VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT i
Een dure Hotelgast
DAMRUBRIEK.
iimnnmiHHiinnmiiRimiiiimifflimHitttiiiiiiiiiiitmt
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 16 Januari 1926. No. 7777.
PANTOMIME
i
Éi
§P|
Hl
H
81
H
IÉ
if
iü
Hf
m
Él
§H
m
fgg
Hf
H
DE STRIJD IN CHINA.
In t bizonder verre Oosten,
In het geel Chinee zenrijk,
Geeft men weer eens onbaatzuchtig
Van den ouden vechtlust blijk.
Iedereen volgt zeer nieuwsgierig
De berichten in de krant,
Die zijn duidelijk welsprekend
Voor het Europeesch verstand!
Al de Tsjang-Tso-linsche troepen
Gaan terug naar Soetsjaufoe,
Want te Hantsjau staan de strijders
Van den grooten Yoe-wei-tsjoel
Topan is die vriend van Honan,
Bondgenoot van Woe-Pei-foe,
Ziet de Honan-troepen trekken
Regelrecht naar Tsinan toel!
Een der Tsjang-Tso-linsche strijders
Was als generaal niet bang,
Maar z'n eigen lijfwacht greep 'em,
Arme, arme Tsjang-tsoeng-Tsjang!
De Kwo-Min-tsjoen kwam te Peking
Weer in allerijl bijeen,
Toean-tsji-joei is gevangen
Door Feng-joe-tsjang, wat gemeenll
Toentsjoe-anfang vecht weer dapper,
Maar dat mag de man niet doen,
Want zijn meester Toean-tsjLjoei,
Geeft 'em schrift'lijk van katoen!
Langs den TientsinJPoekou spoorweg
Loert men sterk op Woe-Pei-foe
•En Feng-Yoe-Hsiang kreeg de klappen,
Bij Jins, Koetsjen en Szoetsjoell
Woo-Koang-Hain was verstandig,
Kwo-SingjHng doet wreed en eng
En we krijgen weer een treffen
Tusschen Tsjang en tusschen Feng!
Bij Peitsjipoe is 't niet zuiver,
Moekden raakt al in 'het nauw,
Alles schijnt te laat te komen,
Zelfs de hulp uit Sjau-HaLKwaull
Zoo weet ieder in Europa,
Hoe precies de zaken staan
En men kan behoorlijk gissen,
Hoe het verder nog zal gaan!
Ik voor mij geloof tenminste,
Dit is *t eind, bedekt met roem,
Een frappante overwinning
Van den generaal Tsieng-Boemül
STADSGEZICHTEN.
De kranten-leeszaal. Waar werkloozen de advertenties lezen; oud moedertje het feuilleton
zoekt, dat zij gisteravond overgeslagen heeft; arderen de beu-rs bestudeeren en derden al
leen maar komen om warm te worden.
Januari 1928.
Alle rechten voorbehoudenl
KROES.
In Mentona gebeurde het. Blazend en hijgend hiel
den de paarden van de hotelomnibus voor het
Alexandra-hotel stil. Vlug snelde de portier in zijn
rijk met galons versierde uniform naar het rijtuig en
opende, buigend als een knipmes, het portier. Een
elegant gekleed heer met voornaam uiterlijk steeg uit
wierp den portier een fooi toe en ging haastig het
hotel binnen, waar de eerste kellner hem eerbiedig
ontving.
Mijn kamer, die ik telegrafisch van Nizza uit
besteld heb, zei de reiziger kort bevelend.
Mag ik zoo vrij zijn uw naam te vragen, vroeg
de kelnler op eerbiedigen toon.
Morgan, Evelyn Morgan uit New York, luidde
het nog kortere antwoord.
Eén oogenblik keek de Ganymedes in rok het
voorname heerschap nieuwsgierig aan, liep daarna
snel als een weerlicht den haastigen gast vooruit en
bracht hem naar een der elegantste vertrekken van
het luxueuse hotel. De Amerikaan volgde hem op
do hielen en liet zich, op de kamer gekomen, op een
prachtige gobelin-sofa neervallen. De kellner bleef
eerbiedig aan de deur staan om verdere bevelen van
den nobelen gast. in ontvangst te nemen.
