iliutti Nitus-
A.
ZOOALS' DE OUDEN ZONGEN...
PUROL
68ste Jaargang. No. 7743,
UitgeversN.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
IE E S ii' 3E SLA O.
Bij Ruwe.
SchraleHuid
FEUILLETON.
Bitmenlandscb Nieuws.
Dinsdag 17 November 1925
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
(entiën nog zooveel mogelijk in het ecrstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. no. 20.
Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIöN van 1 tot 5 regels f 1.10, Iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMK2ER BESTAAT UIT TWEE BLADEN
In de wereldstad den Haag is men niet be-
fcohrocfaid nieuwe denkbeelden te lanoeerém., de
uitvoering1 van plannen mogelijk te maken- Insvita-
tatiös worden grif aangenomen, het publiek is niet
te lui om van Duinoord, Voorburg, Rijswijk of
Wassenaar te komen, waar het geldt de nieuws
gierigheid te bevredigen, opgewekt door een kaart,
prijkend met een gestyleerde A, gelijkend op een
geheimzinnig vrij metsela ars teeken of theosofische
Jetfcer. De zaal' van „de Witte Brug'' vulde zich
leeds om 7 uur met élite-publiekministers en
hunne dames, gezanten, professoren, enkele dag
bladredacteurs namen op hunne gereserveerde stoe
len plaat», waarop kaartjes lagen, weder met de
bouwkundige A, versierd mot een dennetakje, roode
besjes dragend, bestaat dit plantje ook in de na-
tuur, draagt de mvrtel deze hulstaohtige vruchtjes
ol ia de Jumper, bij ons Jeneverbes gedoopt, een
vredesplant? De liohten, boven hetveelhoofdig pu
bliek gaan uit, de gordijnen van het podium worden
weggeschoven en daar zit aohter eeii tafel' .een»
longe man met dikke zwarte haren en vurigen
slik in de donkere oogen. Rustig en zacht klinkt
zijne aankondiging dat hij zijn zelfgeschreven stuk
zaï voorlezen. Een d,ame van het comité kondigt
meer in den breede aan, wat wij ,6e hooren zullen
krijgen: een werk, gedurende den oorlog geschre
ven, onder den indruk van, de vreeselijke tijden,
door een jongen Oostenrijker, boen 17 jaren oud.
Paul -Bee(r heet hij en heeft op zich genomen rijn
jeugdwerk te benutten, de mensonën te door
dringen van het vreeselijke van den oorlog.
Men biedt den jongen man enthousiast eenl prach
tige ruiker aan. Hij neemt deze aarzelend aan, be
dankt en schudt onderwijl' het hoofd, zeggend:
„Bloemen kunnen den volgendentoorlog toch niet
tegenhouden.'' "Dan kondigt hij aan: het eerste be
drijf, dat in een krankzinnigengesticht speelt. Vree-
lelijk zijn de kreten die hij uit, het waanzinnig
lachen, verward «preken, verdwaasd zingen de»r
oorlogsgekkon, hunne zware boworingdn over ver
giftige gassen, angstaanvallen voor bommen, wor
den griezelig- realistisch uitgebulderd, hun Zenuw
aohtig gefluister doet de niensehon griezelen,.
Professoren gaan door de zai'on en „interviewen''
deze ongelukkigen, waarbij men menig raak ant
woord krijgt te nooren, door een gek geuit en
menige gekke vraag van den arts doet de .menigte
glimlachen. Alles schijnt te worden genoteerd en
Belangwekkend gevonden. Een simulant is er pnider
hen, welke klaagt over hoofdpijn, die nog altijd
niet wil' verdwijnen. Eindelijk, ina vele yermOeiende
pogingen om den simulant zijln - potlood goedschiks
of kwaadschiks te doen afgeven, waarbij 'hij alle
gekken te hufp roept om de geleerde heeren te
omsingelen, hetwelk gebeurt, zullen deze vertrek
ken, maar plotseling wordt de simulant vermist.
