Miiutti Heus- Het Geheim van Bernard Brovin Onbegrijpelijk China. Donderdag 6 Augustus 1925 v 68ste Jaargnng. No. 7685. Uitgevers i N.V. v.b. TRAPMAN Co., Schagen. n. FEUILLETON. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag cn Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, wordon Advor- tontiön nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomond nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. no. 20. Prijs per 3 maanden tl/». Losse nummers 6 cent. AD VERTEN- TI öN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere regel meer 20 cent (bowijsno. inbegrepen). Grooto letters worden naar plaatsruimto berekend. Het was Mei 1900. In Peking1 begon het al heet te worden. In het Legatiekwartier begonnen reeds verschei dene dames en hoeren plannen te maken om aan de Pekingsohe hitte en vooral aan het Pekingsohe stof te antenappen, door naar de badplaats Pei ta ho of zélfs verder naar Japan te gaan en daar hetzij in de badplaats Kamakura of in het berg plaatsje Karuisawa van een vacantie te profi toeren. Dat Pekingsohe stof moet men aan den lijve ge voeld hebben, om te begrijpen, dat dat alleen reeds een zomerverblijf m Peking ondraaglijk maakt. Anders zou het nog wel uit te houden geweest zijn, want het leven in het Legatiekwartier was gezellig genoeg en men kon heel aardige en heel interessante uitstapjes maken. Men ging dan meest al te paard, d.w.z. op een der vlugge Ohinoesche ponies en zorgde dat mondvoorraad, en bleef men een of moer nachten uit, ook elaapgeroi met Chineesche karren vooruit Waren gegaan. De kok en bedienden vergezelden die karren, die dan meestal nog door een paar soldaten van dd ©en Of andere Legatiewaoht vergezeld waren. Die Legatie wachten waren soldaten, of mari niers der grooto mogendheden, in 1899 naar Poking ontboden ter gelegenheid van den Staatsgreep van de Keizerin-Weduwe. Die staatsgreep kostte aan de mooie Keizerin het leven en aan 'den Keizer do vrijheid. De heerschzuchtige Keizerin-Weduwe Kwan Su, zag met leede oogen hoe de jonge Kei zerin meer en meer invloed kreeg over den zwak ken Keizer en dezen tot daden aanspoorde. Op oen goeden .dag groep de Keizerin-Weduwe in en verdween de Keizerin in een der putten in het park van het Keizerlijk Kaleis. De Gezanten vernamen het en vreesden een aanval op het Logatiekwartier, omdat bekend was, dat do Keizerin-Weduwe niet alleen reactionnair doeji ook zeer tegen de vreemdelingen gekant was. Eilings werden dus troepen ontboden van de nabij Tïentsin liggende Briteohe, Japansohe en Duiteche oorlogsschepen. In Mei *1900 waren de meeste Jantjes en mari niers weer naar hun oorlogsschepen teruggezon den en lagen nog slechte weinig militairen in het LegaticKwartier. Laat ik trachten u dit Legratiekwartier te be schrijven. Zooals de lezer wellicht weet, is Peking omgeven door een .groote muur, de z-g.n.^ Tartaren- muur. Die muur is zoo bereed, dat een vierspan er gemakkelijk op kan draaien. Op verscheidene plek ken zijn poorten, die poorten zijn geheel anders dan die, welke wij in onze stadsmuren kenden, het zijn dubbele, soms drie dubbele poorten, die steeds weer een soort plein omgeven en voorzien zijn van 'groote torens, elke toren een groot sterk gebouw op zich zelf. Een dezer groote poorten -heet Ch'ion Men of Middelpoort. Eiken avond gaat deze poort dicht, om midden in den nacht geopend te worden, tot het doorlaten van h oogwaaraighcidsbeldeeders, die Rij het aan breken van don dag de dan te gunnen Keizerlijke audiëntie/ moeten of willen bezoeken. Peking kent 7 poorten en do Generaal, belast met het toezicht daarop, heet de Bewakerder Negen Poorten is een machtig heerschap. Indertijd is aan de Vreemdelingen een terrein afgestaan binnen den Tartarenmuur nabij de Mid- delpoort on grenzende aan den Muur van hot Park van liet Keizerlijk