Een cocktail, gebood hij op boogen toon.
De kellner verdween en haastte zich den ge-
vraagden drank te brengen.
Mijn koffer, beval Morgan op dezelfde korte
bondige wijze. De kellner drukte op een electrischen
knop. Onmiddelijk daarop verscheen de hotelknecht
die het bevel kreeg den grooten koffer van den he
kenden multi-millionair te halen. Toen de koffer bo
ven was, gaf Morgan beiden bedienden een flinke
fooi en gaf door een handbeweging te kennen, dat
hij hun verdere diensten voorloopig kon missen. Mor
gan was thans alleen. Hij strekte zich behaaglijk op
de sofa uit, stak een sigaar aan en slurpte genotvol
aan zijn glas cocktail. Daarna maakte hij aaistalten
zich ter ruste te begeven. Hij kleedde zich uit, vouw
de rok, vest en broek zorgvuldig op en legde alles
netjes op een stoel. Daarna ging hij te bed en trok
de dekens tot aan zijn kin over zijn lichaam. Mor
gan had echter vergeten het electrisch licht uit te
draaien. Daar hij tegen de moeite uit bed te komen,
opzag, drukte hij eenvoudig op den kiiop van de elec-
trische bel. Spoedig hoorde hij zachtjes op de deur
kloppeq.
Come in, riep Morgan. Draai het licht uit»
Een korte, droge knap en het was donker in de ka!,
mer. De kellner wenschte den voornamen gast „wel
te rusten" en trok zich geruischloos terug.
Na een kwartiertje stond Morgan op, behoedzaam,
zachtjes. Heel voorzichtig trok hij da rolgordijnen^ op,
zoodat het maanlicht helder door het venster bin
nenviel en had geen ander licht noodig voor bet zon
derling werk waarmee hij thans begon. Hij opende
zijn koffer, ging er op de knieën bij zitten en bleef
er gedurende eenige minuten in bezig. Toen nam hij
broek, jas, en vest en schoof ze in een geheim vak
in den bodem van den koff er. Vervolgens sloot hij den
bodem weer nauwkeurg dicht, zoodat niemand kon
zien, dat er een geheim vak aanwezig was. Ten slotte
ging hij weer naar bed en sliep tot den volgenden
morgen door.
Hen was ongeveer negen'uur 's morgens, toen een
geweldig langgerekt z.enuwachtig belgerinkel het ge-
heele hotelpersoneel alarmeerde. De kelner was de
eerste, die bij de deur van de kamer van Morgan,
waar gebeld werd, aankwam. Morgan lag, met van
toorn rood gezicht in zijn bed en sloeg woedend met
de handen in de lucht.
De kellner keek verbaasd-angstig in het vertrek,
waar alles in de grootste wanorde door elkaar lag.
Tot uw dienst, mijnbeer, zei hij.
De commissaris van politie, riep Morgan toor
nig.
De stem van den kellner beefde, toen hij beteu
terd vroeg:
'Wat wenscht mijnheer?
De commissaris van politie, onmiddellijk, riep
Morgan, met dreigende, onheilspellende stem.
Goed, mijnheer.
De kellner rende de trappen af naar het. kantoor
van den hoteldirecteur, dien hij met het gebeurde in
kennis stelde. Op hetzelfde oogenblik klonk weer het
electrische belletje nijdig door het huis. Aanstonds
ging de directeur zelf naar den voornamen gast.
Is u de commissaris van politie? vroeg Morgan
zenuwachtig aan den directeur van het hotel.
Neen, mijnheer ik ben de directeur van het ho
tel en kom....
Ik verlang den commissaris van politie te spre
ken, snauwde Morgan hem opgewonden toe en niet
den directeur van het hotel. Ik ben hier in een die-
venhol aangeland, naar het schijnt en ik moet den
politie-commissaris hebben.