Bewakers worden heen en weer gestuurd en het
gebouw rondgezonden. Zij komen omverrichterzake
terug. Eindelijk 'blijkt dat een pleegzuster den
jman heeft laten ontsnappen. Groote ontsteltenis:
&ij moet zich verantwoorden. Zij zegt kalm: „Ik
hem1 de ontvluchting mogelijk gemaakt, de
man was niet krankzinlnig, hij heeft een roeping!
te vervuilen.'' En deze man had alles genoteerd,
wat de professoren spraken of vroegen.
Het tweede bedrijf speelfc in het hospitaal' van
een grensstad. Daar zitten de professoren, met een
generaai en jnen besproekt de kansen van den
wapenstilstand, het aantal gewonden dat nog binf
nenkomt, den aard der verwondingen» de hoeveel
heid dooden wordt geschat; de generaal vertelt van
de prachtige uitwerking van het .allernieuwste gif
gas. In ©ene minuut was een geheele stad ont
volkt, geen muis was ontkomen. Schitterend, zoo
als die bommen werkten. Men vergadert om het
eerste oorlogsmonument op te richten, het kleine
model in klei staat gereed om bezien en gekeurd
te worden. Het is .een -soldaat in wapenrusting, in
de houding staande en sahieerend. Niet heldhaftig,
waakzaam ot 'dramatisch aanvallend, noch gewond
neervallend, neen, beleefd, onderdanig en on
persoonlijk, rielig-nuchter. Zijn pakje verhult zijne
individualistische figuur, hij is een nummer, een
tier vele. Een officier komt binnen én vertelt, dat
over een uurtje een sensatienummer zal uitgevoerd
worden in oen cabaret: een onbekend eni vermomd
man danst er iederen avond. Hij stelt dan voor:
hot oorlogsmonument''. De danser ziet eruit als
Oen duivel of een gier, met roode vleugels en zwarte
klauwen, een doornenkroon 'dekt zijn hoofd, alles
klettert aan hém. Hij -marcheert, sohiet valt en
strompelt weg. Het is een schandaal' en men dénkt
dat het de voortvluchtige krankzinnige is, welke
de zoon is van een der professoren.
Men wil' opstaan en erheen, maar juist wordt het
bezoek aangekondigd van een phil'aintroop, baron X-,
die een groote som' -gel'ds ml' geven als bijdragei
'voor het op .te richten oorlogsmonument. Ja, dat
is wat moeilijk, men kan nu niet weg, kali de
baron anders over twee uur terugkomen?
Neen, de baron wil mee, hij interesseert zieh
voor dit geval1. De professoren aarzelen, maar geven
ten slotte toe. In heb cabaret kan men tooh ook ver
der spreken. Als Je heeren vertrokken zijn, staat
ide secretaresse, welke op den achtergrond aan
hare schrijfmachine zat, op en gaat snel naar de
telefoon. „Om Godswil1,'' zegt zij, „treedt vanavond
mot op,'' er is onraad. Je vader en de anderen
zullen je ontmaskeren en dan ben jij, is alleö
verloren..... doe je het tooh? Nu, dan kun je op
mijne hulp niet meer rekenen.'* In het cabaret veel
jazzmuziek, vrouwen, wijn, rook. Het „oorlogs
monument - 'treodt op. Alfa de dans, do gruweldans
voorbij is. roepen de professoren: neemt dezen
man gevangen, hij is een ontsnapte krankzinnige,
hij is 'gevaarlijk.'' Groot tumult, maar boven alles
,uit roep de baron: „Halt, grijpt hem .niet. Ik sta
voor hem borg. ik .neem hem onder mijne bosoher-
biing''. ge Professor zegt: „U weet niet wat u doetj,
baron, ik ken hem, hij is mijn zoon''. De baron
gaat naar den jongen danser en zegt: „Ik bent Zeer
getroffen; ik had oen zoon, mijn eénig kind, dat
op jongen leeftijd in den oorlog viel. Nu heb ik
geen levensdoel' meer, mi ine levensvreugde is ge
knakt. Ik geef mijn geld Voor goede werken en
vind hier dezen jongen man, die mij sterk aan mijn
zoon herinnert, ik bescherm hem en zalt mij'ln geld
aanwenden voor vredeswerk, dat ik later nader'
van Handen en Gelaat
Doos30-6Ö-90ct
Oorspronkelijk roman door
LOUISE B. B.
