Brams Uitvinding»
VOOR DE KINDEREN.
Jack haalde een pakje te voorschijn en wierp bet
op tafel.
„Veroordeel mij niet te vroeg, Della", zei hij' met
een brok in zijn keel. „Ik ben vaA meening, dat
je nu met je korte kopje nog net zoo mooi en zoo
lief bent als vroeger met je lokkenscbat, maar
maak dat pakje open en je zult begrijpen, waarom
ik zoo geschrokken ben".
Witte vingers trokken bevend het touwtje stuk
en rolden het pakje open. Dan een spontan^kreet
van blijdschap en danach een vlugge echt-vrou-
welijke overgang tot hartstochtelijk weenen, waar
voor al de troostende machten van gemeubileerde
kamers en echtgenooten niet sterk genoeg zijn.
Gloeiende tranen.
Want daar lag De Kamde schildpad-kam met
een schitterend diamantje erin, waarop Della zoo
lang, oh zoo lang haar zinnen had gezet toen in de
raamkast Van een rijken winkel het kunstwerk
voor het eerst haar aandacht had gevangen. De
prachtige kam, de onvergelijkelijke mooie kam, die
zoo zeldzaam goed hij heur harenpracht paste. Het
was een duur ding dat wist zij, en haar hart had ge
beden en gesmeekt en verlangd om dit prachtige
stuk te mogen bezitten, ofschoon zij' nooit had dur
ven denken dat het werkelijk eens zoo zijn zou. En
nunu waren de gouden lokken verdwenen.
Maar zij. drukte het sieraad aan haar horst en
door haar tranen heen keek zij naar Jack en fluis
terde: „Mijn haar groeit zoo gauw.
En toen sprong Della op en viel weer neer! als
een gebrande nug en weende opnieuwt
Jack had zij i cadeau nog niet gezien. Zij hield
het hem voor, glinsterend op haar open hand. Het
glanzende metaal scheen Jack een oogenblik te ver
blinden, want weifelend bleef hij staar
„Is 't geen schat, Jack? Ik heb heel de stad afge-:
loopen om zulk een mooie passonde ketting te kriji-
gea....... Nu moetje honderd' keer daags op je klokje
kijken. Geef me je horloge, ik wil zien hoe het sa
men staat!"
In plaats van te gehoorzamen, liet Jack zich
naast haar neervallen op de canapé, liet zijn hoofd
in de hander zinken en zei:
„Della, ik geloof, dat wij onze Kerstgeschenken
r.og een jaartje moeten bewaren. Ze zijn te mooi om
dadelijk gebrinkt te worden. Ik heb mijn horloge
aan een vriend verkocht om die kam voor jou te
kunnen koopen.
De Wijzen waren zeer geleerde mannen, zooals u
weet, ongelooflijk geleerde en verstandige mannen,
c'ie rijke geschenken brachten aan hun Kindeke in
de kribbe.
Zij vonden de kunst van het Kerstgeschenken ge-
vèn uit.
Verstandig als zij waren gaven zij steeds verstan
dige geschenken, diemisschien wel konden worden
geruild als de ontvangers ze dubbel bezaten.
En hier heb ik eenvoudig voor u verhaald de sim
pele geschiedenis van twee groote kieperen in een
gemeubileerde kamer, die zeer onverstandiglijk de
grootste schatten van hun huis voor elkander op
offerden. Maar in een laatste woord aan de wijzen
■van die dagen moet het gezegd worden, dat van allen
die giften geven deze twee de wijste waren. Van al
len die giften geven en ontvangen zijn dezulke als
zij het allerwijste, omdat zij' geven uit louter liefde.
Zij zijn De Wijzen.
Wat ge zijfc dat zijt ge. Doot het zeggen der men.
schen wordt ge niet braver of slechter.
Wee den menschen, die innerlijk ineen krimpen,
als de heldere lach van een onschuldige hun oor
treft.
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
1
iT%
juv-"
365.
'k Wordt niet weer goed op je als m'n bal
niet terug krijg", heeft Mimi bij hui
lend wegloopen Hans toegevoegd en daar
zitten ze nu allebei in huis en allebei erg
verdrietig.
366.
Maar dan begin bet Hans te vervelen.
Hij loopt naar buiten, zoekt een grootèn
dorren tak, en gaat probeeren den bal
naar den kant te krijgen. Jongens, 't is
zoo'n voorzichtig werkje. Maar 't liiiJtl
367. Vol vreugde holt hij ermee naar Mi
mi's, hu-is. Ze zit voor 't raam en geeft
een gil van plezier als ze haar vriendje
ziet aankomen. Ze had er juist over zit
ten denken of ze maar weer niet naar
Hans toe zou gaan. 't Was zoo vervelend.
