-=»«9
VOOR DE KINDEREN.
Bram's Uitvinding»
Even Lachen*
Ware woorden.
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
F.fTi ollfantanmuR 1. ruim 1 M. lang en kon met
linnk 40 K G. liool bergen.
Kleine Bijzonderheden.
n. DultOOht InmNtormraan, die rood*
urenluiiK dood Ia, is door oon Parljschen krijgsraad
ot levenslangen dwongarlxjld voroordoold.
Do oude steunen Maasbrug bi} Maastricht 1» ln
ot Jaar 1220 gebouwd.
Msrtamo C.urle hoeft In 189H hot radium ontdekt,
n ln do 2(1 jaren daarna Is hok maar nauwelijks
on huif pond radium gewonnon op do hoolo worold.
In Australië hoeft men spoorwagen» mutclub-
lutouila ori plano's, waar men onder 't genot van
en Komakkelljk. zitje naar muziek kan luisteren.
Sedert 1801 hebben de Veroenlgds Staten van Ame-
lka veertien presidenten gehadi.
De straten in Londen hebben een totale lengte van
Ingeland tot Constantinopel.
De planten kunnen door middel van hun'groene
leur de zomerwarmte opvangen en bewaren.
In ds lmkamsr -van hst Brltech Munum «taan i
mtsr dan 90.000 boeken.
Volgens esn Frantch medicus bshoorsn absoluut
gezonde longen tot hoogo uitzonderingen.
In Duitschland worden por Jnar meer dar/ 26 mil-
Itoen ton briketten vervaardigd.
Vrouwen hebben over 'tnlgemoon donkerder oogerf
on huar dan mannen.
M.
ZE ZOEKEN NOG ALTIJD.
Jan: „Vader vandaag mooaten wij op acbool jlen
grootsten gemeenon dealer zoekon."
Vader: „Jongen, hebben ze die nou nog niet gevon
den; daar zochten wij ln onzen tijd al naar".
DAAR WIST HU WEL RAAD OP.
Dokter; „De ziekte openbaare zich alzoo in een
hettige koort8' en een hardnekkigen dorst.
Patiënt: „Ja dokter. Als u mij nu maar die koorts
afneemt, dan zal ik wel voor dien dorst zorgen.
KAAKTE OREN ONDERSCHEID.
ZIJ: „Je trouwt me alleen, omdat ik een hule van
mijn tante gilrfd heb."
Hij: „O, nee; bet tou net eender geweeit zijn, ale
Je het van iemand anderr'galrfd hadt."
ORIOINEEL OEZEOD,
Politieagent: (ln zeebadplaata, waar (traatmuzlek
slrong verboden li),: ,,'k Heb or nlke op tegen, dat
"Je Je longen met onze luehl vult, maar Je moet >e
niet leeghlazon In die kornet, «nap Je7"J
EEN BEERI.UKE BOODSCHAP.
Vrouw: „De modltlo wil voortaan geen kineren
meer voor mij maken, als Je dornkonlng nlot betaalt,"
.llnn: „Maar dat Ie prachtig, vrouwl
„Ik zal haar dadelijk een dankhrlofjo schrijven,"
OOED BETAALD.
HIJ: „Zeg eene, Je broertje heeft gezien dat ik Jou
een zoen gaf, Wat zal Ik hom geven, opdat hij zijn
mond houdt?"
ZIJ (verstrooid); „Nou, gewoonlijk krijgt hij een
rik»."
I
NOGAL NAÏEF.
„Liesje", zei moeder, „daar brengt de brievenbe
steller ons een ansicht van papa met "honderd kus
sen voor jou en voor mij."
Liesje: „Krijgen wij die honderd kussen nu ook
van den brievenbesteller?"
HOMO.
Xtllnsr, dis (in bord sosp stoot over hst pak van
zijn gast: ,,'t Ossft nlsts, mijnheer, geen icrg, mo
laat ln dsn avond, gseft onn sosp gssn vetvlekken
mssr.H
Men meent vaak don ochljn van kennle te hebben,
door over de domheid van anderen te klagen.