7. 1
En hij liet haar uitschreien, zacht, droevig, aan
zijn sohouder. Eindelijk maakte zij zich lo® uit
zijn armen, beschaamd over die vreemde intimi
teit, zoo spontaan, zoo plotseling. „O, veroordeel
ne niet, noem me niet dwaas. Karei, jij bent alles
wat. me-is overgebleven van mijn gelukkig tehuis.
Wat ligt die tijd nu oneindig ver achter mie....*'
„Waarom zou je je schamen voor den eersten
mend diep jij bezat. Vertrouw op rnij, Mance,
ik ben je oudste vriend, en ik zal' blijde rijn
lat te mogen toonen."
Hij geleidde haar naar de canapé, liet haar
zitten en nam naast haar plaats
„Vertei nu, arm kind, hoe kan ik je het beste
JteTpen?''
„Hoe je me helpen kan...? O, Iaat me je alles
mogen vertellen. Tien jaar heb ik moeten zwijgen-
Plotseling gevoelde rij een onweerstaanbare be
hoefte haar hart uit te storten, vertrouwensvol' te
'leunen op één sterker dan rij. Laing sprak rij met
den ouden, ©enigen vriend die haar gebleven was.
In vele jaren had hij rich niet zoo zorgeloos, Zoo
verlicht gevoeld als op dit oogenblik.
Zij had de deur' aan laten staan, rij lette daar
met op.' Een klein dreumesje, dat zieh nog vast
moest houden .aan alles wat steun" verleende voor
naar wankelende schreden, waggelde de kamer
binnen, strompelde naar het paar, dat zelfvergeten
op de sofa zat. Het greep zich va9b aan moeders
rokken .en de kinderlipjes smeekten:
„Manna.».."1
De man in het zwart boog Zich over het kindje.
«Mijn eemg overgebleven kind, mijin jongste, een1
meisje, verklaarde de moeder, voor het' eerst een
glimlach om de lippen.
Envroolijk antwoordde hij: „Wel... jij was ook
Jjoo oud, toen je van de trappen viel in het oude
huis. Dat weet jij niet meer, maar ik nog heet
goed. Dit kleintje lijkt op dat meisje van toen...,
t Is al'sof mijn kinderjaren herleven.... Zacht ge
stemd tilde de bankier het dreumesje op zijn
Whoot en toen het kind rich in die sterke mannem
armen voelde, streek zij met haar handje hem langs
oe wangen en lispelde verbaasd: „Papa... papa...r'
He moeder in haar fauteuil' hield op met haar
Tabletten,
voor róokers
zal1 Verklaren. Voor een oorlogsmonument geef ik
heb niet meer.
Iets later zijn de professor en de baron weer
in de vergaderzaal' van het hospitaal'. De maan
is opgegaan en schijnt door de vensters, die op een
kerkhof ui trien. De generaal komt binnen. Men gaat
bm de tafel ritten. Een soldaat komt in de kamer
en salueert. „Wat is er?'* vraagt de generaal onge
duldig. De man wil den professor een -brief over
handigen, maar de generaal 'brult hem toe: „staan
blijven, antwoorden; wat jnoet je?'' De jnan stoot
eenige klanken uit. „Insubordinatie,'' snauwt de
generaal, „hij 'bespot ons, roep do wacht, fusilleer
aen kerel, vooruit', De man Jacht en schijnt niets
fce begrijpen. Soldaten komen en voeren aen man
weg. Iets later komt hij terug en zwaait met een
briefje, waarop staat „doofstom, "Vader van drie
kinderen''. „Eruit roept de .generaal', „zet don kerel
tegen den .muur, waarom gehoorzaamt men mij
niet?'' Weer wordt hij_ weggeleid. Buiten klinkt
het: „legt aan", maar niemand sohiet. De generaal
gaat naar het raam en roept: „Wat -donder, jullie
weigeren allemaal tegen den muur, ik zal jullie
wei leeren. Bevel is - bevel. Daar wordt nóóit op
i teruggekomen".