Paleis en j&n de reeds gemelde Chineesche universiteit JELamin Yuan- In het midden van dit terrein liep van Zuid naar Oost, komend van onder den Tartarenmuur, een gracht, waarlangs straten, terwijl hier midden op van West naar Oost een straat liep, do Le- Satiestraat genaamd en begon nabij de Chien ten poort en eindigde bij do Jlata poort on wel in de Hatastraat, welke straat in ae eigenlijke stad Peking voerde, terwijl men van de Chien Men 'poort slechte het Keizerlijk Paleis kon na deren. Op dit terrein werden jaren geleden niet al leen legaties van tien Mogendheden de Bel gen bouwden buiten dit terrein gebouwd, doch •ook de residentie van den Inspecteur-Géneraal der Belastingen pn de met die inspectie verbonden bureaux. De Chineesche belastingen stonden met het oog op de garantie der Loeningen onder Euro- peesch toezicht en het was d| Iersohe organisator oir Robert Hart, die met de leiding belast was. Tusschen de Legaties waren ook nog wonin gen van Chineezen, en o^a. van Hsu Tung, een Manchu van vrij hoogen rang, die indertijd de gouverneur was van don jongen Keizer. De moeste legaties lagen aan boido kanten van de Legatiestraat en wel te beginnen van don kant van de Chien Men Poort de Iloliandsche. Ameri- kaansoho, Rusdsoho, Duiteoho. öpaansohe, Japan sohe en Fransche legatie. De Oosteiirijksoho lag tegen do residentie van den Chef der Douane aan en de Briteohe Legatie in het midden van het terrein, in een mooi park en omringd door allerlei j andere legatie- en douanegebouwen. I Op een sohoonen# Meidag in 1900 was er een tuinfeest in de Briteohe Legatie. De Chineesche l muziekkapel, geschoold als een Europeosch fanfa recorps, spoelde /or lustig op loe. Deze kapel was een maaksel van Sir Robert Hart, die aan ook de muzikanten in groene uniformen gestoken had, in de kleur van Erin, van Ierland, zijn geboorte i huid. v. - Het was maar ,good, dat de muziek soms heel luid speelde, want over het algemeen werd er door ae gasten allerminst waardoerana over don gastheer gesproken en het was vooral oen dar gasten, de Gezant der Fransche Republiek, die aan leder die het hooren wilde, zijn misnoegen over de houding van den Brit te kennen gaf. Nu was er over het algemeen na afloop van den Japansoh-Ghineeechen oorlog niet meer aie joviale toon, 'die er vroeger in Peking heerschto, terug- f evonden* er jzat sedert dien oorlog te veel' in- rire in de lucht. Intrige was er natuurlijk altijd geweest en ook concessiejagerij, maar sedert Japan den Chinee- sohen draak overwonnen had en de 'Russen en Engelsohen uit vrees voor Japan Verhinderd had den, dat dit rijk daarvan de vruchten zou plukken en nu weer elkaar met haat en vrees bekeken, terwijl sedert ook Duitechland als gulzig medo- dinger opt de proppen was gekomen, was én do politieke intrige én de ootnoossiejagorij op .schrik barende wijze toegenomen. De Russen te Port Arthur, de Japanners in Korea en op Formosa, de Engelsohen in Weihawei en de Duitechers in Tsingtau keken via de Legaties to Peking elkaar 'de Chineesche brokken uit den mond. De Russen hadden behalve hun offioioolen diplomaat, den Gezant, nog geheime agenten. Er was de z.g. Finantieele Agentf voor' het Verre Oosten van het Russische Keizerrijk en niet te ver geten de Directeur van de pas opgerichte Rus- sisch-Chinecsche Bank. 34. door E. PHILLIPS OPPENHEHL De zonnewarmte viel op de aarde en de bloemen en de vogels en de gonzende insecten waren blij. En te midden van dit alles stond zij daar, eene zwijgende steenen figuur, smart en angst en wanhoop op haar uitgeput gelaat. God deed het haar zwaar ontgelden, riep zij in doodsangst uit. Waarachtige zonde »was eeuwigdurend 1 „Signorina!" Zij keerde zich verschrikt om. Een dienstmeisje stond naast haar met een kaartje op een presenteer blad. .,Een faeer om u te spreken, signorina", kondigde