Hst Geheim van Bernard Brown
iaa
i
Indrukken uit de Poolsche
Republiek.
Onbegri|peli|k China.
enl
ngei
Zaterdag 1 Augustus 1925.
68sle Jaargang. No. 7682.
TWEEDE BLAD.
9>
it,
la-
l
t.
HOE
Vervolg- UI.
Neen, alles wat aan kuntschatten aanwezig- was, is
zeker voor Polep. niet verloren gegaan. Maar wei
veel en telkenmale stuit men op ledige plaatsen;
hoort men het zich in herinnering orengfcn err
leeft men de geschiedenis van Polen der laatste
tientallen van jaren mede. En wanneer men wat
meer in den tcgenwoordigen tijd blijft, aanpas- j
sing zoekt bij het dagelij ksciho economische leven,!
wordt, men getroffen door hetzelfde verschijnsel.'
Het Poolsche spoorwegnet vertoont do ongelijkheid
in de drie doelen, waaruit Polen bestaat, dio gevolg
is van de politeke omstandigheden. In Gaiicdë is het
spoorwegnet vrij goed ontwikkeld; in Posen nog
beter: Sn het aan Rusland toebehoorende gedeelte
van Polen echter was het uitsluitend op strategische
eisohen ingericht, terwijl tegelijkertijd de wegen
slecht of geheel niet onderhouden werden en aan I
de uitbreiding van het wegennet niets of bijna
niets werd gedaan. Nu hebben wel de Duitschers
de spoorlijnen in het vroegere Russioh-Polen op
de normale Europeesche spoorbreedte gebracht,
maar tegelijk hebben zij, evenals de Russen en ook
de Oostenrijkers bij hun terugtocht van het Pool-
sobo hpoorwegmatoriool medegenomen wat zij mede-
noeften konden. Iets is daarvan wel teruggekomen, I
maar dat neemt niet weg, dat het verkeer op de
Poolsche spoorwegen moet worden onderhouden met
een groot tekort aan locomotieven zoowel als perso
nen- en goederenwagens. Wanneer men zich dan
ook, bij het bestudeeren van den Poolschen spoor
wegdienst, verwondert over het gering aantal trei
nen, dat loopt op sommige spoorwegen,' ja zelfs op j
sommige hoofdlijnen, vindt men de oplossing to.t i
dit raadsel gemakkolijk door het bovenvermeld ver
schijnsel. 'Hard is er reeds gewerkt in de Poolsche
fabrieken voor spoorwegmateriaal, hard wordt er
voortdurend gewerkt om dit tekort aan te vullen,
maar dit zijn nu eenmaal geen zaken, die tóph
in een paar jaren laten herstellen. Met ae beschik
bare krachten intusschen wordt de spoorwegdienst
in Polen 'behoorlijk, cn méér dan dat, onderhou
den. Er zijn tamelijk veel treinen, die vrijwel pre
cies op tijd rijden, alleen juist in de weken datl
wij er vertoefden, 'tengevolge van de geweldige
overstrooming, een enkelen koer vertraging had
den. De wagens zijn goed en zindelijk ingericht;
al het mogelijke wordt gedaan om die zindelijkheid
te bewaren, en de reiziger die, al9 bij ons te lande
gebruikelijk, zijn yoeten op de tegenovergestelde
bank legt zonder een stuk courant te nemen om die
bank tegen het stof zijner schoenen te bescher
men, ontvangt al dadelijk een niet onvriendelijke,
maar tooh duidelijke opmerking van don conduc
teur.