I
De behoorlijke etechte boeken lijn de alechtote
vrienden ter wereld.
I
Eon offon levensbaan schaadt aan karaktervor
ming; slechts door strijd en offers worden karakters
gemaakt.
Niets ls dwazer dan dat een ééndagsvlieg nog le
vensmoede is.
Ben zware portemonnaie, verschaft in veel geval
len een licht leven.
Als Christus zegt: „Vergeeft uw vijanden', zegt hij
dat niet tervville van den vijand, imaar terwille van
onszelf en om dat liefde schooner ie dan haat.
137. Vanmorgen zijn w», met de vouw
stoeltjes onder onzen arm, naar de dui-
/ncn géatapt. Mimi hoeft haar mooien
nieuwen hoed op, zie je woJ? En wé
hebben allebei onze strandschoentje» aan.
138. 'n Mooi plekje zóeken, op 'n' hoogen top
en dan fijn le^en. Toch vael prettiger
zoo, dan' om in 't zand to moeten zitten,
zog ik. Ja, Mimi, vindt het ook.
Maar opeens met een lange kr-a-a-k,
scheurt de zitting van mijn stoeltje. Ik
val, schrik, grijp Mimi bij een arm
Mimi schrikt ook valt*ook
140.
Och hemeltje, daar gaan we holder
debolder en hals-overkop omlaag vanaf
don hoogen duintop. Mimi's stoeltje
vliegt ook moe. En we rollen, rollen, rol
len, tot wo zand in onze neus on mond en
oorsn hebben.
141.
Ik heb 'n leuk spel uitgevonden, kijk
't gaat zoo. Mimi zit plat op den g-rond
en ik kom met net zooveel schoppen
zand aan, tot ze begraven is.
142.
Natuurlijk op haar kopje na! Grap
pig gezicht, hè? En de grootste grap is,
dat dit emmertje net om haar hoofd
past. Nu moet je 'ns opletten wat ik doe.
143.
Ik zet het emmortjo om Mimi's kopje.
Onze moedors komen buiten en roepen
en zoeken naar alle kanten. Geen
Mimll Maar ik lach achter m'n pootl
144.
Dan opeens krijgt Mimi er genoeg van
en hoeplal daar ls ze. De moeders aan
't lachen en ik aan 't springen van pTet.
En nu is 't mijn beurt om begraven ts
worden.
Je hebt veel snuggere menechen in de wereld.
Maar zoo snugger als een boertje in Amerika was,
is or toch niemand, zou ik bijna zeggen.
Je moet dan weten, dat de beroemde zanger Caru
so, van wien jullie misschien wel eens gehoord hebt,
eens in Amerika op een jachtpartij door onweer
overvallen werd. en van zijn gezelschap af raakte.
Hij verdwaalde in een groot bosch en kwam einde
lijk bij een eenvoudige boerenwoning.
„Hallo", riep de groote zanger, „doe eens open!"
De boer deed open, en vroeg, wa ter aan de hand
wa|.
Goede vriend", zei Caruso, „ik ben verdwaald;
mag ik.vannacht bij je blijven overnachten?"
,Wel natuurlijk", zei de boer, „kom binnen, eet,
drink, hier is een bed, slaap rustig!"
f Caruso kwam binnen, blij, dat hij een onderdak
had. De naoht ging voorbij. Den volgenden morgen,
toen allen bij elkaar waren, bedankte Caruso den
boer voor zijn gastvrijheid. „En", zoo vervolgde hij,
weet je nou wel, wien je vannacht in je huis hebt
gehad?"
„Nee", antwoordde de boer, „hoe zou ik?"
„Wel", zei Caruso, „dan zal ik 't je zeggen! Tk ben
Caruso!"
„Wel, wel", zei de boer, „Caruso? De wereldbe
roemde reiziger Robinson Caruso? O, o, wat- ben ik
blij, da? 11* u zelf heb gezien. En hoe gaat het met
Vrijdag?"