zij aan. „een Engelschman." De dame werd bleek van schrik, en hare vingers beefden. Zij wilde niet eens naar den naam op het kaartje kijken. „Zeg hem dat ik niemand toelaat. Ik ben ziek. Ik wil hem niet zien, wat zijn zaak ook weze. Hoor je, mijn kind? Ga en zend hem weg." Het meisje boog en verdween. Haar meesteres keerde naar de kamer terug en luisterde vreesachtig. Spoedig gebeurde er. wat zij vreesde, het geluid van eene woordenwisseling. Zii kon Nicolette zich hooren verzetten in haar schel patois en een tamelijk burgerlijke, maar zeer be sliste, Engelsche stem, die krachtig volhield. Toen kwam het geluid van iets, dat op eene worsteling geleek en Nicolette kwam met tranen in de oogep aanloopen. „Signorina, die woesteling, die woesteling!" riep zij uit. „Hij zal binnenkomen. Hij durft de hand op mij to leggen. Kijk. daar is hij! O. was Marco maar thuis! De hond zou hem gebeten hebben, de ellen deling. om zich tegen den wil van eene vrouw te verzetten!" Terwijl zij haar beklag uitsnikte, had haar aan valler de kans waargenomen en de heer Benjamin Levv verscheen in een tamelijk schel geruit costuum en met een kruiperig voorkomen, maar een zekere brutale beslistheid in zijne manieren. Mevrouw Mar tival keerde zich naar hem toe met rustige waardig heid, maar met schitterende oogen. ..Mijnheer, met welk recht durft gij met geweld in mijn huis binnen te treden, tegen mijn bevel? Ik wil niet met u spreken noch uwe zaak weten. Ik wil geen onderhoud met u." „Dan zal uw zoon gehangen wordenI" zeide de heer Benjamin, met ongewone kortheid. Mevrouw Marti val trilde en zonk in een stoel neer. De heer Benjamin nam zijne kans waar. „Ik kom niet uit naam der politie. Ik ben aan haar niet verbonden, maar ik stel zéér veel belang tn het redden van uw zoon en ik zeg u. dat de mid delen daartoe, in uwe hand liggen. Wilt u nu tiaat mij luisteren?" Iets in het gelaat van mevrouw Martival deed hem ophouden. Hare trekken 'hadden eene ijskoude uit drukking aangenomen en eene aschgrauwe bleek heid lag er over heen gespreid. Nicolette, die in de kamer was blijven toeven, wierp zich op de knieën naast hare meesteres en hield 'hare handen vast. „O, die ellendeling!" riep zij uit. „de akelige ellen deling, hij heeft miijne meesteres gedood!" Hij stond daar zonder iets te kunnen doen,- ter wijl zij heen en weer liep met koud water, slagzout en andere geneesmiddelen, al dien tijd scherpe crL tiek oefende op zijn wreed gedrag, waarvan hij na tuurlijk geen woord' verstond. Hij vervloekte dit on gelukkig flauwvallen. Hij had onderweg een dag verloren en de tijd was kort. Wat zou 'het zijn als zij te ziek was, om te reizen! De gedachte alleen maakte hem onrustig en onaangenaam gestemd. Te midden van deze ontsteltenis kwam de huis houdster van mevrouw Martival van de markt te rug en tot zijne verlichting ontdekte hij dat deze Engelsch verstond. Hij onderbrak Nicolette's sdhel- le scheldwoorden en verklaarde kort den toestand. „Ik wil mij niet aan haar opdringen", zeide hij. „Ik wil niet lastig rijm Maar als zij tot zicbzelve is geko men, wensch ik dat u haar een woord of zes laat lezen, die ik op den achterkant van een kaartje za! schrijven als zij dat gezien heeft en ze wenscht nog dat ik vertrek, zal ik het doen zonder meer te pogen haar te spreken." De vrouw knikte. „Heel goed", zeide zij, „wacht u buiten." Hij verliet de kamer en wandelde langzaam op en neer, de sterk verschillende gordijnen met eenige minachting beziend en de vreemde kunst in de meu belen ,zóó verschillende aan het verguldsel van zijn smaak. Binnen een half uur kwam de. huishoudster naar buiten bij hem „Zij is nu bij kennis", zeide zij ,geef mij uwe boodschap." Hij gaf haar een kaartje, dat hij met een paar woorden beschreven had en wachtte in groote span ning het resultaat hiervan af. De