In de treinen, dio de grooto plaatsen onder
ling verbinden, zijn bijna altijd restauratiewa
gens en des nachts slaapwagons, welke laatste
ook in z.g. boemel treinen op langere trajecten meer
dan eens worden aangetroffenDé zuinigheid van
fcefc Poolsche volk blijkt ook uit het reizen; eerste
klas compartimenten wórden in zeer gering aantal
in de treinen aangetroffen; zij worden in den
regel ook slechts door groot-grondbezitters of dóór
buitenlanders gebruikt, of door O.W.ers. Wie in
Polen rustig reizen wil, kan daarom, ook des
nachts, met een eerste klas compartiment volkomen
volstaan; hij zal er ruimte genoeg vinden om zijn
beenen uit te strekken. Alleen, de treinen zijn
duur en het verschil in prijzen dat de eerste van
de tweede klasse scheidt, is vrij groot. De controle
op de Poolsche treinen is streng geregeld, hetgeen
in do hand wordt gewerkt door heb feit, dat de
conducteurs, gelijk ook vroeger bij ons gebruikelijk,
gedurende het rijden langs> de treeplanken, zich van j
liet <öéne compartiment in het andere begeven. I
Een werkwijze, die op sneltreinen toch zeker niet
van gevaar ontbloot is, eu dio ietwat verwondering
wekt in een land, dat zich niet ten onrechte op
zijn beschermende sociale wetgeving laat voor
staan. Maar men schijnt het gevaar van die
werkwijze niet in te zien, gelijk ook wel blijkt uit
het feit. dat als men des ochtends vroeg met een
trein, die «tevens de arbeiders naar de hoofdstad'
brengt, Warschau nadert, men veelal ziet, dat tal
van deze arbeiders rioh op de treeplanken verdrin*
gon. En wie meent, dat men in Den Haag wel
eens pver overvolle trams mag klagen, moet
maar eens in Warschau of in Lodz met een tram
medegaan; bij'de volte daarin is die van de Haag-
sche trams kinderspel. Ook ai weer een gevolg van
het feit, dat Duitschers en Russen een groot deel
van het trammateriaal hebben medegenomen, en
de jaren, dat Polen onafhankelijk bestaat, zeker
niet voldoende zijn geweest om in dit tekort
te voorzien.
Reizen in Polen stuit, tot zelfs in de meest af ge-
legen streken, op geen enkel bezwaar. Alleen, 1
men reist er wat anders; men moet er met de plaat
selijke cn andere toestanden natuurlijk rekening
houden. Wie meent zich, gelijk dat in het moeren
deei der West Europeesche landen mogeiijTc is,
regelmatig per auto te kunnen verplaatsen, ver
gist zich. Trouwens, ook in groote steden als War
schau en Lwow is het opmerkelijk hoe betrekkelijk
gering het aantal auto's is en in hoe groote mate
door geheei Polen, ook voor vrachtdoeleinden, van
levende trekkracht gebruik wordt gemaakt.
Dat maakt het stadsbeeld aanmerkelijk aangenamer
en rustiger. In het oude Rusaioh-Polon .is het zich
verplaatsen per auto vrij bezwaarlijk; de wegen
zijn daartoe te slecht. In Galicië en in het voor- i
malig Pruisch-Polen gaat dat goed. Wij maakten
een praohtigen tocht van Lemberg uit zoowel naar
de Karpathen als naar hot petroloumrijke gebied
in Galicië, dat do moeite van het bezoek in allé
opzichten loont. Do wegen daar, zooals trouwens
in g&ieel Galicië zijn goed; zij zijn dat ook m hot
vroegere Posen, maar zij zijn hot niet in Russisoh-
Polen. Het reizen is dan ook het moeilijkst in tle
provinciën, die zich langs de Russische Oost-grens
van-Polen uitstrekken; dio provinciën, waarin de
groote wonden worden gevonden, dio een groot
deel van Polen's enormen houtvoorraad bergen.
De spoorweg verbindt deze plaatsen wel onderling,
maar zij correspondeeren niet altijd en niet vol
doende met elkaar, en het verkeer geschiedt dan
veelal met boemeltroinen, die uren noodig heb
ben over betrekkelijk geringe afstanden. Daarbij
komt, dat het Poolsch vreemdelingenverkeer zelf
waarschuwt tegen de niet geheel comfortabele lo
gementen, die men er zou aantreffen, hetgeen
ook al weer een reden is om de reis daarheen pit
te stellen. Dat is dan ook het gedeelte van Polen,
dat wij bij onze reis niet zagen, maar tooh zijn wij
ervan overtuigd, dat wij, wellicht voorzien van
een aanbeveling, erin geslaagd zouden zijn om
overal hulp en onderdak te vinden, en dat juist
aan dezen kant nog het meest oorspronkelijk Polen
zou te zien zijn.