Plotseling gaan alle graven open, gestalten, stij
gen eruit op, rekken rioh uit, langer en langer,
huilend, jammerend, klagend klinkt het „1914
19151—191619171918'', dreunend als doodsklok
ken zoemen do klanken door de ruimte. Ointzet
wijkt de generaal'1 terug, de professor grijpt naar
(rijn hoofd, de .baron luistert, vol spanning.
1/ „Wij rijn weggerukt van onze moeders, onze
I Vrouwen, onze geliefden. Waarom1, o, waarom liet
gij ons gaan. 55jn wij daarvoor geboren, moedere.
Vaders, hebt gij ons-hiervoor gevoed en opgeleid
tot mensehen, opdat wij geslacht zouden worden?
Vaders, gij £ad u voor den trein moeten werpen.
Waarin wij zaten om nooit meer terpg te koeren;
moeders, gij 'had „u aan ons moeten hangen, zoo
dat wij begrepen, wat wij doen gingen. Wee, wee,
I over hen, die zieh ton strijde uitrusten". 1
i Langzaam sterven de klaagtonen weg, hot wordt
donkerder. Rillend ontsteekt men meer liohb. De
gewonden in het hospitaal' gaan .iin üe gangen!
wandelen. Enkelen komen binnen en too
nen hunne wonden- Er rijni mannen bii, zonder
armen, met verbonden hoofden, het gericht gedeel
telijk weggeschoten, velen worden gedragen, daar
rij geen beenen hebben. Het gordijn zakt.
Het laatste bedrijf is de apotheose in den vorm
van een groot gebouw, waaraan werklieden zin
gend' werken. Overal heerscht een prettige, eens
gezinde stemming (o, Utopia). De jonge simulant-
danseur-acteur schrijver A staat te midden van
(ringende vrouwen en kinderen eni houdt toezicht,
ontvangt belangstellenden. Daar nadert de vroegere
oppasseres-secretaresse die hem liet ontsnappen en
strekt beide handen, naar hem uit. „Jij, jij, dat
iheb je dus kunnen bereiken, o', ik ben trotseh
j op jé." Allen werken mee tot het bouwen van
„het'- gebouw, den eeuwigen vrede- Men spreekt
één taai' en begrijpt elkaar. Onder harmonisch
jubel eindigt het stuk.
Ongetwijfeld maakte deze voorléring, door één
ftnensch gehouden, welke alle personen voorstelde*
felle stemmen nabootste, alle klanken, als tromgerof
fel, trompetgeschal, onz. voortbracht, zeer inte
ressant. Een bewonderenswaardig intelligent jong-
mensoh blijkt deze auteur-acteur te rijn. onder den
druk der .omstandigheden krachtig ontloken. Tus-
isohan de twee laatste .bedrijven heeft de auteur
het publiek even toegesproken om hen aan te ma
nen, iets te geven aan de jonge damieS, die gaan
<!ollécteeren of iets te zenden naar de bank of het
bureau, dat zich belast met het bewaren en beleg
gen der gelden, die men benut voor vredeswerk,
vredesbijaragen worden ze genoemd. Hij vroeg om
een leegstaand huis of villa, waar gerepeteerd kon
.worden, want jmen wil 'het stuk opvoeren en er mee
reizen. Eere-oomité, feestcomité, de „Nooit m$er
OoriogKfederatie, alles spant zieh in om het vre
deswerk A opgevoerd te krijgen.