vrouw verwijderde zich en sloot de deur. Een oogenblik was er stilte. Toen klonk een luide, woes te kreet uit de kamer en weergalmde door het huis. Laat ik dan niet vergoten de Amerikanen en vooral do Amerikaansohe miwnr>nnari«ftfln. De intrige en de wedstrijd tusschen de handela ren in Christendom was waarlijk onsmakelijk om aan te zien. Het gevolg was, dat er een gespannen verhouding in het Corps Diplomatiquo to Poking heerschto, reeds maanden vóór dit tuinfeest bij de Britsohen Gezant, een verhouding, zoo gespannen, dat men onvoldoende aandacht geschonken had aan het geen er in "China, in dat onmetelijke, in dat bijna onmogelijk to begrijpen land omging. Men had meer aandacht geschonken aan de rivaliteit tusschen de Britten en Duitechers in de groote previncie Shantung, waar beide rijken een haven rijk waren, respectievelijk Weihawei en Tsingtau geheeten, dan dat men gelet had op een actie onder de Chineezen zelf un die zelfde provincie Shantung. Zeker, men hoorde wol iets van dat Chineesche geheime genootschap, genaamd „het Gilde der Rechtvaardige en Eonsgezindo Vuisten/' maar dat ging den Chineeechen Gouver neur aan en was daar met de sterke Yuan Shi Kai, gouverneur van Petohilite Tïentsin en zou die deze lieden, die men kortof „Boksers'- noemde, niet met zijn eigen, naar Europeeeohen stijl ge schoolde troepen klein krijgen? Volgens de inlichtingen, welke de Fransoho Ge zant orp dien dag van het tuinfoost gekregen had, >vas dit allerminst liet geval. De Roomsoh-Katholieke Missionarissen, deze bos /ton van alle gohcömo agenten, haddon aan don Apostolisohen Vicaris to Peking gemeld, dat do Boksers moordend en brandend in de richting van Peking oprukten en steeds moer volgelingen kro gen. De talrijke vlaggon vertoonden allerlei op schriften, dio feitelijk op één zaak neerkwamen: Pao Ch'ing Mien Yang, d.w.z. Dood aan de Vreemde Duivels. Do bekoorde Chinoezon wordon gemolesteerd en gedood en de overlevenden war ron naar de Missies .toegesneld, die .daarop out ruimd waren, terwijl de priesters srioli naar Po king gespoed hadden. De Vioaris, die nabij één der drie Kathedralen van Peking zijn verblijf had, verzocht op don odh- tend van t tuinfeest dringend om bescherming on dus om garnizoen van 40 of 50 matrozen of mari nier?. Dan meende Monseigneur, zou hij zaoh wol achter de sterke muren, die Kathedraal, kloosters, scholen en woningen omgaven, kunnen verdedi gen, zoodra de gevreesde boksers kwamen. De Fransche Gezant had den Spaanflchen Ge zant, dio Deken van het Diplomatieke Corps was, verzocht om een vergadering der Gezanten bijeen to roepen, hetgeen geschied was. De Briteohe Ge- Zant had om de geheele zaak geTaohen, er was geen garnizoen naar den Vicaris gozondon on men had besloten nog reen troepen ter bescher ming uit Tïentsin te ontbieden- Tïentsin, waar vlakbij op de reode van Taku de oorlogsbodems der mogendheden lagen, was slechts 144 kilometer van Peking verwijderd en dus zou den troepen spoedig genoeg per spoor in Pe king kunnen zijn. Reeds 4 dagen later bleek hoe onverstandig men_ gehandeld had. Europooscho vluchtelingen, missionarissen, ingenieurs en spoorwegambtenaren en beambten zoowel als Chineescho vluchtelingen, tot het Christendom bekeerde Chineezen kwamen het Legatiokwartier bostonnen. Do yerhalen waren ontzettend. Een spoorwegbrug was ojgeblazen, hot Fongtiii station van de Peking Paotingfu spoorwo^ was in brand gestoken, waaruit bleek. dat do Boksers reeds op 9 Kilometer van Peking gena derd waren on klaarblijkelijk de Chinoeecho Over heid machteloos tegenover hon stond. Nu werd dadelijk om garnizoen getelegrafeerd, maar reeds vóór dat dit er kon zijn, werd het aan degenen, die hun kop bij elkaar hielden, duide lijk, dat er een groot garnizoen met geschut noo- dig zou zijn. Jongelui, die naar hot station waren