Moeilijkheden zou men er echter zeker ondervin
den met de taal. Zoodra men met Polen in aanraking
komt, die over eenig algemeen intellect beschikken,
levert de taalkwestie geen moeilijkheden op; men
spreekt ter Uwer wille gaarno Fransch, en kan het
niet anders, ook Duitsch. Maar zoodra ge, te maken
hebt met the man in the street, met den koetster,
den stationsbedlende en andere personen die men op
reis in de eerse plaats ontmoet, doen zich moeilijk
heden voor. Het meerendeel der koetsiers in War
schau verstond wel een paar woorden Duitsch, en
meer dan. een paar woorden zijn niet noodig. Aan de
•stations was het soms moeilijk; het werd voldoende
geprobeerd; het was geen onwil om tegenover den
vreemdeling Duitsch te spreken, maar onmacht. Die
onmacht accentueerde zich meer naarmate men ver
der naar het Oosten kwam en In Wilna, aan welke,
zoo mooi gelegen stad wij de aangenaamste herinne
ringen behouden; in Wilna, de stad van de beroemde
Ostra Brama, accentueerde zich dit wel het sterkst.
Men slaat er zich dan wel doorheen, en er is altijd
wel een hulpvaardige voorbijganger, die tus9chen_
beide wil komen, maar meer dan eens brengt het
moeilijkheden met zich. Zelfs in het klooster van
Czestochowa waren deze moeilijkheden aanwezig Ove
rigens, wie in Polen verheven indrukken wil op
doen, hij ga Tiaar dit klooster van Yasma Gora en
wone er den dienst in den vroegen morgen bij. Het
is een indrukwekkende plechtigheid, die men dan
medemaakt en men wordt bijna verblind door de
schatten, waarmede het aangebeden Mariabeeld in
deze kloosterkerk is omgeven. Men kan met verheu
ging constateeren. dat de Russen, aan wie dit deel
van Polen vroeger toebehoorde, althans van de kerk
in Czestochowa cn hare onmetelijke schatten hun
schendende handen hebben afgehouden!
Als men thans door Polen reist, gévoelt mon le
vendig, dat het een land is. dat in een toestand van
herstel, van opbouw verkeert. Maar men gevoelt ook,
wanneer men tusschen deze rijke weiden en land-
bouwlanden doorspoort, dat men er is in een la'nd
met een grond, die rijkdommen in zijn schoot ver
bergt. In 1919. toon Polen's onafhankelijkheid een
feit werd. toen Maarschalk Pilsudski het bewind
aanvaardde en Polen's groote virtuoos Paderewski
het Minister-Presidentschap op zich nam. was het
anders. Niemand heeft dit- indrukwekkender be
schreven dan de bekende Amerikaansche voedseire-
gelaar Hoover, die geruimen tijd in Polen vertoefde.
Zoo erg was de toestand in Polen in 1919, door ge
brek en ziekte geteisterd, dat zelfs de kinderen van
de straten waren verdwenen en van bun spel niets
werd gozien. Polen stond voor de grootste moeilijk
beden; het had geen financien, het muntstelsel was
in de war; een leger had het nog niet en toch dreig
den vanuit Rusland de bolsjewieken met bun aan
drang om zich bij Rusland te voegen.
Polen heeft aan dat alles bijna alleen weerstand
moeten bieden; de hulp der Entente als zoodanig
bleef uit, slechts do FYanscbcn zonden militaire
voorlichting en oen weinig militaire hulp. In dien
zelfden tijd dreef Danzig het kwade spel om Polen
munitie, in den strijd tegen Rusland noodig, te wei
geren. Polen heeft er zich doorheen geslagen: tot de
boyscouts, jongens en meisjes hebben indirect aande
venlediging van het vaderland deelgenomen. Maar
de communistische vijand heeft gestaan tot voor
Warschau; de sporen van de daar geleverde gevech
ten zijn nog overal te vinden. De partijstrijd, dio in
Polen, gelijk met het herstel der onafhankelijkheid
was opgekomen, werd gestaakt; allen vereenigden
zich om het nieuw verkregen vaderland van de com
munistische indringing te bevrijden. Men is daarin
geslaagd. Terwijl deze strijd natuurlijk oponthoud
heeft veroorzaakt in tal van wetgevende, economi
sche, administratieve^ en andere maatregelen, heeft
men tooh de financiën gedeeltelijk hersteld; tak
ken van landbouw opnieuw tot bloei gebracht: het
Poolsche leven gereorganiseerd; ja grootendeels
geheel nieuw georganiseerd en Is men erin ge
slaagd een Staat, die behoorlijk wordt bestuurd,
waar alles normaal marcheert, op te bouwen op
do puinhoopen van drie, el gehool vershoillondé
regeer stelsels. Geen verwondering kan liet wek
ken, dat dezelfde Iloover van zijn bewondering!