368. Maar nu is alles weer goed! Ze geven
elkaar een stevig pootje en beloven
nooit meer tezullen kibbelen, tenminste
niet boos weg te loopen. En hoera, nu
gaan we weer spelen!
30J. Er is een brief van Billy en Bobbie ge
komen. „Jongens", schrijven zij, „er was
ipeh zoo'n verschrikkelijke storm op zee.
liet schip stond dan-ëens op z'n kop en
dan weer 'ns op z'n staart".
370.
„En 'n golven nee: zoo hoog als.
torens. Iedereen was zeeziek, behalve wij!
Al het lekkere eten werd zoo maar van
tafel gestuurd en dan aten wij er van tot
onze buikjes rond stonden."
371. „De vloer golfde onder onze voeten.
En wij hadden een geweldig plezier. We
rolden om de beurten, holderdebolder,
dan Bill, dan Bob...,, 't Was er mal!"
372.
Weet je wat ik geloof jongens en
meisjes? Ik geloof, en Mimi gelooft 't ook,
dat, die Bill en die Bob aan 't opsnijden
zijn in hun brief. En dat ze hoopten ons
er eens lekkertjes tusschen te nemen!
Z
wai
jaj>
do
VOOR DE KINDEREN.
Beste vriendjes en vriendinnetjes, een jaar is bijna
alweer voorbijgegaan, een héél erg lang jaar -van
365 dagen, 12 maanden.
365 keer is de zon op en onder gegaan, 365 keer
zijn we gaan slapen en weer wakker geworden, 365
keer hebben we.
Zoo zouden we een heel lange lijst kunnen maken
van al onze dagelijksche gewoonten en dagelijksche
werkjes, van die kleine en grootere plichten, die
iedereen moet doen, óf voor zichzelf, óf voor ande
ren; je vader, of je moeder, of de meester op school.
Veel kinderen mopperen wel eens en ze zijn dan
ontevreden, omdat de dagelijksche plicht ze niet met'
rust laat. En dan trekken ze een nijdig gezicht en
zeggen:
„Hè alweer dat
„O, wat vervelend, nou moet ik
„En ik was nèt van plan, om te gaan
„Hè nee. moeder, laat Jan 't maar doen."
„O, deelen met breuken i$ net zoo eng."
Och, wat hebben die kipderen een last met zich
zelf! Zulke kinderen zijn te beklagen!
Te beklagen? Waarom?
Omdat ze'zich niet tevreden voelen bij 't verrich
ten van werkjes, die nou- eenmaal1 iedereen moet
doen! Wie zijn plicht blij en vroolijk doet, is geluk
kig. Wie ontevreden is bij zijn werk, is heel onge
lukkig.
Ik heb eens iemand gekend, die zei: „Ellken mor
gen doe je je das om, en eiken avond doe Je hem
weer af! Waar dient 't eigenlijk voor? Omdoen, af
doen, omdoen, afdoen, allemaal verspilde moeite!"
„Goed", zei ik, „doe dan eens een poos geen das
oml"
Bn hij deed het. Een week liep1 bij op de straat
zonder das. En-iedereen lachte hem uit! E!n mijn
goeie yriend werd heel boos zóó boos, dat hij maar
weer ga'uw aan ''t strikken van zijn das begon.
Maartoen begon 'hij zoo 'langzamerhand plezier
in zijn dassen te krijgen. ïfiji was blij1, als ze goed
zaten en als de kleur van de das bij zijn pak kwam'1
Als hij een nieuwe das kocht,keek hij 'goed en zorgu
vuldig naar de teekenlng en..,, hij' kreeg een groot
genoegèn in 't werk, dat hij vroeger zoo verfoeide!
De kleur van zijn das!
Dat is het! De kleur! AI onze kleine plichten ge
ven de kleur aan ons leven. En wie nu- al zijn plich
ten blijmoedig vervult, ziet op een dag zóóveel kleu^
rpn. dat hij niet weet, wat hij er mee moet beginnen.
En dan zeggen we in 't vervolg ook nooit meer:
•„Hè. dat opstaan in den win'er is zoo koud!"
Maar: ...Fijn gauw opstaan! Beneden bij de kachel
is 't heerlük warm."
Nu hoop ik maar, dat 't jaar 1925, dat zoo onge
merkt voorbij gegaan is, jullie een heeleboel prettigs
heeft gebracht. Een mensch onthoudt alleen de pret
tige dingen in zijn leven, de droevige vergeet hij
'liefst maar gauw, of denkt er niet aan!