Maar wat bedoelt u, mijnbeer? U is krankzin
nig, mijnbeer, beet de directeur hem bleek van toorn
toe. Doch Morgan nam hem de woorden uit zijn
mond.
j Niet kranzinnig ben ik, maar bestolen. Uw hotel
is een roovershol! Men heeft mij op een schandalige
wijze bestolen. Mijn kleeren, met horloge, portemon-
anie en portefeuille, alles heeft men meegenomen. Ik
moet den commissaris van politie hebben.
U beweert, dat u bestolen is! Meent u dat wer
kelijk? Maar dat is louter onzien. Er is in ons hotel
nog nooit gestolen zoolang het bestaat. Het is niet
mogelijk, dat men hiór steelt. Daarenboven, mijn
heer, zijn wij enkel verantwoordelijk voor de voor-
werpen, die aan de cassa in bewaring worden ge
geven.
Zoo, zoo, zei Morgan hoonend, moet ik misschien
I ook mijn kleeren aan uw cassa in bewaring geven.
Men had mij uw hotel als uiterst betrouwbaar aan-
Devolen, doch ik zie wel, dat men mij bedrogen heeft.
Ik vraag nogmaals om den commissaris van politie.
Ock om een ander costuum, anders kan ik me niet
v:ns kleeden.
Maar het is toch niet mogelijk, dat men uw
kleeren gestolen heeft, protesteerde de directeur. U
zult u vergissen.
Maar mijnheer, wilt ge misschien bgweren, dat
ik hier zonder kleeren aangekomen ben?
Hierop kon de directeur natuurlijk niets zeggen
en hij zei na een poosje:
Misschien hebt u ze ergens achter geworpen;
ve zullen ze zoeken!
Pardon, mijnheer, ik ben niet gewoon, mijn
lleeren slordig te behandelen. Tk heb broek met por-
timonnaie, vest met horloge en ketting en jas met
p ortefeuille heel netjes op dezen stoel gelegd.
Deze kellner zal het moeten toegeven, want hij
heeft gisteravond zelf het electrisch licht uitgedraaid.
Ik wil den commissaris van politie spreken.
De directeur was echter niet van zijn gedachte af te
biengen en hield vol, dat men naar de verdwenen
kleeren moest zoeken.
Hij riep geheel het hotelpersoneel bij elkaar om te
helpen zoeken. De oberkellner, zoowel als de piccolo,
de kamermeisjes, de buisknecht en de portier, allen
doorzochten de kamer van Morgan van boven tot
onder.
Elk meubelstuk werd geopend en omgezet, de
zit.ing van de sofa werd onderzocht, de schilderijen
werden omgedraaid, het tapijt werd opgeslagen. On-
dertusschen keek Morgan in zittende houding in zijn
bed met verachting naar al deze drukdoende meni-
schen. Dat alles was vergeefsch, de kleeren van den
grooten Amerikaan waren spoorloos verdwenen. De
directeur wrong zich de handen, terwijl bet personeel
met- hoogroode gezichten rond hem stond.
Ik wil hebben, dat de commissaris van politie
komt, zei Morgan voor de zooveelste maal. Ik had de
deur open gelaten, omdat mij dit hotel als zeer be
trouwbaar was aangewezen. Maar men heeft mij daar
mee bedrogen. Voor de Matste maal vraag ik, dat
men den commissaris van politie zal laten komen.
Wanneer men hem niet onmiddellijk laat komen,,
hul ik mij in een deken en ga hem zelf halen. Een
vrij Amerikaansch huiler laat zich niet ongestraft
bestelen.
De directeur dacht eens na. Het was een zonder
linge geschiedenis. Alhoewel hij ervan overtuigd
was dat er geen diefstal in zijn hotel was gepleegd
kon hij toch niet ontkennen, dat de kleeren van Mor
gan spoorloos verdwenen waren. De Amerikaan was
echter een warmbloedige onberedeneerde kerel die
tot alles in staat scheen. Een gerechtelijke aanklacht
een huiszoeking door de politie zou een groot schan
daal worden en zou den goeden naam van zijn hotel
groote afbreuk doen. De Amerikaan was in staat
het hotel ernstige schade te berokkenen. Misschien
was het maar het best, door den zuren appel heen
te bijten.