voor dezen arbeid getuigenis aïïegae.Verwondoring1
kan het alleen wekken dat hot overig Europa van
dezen arbeid niet beter kennis neemt. Nog altijd
wordt Polen beschouwd als zou hot zijn een land,
Vaarin gewoonten heerschen, die ,uiet aan onze
eisohen van cultuur voldoen. Niets is minder waar
dan dat; Polen heeft gelukkig zijn eigen
karakteristiek behouden, gelijk Nederland voor
iederen Pool ook zijn eigenaardigheden zal hebben.
Maar hot is, tot in do onderdooien zijner admi
nistratie toe, een normaal' en beschaafd land, waar
de wet hoorseht en waar de wet afdoende en krach
tig wordt beschermd. Waarllijk, wie de Staats
politie, die in de verschillende steden haar taak
vervult, aan den arbeid ziet, vraagt zich niet meer
af of de veiligheid in dit uitgestrekte Poolsche
sche Rijk wel voldoende verzekerd is.
Het spreekt wel vanzelf, dat een kort bezoek aan.
een rijk, dat een omvang {leeft als Pblen, moeilijk
volledige, diep bezonken indrukken kan brengen.
Dat is ook niet noodig, en was ook niet hot doel'
van deze korte aanteekeningen. Doel dezer arti
kelen was alleen den gemiddelden Nederlander
te doordringen van de overtuiging, dat het onaf
hankelijk Polen, uit den oorlog voortgekomen, al
zijn krachten inspant om ach door eigen arbeid
een waardevolle plaats te verschaffen in do rii
der Europeesche mogendheden. Dat Polen een land
is, waar men even gerust en normaal verkeert als
in andere Europeesche landen. En dat Polen een
land is, waar men, niet alleen bijna elk oogenblik!
gaat over historihchon bodem, maar ook veel mooie
natuur geniet; belangwekkende steden aanschouwt,
en traditiën terugvindt# die het eigen Poolsch ka
rakter telkenmale verraden. Waarlijk, de dichters
van het aangrijpende lied, dat onbemerkt Polen's
volkslied is geworden: Nog js Polen niet verloren,
zij hebben een lied gedicht, dat- zelden met groo-
ter overtuiging kon worden gezongen dan thans,
nu Polen, als het zoo blijft voortarbeiden, aan den
ingang ecner goheel nieuwe periode van ontwik
keling staat.
Dezer dagen ontving ik een verzoek van oeh
lezer der Sehager Courant om toch eens 'iets over
China te schrijven, nu de berichten vandaar zoo
danig verontrustend zijn, dat men onwillekeurig
moet denken aan de waarschuwing van Keizer
Wilhelm II omtrent het Gele Gevaar.
Daar ik alhoewel allerminst een bewonderaar
van „Old Billy" overtuigd ben, dat hij, wat deze
waarschuwing betreft, den spijker op den kop hoeft
geslagen, wil ik gaarne aan het verzoek, om iets
over China te schrijven, voldoen.
Ik kan China vrij goedt d.w.z. aardrijkskundig
gesproken. Volkenkundig is China het meest on
bekende en onbegrepen land, hetwelk men zich
slechts denken kan.
Toon ik een jongen was, en behept met een zucht
tot avonturen en reizen, ging ik dikwijls naar het
Museum voor Volkenkunde in Artis te Amsterdam
en daar Ik een geweldig bewonderaar was van
Bontekoe, een van Westrrieslalid's (Hoorn) groot
ste zonen, bracht ik uren door in de afdoe Ging
China.
Ik rio dat alle9 nog voor mij, hetgeen weer be
wijst, dat men jong moot trachten zijn geest te
verruimen, te tóen en te leeren, want dan wendt
wat men riet, vooral' wat men met belangstelling
riet, voorgoed in de hersenen gegrifd.
Bontekoe, een van Neerland'® grootste pioniers,
bezocht in onze Gouden Eeuw ae Pecadoree en
Eormosa, en stond tegenover de Chineezen van
toen .even vreemd als wij tegenover de Chineezen
van thans.