Etn nu hoop ik ook, dat 't jaar 1926, dat gauw gaat
beginnen, voor jullie heel gelukkig zal zijn!
Voor jullie, èn voor onze Jeugdrubriek. Zal ik al
mijn lezertjes behouden? Want ik heb er een heele-
boel,- hoor! Dat heb ik een paar weken geleden ge
merkt hij onzen Sint Nicolaaswedstrijdl
Zeg, prijswinnaars, hebben jullie je boeken al ont
vangen? Ja. schrijf me dan eens even. Doen, hoorl
Vandaag geef ik jullie geen raadsels op, en Ik ge
loof, dat jullie daar wel mee accoord gaan! Nu maar
flink plezier maken in de a.s. vacantie, hoor en met
je hu-isgenooten wensch ik jullie alleen een GELUK-
KTG KERSTFEEST en een GOED BEGIN 1926.
L. ROGGEVEEN, MAJRETARSTRAAT 54, DEN
HAAG.
Jacob schrijft:
EEN ONGELUK!
Een auto snorde door de straat.
,.Jan, Jan, komt je buiten?" riep Klaas.
Eb daar kwam een flinke stevige jongen uit een
huis.
„Ga je mee naar den vijver? Eb ligt ijs!"
„Ja, dat is goed. Maar ga je dan niet eerst Pieten
Toon halen?"
,.Hè neen, laat dat maar."
Z egingen den hoek om. Daar kwam de auto aan.
„Laten we oversteken."
„Nee jö, doe dat niet, anders krijg je nog een on
geluk!"
„Ja, ik ga, ik doe het toch!"
Eb jazoowaap! O Jan, Jan. je wordt overre
den! En vóór Jan het wist, lag hij al onder den
auto.. De auto reed dwars over hem heen. Klaas liep
gauw naar Jan's moeder.
„Jujuffffrouw.... w", zei
Klaas, „Jan is overreden".
Jan's moeder schrok geweldig. Ze ging er dadelijk
heen.
Daar zag ze de ziekenauto ook al staan.
Na eenie-e weken herstelde Jan*.
Zijn moeder had veel verdriet van hét ongeluk ge
had.
Steeds, als er een auto 'langs kwam, zuchtte ze
diep en dacht a!an het ongeluk.
- I
•Juffrouw: Jantje, noem eens een pelsdier!
.Taritie: FJen beer. juffrouw.
Juffrouw: Goed! jij ook Piétjel
ptefifl. Ppti hpver iufronw! -
Juffrouw- Eu "nou Eduard!
Eduard: Een chauffeur juffrouw!
Een ongeloofelijke historie door
L. Roggeveen.
Vervolg.
„En nou hebben ze meeen paar dassen met witte
etreepen meegeven", zei Grietje.
„Witte streepen? Witte streepen?" zei de Notaris.
„Als ik zeg, Grietje, witte balletjes^ dan bedoel ik
ook witte balletjes,'en geen streepen, of kringetjes, of
tierelantijntjes, of wat dan ook! En van de mode
trek ik me niets aan. Grietje, neem die dingen weg,
ik wil ze niet hebben. Kijk straks maar eens, of er
nog niet ergens een ouwe das van me ligt. Die kan
je dan wel -eventjes opstoomen of strijken."
„Ja mijnheer", zei Grietje en ze tippelde weg.
Rrrrrrrr..... rrrr.. de telefoonl
De Notaris hield de hatft bij zijn oor.
„Hallo, met Notaris Vingerling", zei 'hij, „jawel, met
den Notaris zelf, O, is U daar, Commissaris. Wat
zegt U? Aha, een telegram uit Berlijn! Ja ja, jaze
ker! Nee, integendeel, Tk dank U wel. ik vindt 't
prachtig.' Ja, vanmiddag» om 3 uur 12. Dag Commis
saris."
„Wat is t?" vroeg mevrouw.
„De Berlijnsche politie heeft getelegrafeerd, of 't
waar kan zijn, dat de bekende Abraham Vingerling
op weg is naar Holland. Hij heeft geen pas, zie je!
Nou, en ze zullen hem nu ongemoeid verder laten
reizen, omdat hij 't is, zie je! Omdat hij onzichtbaar
is geweest!"
„En zei de Commissaris verder nog iets?" vroeg
mevrouw. „Of hij' gezond was of zoo iets?"
