ge
vaar voor uitsterving niet denkbeeldig is. Bovendien
beschouwen zij het vleesch, met boonen tot soep
gekookt, als een uitstekend geneesmiddel tegen
ziekte. Dat de Japanners er dus druk jacht op ma
ken, spreekt wel vanzelf.
De Japansche geleerden hebben natuurlijk ook ge-
tracht zooveel mogelijk van de levenswijze en de
i voortplanting gewaar te worden; wat het laatste be-
m treft, het is hun niet mogen gelukken het raadsel
van de voortplanting te ontsluieren.
Wel hebben zij de eieren van den reuzensalaman
der gevonden en onderzocht, maar de ontwikkelings
geschiedenis van het ei tot volwassen dier bleef voor
hen een gesloten boek.
Het is juist in het Amsterdamsche Aquarium ge
weest, waar men tot volkomen klaarheid is gekomen.
In het jaar 1902 heeft men daar de eerste eieren
)r™ü! te zien gekregen van eeni vrouwelijk exemplaar, dat
met nog een reuzensalamander in een apart bassin
geplaatst was. Uiterlijk is niet te zien of men met
een wijfje of met een mannetje te doen heeft. In
dat jaar werden de dieren, die gewoonlijk wekenlang
Zloodra het wijfje de eieren gelegd had, verdween
het naar een donker gedeelte van het bassin, de zorg
ervoor overlatende aan bet mannetje, dat zich van
zijn taak uitmuntend kweet. Hij bewaakte de eie
ren zoo goed,, dat hij de nabijheid van het wijfje niet
duldde; en men het raadzaam achtte het uit het
bassin te verwijderen.
Uit die eieren hebben zich larven ontwikkeld, ter
lengte van 30 m.M. ongeveer. En tegenwoordig, een
jaar of tien na de geboorte der larfjes, hebben de
jonge reuzensalamanders in Artis een lengte van
6 4 7 (LM.
Deze merkwaardige voortplanting heeft men in
Amsterdam op zijn gemak kunnen bestudeeren. Toen
de eieren in het Aquarium gelegd waren, zijn er
duizenden belangstellenden komen kijken, waaronder
ook de Japansche gezant, die er speciaal uit Den
Haag Voor overkwam.
Na dien tijd heeft het wijfje nog éénmaal eieren
gelegd, maar die waren weer niet bevrucht en zijn
dus ten gronde gegaan.
Dit alles was in Japan onbekend. Wel hadden een
paar Japansche geleerden opgemerkt, dat hij de
eieren in de bergstroomen steeds een reuzensalaman
der de wacht hield, doch zij dachten, dat dit het
wijfje was. Ook hadden zij reeds larven gevonden,
doch niet kleiner dan ongeveer 20 cM. Maar dit was
dan ook alles, de geheele voortplanting9geschiedenis
is voor 'teerst te Amsterdam bekend geworden.
Hieruit vatt op te merken, dat het Aquarium te
Amsterdam niet alleen een prachtige bezienswaar
digheid is voor het publiek, dat anders voor het
overgroot» deel nooit in de gelegenheid komt ver
schillende waterbewoners te zien, maar dat het te
vens een prachtige gelegenheid voor studie en onder
zoek is. Vele geleerden brengen er tal van dagen
door om uit te vorschen hoe de visschen en andere
waterdieren leven en zich voortplanten.
En wat de Japansche reuzensalamander betreft,
tal van natuuronderzoekers kunnen er terecht om
studie te maken van de geconserveerde salamander
eieren, die er als een schat bewaard worden.
M.
mol
O VII
'fitt*
8 d«
•ochll
h
.'a
efl
aart
unni
?t ni
laest
vlijtf
iet
grol
umgl
s
op een donkere plaats in het bassin lagen, plotse-
stedl ^g veel levendiger, en in September werden er
eenige honderden eieren gelegd. Eén der exemplaren
was dus zeker een wijfje.
Die eieren worden niet afzonderlijk gelegd, maar
alle aan elkaar verbonden door een snoerè De eieren
zijn besloten in een ovaal, geleiachtig en doorschij
nend omhulsel. En die omhulsels zijn door een dun
snoer met elkaar verbonden, zoodat het geheel wel
wat lijkt op een rozenkrans.