Ik heb in China gewoond, ik heb jar veel gereisd,
en wanneer gij mij vraagt: kont gij den Chineesr
dan zeg ik eerlijk: noen. Nu bon ik goen Sinoloog,
zooais onze hoogstbokwame Gezant te Peking, de
heeT W. J. Oudendijk, maar ik durf gerust zeggen,
dat ook voor dezen Chinakenner nog heel veei
onbekend en onbegrijpelijks is in dat geweldig
groote rijk, hetwelk wij China noemen.
Mandohocrije, Mongolië, Noord- en Zuid China,
allo® noemen wij China, zonder dat wij beden
ken, dat wij daarmede slechts een verzamelwoord
gebruiken voor allerlei landen en stammen. Wan
neer wij 'China zeggen, dan moeten wij niet dón
ken, dat wij .hier een naapi bezigen ais voor Frank
rijk, doch feitelijk een alis voor Europa.
De Zuid-Chinees van Kanton of öovohow staat
oven ver af van den Noord-Chinees te Tientsin, ais
een Italiaan van een Deen.
Slechts is er een factor, die overal hetzelfde is.
dat is do taai der Geleerden in China. Die taal
is hot z.g. Mandchu-chinoesch, die moeilijke, dooh
f raaio bloemen taal, waarbij' eén letter een goheel
woord botoekent, on waax-bij voor oen geloerde of
een diplomaat een ongekende gelegenheid wordt
gobodon, om veel' te zeggen, wat-men kwijt wil
zijnen veel te verdoezelen, wat mon verborgen wil.
Do geloerde Chinees hoeft nimmer haast on zijn
arbeid is slechts een heel klein schakeltjo in een
enorme ketting van wijsheid, philosophio on we
tenschap.
Toen in vroeger jaren de leergierige Chinees
slechts in China studeerde, bleef hij ton opzichte
van alle andore geleerden zoo „Weltfromd" en dit
maakte die andere geleerden wol eens ongeduldig.
Toch, wanneer mon uitgaat van waardeoring voor
anderen,, dan zal men den Ohineeschon geleer
den alle recht moeten doen wodervaron, want zijn
zij niet de erfgenamen van lieden, die reeds voor
6000 jaren geleerd en beschaafd waren.
In het Hemoisohe Rijk is och ter de afstand
tusschen den geleerde en den koelie zoo geweldig
groot, dat wij als Westerlingon wederom onge
duldig worden en geen vrede hebben met geleer-
don, die niets doen tot opheffing der andete
I klassen der bevolking.
I Maar dat is juist die berustende geleerdheid, die
men ook treft bij het aanschouwen van een beeld
i van den Berustende Boedah.
De geleerde Chineos is berustend en maakt zich
iniot warm omtrent het dagelij ksche leven on dus
evenmin omtrent de miilioenen om hem hoen.
ik sprak van een beschaving van 60 oenwen
on ik heb altijd weer gevoeld, dat in China in
derdaad roods zoo lang oen boscliavfhg batftaoiq
hoeft, want ook de geringste koelie is beschaafd,
al is hij dan ook piot ontwikkeld.
Do Chinoesche koelie vecht niet, is niet ruw, bezit
zachte manieren en zelfs onder elkaar disputoo-
rend, blijven zij beschaafd. Zeker, zij voegen elkaar
ook minder fraaie namen toe en beioedigen elkaar,
maar op een omschrijvende wijze, b.v. door van
iemand te zeggen: go zijt de zoon van iemand, die
een grootmoeder bezit, die zeer nauw verwant was
met een ezel.
-Vermoedelijk het gevolg van den bloementaal,
j waardoor men eeuwenlang in China gewend is ge-
1 weest alies fraai te omschrijven, zoodat.ook in ge
val van meeningsversehil alles fraai omschreven
word, met het gevolg, dat zelfs thans.de geringste
arbeider zich nog op beschaafde wijze uitdrukt,
al is zijn hoofd verhit door een hem aangedane be-
leedigiiig of onrechtvaardigheid.
I W at is het toch zonde en jammer geweest dat wij
Westerlingen nu 7"5 jaar lang trachtten onze bescha
ving en onzen Invloed daar in China op te dringen.
