VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT m m w m m m DAMRUBRIEK. De beul der Marine» Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 4 Juli 1925. No. 7666. l PANTOMIME ROMMELKRUID» 1 a gp| m m W 3H Wh 18 m 1 m Hl w HÜ 11 ft? 'V'.' Hl W m '1. IN taAHOKKOl De eeuwige strijd is dus weer aan den gang, Dio duurt nu al jaren en jaren lang In Marokko, Want Europa is sterk en Europa vecht goed, Wij hebben kanonnen, granaten en moed, Veel meer als dat duivelsche, zwarte gebroed In Marokko! We drijven ze weg van het strand en de zee, Daar hooren ze niet en wat doen ze er mee In Marokko?! Ze vechten er nog met bloeddorstige lust; Wij niet, luistert goed, wij 'herstellen de rust En we nemen bezit van hun land en hun kust, ln Marokkol Wie kent daar 't verschil tusschen 't mijn en het dijn? WIJ brengen ze 't bij en we krijgen ze klein In Marokko! Onze liefde tot vrede en vriendschap is echt, De oorlog hergaf ons 't begrip over recht, Dat passen we toe en we doen het niet slecht In Marokko! Wat jammer dat men ons niet beter begrijpt, Zoover is klaarblijk'lijk *t verstand niet gerijpt, In Marokko! Koloniën zijn een winstgevend gebied, Want zonder hun steun gaat Europa failliet, Wij eischen het beste, dat snapt men maar niet In Marokkot Daarom geen gevoel en geen meelijden meer, Legt al die opstandlgen één voor één neer In Marokkol Wij brengen beschaving, die neem je maar aan, Je hebt toch bij ons aan de fronten gestaan, Nadien ia 't met Jullie onprettig gegaan i In Marokkol O volkenbondsbroeders, gebruik je verstand, De Mooren zijn menschen, kom reik ze de hand, xln Marokko! We hebben tooh ook nog een Volkenbondseer, We kweeken den vrede, maar 'A plantje is teer, Hergeef ze na jaren hun vaderland weer In Marokko!!! Juli 1925. Alle rechten voorbehouden! KROES. DE WEDREN MET HINDERNISSEN. Verzoeke alle» betrofler.de deze rubriek te zenden aan C. AMBLS Wi, WENKEL. Deze week een 2-tal leerzame studie», i STAND No. L ZWART. WIT. Stand Zwart, 7 schijven, op: 8 ld 17 19 20 28 34 Stand Wit, 7 schijven, op: 28 30 35 38 39 42 49. Een met weinig materieel samengestelde stand van Dr. M. J. Bellnfante, Amsterdam. In deze eenvoudige stelling ls een schitterend ef fect bereikt. Wit 39- 33, Zwart. 28 39, Wit 28-21, Zwart 17 20, Wit 3631, Zwart 20 48, Wit 49—43, Zwart 34 25, Wit 43 34, Zwart 48 30, Wit 35 2. STAND Not 2. ZWART. Frits Gevers, scheepstimemrman op Z.M. „Rotter dam" was van een driejarige zeereis in zijn ge boorteland teruggekeerd, en had het plan., nadat het schip buiten dienst was gesteld, zich voor de eerste maal van zijn leven in het binnenland te wa gen. Op zee geboren en op zee groot geworden, had hij zich nog nooit verder dan vijf mijlen land waarts van de kust verwijd-erd; wat buiten deze grenslinie lag, was voor hem zoo onbekend, «als het binnenste van Afrika. Slechts van de provincie G. wist hij met zekerheid dat daar menschen woonden, want twee menschen kende hij daar, zijn oom en diens dochter. Van -deze beiden waren hem slechts de namen bekend, haar zij hadden hem ln «en zoo hartelijken brief tot een bezoek uitgenoodigd, dat hij besloten had, aan de uitnoodiging gevolg te geven. Hij liet zich een nieuw uniform maken, kamde zijn vollen zwarten baard zorgvuldiger dan ooit en reis de naar G. Tot zoover ging alles goed, want hij zag nog steeds zeelieden en schepen en als hem ook de in aantal steeds talrijker wordende landslieden op het zien van zijn splinternieuwe met goud bezette wapenroki of zijn krijgshaftige baard verbaasd waren, nam hij dit als een huldiging op en verheugde zich daar over. Niet uit IJdelheid, want deze ondeugd kende hij niet, maar het was zijn plan op de twintigjarige dochter van zijn oom een goeden indruk te maken. Frits Gevers was namelijk nog jonggezel, kon echter als welgestelde koninklijke scheepstimmerman een vrouw onderhouden. Dat deze vrouw niemand an ders kon zijn dan de verwante in G., die hem dien mooien brief had geschreven, stond bij hem vast De medereizigers monsterden den zeldzamen pas sagiers met verwonderlijke blikken en probeerden te weten te komeni wélken rang hij bekleedde. Dat het een van de marine was, zag men wel aan het gouden anker op zijn kraag, maar wat beduidden wel de beide gekruist liggende bijlen? Zeker hadden zij wel een persoon gevonden, die deze vraag aan den zwijgenden onbekende had