Men was zeer verheugd, dat er eieren gelegd wa
ren, maar na onderzoek bleken ze niet bevrucht te
zijn. Dat was een groote teleurstelling. Maar het vol
gend jaar legde het wijfje weer eieren en die ble
ken wel bevrucht te zijn. De hoop, dat de beide exen*
)laren een mannetje en een wijfje zouden zijn, werd
us bewaarheid.
Toen George Polsen ontslagen werd als 1ste kas
sier van de Internationale Bank waren de employé's
een en al opgewondenheid. En geen wonder. Na een
veertigjarigen diensttijd, waarin hij reeds een paar
jaar pensioen genoot, was de oude George Polson
de wereld ingezonden en gedwongen, zoo goed als 't
ging, zijn brood te verdienen.
i 't Was zijn eigen schuld. Natuurlijk. Ten minste
dat was wat de directeur, Mr. Wood, zeide. Een an
dere chef zei, dat hij God mocht danken, dat zij hem
niet gearresteerd hadden.
Maar de geschiedenis die de oude Polson aan John
Lewis, een kassier van» de bank, die z'n plaats inge
nomen had, vertelde, was geheel verschillend van
die der beide chefs.
Ik ben ontslagen en onteerd, zei hij, en dat, na
al die Jaren. Ik betaalde een vervalschte cheque van
1000/-.
Maar dat is toch een verlies van de Bank?
Ja, als de oude directeur er nog geweest was,
die zou iemand niet ontslagen hebben, als hij een
fout beging, maar de tegenwoordige directeuren zijn
er nogal vlug mee.
Ja, zeker, beaamde John, maar meer dan ont
slaan konden ze je ook niet. Toch heb ik gehoord,
dat ze de betaling van je pensioen gestaakt hebben.
Dat is maar al te waar, antwoordde Polson som
ber.
En gij staat 't zoo toet
Ja. Dat moet ik wel. Maar ik heb iets bespaard
en misschien krijg ik een betrekking en....
Gij zijt een gek, als je 't er zoo bij laat zitten.
Jij kan 't toch niet helpen, wanneer Je een fout be
gaat, de Bank heeft expres een fonds voor zulke
verliezen, 't Mag je pensioen in elk geval niet aan
tasten. -
Maar de omstandigheden, waarin ik die ver
valschte cheque betaal heb, kreunde Polsoft. De jnan,
die de cheque vervalschtegij zult 't zeker toch
niet verder vertellen....
Neenneen
wa9 mijn neef. Hij was klerk op een bank
Hij vervalschte de cheque en Ik betaalde hem 't
geld door bet loket. Deze familieband maakt 't voor
mij zwart.
Maanden gingen voorbij. Nog kreeg Polson geen
betrekking. Iedenpn dag zag hij er meer vervallen
uit. Steeds echter moedigde Lewis hem aan.
Staat op voor je rechten, zei hij op zekeren dag,
Het ig jouw pensioen. Dringt er op aan. Het is
geen liefdadigheid, het is een recht. Jij betaalde
immers zoovele jaren van je salaris aan het fonds
af, om op zekeren dag van dat pensioen te genieten.
Maar Polson schudde het hoofd.
De nieuwe directeuren zijn niet de ouden, ant
woordde hij somber. Mr. Wood geeft niet veel om
het leven' van een ander. Wees niet bezorgd voor mij
John. Kijk naar je zelf. Eén dag zal jij een fout ma
ken en danGod beware je ervoor
Ik zal nooit een fout begaan, zei John, maar ik
zal onthouden, wat gij daar gezegd hebt.
Weinig kon John Lewis vermoeden, dat hij, door
te spreken met zijn voomrailgen collega, reeds een
groote fout begaan had.
Den volgenden morgen ontmoette bij op weg naar
de Bank Mr. Lawrence Fitter, een plaatselijk koop
man. Deze zeide:
Mr. 'Lewis. Vandaag moet ik naar Glasgow, met
den trein van 9.45. Ik heb geen tijd om naar de bank
te gaan. Je moet me even helpen. Zie Je deze
cheque?