Vergelijk nu eens een Chineesch'geleerde als wij
len Dr. Sun Yat Sen, die aan de Universiteiten van
Europa en Amerika zijne opleiding genoten had, mot
een als wijion Li Hung Chang, die in China zijne
I opleiding ontvangen had. Ik noem expres Sun Yat
Sen, omdat die nog tot de bezadigde jongere geleer
den gerekend werd.
Tochl waar was de fijne beschaving gebleven, waar
de berustende geleerdheid?
Drang naar geweld is een der meest kenmerkende
eigenschappen bij degenen, die aan Europeesche of
Amerikaansche Universiteiten gestudeerd bobben
I met het onmiddellijke gevolg, dat China in bescha
ving achteruit gaat en in de plaats daarvan de Wes-
tersche ruwheid, het Westersche geweld gekomen is
cn wij met vrees ons afvragen: Waar moet dat heen?
Zeker, er heeft altijd in den Chinees een kiem van
wreedheid schuil gelegen, een kiem, die soms plotse
ling tot ontwikkèling kwam en ons met schrik naar
dep „Barbaar" deed staren, waarbij wij vergaten, dat
in oorlogstijd wij Westerlingen evengroote barbaren
zijn, slechts: geen Oostersche barbaren.
81.
door E. PHILLIPS OPPENHEIM.
iar,
bic
bli
t na
>rgi
rna,
De heer Thurwell schudde hot hoofd.
„Dat gaat niet", zeide hij. „Maar er zal genoeg tijd
zijn om daarover te beraadslagen. De rechters zul
len overtuigd zijn. daar zij u voor gerechtelijk onder
zoek gevangen zetten. Zij moeten bewijzen genoeg
hebben, of de heer Malcoln zou nimmer eene vol
macht tegen iemand als u geteekend hebben".
„Ik ben daarop voorbereid", antwoordde hij. „Laat
!ons gaan". Zij verlieten de kamer. Ellen lag in ,eene
flauwte op haren stoel. De heer Allan was verdwenen.
Zij stonden nog een oogenblik op den deurdrempel,
totdat het rijtuig dat een weinig op was gereden om
de schichtige paarden te doen bedaren, terug was
gekomen, .en de heer Thurwell sprak toen nog een
paar woorden van aanmoediging.
„Jenskins heeft het een en ander van mij in een
valies gepakt, dat u van nut kan wezen'" zeide hij.
„U zult liet in het rijtuig vinden, zoomede een over
jas. Houd u flink. Maddison, 't ga u goed".
„Nimmer zal ik uwe vriendschap vergeten", ant'
woorddo Bernard Maddison. zijne hand grijpend
Vaarwel, mijnheer Thurwell!"
„Goedennacht, Maddison, goedonnachtl Tot mor-
gen".
I)e ongeduldig^ paarden trokken aan én draafden
voort en de heer 'Thurwell keerde in de gang terug en
[trad de eetkamer weer binnen.
I Ellen was weer in zoover hersteld, dat zij naar
hare kamer was gegaan, zei men hem. De heer Allan
zat stil aan tafel' langzaam een kop koffie drinkend.
Hij zat met gekruiste beenen en rookte een van zijne
geliefkoosde Kqyptische sigaretten.
„Is hij vertrokken?" zeide hij, bedaard rondkij
kend.
De heer Thurwell fronste de wenkbrauwen. Hij*
was een .man met een ©enigszins onverstoorbaar
gemoed, maar ver van ongevoelig en de kalmte
van den heer Allan en de volkomen afwezigheid
van zij n kant van eenig betoon van medegevoel' met
Bernard Maddison hinderden hem een weinig.
..•Ja, hij i, vertrokken,'" antwoordde hij kortaf.
«Ik zie geen spoor van waarheid in di.e aanklacht.
Ueman ts onschuldig, daar ben ik zeker van.'"
De heer Allan haalde rijn schouders op.
IZi °°k Hiefc dak hij schuldig is,'" antr
>rdde hij, „maar je kunt het toch nooit weten.'
„Ik
woon*
- HOOFDSTUK VU.
Gevangen wegens gerechtelijk onderzoek.
Den volgenden morgen vroeg bestelde de heer
Thurwell zijn rijtuig en reed naar Mallory. De
arresteering van Bernard Maddison was geheim
gehouden en niets was er van de gebeurtenis be
kend, dio spoedig liet geheel© stadje in rep on roer
zou brengen. Maar in de onmiddellijke nabijheid
van het landhuis was al eenige beweging ontstaan.
