iliutti Nitus- A. ZOOALS' DE OUDEN ZONGEN... PUROL 68ste Jaargang. No. 7743, UitgeversN.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. IE E S ii' 3E SLA O. Bij Ruwe. SchraleHuid FEUILLETON. Bitmenlandscb Nieuws. Dinsdag 17 November 1925 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- (entiën nog zooveel mogelijk in het ecrstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. no. 20. Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIöN van 1 tot 5 regels f 1.10, Iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMK2ER BESTAAT UIT TWEE BLADEN In de wereldstad den Haag is men niet be- fcohrocfaid nieuwe denkbeelden te lanoeerém., de uitvoering1 van plannen mogelijk te maken- Insvita- tatiös worden grif aangenomen, het publiek is niet te lui om van Duinoord, Voorburg, Rijswijk of Wassenaar te komen, waar het geldt de nieuws gierigheid te bevredigen, opgewekt door een kaart, prijkend met een gestyleerde A, gelijkend op een geheimzinnig vrij metsela ars teeken of theosofische Jetfcer. De zaal' van „de Witte Brug'' vulde zich leeds om 7 uur met élite-publiekministers en hunne dames, gezanten, professoren, enkele dag bladredacteurs namen op hunne gereserveerde stoe len plaat», waarop kaartjes lagen, weder met de bouwkundige A, versierd mot een dennetakje, roode besjes dragend, bestaat dit plantje ook in de na- tuur, draagt de mvrtel deze hulstaohtige vruchtjes ol ia de Jumper, bij ons Jeneverbes gedoopt, een vredesplant? De liohten, boven hetveelhoofdig pu bliek gaan uit, de gordijnen van het podium worden weggeschoven en daar zit aohter eeii tafel' .een» longe man met dikke zwarte haren en vurigen slik in de donkere oogen. Rustig en zacht klinkt zijne aankondiging dat hij zijn zelfgeschreven stuk zaï voorlezen. Een d,ame van het comité kondigt meer in den breede aan, wat wij ,6e hooren zullen krijgen: een werk, gedurende den oorlog geschre ven, onder den indruk van, de vreeselijke tijden, door een jongen Oostenrijker, boen 17 jaren oud. Paul -Bee(r heet hij en heeft op zich genomen rijn jeugdwerk te benutten, de mensonën te door dringen van het vreeselijke van den oorlog. Men biedt den jongen man enthousiast eenl prach tige ruiker aan. Hij neemt deze aarzelend aan, be dankt en schudt onderwijl' het hoofd, zeggend: „Bloemen kunnen den volgendentoorlog toch niet tegenhouden.'' "Dan kondigt hij aan: het eerste be drijf, dat in een krankzinnigengesticht speelt. Vree- lelijk zijn de kreten die hij uit, het waanzinnig lachen, verward «preken, verdwaasd zingen de»r oorlogsgekkon, hunne zware boworingdn over ver giftige gassen, angstaanvallen voor bommen, wor den griezelig- realistisch uitgebulderd, hun Zenuw aohtig gefluister doet de niensehon griezelen,. Professoren gaan door de zai'on en „interviewen'' deze ongelukkigen, waarbij men menig raak ant woord krijgt te nooren, door een gek geuit en menige gekke vraag van den arts doet de .menigte glimlachen. Alles schijnt te worden genoteerd en Belangwekkend gevonden. Een simulant is er pnider hen, welke klaagt over hoofdpijn, die nog altijd niet wil' verdwijnen. Eindelijk, ina vele yermOeiende pogingen om den simulant zijln - potlood goedschiks of kwaadschiks te doen afgeven, waarbij 'hij alle gekken te hufp roept om de geleerde heeren te omsingelen, hetwelk gebeurt, zullen deze vertrek ken, maar plotseling wordt de simulant vermist. Bewakers worden heen en weer gestuurd en het gebouw rondgezonden. Zij komen omverrichterzake terug. Eindelijk 'blijkt dat een pleegzuster den jman heeft laten ontsnappen. Groote ontsteltenis: &ij moet zich verantwoorden. Zij zegt kalm: „Ik hem1 de ontvluchting mogelijk gemaakt, de man was niet krankzinlnig, hij heeft een roeping! te vervuilen.'' En deze man had alles genoteerd, wat de professoren spraken of vroegen. Het tweede bedrijf speelfc in het