„Nee", antwoordde de Notaris, „t Was' een zuiver
ambtelijke aangelegenheid. Maar hij zal wel niet ziek
zijn, anders zou hij' nooit zulke brieven hebben ge
schreven, en anders zou die Directeur van 't circus
hem heusoh niet op reis hebben laten gaan."
Grietje kwam binnen.
„Mijnheer, daar zijn een paar mannen met pal
men", zei ze.
„Palmen?" vroeg de Nota,ris verwonderd.
„O"', zei mevrouw nu, „die heb, ik besteld. Tic vond
't aardig, om bier de kamer een beetje te versieren,
als de jongen teTug kwam. 't Staat wel feestelijk,
vindt je niet?"
En zoowaar, ze kreeg eventjes tranen in haar
oq-gen.
„Goed. goed", zei de Notaris. „Ja, dat zal wel aar
dig staan, zoo -bij z'n stoel, hè?"
„Laten de mannen ze dan maar binnen brengen,
Griet.jé", zei mevrouw blij. 1
„Goed mevroiiw. En er is ook nog iemand voor u,
mijnheer", vervolgde Grietje.
Vie?" vroee'de Notaris.
„Diezelfde mijnheer, die bij den jongeheer kwam
voor de krant", zei Grietje.
„O nee", zei de Notaris, „spaar me dan asjeblief
Geen krantemannen in,mijn huis vandaag. Ik kaï
hem bovendien zoo ook niet ontvangen, ik. sta hief
nog in mijn overhemd en ik heb mijn boord nog nie'
om, en..... enzeg maar, Grietje, dat ik nir
t.huis bén, zeg 'maar, dat ik naar lijn 3 ben, of naa'
Amsterdam, ofbedenk maar wat. Zeg maar a
les wat je wilt, maar zeg niet, dat. ik thuis ben."
„Goed, mijnheer",- en 'Grietje ging de kamer ui'
maar daaT kwam de man van de „Express" al drui
brutaal en opgewonden po kamer binnenstappen.
„Heb ik het genoegen Notaris Vingerling en me
vrouw te spreken, de ouders van den beroemden uil
vinder van de onzichtbaarheid."
„Pardon, mijnheerbegon de Notaris.
Maar 't mannetje schudde afwerend met zijn kort«
armpjes, en zei kalmeerend:
„Nee, nee, geen pardon, mijnheer Vingerring,
behoeft zich voor mij niet te excuseeren. Wij kran-
tenmenschen .komen bij iedereen in alle mogelijke
omstandigheden. Wij nemen niet zoo nauw, ha.
haha! t Is oxerigens een aardige mop voor mijn in
terview: 'de vader van den beroemden uitvinder ia
zijn overhemd, jas, boord' en das onzichtbaar door de
nawerking van de onzichtbare stof, hahaha! Een
buitengewoon goeie mop, bahaha, mijnheer Vin
gerring!"
„Nee, mijnheer", zei de Notaris weer, „geen Vinger
ring. maar Vingerling!
„Heée" zei vt mannetje, „dat is merkwaardig! Dal
is eigenaardig! Precies hetzelfde zei uw zoon me,
toen ik een poos geleden hier was. om hem te inter.
viewen: Dat moet ik onthouden. Vader en zoon, die
allebei dezelfde opmerking maken! Hun eerste ant
woord, dezelfde opmerking! Heel eigenaardig. Zoo
ziet men alweer: de appel valt niet ver van den
stam. hahahal Uw zoon is een genie, mijnheer Vin
gerring
- „Vingerling!" riep de Notaris.
„Vingerling", zei 't mannetje. „Uw zoon is een ge-
nie! En hij komt vanmiddag weer terug na zijn
avontuurlijke reis? EA hij komt terug als circus-
artist?"
„Nee", riep de Notaris, „hij komt doodgewoon te-
rug. als een doodgewone jongen, en hij heeft, heele.
maal niets circusachtigs aan zich, en 'ook niets af'
tisterigs."
TJverig stond het mannetje te schrijven, af en tot
om zich heen kijkend.
kijl
mlc
klo'
Als
zij,
ree
mie
dri<
wet
uui
de
tijd
zijn
„Mooie nalmen", zei hij goedkeurend, „Zeker voor tigo
den uitvinder." m
..Neenzei de Notaris kwaad, „voor onze brulofti
We zün 25 jaar getrouwd." .L
..Heel toevallie", mompelde 't mannetje schrijvend!
.Ouders uitvinder juist zilveren bruiloft. Daar
dp stad van opkijken!"
1 Wordt vervolgd.
ber<
onzi
slaa
gort
len
op
wer
iVolg
M
)crèr
ïscht
*tof!
niei
elk
dn?
altij
dién
H
S<