Een heer onder het publiek vond dat „bedelen''
een .schandaal; Enkele toeschouwers, dio clo span
ning van het gruwelijke in de voordracht niet kon
den verdragon, mompelden ,,houd je mond, vént'*,
ot „schei uit, 't is belachelijk'', maar zij konden
toon de waardrering van het publiek niet verklei
nen en de geestrift yan den kleinen sterken man
niet dooven. Een dame van heb oomité, welke naast
den heer zat. die het er niet moe ééns was, iegdé
hem uit, dat men zonder geld en hulp, helaass,
nooit iets tot stand kan brengen en verzekerde, dat
niéts tooh de opvoering kon verhinderén. En zoo
is dit dan alweer een stap in de goede richting.
Professor. Dr. G. J. Heering heeft gezegd: „Het
pacifisme moet- fanatiek worden, wil het rijn doel
bereiken. Moge het stuk van Paul1 Beer voor ons,
gevaarlijk-vergeetachtige en gevaarlijk lauwe men-
sohen, dezen dienst bewijzen.''"In „Het Volk' wordt
gezegd: „Moge het vertaald worden in duizend
talen, opdat duizend maal duizenden er even sterk
bewogen door worden".
DIRKSHORN.
Zaterdag-hield do afdoeling Harenkarspel van de
8.D.A-P. eon.propaganda^avond in de kolfbaan van
don heer Bruin alhier.
Do voorzitter der vergadering, de hoor O. de Vripe,
oj>ont met oen hartelijk welkom aan do talrijke
aanwezigen de zaal was jncer dan, vol - en
de boido sprekers, de heeren Stornheim van Am
sterdam en Wosterhof van -Alkmaar, en geeft het
woord aan don declamator Sternhcdm. Deze wil
trachten, ook thans weder- aan de verwachting to
beantwoorden en vangt aan jnot een Zeer zwaar
?edioht van Adama van Soheltoma: „Waakt op
roletaren," dat op uitstekende wijze wordt voor
gedragen.
Hierna volgt een fragment .uit een werk van
Charles de Koster: Uilenspiegel in actie ten tijde
yan de Hervorming, een wei belachelijke, maar
lichtelijk overdreven "bespottelijk© geschiedenis, niet
fijn geestig, en ietwat „Vlaamsch".
De heer Westerhof, het woord erlangende, zegt,
dat hij wel begript, dat de aanwezigen vooral rijn
gekomen, om Sternheim te hooren, maar hij hoopt,
dat men ook later wel zal willen opkomen, wanneer
slechts over dieeën der socialisten zal worden ge
sproken. Voorts ontwikkelt spreker de beginsselen
zijner partij, daarbij den nadruk leggende op het
'vredesvraagstuk en het onderwijs, in 't bijzonder
verhaal en zag glimlachend neer op heb meisje,
dat reeds lang voor haar op de knieën was gezon
ken en haar donker hoofdje had' gebogen over de
witte handen in den schoot der moeder. Mevrouw
Bartels nam het hoofd van het dochtertje in beide
handen en laohte haar toe. „Zoo rakelden deze on
schuldige stamelende lipj és het eerst weer de nog
glorende sintels op, die verborgen lagen diep ia
het haxt der twee, zoo bedolven onder de asoh der
jaren, dat het twijfelachtig was of Ze nog konden
vlam vatten op den duur.
„En merk nu op, Betty, de gerechtigheid, of zoo
je wilt, de ironie van het lot.... De bankier Bar
bete bood a'an de voormalige freule van HoogduyV
nen, de kleindochter der douairière, aan wie rijm
grootmoeder en zijn ouders dienstbaar waren ge
weest, dezelfde betrekking aan, als eens rijn ouders
bij haar 'familie vervuld hadden. O, hij gaf een.