hospitaal' van een grensstad. Daar zitten de professoren, met een generaai en jnen besproekt de kansen van den wapenstilstand, het aantal gewonden dat nog binf nenkomt, den aard der verwondingen» de hoeveel heid dooden wordt geschat; de generaal vertelt van de prachtige uitwerking van het .allernieuwste gif gas. In ©ene minuut was een geheele stad ont volkt, geen muis was ontkomen. Schitterend, zoo als die bommen werkten. Men vergadert om het eerste oorlogsmonument op te richten, het kleine model in klei staat gereed om bezien en gekeurd te worden. Het is .een -soldaat in wapenrusting, in de houding staande en sahieerend. Niet heldhaftig, waakzaam ot 'dramatisch aanvallend, noch gewond neervallend, neen, beleefd, onderdanig en on persoonlijk, rielig-nuchter. Zijn pakje verhult zijne individualistische figuur, hij is een nummer, een tier vele. Een officier komt binnen én vertelt, dat over een uurtje een sensatienummer zal uitgevoerd worden in oen cabaret: een onbekend eni vermomd man danst er iederen avond. Hij stelt dan voor: hot oorlogsmonument''. De danser ziet eruit als Oen duivel of een gier, met roode vleugels en zwarte klauwen, een doornenkroon 'dekt zijn hoofd, alles klettert aan hém. Hij -marcheert, sohiet valt en strompelt weg. Het is een schandaal' en men dénkt dat het de voortvluchtige krankzinnige is, welke de zoon is van een der professoren. Men wil' opstaan en erheen, maar juist wordt het bezoek aangekondigd van een phil'aintroop, baron X-, die een groote som' -gel'ds ml' geven als bijdragei 'voor het op .te richten oorlogsmonument. Ja, dat is wat moeilijk, men kan nu niet weg, kali de baron anders over twee uur terugkomen? Neen, de baron wil mee, hij interesseert zieh voor dit geval1. De professoren aarzelen, maar geven ten slotte toe. In heb cabaret kan men tooh ook ver der spreken. Als Je heeren vertrokken zijn, staat ide secretaresse, welke op den achtergrond aan hare schrijfmachine zat, op en gaat snel naar de telefoon. „Om Godswil1,'' zegt zij, „treedt vanavond mot op,'' er is onraad. Je vader en de anderen zullen je ontmaskeren en dan ben jij, is alleö verloren..... doe je het tooh? Nu, dan kun je op mijne hulp niet meer rekenen.'* In het cabaret veel jazzmuziek, vrouwen, wijn, rook. Het „oorlogs monument - 'treodt op. Alfa de dans, do gruweldans voorbij is. roepen de professoren: neemt dezen man gevangen, hij is een ontsnapte krankzinnige, hij is 'gevaarlijk.'' Groot tumult, maar boven alles ,uit roep de baron: „Halt, grijpt hem .niet. Ik sta voor hem borg. ik .neem hem onder mijne bosoher- biing''. ge Professor zegt: „U weet niet wat u doetj, baron, ik ken hem, hij is mijn zoon''. De baron gaat naar den jongen danser en zegt: „Ik bent Zeer getroffen; ik had oen zoon, mijn eénig kind, dat op jongen leeftijd in den oorlog viel. Nu heb ik geen levensdoel' meer, mi ine levensvreugde is ge knakt. Ik geef mijn geld Voor goede werken en vind hier dezen jongen man, die mij sterk aan mijn zoon herinnert, ik bescherm hem en zalt mij'ln geld aanwenden voor vredeswerk, dat ik later nader' van Handen en Gelaat Doos30-6Ö-90ct Oorspronkelijk roman door LOUISE B. B. 7. 1 En hij liet haar uitschreien, zacht, droevig, aan zijn sohouder. Eindelijk maakte zij zich lo® uit zijn armen, beschaamd over die vreemde intimi teit, zoo spontaan, zoo plotseling. „O, veroordeel ne niet, noem me niet dwaas. Karei, jij bent alles wat. me-is overgebleven van mijn gelukkig tehuis. Wat ligt die tijd nu oneindig ver achter mie....