durven richten, wa re niet zijn gelaatsuitdrukking zoo vreesaanjagend somber en zijn baard zoo pikzwart geweest. Van het naaste station a/f zat de zeehond alleen in een coupé; een dame wilde instijgen, ze keerde ech ter bij de deur weer om. Terwijl de eenzame passa gier in afwachting van de dingen, die komen zouden, zijn gedachten den vrijen loop liet, liep de trein in A. binnen. De deuren werden geopend, de post werd gewisseld en reeds hoopte Gevers verder alleen te blijven, toen zich nog op t' laatste oogenbUk een kleine dikke heer ln de coupé werkte. Deze sjouw de een hooge muur van bagage met zich, nam vrien delijk groetend! den hoed af en nam zijn medereiziger goed op. Meneer Gevers wierp den man een wantrouwen den blik toe. Voor alles in de wereld wilde hij nu niet in zijn droomerijen gestoord zijn, maar deze persoon echter zag er naar uit, aslof het zijn be doeling was, een gesprek te voeren. Hemel daar be gon het al. U verontschuldigt mij «wel, u gaat' toch ook naar D.? begon de dikke en ging voort, toen hij geen antwoord kreeg. Dat treft goed, ik ga er ook heen. De aangesprokene rolde met de oogen, streek over zijn ravenzwarten baard en zweeg. Door deze onheilspellende gebaren iets beang stigd, probeerde de gemoedelijke dikke nog eens een onderhoud aan te knoopen. U is zeker bij de marine, wijl U zoo'n mooie gouden anker op Uw jaskraag hebt? Een stom hoofdknikkon was het antwoord; daar bij rolden weder de stekende oogen onder de harige wenkbrauwen, ditmaal echter vreesaanjagender en dreigender. Na een kort bezinnen besloot de weetgierige tot een laatste poging. Zegt U eens, wat beduiden wel die beide bijlen, die over het anker gekruist liggen; die beduiden ze ker den rang? Wat is U dan, als ik vragen mag? De oogen der gevraagde rolden bijna hoorbaar van de eene zijde naar de andere en een diepe basstem antwoordde dof: Ik ben beul bij de Marine! De nieuwsgierige passagier kromp ineen en rukte aan het venster. Beul is U? vroeg hij met een blik naar de nood rem. Ik dacht dat die barbaarsche gebruiken, die bij de marine mode waren, reeds lang zijn afgeschaft? Onzin, afgeschaft, antwoordde de barbaar en sijn oogen schoten vuur. -r. t Geringste vergrijp kop af! Twee mannen slijpen de bijlen, vier werpen bet doode lichaam over boord. Zonder een woord ter beantwoording hurkte da alzoo onderwezene in den vensterhoek en nauwlijks liep de trein het naaste station binnen, of hij ver dween om den beul nooit meer te willen zien. In zijn plaats verschenen nu andere nieuwsgierigen, die schuwe blikken in de coupé wierpen., om den wreedaard te zien, die dagelijks zoovele menschen een hoof# kleine maakt. Doch niemand waagde het in te stijgen, zelfs de conducteur was zeer klein moedig toen hij kort voor het einde der reis het bil jet verlangde, hetwelk hij heimelijk bezag, of er geen bloed aan kleefde. Eenige dagen later zou de man, die met den z.g. beul in de coupé had gezeten, de oplossing van het etgenaardieg tooneel in den trein vinden. Op het terras aan het strand wandelden honder den in de zoele avondlucht, en onder hen ook een eenzame burger met zijn mooie dochter. De kleine scheen van ongeduld zich niet te kun nen bedwingen, ze spiedde onophoudelijk in 't rond en verzocht haar vader dringend, toch ook naar haar bruidegom uit te zien. Plotseling sprong zij op, ijlde vol vreugde op «en grooten, zwart-gebaarden man in marine-uniform toe en geleidde hem aan het tafeltj«, waaraan baar vader had plaats genomen. Plotseling een kreet van schrik.... den vader dreigde het bloed in de aderen te stollen, want de bruidegom, zijn schoonzoon was...... de beul van de Marine. De heer Gevers voelde dat hij zijn schoonpapa op helderingen schuldig was, en hij voldeed hieraan dan ook. Maar waarom zeidet gij dan, dat gij een beul waart, sprak papa nieuwsgierig. Ik had reeds vruchteloos getracht, door U op alle vragen het antwoord schuldig te blijven, uw spraakzaamheid te bedwingen. Zonder resultaat, echter. Plotseling kwam ik op het idee, mij als een beul voor te doen., met het U reeds bekende gevolg. Ik wilde met mijn heilige gedachten aan Uwe doclv ter, mijn Roza, aflleeni zijn en' dat gelukte mij yfllr komen. Ik had mijn lieve dochter dan ook nooit aan een beul toevertrouwd, sprak papa lachend, terwijl hij zijn zoon een stevige hand gaf. -| 9. '■léÊM éyA MM 'rtgg, m WIT. 7 9 