Het rijtuig van den afgevaardigde des Konings in
krijgszaken -was uitgereden en er was een onge
woon /vertoon van overheidspersonen. Gewoonlijk
waren de gevallen, die voor hun reohtsstoel werden
gebracht, van zeer onbeduidenden aard, meestal
van dronkenschap, soms van een aanranding. Geeh
Van hen herinnerde zich voor zoo iets gewichtigs
te rijn opgekomen.
Lord Lathon kwam dadelijk op den heer Thur
well af, toen deze de ontvangkamer binnentrad.
VU heeft van de zaak, denk ik, gehoord?" vroeg
hij, hem de (h and schuddend.
„Ja", antwoordde de heer Thurwell ernstig. „Hij
werd gisternacht in mijn huis gearresteerd."
„Ik kan niet gelooven, dat schuld mogelijk is,'
vervolgde lord Lathon, „toch, naar ik hoor, zullen
wij de zaak zeker moeuen opzenden."
„Ik vrees, dat u het zult doen,'" antwoordde de
heer Thurwell. „Ik zal geen zitting •nemen; ik
ben bevooroordeeld."
„Ton gunste of ten nadeele?" vroeg de lord.
„Beslist ten gunste van hem," antwoordde de
heer Thurwell, achter de anderen aanloopend en
een zetel innemend in het midden van de zaal.
Het algemeen heerschende ongeduld werd ui span
ning gehouden. Do eerste gevangene was een oude
man, beschuldigd van zijne vrouw aangevallen te
te hebben. De rechters luisterden een oogenblik
naar haar gebabbel en ontdekten, dat zij hoofd
zakelijk een schadeloosstelling van hen wenschte.
Toen zij zoover gekomen waren, stopte Lord La
thon haar onbarmhartig den mond en ontbond de
zaak met een paar ernstige woorden tot den be
jaarden, boozen man, die met een paar bedrei
gingen tegen zijn heks van eeh vrouw mompelend
wegging.
Toen was er eenige minuten stilte, waarop Ber
nard Maddison, tusschen twee politiedienaren in,
binnen werd gebracht, kalm en waardig, maar
doodsbleek. Zoodra hij" verscheen, stond de lieer
Thurwell op, en drukte hem de hand, een vrienden-
betoon, dat hem een lichte kleur naar de wangen
joeg
Hem werd een stoel aangeboden en de dien
sten van den procureur van de stad, welke laatste
hij afwees. Toen stond die oudste rechter op, eert
weinig verlegen en zenuwachtig door de onge
wone gewichtigheid van zijn ambt en sprak 'de
rechters toe.
Het rechtsgeding tegen dezen gevangene was,
zeide hij, niet volledig en hij had slechts een
getuigenis welker duideüj'kheid evenwel zekorlijk
volgens hom de zending van de zaak naar ooni
gerechtshof rechtvaardigde. Zonder twijfel herin
nerden zij zich allen, de gruwelijke omstandigheden
van den dood van Georrrey Kynaston en hot ge
heimzinnige, dat hier over lag. Die moord had
een steenworps afstand van het huis plaats gegre
pen, waar de gevangene toen woonde onder een
aangenomen naam, en meer dan drie mijlen ver
wijderd van een andere woonplaats of schuil-»
plaats van ©enigen aard.
Hij herinnerde hen aan het haastige onderzoek,
dat ingesteld was on zijn buitengewone mislukking.
Onder die omstandigheden hechtte zich als vanzelf
eene zekere mate van verdenking aan den gevangene
en eene volmacht was aangewend en plichtmatig uit
gevoerd. Op dat oogenblik was er niets verdachts ont
dekt, wat in zekere mate te wijten was, hij gevoelde
zich genoodzaakt het te zeggen, aan de angstige voor
zichtigheid, waarmede de rechter, die haar ondertee-
kendo hierbij keek hij don heer Thurwell aan -
op de uitvoering er van aandrong. Vervolgens even
wel en handelend naar latere inlichtingen, werd de
detective Robson van Schotland Yard aangewezen de
zaak ter hand te nemen en het resultaat van zijn
onderzoek was het ontstaan van de volmacht ten
gevolge waarvan de gevangene beschuldigd werd van
den moord op den heer Geoffrey Kynaston. Hierna
zouden de rechters het bewijs van den detective Rtib-
son, die aanwezig was, vernemèn. I
De detective Robson trad naar voren en legde don
eed af. Op den löen Juni jongstgeleden, zeide hij.
ht zocht hij het huis van den gevangene op het la td-
goed ..Thurwell'Court". Daar vond hij in de gehei
me lade van een kabinet, die blijkbaar gedurende
eenigen tijd gesloten was gebleven, een dolk. hij liet
dien zien in een doos. die blijkbaar voor twee dol
ken bestemd was en die een volmaakt evenbeeld
was van dien. waarmede de moord gepleegd was.