*' „Waarom zou je je schamen voor den eersten mend diep jij bezat. Vertrouw op rnij, Mance, ik ben je oudste vriend, en ik zal' blijde rijn lat te mogen toonen." Hij geleidde haar naar de canapé, liet haar zitten en nam naast haar plaats „Vertei nu, arm kind, hoe kan ik je het beste JteTpen?'' „Hoe je me helpen kan...? O, Iaat me je alles mogen vertellen. Tien jaar heb ik moeten zwijgen- Plotseling gevoelde rij een onweerstaanbare be hoefte haar hart uit te storten, vertrouwensvol' te 'leunen op één sterker dan rij. Laing sprak rij met den ouden, ©enigen vriend die haar gebleven was. In vele jaren had hij rich niet zoo zorgeloos, Zoo verlicht gevoeld als op dit oogenblik. Zij had de deur' aan laten staan, rij lette daar met op.' Een klein dreumesje, dat zieh nog vast moest houden .aan alles wat steun" verleende voor naar wankelende schreden, waggelde de kamer binnen, strompelde naar het paar, dat zelfvergeten op de sofa zat. Het greep zich va9b aan moeders rokken .en de kinderlipjes smeekten: „Manna.».."1 De man in het zwart boog Zich over het kindje. «Mijn eemg overgebleven kind, mijin jongste, een1 meisje, verklaarde de moeder, voor het' eerst een glimlach om de lippen. Envroolijk antwoordde hij: „Wel... jij was ook Jjoo oud, toen je van de trappen viel in het oude huis. Dat weet jij niet meer, maar ik nog heet goed. Dit kleintje lijkt op dat meisje van toen..., t Is al'sof mijn kinderjaren herleven.... Zacht ge stemd tilde de bankier het dreumesje op zijn Whoot en toen het kind rich in die sterke mannem armen voelde, streek zij met haar handje hem langs oe wangen en lispelde verbaasd: „Papa... papa...r' He moeder in haar fauteuil' hield op met haar Tabletten, voor róokers zal1 Verklaren. Voor een oorlogsmonument geef ik heb niet meer. Iets later zijn de professor en de baron weer in de vergaderzaal' van het hospitaal'. De maan is opgegaan en schijnt door de vensters, die op een kerkhof ui trien. De generaal komt binnen. Men gaat bm de tafel ritten. Een soldaat komt in de kamer en salueert. „Wat is er?'* vraagt de generaal onge duldig. De man wil den professor een -brief over handigen, maar de generaal 'brult hem toe: „staan blijven, antwoorden; wat jnoet je?'' De jnan stoot eenige klanken uit. „Insubordinatie,'' snauwt de generaal, „hij 'bespot ons, roep do wacht, fusilleer aen kerel, vooruit', De man Jacht en schijnt niets fce begrijpen. Soldaten komen en voeren aen man weg. Iets later komt hij terug en zwaait met een briefje, waarop staat „doofstom, "Vader van drie kinderen''. „Eruit roept de .generaal', „zet don kerel tegen den .muur, waarom gehoorzaamt men mij niet?'' Weer wordt hij_ weggeleid. Buiten klinkt het: „legt aan", maar niemand sohiet. De generaal gaat naar het raam en roept: „Wat -donder, jullie weigeren allemaal tegen den muur, ik zal jullie wei leeren. Bevel is - bevel. Daar wordt nóóit op i teruggekomen". Plotseling gaan alle graven open, gestalten, stij gen eruit op, rekken rioh uit, langer en langer, huilend, jammerend, klagend klinkt het „1914 19151—191619171918'', dreunend als doodsklok ken zoemen do klanken door de ruimte. Ointzet wijkt de generaal'1 terug, de professor grijpt naar (rijn hoofd, de .baron luistert, vol spanning. 1/ „Wij rijn weggerukt van onze moeders, onze I Vrouwen, onze geliefden. Waarom1, o, waarom liet gij ons gaan. 55jn wij daarvoor geboren, moedere. Vaders, hebt gij ons-hiervoor gevoed en opgeleid tot mensehen, opdat wij geslacht zouden worden? Vaders, gij £ad u voor den trein moeten werpen. Waarin wij zaten om nooit meer terpg te koeren; moeders, gij 'had „u aan ons moeten hangen, zoo dat wij begrepen, wat wij doen gingen. Wee, wee, I over hen, die zieh ton strijde uitrusten". 