Hoeveel zat er In uw portefeuille, mijnheer?
In mijn portemonnaie zat ongeveer vierhonderd
francs, in mijn portefeuille tweeduizend 'tweehonderd.
Daarbij komt nog mijn gouden horloge, met gou
den ketting, mijn splinternieuw pak, dat speciaal
voor mij in een der grootste magazijnen van Parijs
werd gemaakt. Daar wil ik de politie over spreken,
OPLOSSING PROBLEEM No. 25.
Wit: 27-21, 33—28, 37-31, 43-39, 38X40, 50—44,
49—43, 45X5.
OPLOSSING PROBLEEM No. 26.
Wit: 39-33, 42-37, 32-28, 43-39, 36-31, 35-30,
47X29, 2924, 15X2.
I
OPLOSSING PROBLEEM! No. 27.
Wit: 30-24, 27—22, 35-30, 25-20, 40-35, 35X44,
44-39, 40X7, 21X6.
OPLOSSING PROBLEEM No. 28.
Wit: 21—17, 38X18, 17X10.
PROBLEEM NOL 31
Auteur A. Renooij, Hoogwoud.
ZWART.
8!
W
Hf
w,
m
Ui
m
Wïl
t.»;
W
9
m
vt
m
ÉH
'rtS
m
WIT.
Stand Zwart, 9 schijven, op: 11 12 14 17 21 23
28 29 33 en dam op 45. -
Stand Wit, 10 schijven, op: 24 30 32 35 36 37 39
43 44 48.
De oogenschijnlijk onnatuurlijken stand van Wit is
op de volgende manier te verklaren.
Men plaatst 2 schijven er bij 1 Zwart op 3 en 1
Witte op 13 en de witte schijf op 24 zet men op 15.
Wit aan zet speelt 13—9. Zwart 14—20, Wit 15X24,
Zwart 3X14 en de probleemstand is er.
I
PROBLEEM No. 32.
Auteur D. Olie Az., N. Niedorp.
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 14 schijven, op: 7 tot 11 13 14 15 18
19 21 22 27 28.
Stand Wit, 13 schijven, op: 24 25 30 33 34 36 tot
39 43 44 47 50.
PARTIJSTAND.
Zwart: 6 13 16 19 21 26 44.
Wit: 10 28 22 32 33 37 38..
Zwart aan zet speelde 4449, waarop Wit de vol
gende aardige winst liet volgen.
Wit 10-4, Zwart 49X18, Wit 28—23, Zwart 18X31,
Wit 4X36, met gewonnen eindspel.
I
DAMNIEUWS.
Zondag 24 Januari speelt de Damclub D.O.S. een
match tegen de Damclub van Twisk. De eerste ont
moeting beeft plaats te Winkel.
daar heb ik nog het meest spijt van.
De directeur wierp hem een blik van machtelooze
woede toe.
Neen, neen, mijnheer, zei hij, laat de politie
buiten spel. U weet even goed als ik welke moeilijk
beden daaruit voortvloeien. Ook zal de naam van
het hotel er onder lijden. Ik bied u volledige schade
vergoeding aan vooa de verloren gegane voorwerpen,
onder voorwaarde, dat u over deze onaangename ge
beurtenis een volstrekt stilzwijgen bewaart.
Goed, dat neem ik aan, en daar ik toch aan
stonds verder reis, zal er geen haan naar kraaien,
antwoordde Morgan koel, terwijl hij zijn staalharde
blikken doordringend op den directeur richtte.
Aanstonds werd er een bediende naar den elegant-
sten kleermaker van de stad gestuurd, die weldra
met een geheel stel zeer dure kleeren terugkwam.
Ds directeur liet Morgan de waarde van zijn ver-