gereden, hadden reeds moeilijkheden ondervoir <hin en meenden dat hun aanvallers soldaten v&n het leger van Fu Lsiang waren, oen soort halve wilden uit Kansu. Begrijpen deed niemand het bleek dan nu toch voldoende, dat Kolossus op de een of andero manier in beweging was gekomen en. wel op een wijze, die allerminst in het belang was van de gezondheid der Vreem delingen en hun Chinooscno vertrouwen en die dus hoogst ongezond was voor de bewoners van het Legatiékwjirtier te Peking, die 144 kilometer van de kust verwijderd waren en elk oogenblik door een deel van den Kolossus van die kust afge sneden konden worden- Men telegrafeerde aan don Britsohen Admiraal, om toch zelf to komen met macht van manneg en kanonon- Het was inmiddols 9 Juni 17 dagen na het tuinfeest bij den Britschon Gezant gowordon en wat in dio 17 dagen had kunnen geschieden, was verzuimd. Men bowoert, dat Sir Robert Hart zijn hoofd verloren had, of onder vér Hoerden Invloed stond, oen feit is het, dat iemand als Sir Robert to lang in hot Oosten vertoefd had en daardoor te Oostersch geworden was. Toen ik Sir Robert ont moette, vond ik hem al oen oven „rare Chinees* als do werkelijke Chineezen- Buitendien waron pi toovalüg geen bekwame gezanten onder het oorps. Onze pezant was F. M. Knobel, wiens helden moed niet dio van Jan Haring evenaarde, wan neer men ooggetuigen (van Knobela daden natuur lijk) mag polooven. Ei was Óen uitzondering, nl. de Duitsoho Gezant. Baron von Kottelor, de Gezant van Keizer Wil helm, was oen moedig man en oen man uit één stuk. Terwijl alle andere gezanten mot de handen in hot haar zaten, blooT hij moedig en bedaard. Daar echter iodor luisterde naar den Briteohem gezant, omdat die met de Briteohe Vloot van net China Station achter zich de grootste macht kon doen „opdraven'' indien noödig was, al wat stond te gebeuren niet weinig to danken Aan een weinig bekwamen Brit- De Boksers schenen weinig eerbied voor de Vreemde Duivels te hebben, want in de ochtend uren van den 12 Juni reden er twee in een Chi- nceschen wagen door do Legatiestraat. Toevallig zag von Kotteler de lieden, waarvan er een op hoe lemoen zat bozig om oen groot mes op dö zooi van zijn laars to slijpen,. Onmiddellijk ging von Kottelor op den vent af en ranselde hem ae Wacht am Rhein op zijn gele huid. Toen hem. bleek, dat er nog een was, wierp hij zich op dien en nam hom gevangen. Von Kettoler was oon mant Al spoedig bleek, hoe ernstig de toestand was. Niet alleen dat een dezer boksers nog kon ont snappen en er dus blijkbaar verraders in "het L'gatiokwartior woonden, maar men liet Hin Tung kalm uit het Legatiokwartier vertrekken. Hij wist zich een pas te verschaffen van .oen der legaties en ontsnapte dus het lort van gijzelaar! hetgeen hij zeker yerdiend had. Vóór deze weggestorven was, werd de deur openge rukt en zij stond op den drempel. Haar grijs haar hing los achterover en leder spoor van kleur was uit haar gelaat verdwenen. Hare oogen gloeiden koorts achtig, zij hielden zijn blik geboeid. „Is u het, die dit geschreven heeft?" riep zij uit, het kaartje omhoog houdend, geklemd in hare vin gers. „Bij uw mannenwoord, zeg mij is het waar?" „Ik geloof ja'*, antwoordde hij. „Voor mij zelf ben ik zeker dat het zoo is. U is de eenige persoon, die het kan to wijzen. Ik zou wenschen dat u met mij naar Engeland ging." „Ik ben bereid", zeide zij. „Wanneer gaan wij weg?" Hij keek op zijn horloge. „Ik zal binnen een half uur met een rijtuig hler- zijn". zeide 'hij. „Als wij vanmiddag de heuvels over komen. kunnen we den sneltrein nog nemen." „Ga dan", zeide zij kalm, Jk zal u afwachten." Hij ijlde heen en kwam weldra van de herberg te- terug met een rijtuig. In minder dan een uur tijda waren zij op weg naar Engeland. Het was een vroege zomeravond In de schoone Mei en de heer Allan Beaumerville