Jullie begrijpt, dat Caruso wel eventjes op zijn
neus keek'
Van „snugger" gesproken, hebben Jullie gehoord
van het oude vrouwtje ln Londen, dat bij een groote
kerk een brugwachter zag. die bezig was, een brug
open te draalen? Weet je wat ze zei?
„Nou woon Ik toch al ruim zestig Jaar in Londen,
en nou zie Ik pa» voor het eerst, hoe die klok opge
wonden wordt 1"
Alle rnrreij>ondentle over de Jeugdrübriek zen
den naar IRoggeveen, 8pui 97, den Haag.
Een onwaarschijnlijke geschiedenis
door L. Roggeveen.
VII.
In School.
Er waren na de laatste gebeurtenissen een paar
dagen voorbijgegaan zonder emotie. En Bram was
al zóó aan zijn uitvinding en de gevolgen ervan ge
wend geraakt, dat hij heelemaaJ niet meer onrustig
of zenuwachtig was. Ook had hij de meneer met de
Japansche oogen, Iwan Pashukoff, niet meer gezien.
Thuis had hij niets meer met de Abrovi. uitgevoerd.
Hij dacht niet eens meer zooveel aan zijn uitvinding.
Nu was het Dinsdagmiddag en Bram had geen
school. Dinsdagmiddag en geen school? Ja, 't was
zóó warm: geweest gedurende den morgenschooltijd,
da* de onderwijzer voor don mirtdag vacantie had
gegeven.
Bram was eerst gaan zwemmen en daarna had
hij een dutje gedaan op den divan. Toen was hij naar
boven gegaan en de schijnbaar afgeknabbelde boe
ken in een hoekje van zijn laboratorium hadden
hem weer aan 't bestaan van zijn Abrivo herinnerd.
„Kijken, of t' .weer gaat zweven", zei Bram. Hij
schoof de boeken eventjes opzij, zoodat de flesch vrij
Kwam te staan enAu!" riep hij metoen, want
hij voelde opeens eon vrij onzachte stomp tegen zijn
neus. De onzichtbare flosch was dus lamel Ijk hard
naar boven gosprongen. Eventjes later hoorde hij
een stoot togen de zoldering. HIJ keek naar boven,
en Jawel daar scheen de blauwe lucht als door
een beslagen ruit dooi do onzichtbaar geworden bou
ten betimmering been
„Nu eens eventjes denkon", dacht Bram. „Er moet
natuurlijk één of andere reden zijn. dat die Abrovi
zoomaar opeens zwaarteloos wordt. Gister of eergis
ter. wanneer was't ook weer. ging hij tamelijk lang
zaam naar boven, en nou met cun aardig vsartjel
Oefo onderbrak hij zichzelf, ,.wat is 'f hier
warm, vast 00 graden, Je zit hier ook geen klein
beetje te bakken, onder die pnnnen. Ha, daar hfb ik
het: de warmte! Door do warmte gaat die Abrovi
zweven! Dat lk daar niet dadelijk aan gedacht heb.
Ligt noga! voor de hand. Maar zoo gaat het met
alle dingen, dio voor de hand liggen, je ziet ze nooit j
en je gaat veel verder zoeken!"
Bram ging naar beneden en haalde een spons, die
hij een poosje onder de kraan hield. In zijn labora
torium teruggekomen, greep hij op goed geluk de
onzichtbare flesch en kneep de spons met het koudo
wa*er erover uit. De flesch bleef staan, vijf minu
ten, een kwartiertoen kwam weer de onzicht
bare plek op de tafel'voor den dag, en nog even'.jes
later verkondigde een doffe bons tegen den zolder,
dat de flesch weer zwaarteloos in hoogere regionen
was aangeland.
Voor de tweede maal deed Bram een greep in 't
onzichtbare en goot daarna op -de tast door een pa'
pieren trechter wat van de vloeistof Abrovi in een
kleiner fleschje over. Dat laatste fleschje stak hij in
zijn zak. Gelukkig was de nu komende onzichtbare
plek zoo klein, dat hij bijna niet opviel.
„Dat is voor morgen op school", mompelde Bram.