Uit zijn portefeuille nam hij een cheque en over
handigde haar aan Lewis. Het was er een van
150/—, betaalbaar voor F. Mosser Esq.
Maar dat is een vervalschte, zei Fitter. Ik ken
niemand, die F. Mosser heet Van mijn boek komt
de cheque niet. Deze heeft 't nummer e/d 87.121, die
van mij loopen d/f 355.156 en verder.
John Lewis beefde. HU had zelf deze cheque be
taald.
Dus die, neem Je wel even mee, hèTzie het
maar in orde te maken.
Lewis bereikte de Bank. Het hart bonsde hem in
de keeL De cheque waa vervaltcht, toch had hU
Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zonden
aan C. Amel» Wt, Winkel,
1
Stand No. 1 is e«n schitterende slagzet van den
zeer bekenden problemlet G. Mantel te Hengelo.
I i STAND No. L
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 13 schUven, op: 7 8 10 12 13 16 tot
20 24 26 30.
Stand Wit, 13 schUven, op: 21 27 28 29 32 33 35
37 38 40 41 43 45.
I
Wanneer we den stand goed bekijken, is de laatste
zet vna Zwart vermoedelijk 2530 geweest. Wit kan
nu 4339 niet op spelen, al lijkt het heel mooi, want
Zwart laat direct 19—23 en 20—25, 25 23 en nu
17—22 volgen, waarop Wit vrij hopeloos staat.
Wit speelde echter 29—23, Zwart 18 29, Wit 40f-34,'
Zwart 3048, Wit 35—30, Zwart 48 18, Wit 32—27,
Zwart 18:47, Wit 45—40, Zwart 24 44, Wit 33:4,
Zwart 47 22, Wit 4 36, Zwart 16 27, Wit 36 49,
Buitengewoon mooi.
STAND Na 2.
ZWART.
1
5
6
w.
10
11
IS
16
m
20
21
W&/<
25
26
30
m
'/m&
35
36
40
41
45
46
WW#.
50
WIT.
Stand Zwart, 10 schijven, op: 8 10 13 15 tot 18
22 28 31.
Stand Wit, 10 sChUven, op: 20 24 29 33 34 38 39
40 43 47.
Stand No. 2 is een zeer goed probleem, het aantal
schijven en de .ontleding is zeer goed te noemen. Het
is jammer, dat de eerste zet zoo voor de hand ligt,
waarop de ontleding verder niet lastig meer is.
Wit 38-32, Zwart 28 37, Wit 47—41, Zwj,rt 37 40,
Wit 29—23, Zwart 46 29, Wit 34 3, Zwart ,15 24,
Wit 327. De twee laatste slagen zijn zeer mooi
aangebracht.
hem door het loket betaald aan een hem absbluut
onbekend man. Geen medelijden was van Mr. Wood
te verwachten.
De directeur was met vacantie. Dus had John Le
wis nog eenigszins de handen vrU-
Men stond op 't punt hem eruit te v/rpen en hier
wareri duizenden ponden sterling om hem heen.
Vreemde gedachten' gingen door zijn hoofd. Om
3 uur verlieten de anderen het kantoor, maar hU
bleef met de „safes" open voor hem zitten en eenige
papieren inkUkend.
Hij maakte eenige boekingen. Telde een groote
som op. Schreef een brief. Toen ging hij naar een
der kluizen en nam er iets uit. Hij pakte een groote
:asch. Dan sloot hij de kluizen en belde.
Een cab, zeide hU-
De portier vond de tasch wel wat zwaar, toen hij
deze naar 't rijtuig bracht, maar niets van diefstal
of zooiets kwam in zUn brein op.
GU moet dien brief onmiddellUk posten, zei John
en etapte in het rijtuig.
Gij moet niet denken,, dat John Lewis met de Noor
derzon vertrok. Integendeel. '«Morgens was hU
prompt op zijn plaats. Nog altijd was er een vreem
de uitdrukking op zijn gelaat. f
Om twaalf uur kwam een- telegram.
Lewis Begrijp niet. Zal om half vier hU
zijn. Wood.
En John Lewis lachte geheimzinnig.