stond op zijn bal- con van het prachtige mooie huisje, waarvoor hij onlangs de meer statige ruime woning in Grosvenor Square had verlaten. De heer Allan was in avondtoilet, had eene orchi dee in zijn knoopsgat en een lichte overjas op den arm. In de straat stond zijn avondrijtuig met de zwarte, sahoone paarden te wachten. Maar hij maak te niet de minste beweging om daarheen te gaan. Hij maakte niet den indruk of hij iemand wachtte, noch keek hij naar den schitterenden droom, die zich Westwaarts bewoog. Doelloos blikten zijne oogen rond en een zekere starende, verstrooide blik was in hem, die zijn uiter lijk op wonderlijke wijze veranderd had. De heer Allan Beaumerville hield zelden bespiegelingen, be halve over zijne practische doeleinden. Maar thans week hij van zijne gewoonte af. Vreemde gedaanten van een vreemd1 verleden be wogen zich door zijn geest. Oude hartstochten, die lang ongestoord hadden gelegen, woelden in hem, oude droombeelden werden levend, oude herinnerin gen deden smeulend vuur opbranden cn hielpen tot het weder ontwaken van een vroegere persoonlijk heid. De ouden man van de wereld, philosophie, die zijn leven gedurende jaren had geleid, schenen plotseling overwonnen door dit zelf opheffen van een stormachtig verleden. Als een flikkering stond het vóór hem. Ontdaan van zijn geestelijke beschaving sneed hem de kille zelfzucht van het geloof, dat hij had aangenomen, door het hart. Een eindig leven I met een eindig doel vernietiging! Had het werke lijk hem ooit bevredigd? Kon het Iemand bevredi gen? Eene groote matheid kwam over hem. Epicu risme kon niet verder doorgevoerd worden, dan hij het gedaan had. Hij had zijne zinnen met de meest fijne en wellustige genietingen, die beschaving hem aanbood, verlustigd. Waar was de naglans? Was dit, wat overgebleven was? Eene gebluschte begeerte, een hongerig hart en oene koude, kille wanhoop.! Wat troost kon hem zijne veel bestudeerde philoso phie schenken? Het had zijn geest voldaan, had het zijn hart niets te brengen? Ierts in hem scheen dat woord met een booze echo te herhalen. Niets! niets! nietis! Wat was het, dat hem zijne oogen deed neerslaan, totdat zij bleven rusten op twee gedaanten op het tegenoverliggende trottoir? Hij wist niet welke macht het was, maar hij gehoorzaamde aan de op welling. Zij keken onverschillig over den man heen en zag het opgerichte gelaat van de vrouw. En de heer Allan Beaumerville stoml-als een versteende met eene doodelljke bleekheid op zijn marmeren ge laat Er kwam ten slotte eene onderbreking. De opge wondenheid yan den heer Benjamin Levy kreeg de overhand op zijn geduld. Hij deed de vraag, die hem op de lippen brandde: „Is hij het?" Zij schrok en legde hare hand op zijn echouder tot steun. Zij was zeer ontroerd. „Ja, zie, hij wenkt Hij wenscht dat ik kom. Ik zal tot hem gaan. Geve God mij kracht!" Zij ging vooruit en stak de straat over. Hij hield haren arm vast in eene plotselinge vrees. ..Daar is geen denken aan", riep hij uit „alles zoudt ge bederven. Ik wensch dat u met mij mee gaat naar God! Terug, zeg lk. Terug, wel ver- vlookt!" Hij stond op de straat, schuimend van woedo. Zij was aan zijn greep ontkomen en zijne woorden klon ken voor een doof oor. Reeds was zij de straat half overgestoken. De deur van het huis van den heer# Allan stond open en een bediende snelde op haar toe; op dat oogenblik voelde Benjamin Levy zich werkelijk verloren. „Oude gek!" mompelde hii woe dend tot zichzelve. „Hè. koetsier, Scotland Yard en vlug als de bliksem! Het spel wordt ingewikkeld, dat is zeker", voegde hij er aan toe. „Het was mij vóór die laatste wending, nu is het een bof hoe het loo- pen zal. Ik zal mijn kans wagen. Nog geloof ik dat ik het win, ais juffrouw Thunvell haar spel maar goed speelt." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 1