1 i Langzaam sterven de klaagtonen weg, hot wordt donkerder. Rillend ontsteekt men meer liohb. De gewonden in het hospitaal' gaan .iin üe gangen! wandelen. Enkelen komen binnen en too nen hunne wonden- Er rijni mannen bii, zonder armen, met verbonden hoofden, het gericht gedeel telijk weggeschoten, velen worden gedragen, daar rij geen beenen hebben. Het gordijn zakt. Het laatste bedrijf is de apotheose in den vorm van een groot gebouw, waaraan werklieden zin gend' werken. Overal heerscht een prettige, eens gezinde stemming (o, Utopia). De jonge simulant- danseur-acteur schrijver A staat te midden van (ringende vrouwen en kinderen eni houdt toezicht, ontvangt belangstellenden. Daar nadert de vroegere oppasseres-secretaresse die hem liet ontsnappen en strekt beide handen, naar hem uit. „Jij, jij, dat iheb je dus kunnen bereiken, o', ik ben trotseh j op jé." Allen werken mee tot het bouwen van „het'- gebouw, den eeuwigen vrede- Men spreekt één taai' en begrijpt elkaar. Onder harmonisch jubel eindigt het stuk. Ongetwijfeld maakte deze voorléring, door één ftnensch gehouden, welke alle personen voorstelde* felle stemmen nabootste, alle klanken, als tromgerof fel, trompetgeschal, onz. voortbracht, zeer inte ressant. Een bewonderenswaardig intelligent jong- mensoh blijkt deze auteur-acteur te rijn. onder den druk der .omstandigheden krachtig ontloken. Tus- isohan de twee laatste .bedrijven heeft de auteur het publiek even toegesproken om hen aan te ma nen, iets te geven aan de jonge damieS, die gaan <!ollécteeren of iets te zenden naar de bank of het bureau, dat zich belast met het bewaren en beleg gen der gelden, die men benut voor vredeswerk, vredesbijaragen worden ze genoemd. Hij vroeg om een leegstaand huis of villa, waar gerepeteerd kon .worden, want jmen wil 'het stuk opvoeren en er mee reizen. Eere-oomité, feestcomité, de „Nooit m$er OoriogKfederatie, alles spant zieh in om het vre deswerk A opgevoerd te krijgen. Een heer onder het publiek vond dat „bedelen'' een .schandaal; Enkele toeschouwers, dio clo span ning van het gruwelijke in de voordracht niet kon den verdragon, mompelden ,,houd je mond, vént'*, ot „schei uit, 't is belachelijk'', maar zij konden toon de waardrering van het publiek niet verklei nen en de geestrift yan den kleinen sterken man niet dooven. Een dame van heb oomité, welke naast den heer zat. die het er niet moe ééns was, iegdé hem uit, dat men zonder geld en hulp, helaass, nooit iets tot stand kan brengen en verzekerde, dat niéts tooh de opvoering kon verhinderén. En zoo is dit dan alweer een stap in de goede richting. Professor. Dr. G. J. Heering heeft gezegd: „Het pacifisme moet- fanatiek worden, wil het rijn doel bereiken. Moge het stuk van Paul1 Beer voor ons, gevaarlijk-vergeetachtige en gevaarlijk lauwe men- sohen, dezen dienst bewijzen.''"In „Het Volk' wordt gezegd: „Moge het vertaald worden in duizend talen, opdat duizend maal duizenden er even sterk bewogen door worden". DIRKSHORN. Zaterdag-hield do afdoeling Harenkarspel van de 8.D.A-P. eon.propaganda^avond in de kolfbaan van don heer Bruin alhier. Do voorzitter der vergadering, de hoor O. de Vripe, oj>ont met oen hartelijk welkom aan do talrijke aanwezigen de zaal was jncer dan, vol - en de boido sprekers, de heeren Stornheim van Am sterdam en Wosterhof van -Alkmaar, en geeft het woord aan don declamator Sternhcdm. Deze wil trachten, ook thans weder- aan de verwachting to beantwoorden en vangt aan jnot een Zeer zwaar ?edioht van Adama van Soheltoma: „Waakt op roletaren," dat op uitstekende wijze wordt voor gedragen. Hierna volgt een fragment .uit een werk van Charles de Koster: Uilenspiegel in actie ten tijde yan de Hervorming, een wei belachelijke, maar lichtelijk overdreven "bespottelijk© geschiedenis, niet fijn geestig, en ietwat „Vlaamsch". De heer Westerhof, het woord erlangende, zegt, dat hij wel begript, dat de aanwezigen vooral rijn gekomen, om Sternheim te hooren, maar hij hoopt, dat men ook later wel zal willen opkomen, wanneer slechts over dieeën der socialisten zal worden ge sproken. Voorts ontwikkelt spreker de beginsselen zijner partij, daarbij den nadruk leggende op het 'vredesvraagstuk en het onderwijs, in 't bijzonder verhaal en zag glimlachend neer op heb meisje, dat reeds lang voor haar