deftiger naam aan de betrekking dan die van
huisbewaarster, maar toch....1
i 'Zoo spoedig mogelijk liet hij de leegstaande
verdieping boven de kantoorlokalen voor de we
duwe in orde bréngen. Zij kreeg. vier kamers tot
haar besohikking. En om aan zijn teedere zorgefn
voor haar allen schijn van een aalmoes of weldaad
te ontnemen, plaatste hij onder haar toezicht het
geheele kantoorhuis. Eerst toen rij mevrouw BarteJs
was geworden, ontdekte Hermanoe, dat de^e
nieuwe betrekking bij* do Firma Van den Heymel
en Bartels voor haar gecreëerd was en bezoldigd
werd uit het particulier budget van den jongsten
compagnon.
i De weduwe betrok de nieuwe woning, het was
haar alsof zij achterliet den ouden kommer en
de sohande en een geheel' nieuw leven begon- Op
een der eerste dagen bracht de bankier Bartels
haar zijn zoontje, den kléinen vijfjarigen Jacques.
Van dat oogenblik herleefden de oude tijden- Paar
ging geen aag voorbij dat de twee kinderen niet
dwongen, tot zij bij elkander werden gebracht. De
bankier Bartels nam de gewoonte .aan, wanneer hij
's ochtends van uit zijn huis naar rijm kantoor ginjg,
zijn zoontje aan de hand mede te tnemen- Bij de
trap van het kantoorhuis liet hij het kind alleen
naar boven klauteren, waar het op heb bovenporta-aï
reeds opgewacht werd door moeder en dochter.
Dan wuifde de vader een vriendelijken groet maar
boven en ging aan rijm werk.
Hoogst zelden, sleohts een paar maal in het jaar,
bracht hij de weduwe een bezoek;. die houding
was alweer een bewijs. van rijn kiesehheid. Boven
dien werd hij geheel in beslag genomen door zijn
zaken. Het wroeten en werken, de drang t weten
rijner kinderjaren, waren >p lateren leeftijd ben
tweede natuur van den werkzamen man geworden.
De dankbaarheid aan den vriend, die haar .im
staat stelde de rust en de zielekalmte te herwinneri
waaraan rij het meest behoefte ..had, bracht Her-
mance over op zijn moederloos kind, dat bovendien
bij haar beter en liefderijker verzorgd werd dan
in rijn vaders huis, waar het huishouden bestierd
werd door een flinke, maar onverschillige huis-,
houdster, terwijl de vader rioh bij yoorkeur opsloot
in kantoor of werkkamer. Meer dan eten en slapen
deed de klein© Jaap dan ook niet in rijm vaders huis
Dit rustige, gelijkmatige leven duurde ongeveer
twee jaar. Op een goeden dag begonnen d© twee
kinderen te hoesten en te proesten. Jaap had de
besmetting medegebracht van de -.school, die hij
sinds eenige maanden bezocht, en ook jn dit riek
rijn, als in alles, volgde Betty hem na. Tegen den
eten zakte de kleine jongen ineen, ten! prooi aan
een hevigen koortsaanval, gezicht, rug en borstje
overdekt met roode vlekjes; de mazelen hadden
rich geopenbaard. Het was winter, buiten woedde
een sneeuwstorm. Mevrouw van Eysingen zond de
boodschap naar het bankiershuis„dat wanneer
meneer Bartels het goed vond, mevrouw van Eysin
gen den zieken Jacques liever bij rich hield. Het
was onvoorzichtig hem nu nog te dragen door
tochtige kille gangen en de kleine freule was tooh
ook al half riek.'' Onderwijl spreidde rij een
bedje naast dat van haar dochtertje. Toen meneer
Bartels kwam kijken, vond hij de kinderen te bed,
met gloeiende roode gezichtjes,, bij hun ledikantjes
de trouwe verpleegster. En hij kon mets anders
doen dan Mance danken voor hare verstandige
maatregelen. Doch een gevolg daarvan was, dat
Jaap nu weken lang dag en (placht bij haar bleef
en ten laatste niet beter wist of dit zou voortaan
zoo blijven. Hij verlangde nooit naar huis. Hij was
den eersten tijd hard ziek, en daar waren dagen dat
men zelfs vreesde voor zijn leven. Zijn vader braéht
in dien tijd van crisis ai zijn vrije uren door aan
het bed van rijn zoontje. Zijn maaltijden gebruikte
hij bij de weduwe. Toen Jaap beter werd, kwam
t|ij alleen nog maar des avonds en sloeg gepn dag
over. Het werd gewoonte....