Ook vond hij een handdoek, hij kende dien die met
met bloed bevlekt was en eepi'ge brieven. Wat den
handdoek betrof, hij voegde er aan toe dat in 'n hoek
van de kamer een kleine kom stond en op den vloer
juist daaronder, bedekt met een'kleed, een groote
bloedvlek was. die de blijken droeg van uitgewischt
getracht te zijn De vrouw, die het huis had schoon
gemaakt. vóór mijnheer Maddison daar ging wonen,
wa^ in den tuin en zei dat ze er een eed op kon doen.
dat die bloedvlek er toen niet was. Deze bijzonderhe
den vermeldde hij eerst, zeide hij toen, maar het be
langrijkste deel van het bewijs had betrekking op
deze brieven en zijne handelingen ten opzichte daar
van. Hij wilde de aandacht op een ervan vestigen,
merkte hij op. hij haalde dien te voorschijn, en aan
de rechters hunne gevolgtrekkingen overlaten. Hij zou
dien voorlezen en zij konden hem dan voor zichzelf
onderzoeken. Het dqnne, ritselende blaadje buiten-
landsch postpapier, dat hij in do hand hield, was ge
heel volgeschreven, met fijn damesschrift en geur
de naar zachte odeur. Voor de eerste maal gedurende
het verhoor, toonde Bernard Maddison eene lichte
ontroering, toen de brieven overhandigd werden.
Maar hij bedwong zich onmiddellijk.
De zin. dien de detective Robson hardop voorlas,
luidde als volgt: .Bernard, zij. die gezondigd heb-:
ben jegens hunne medeschepselen en jegens hun God.
zullen voorwaar aan Zijn oordeel overgelaten worden.
De wraak, die een uwer zoekt te dooden, ls een
wreede, bloeddorstige hartstocht, dien geen onrecht
kan verontschuldigen, noch lijders rechtvaardigen.
Vergeef mij. dat ik hier zoolang bij stil sta. Die
vreeselijke eed. dien ik je op zijn verzoek, tegen
Geoffrey Kynaston hoorde uiten, klinkt nog altijd in
mijn oor"
Er waren eenige andere zinnen van dergelijken
aard. Toen de heer Thurwell ze hoorde voorlezen
zonk hem het hart weg. Wat kon tegen zulke be
wijzen baten?
Er was geen twijfel yan den kant der rechters
Bernard Maddison had zich verdedigd met een:
..niet schuldig", maar had geweigerd rneer te zev-
gen. .Iets moet van mijn kant gezegd worden",
merkte hij rustte op. in antwoord op eene vraag van
de rechtbank. ..Ik wil dat zelf tot de jury zeggen,
voor wie gij mij zult doen brengen".
Terwijl er over de gevangenzetting beslist werd,
letmdo de heer Thurwell voorover en fluisterde tot
hem:
Ellen zepdt u een groet, Ik zal alles voor de
verdediging in orde brengen en wil u ondervragen en
zien vóór de gevangenzetting".
,.U behoeft mij geen advocaat te zenden", antwoord
de hij. ..Ik zal mij zei ven wel verdedigen".
De heer Thurwell zei niets meer Hij wa§ een
weinig overweldigd door die 'brieven, maar hij wilde
•een invloed van hem doen uitgaan ter wille van
Ellen en zichzelven. Hij zag niet graag onrecht en
hij was overtuigd, dat die man onschuldig was. On-
schuld'g moet t hij dus worden ve -kL trd. Wat d ;fc
zelf verdedigen betrof, dat was onzin. Dewes zou. in
gelicht worden.
De voorloopige inhechtenisneming werd voorge
lezen en Bernard Maddison weggeleid. Den volgen-