op de knieën was gezon ken en haar donker hoofdje had' gebogen over de witte handen in den schoot der moeder. Mevrouw Bartels nam het hoofd van het dochtertje in beide handen en laohte haar toe. „Zoo rakelden deze on schuldige stamelende lipj és het eerst weer de nog glorende sintels op, die verborgen lagen diep ia het haxt der twee, zoo bedolven onder de asoh der jaren, dat het twijfelachtig was of Ze nog konden vlam vatten op den duur. „En merk nu op, Betty, de gerechtigheid, of zoo je wilt, de ironie van het lot.... De bankier Bar bete bood a'an de voormalige freule van HoogduyV nen, de kleindochter der douairière, aan wie rijm grootmoeder en zijn ouders dienstbaar waren ge weest, dezelfde betrekking aan, als eens rijn ouders bij haar 'familie vervuld hadden. O, hij gaf een. deftiger naam aan de betrekking dan die van huisbewaarster, maar toch....1 i 'Zoo spoedig mogelijk liet hij de leegstaande verdieping boven de kantoorlokalen voor de we duwe in orde bréngen. Zij kreeg. vier kamers tot haar besohikking. En om aan zijn teedere zorgefn voor haar allen schijn van een aalmoes of weldaad te ontnemen, plaatste hij onder haar toezicht het geheele kantoorhuis. Eerst toen rij mevrouw BarteJs was geworden, ontdekte Hermanoe, dat de^e nieuwe betrekking bij* do Firma Van den Heymel en Bartels voor haar gecreëerd was en bezoldigd werd uit het particulier budget van den jongsten compagnon. i De weduwe betrok de nieuwe woning, het was haar alsof zij achterliet den ouden kommer en de sohande en een geheel' nieuw leven begon- Op een der eerste dagen bracht de bankier Bartels haar zijn zoontje, den kléinen vijfjarigen Jacques. Van dat oogenblik herleefden de oude tijden- Paar ging geen aag voorbij dat de twee kinderen niet dwongen, tot zij bij elkander werden gebracht. De bankier Bartels nam de gewoonte .aan, wanneer hij 's ochtends van uit zijn huis naar rijm kantoor ginjg, zijn zoontje aan de hand mede te tnemen- Bij de trap van het kantoorhuis liet hij het kind alleen naar boven klauteren, waar het op heb bovenporta-aï reeds opgewacht werd door moeder en dochter. Dan wuifde de vader een vriendelijken groet maar boven en ging aan rijm werk. Hoogst zelden, sleohts een paar maal in het jaar, bracht hij de weduwe een bezoek;. die houding was alweer een bewijs. van rijn kiesehheid. Boven dien werd hij geheel in beslag genomen door zijn zaken. Het wroeten en werken, de drang t weten rijner kinderjaren, waren >p lateren leeftijd ben tweede natuur van den werkzamen man geworden. De dankbaarheid aan den vriend, die haar .im staat stelde de rust en de zielekalmte te herwinneri waaraan rij het meest behoefte ..had, bracht Her- mance over op zijn moederloos kind, dat bovendien bij haar beter en liefderijker verzorgd werd dan in rijn vaders huis, waar het huishouden bestierd werd door een flinke, maar onverschillige huis-, houdster, terwijl de vader rioh bij yoorkeur opsloot in kantoor of werkkamer. Meer dan eten en slapen deed de klein© Jaap dan ook niet in rijm vaders huis Dit rustige, gelijkmatige leven duurde ongeveer twee jaar. Op een goeden dag begonnen d© twee kinderen te hoesten en te proesten. Jaap had de besmetting medegebracht van de -.school, die hij sinds eenige maanden bezocht, en ook jn dit riek rijn, als in alles, volgde Betty hem na. Tegen den eten zakte de kleine jongen ineen, ten! prooi aan een hevigen koortsaanval, gezicht, rug en borstje overdekt met roode vlekjes; de mazelen hadden rich geopenbaard. Het was winter, buiten woedde een sneeuwstorm. Mevrouw van Eysingen zond de boodschap naar het bankiershuis„dat wanneer meneer Bartels het goed vond, mevrouw van Eysin gen den zieken Jacques liever bij rich hield. Het was onvoorzichtig hem nu nog te dragen door tochtige kille gangen en de kleine freule was tooh ook al half riek.'' Onderwijl