Eindelijk, vier weken later, brak de avond aan,
telkens vertraagd, dat de kleine jongen, yeheel her
steld, voor het eerst weer zou slapen in rijn vadeis
huis. Zijn vader kwam hean om zeven uur lialen.
Mair toen de kleine_ vent begreep dat het ernst
werd met zijn verhuizing, en, op het laatste mo
ment, om hem te behoeden vbor verandering van
tempei ^uur, zorgvuldig werd gewikkeld in dé
rouwsj&ai van de weduwe, begon hij opeens oen er
Darmelijke keel op te zetten...."
jaren. Nog hoor ik Jaap^ brullend geschreeuw, hij
stampte van drift met ae voeten op den vloer, nog
zie ik rijn wijdopen grooten mond, daarin bewegen
de trillende roode tong....''
„Ja, ja, de jongen wild© niet uit het warme
nestje naar het koude, kille huis.... En nu het
malle van do zaak jij begon mee te schreeuwen
en te gillen, jullie huilden je overstuur. Er was
niets niet jullie aan te vangen. Daarenboven, pas
beter van een ernstige ziekte, durfden wij je nog
niet te hard aanpakken.... Ten einde raad wikkelde
ik Jaap maar weer uit den ouden zwarten doek,
hetgeen hem al dadelijk kalmeerde en jou gezang
een toontje lager stemde. Met een schouderophalen,
een zwijgende verontschuldiging aan het adres van
den vader, die met een somber wenkbrauwfronsefa
de voor hem wel wat pijnlijke scène stond aan
te riem suste ik Jaap: „Nu, nu, bedaar maar, wij
zullen je dan yan nacht inog maar hier houden
Ik bracht jullie beiden dadelijk naar bed.
Toen ik in de huiskamer terugkwam, was daar
nog altijd Jaap's vader, Onrustig op en neder
loopend, een rimpel tussohen de wenkbrauwen.
„Je jongen is nu bedaard,' zeide ik, half la
chend, toch verlegen met het geval, maar hoe krij
gen wij hem nu goed en wel weer thuis?'' c
Karei Bartels bleef voor me stilstaan, zag me
lang en ernstig aan: „Mance.... aLs je over je
verkrijgen kon, te worden van mijtn joggen, wat
hij toon al in je ziet, zijn moederTenminste
als je kan vergeten dat zijn vader zooveel minder
is....."
Ik liet hem niet uitspreken en nooit meer heeft
hij daarna op ons beider afkomst gezinspeeld. Die
was vergeten, het leven had ons één gemaakt. Ein
men moest rioh gevoelen als ik toén, nog geslagen",
vernederd door een hard verleden, nog s pachts
wakker schrikkend met een sohok en een angst
kreet, omdat in den droom flarden van dat verleden
herleefden, en nu voor me te zien staan dezen man;,
den vriend mijner jeugd, zoo fier ,en welbewust,
omdat hij er gekomen was door eigen kraoht en
energie,hem op het toppunt te weten van zijn
mannelijk streven, te weten ook dat deze maai,
algemeen geacht, begeerlijk voor elke vtouw, zijn
leven lang een stille vereering voor mij, rijn
jeugdideaal...., om niet met beiaé handen zijn uit-
festoken rechter te grijpen, mij daaraan vast te
lampen als aan een toegestoken reddingsplank ©if
met een snik, in innigen deemoed te fluisteren».....:
„Karei, als dit wrak nog iets kan doen om het
geluk van jou en je kind te bevorderenbeschik
dan over mij als over een eigendom, dat je al
lang toebehoort
Wordt vervolgd.