De leeraar in geschiedenis, mijnheer van Seypen,
stond voor de lessenaar en veegde zijn voorhoófd af
Niettegenstaande het nog maar elf uur in den mor-
gen was,, wees de thermometer nu al 70 graden aan.
en 't was te voorzien dat 't binnen 'n kwartier 80
graden zou zijn.
Heelemaal alleep op' de achterste bank zat Bram.
Heel omzichtig had hij zijn fleschje Abrovi voor
zich op de bank gezet. De bank vertoonde opnens een
onzichtbare plek van ongeveer 15 c.M. middellijn.
De andere fongene hadden niet* van Rrams daad
gezien. Ze zaten of liever gezegd: "hingen rustig ln
de bank. en luisterden naar de woorden van mijn.
heer van Seypen, die druk stond te beweren over
koning Frans I van Frankrijk, .die, en dat moeten
jullie heel goed onthouden, jongens, veel deed voor
kunsten en wetenschappen en daarom genoemd
werd: Vader der .Letteren! Wat zei Ik daar, Abrame?"
Abrams, die niet luisterde, zooals altijd, wist
niet.
„Vader der T,etteren", zei zijn buurman zachtjes
.Vader (lor Lettoren", herhaalde Abrams HJf'.g.
7oo ging do lei verder, saai, vervelend, warm heel
warm, on'zattsnd wargi.'.
„Gelukkig, dat we vanmiddag vrij hebben", dacht
Bram. ,fljn zwemmen!"
Mijnheer van Seypen had 't nu over den slag; hl]
Marignano. Anders luisterde Bram steeds nauwkeu
rig toe, zoodat hij thuis zijn les maar eventjes hoef
de over te lezen, om alles weer precies te weten.
Maar nu, met die warmte
„Zou 't al 80 graden zijn?" dacht Bram. „Ja, vast
wel, 't kan niet anders. Maar, goeie genade. al9 't 80
graden is. begint de Abrovi te zweven, stel Je voor,
dat 't eens gebeurde, zóó maar, door de klas; of was
de Abrovi al aan 't rweven?"
Bram dorst bijna niet te kijken. Eindelijk waagde
hij een oogje.... de bank was zichtbaar, dus het
fleschje was zijn luchtreis begonnen.
„O wee, o wee", dacht Bram, ,,zoo meteen begint
het. Had lk 't maar thuis gelaten. Wat ben ik toch
een ezel! Hoe ben ik toch zoo dom geweest, om 't
mee te nemen? Als 't nou maar loodrecht naar bo
ven gaat, dat niemand 't tegen zijn hoofd krijgt...."
„Au!" riep er opeens een stem door 't stille lokaal.
Mijnheer van Seypen hield op., legde een strenge
uitdrukking in zijn blik en vroeg:
„Wie riep daar?"
„Ik mijnheer", zei Abrams.
„Jij. Abrams? Wat ls er aan ds band? Waarom
'schreeuw Je door de kl^s? Anders weet Je nooit wat
te zeggen, en nou begin Je als een dwaas te gillen.
Wat heb Je. hè? Nou, geef antwoordt"
„Ik ik....", stotterde d* verschrikte Jongen.
„Tk ben een sufferd, bedoel Je, hè?" iel mijnheer
vAn Roypen.
„Nee, mijnheer."
„Nee mijnheer? Ja. mljnheerll Je bent een suf
ferd 1"
„Ja, mijnbeer", zei AbTams. „Maar lk kreeg op
eens een stoot tegen mijn hoofd!"
O wee, o wee, arme Bram, daar begint hst
alt....
„Een stoot tegen Je hoofd? Dan moet Iemand dat
toch gedaan hebben. Wie van Jullie heeft de flauwt
aardigheid gehad, om Abrams togen zijn hoofd ts
stooten? Nou, lk wacht op antwoord. Niemand? Dus
de schuldige wil nog niet oens bekennen? Dus een
lafaard ook? DusOpeens
.Ooooooo.zuchtten ln utarre verbazing alls
Jongen en meisjes.
Wordt vervolgd.