spreidde rij een bedje naast dat van haar dochtertje. Toen meneer Bartels kwam kijken, vond hij de kinderen te bed, met gloeiende roode gezichtjes,, bij hun ledikantjes de trouwe verpleegster. En hij kon mets anders doen dan Mance danken voor hare verstandige maatregelen. Doch een gevolg daarvan was, dat Jaap nu weken lang dag en (placht bij haar bleef en ten laatste niet beter wist of dit zou voortaan zoo blijven. Hij verlangde nooit naar huis. Hij was den eersten tijd hard ziek, en daar waren dagen dat men zelfs vreesde voor zijn leven. Zijn vader braéht in dien tijd van crisis ai zijn vrije uren door aan het bed van rijn zoontje. Zijn maaltijden gebruikte hij bij de weduwe. Toen Jaap beter werd, kwam t|ij alleen nog maar des avonds en sloeg gepn dag over. Het werd gewoonte.... Eindelijk, vier weken later, brak de avond aan, telkens vertraagd, dat de kleine jongen, yeheel her steld, voor het eerst weer zou slapen in rijn vadeis huis. Zijn vader kwam hean om zeven uur lialen. Mair toen de kleine_ vent begreep dat het ernst werd met zijn verhuizing, en, op het laatste mo ment, om hem te behoeden vbor verandering van tempei ^uur, zorgvuldig werd gewikkeld in dé rouwsj&ai van de weduwe, begon hij opeens oen er Darmelijke keel op te zetten...." jaren. Nog hoor ik Jaap^ brullend geschreeuw, hij stampte van drift met ae voeten op den vloer, nog zie ik rijn wijdopen grooten mond, daarin bewegen de trillende roode tong....'' „Ja, ja, de jongen wild© niet uit het warme nestje naar het koude, kille huis.... En nu het malle van do zaak jij begon mee te schreeuwen en te gillen, jullie huilden je overstuur. Er was niets niet jullie aan te vangen. Daarenboven, pas beter van een ernstige ziekte, durfden wij je nog niet te hard aanpakken.... Ten einde raad wikkelde ik Jaap maar weer uit den ouden zwarten doek, hetgeen hem al dadelijk kalmeerde en jou gezang een toontje lager stemde. Met een schouderophalen, een zwijgende verontschuldiging aan het adres van den vader, die met een somber wenkbrauwfronsefa de voor hem wel wat pijnlijke scène stond aan te riem suste ik Jaap: „Nu, nu, bedaar maar, wij zullen je dan yan nacht inog maar hier houden Ik bracht jullie beiden dadelijk naar bed. Toen ik in de huiskamer terugkwam, was daar nog altijd Jaap's vader, Onrustig op en neder loopend, een rimpel tussohen de wenkbrauwen. „Je jongen is nu bedaard,' zeide ik, half la chend, toch verlegen met het geval, maar hoe krij gen wij hem nu goed en wel weer thuis?'' c Karei Bartels bleef voor me stilstaan, zag me lang en ernstig aan: „Mance.... aLs je over je verkrijgen kon, te worden van mijtn joggen, wat hij toon al in je ziet, zijn moederTenminste als je kan vergeten dat zijn vader zooveel minder is....." Ik liet hem niet uitspreken en nooit meer heeft hij daarna op ons beider afkomst gezinspeeld. Die was vergeten, het leven had ons één gemaakt. Ein men moest rioh gevoelen als ik toén, nog geslagen", vernederd door een hard verleden, nog s pachts wakker schrikkend met een sohok en een angst kreet, omdat in den droom flarden van dat verleden herleefden, en nu voor me te zien staan dezen man;, den vriend mijner jeugd, zoo fier ,en welbewust, omdat hij er gekomen was door eigen kraoht en energie,hem op het toppunt te weten van zijn mannelijk streven, te weten ook dat deze maai, algemeen geacht, begeerlijk voor elke vtouw, zijn leven lang een stille vereering voor mij, rijn jeugdideaal...., om niet met beiaé handen zijn uit- festoken rechter te grijpen, mij daaraan vast te lampen als aan een toegestoken reddingsplank ©if met een snik, in innigen deemoed te fluisteren».....: „Karei, als dit wrak nog iets kan doen om het geluk van jou en je kind te bevorderenbeschik dan over mij als over een eigendom, dat je al lang toebehoort Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 1