11 tot U Stand Zwart, 12 schijven, op: 4 18 19 29 37. Stand Wit, 13 schijven, op: 16 20 26 27 28 35 38 39 43 44 47 48 50. Wit speelde in (bovenstaande stelling 2$—23, Zwart 19 28, Wit 39-34, Zwart 29 49, Wit 48-42, Zwart 37 39, Wit 50-44, Zwart 49—21, Wit 26:10, Zwart 4 24, Wit 44 4, wint. Prachtige meerslag toepassing. HET KOMPAS* Wie op een echip bet compas of de beide kompas sen ziet staan, beschouwt ze veelal als nu eenmaal te behooren tot de uitrusting van een schip, als een nuttig meubelstuk. Van de groote waardeering die bet kompa* verdient, is gewoonlijk, geen sprake. En tooh is het aan het kompas te danken, dat men zich aan den schipper-kapiteln kan toevertrouwen. De kennis van verreweg de meesten omtrent het kompas bepaalt zich hiertoe, dat de kompasnaald naar het «noorden wijst. Dat is echter volstrekt niet het geval. Ten eerste komt er meestal reeds een af-1 wijking door de opstelling van het kompas op ijze ren schepen, waarvan de wand en het verdere ijzer werk de kompasnaald niet met rust laten, maar bovendien zijn er andere, zelfs onverklaarbare af wijkingen van die beroemde Noordwijzing. Degene. die van het kompas gebruik wil maken, moet aan- teekeningen raadplegen omtrent de fouten, die een gevolg zijn van de opstelling van het kompas, maar hij moet ook telkens de plaats bepalen, waar bij ls op zee en de lijst der zoogenaamde variaties raad plegen, d.L een lijst van plaatsen of punten met op gave van de afwijking van de kompaenaald op zich zelf zonder dat de inrichting of de bouw van het schip daarop invloed heeft: een afwijking dus, die voor allen zonder oiderscheid geldt. De lijnen, die punten met gelijke variatie verbin den, loopen hoogst grillig over het aardoppervlak; zulke lijnen heeten ieogonen en komen tezamen bij dè magnetische Noordpool of ln Noord-AmeriRa en de magnetische Zuidpool, «rgens in het Zuidpoolge bied. Die magnetische Noord- en Zuidpool hebben met de aardrijkskundige Noord- en Zuidpool niets te maken. Daaruit volgt al, dat de isogonen sterk verschillen van de meridianen en dat verschil wordt nog grooter door de zeer uiteenloopende afwijkingen op verschillende punten der aarde. Men kan zich een isogoon denken als vereenlgtng* lijn van alle punten, die geen afwijking vertoonen en waar du» de magneetnaald naar het Noorden wijst, Dan heeft de magneetnaald bij ons te lande een af wijking van 12 graden West, terwijl zij in Indifi af wisselt tusschen 1 gr. West en 4 graden Oost. En nu komt er nog een moeilijkheid bij, nl. dat de isogonen zelf ook weer veranderen en dus niet altijd dezelfde afwijking hebben, of enkele punten er van als het ware uit den band springen. Uit dat alles blijkt voldoende, dat bet raadplegen van het kompas niet zoo'n eenvoudig werk ia, als velen meenen, die het kijken naar het kompa» zoo wat vergelijken met het zien op een horloge. Hoe lang de eigenschap van de magneetnaald al bekend is, weet men niet. Het is een soort ijzererts, dat al» vele andere dingen toevallig ontdekt is en daarna toepassing heeft gevonden. Aanvankelijk sprak men vani magneetsteen en daarom het ver klaarbaar, dat de magneet in bet Nederlandsch ook zeilsteen werd genoemd. Reeds Plato sprak over den magneet en het ia volstrekt geen wonder dat de Chineezen lang voor ons het kompas bezaten; zij hebben zoowat alles wat vroeger gehad dan wij. In Europa kwam het kompas eerst ongeveer 1200 in gebruik. Maar dat ging nog lang niet gemakkelijk, want men leefde toen nog in den tijd, waarin de duivel geacht werd over veel den scepter te zwAaien en in het bijzon der allerlei in de natuur op den kop te zetten om God te dwarsboomen. Alle mogelijke uitvindingen van vroeger zijn door eenvoudige menschen onder voorgang van vrome personen als werken des dui vels beschouwd en het is dus verklaarbaar dat het kompas ook dat lot deelde. Nog in de 15e eeuw wer den verbodsbepalingen tegen het helsche kompas uitgevaardigd. Gelukkig hebben die verboden weinig uitgewerkt. Men begrijpt licht, dat, zoolang het kompas ontbrak, alleen kustvaart mogelijk was en dat men alleen met het kompas zich in open zee kon wagen. Vroe ger had men zich aan de sterren toevertrouwd, maar die waren lang niet altijd te zien. Echter is het duidelijk, dat men niet maar alleen op het kompa» kan varen; er moet een middel zijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 9