i E Even Lachen. VOOR DE KINDEREN. Het Dagboek van Hansje Teddybeer c« Mimi Poesekat IE De betooverde Majesteit i ,M i/ind«n is mh d»Jrtsntw«teplJ, dis da*»- 6r poo dosijn. slakken naar hét vasteland xiitvoerd, f. Uk,gtj.-.s U Parijs, Brussel, Woencn, Borüju tiidtro eieden gegoten worden. de Vereenigde Staten is gedurende 1924 voor 6 11111 rn^llioen dollars sigaretten opgerookt en ve - i tironje Rondere intelligentie is niet afhankelijk van het de 2at icht der menschel ijke hersenmassa of van den in kwa fang van het hoofd, wal 0 of EnSlaild brengt wekelijks ongeveer ond zi( r 5*0 millioen gulden aan nieuwe bankbiljetten Martoj nr-lof f-. °P zul de tsaj e Herlijn hebben in slechts 120 van de 30.000 nuilbe rHazernea alle huurders op tijd hun huur be- Uit ond«woökingo!t van Qr. Eügéna Briau wegen de kleercn van een ^0-ja?ig meisje in1 totaal 2K Kg., terwijl oen even oude jonge man 7 Kg. aan kleeren torst. Dr. Briau'.heeft de proof genomen bij een paar Parijsche studenten: broer en- rus. M. •S LEVENS MODERNE LOOP. Iemand ging in een vliegmachine naar Parijs, kwam in een looden kist terug en werd in een urn thuis bezorgd. NIET ZOO BEDOELD. Slager: „En juffie wat hebt u op uw hart?" Koopster: „Vier pond kalfsborst!" ttöKD ffigznm Onderwijzer: „Jongens, jelui hebt. den bloedsom loop' nog niet goed; begrepen. Waaneer ik op mijn hoofd sta, loopt het bloed me dadelijk naar het hoofd. Waarom schiet het me niet naar de beenen, als ik op m!n voeten loop?" Leerling: „Omdat je voeten niet zoo leeg zijn als je hoofd, meester." DAN WAS (HET TE BEGRIJPEN. „Wat lbop jij den laatst,en tijd vlug?" „Ja, dat komt omdat ik "n paar zolen heb laten maken vandrijfriemen". HET MODERNE KLEIN DUIMPJE. Motorrijder: „Ha nu zijn we op den goeden weg, ■want daar ligt nog da man, dien wij vanmorgen hebben overreden." EEN KLSnm SALOMO. Een modemagazijn gaf ballong aan de kinderen cadeau. Ben kleins jongen vroeg of bijl er twee mocht hebben. „Het spijt mij", zei de bediende, „maar wij mogen aan e!}c kind slechts één ballon geven, Heb je geen broertje thuis?" De kleine jongen was eerlijk, maar hij had toch graag twee hallons. „Neen", antwoordde hij spijtig, maar toen voegde bij er snel aan toe, „maar mijn zusje heeft wel een broertje, en die zou er graag een voor hem hebben." ALS HET NU MAAR HIELP. „Wat knip je daar uit de krant, man?" „Een proceszaak van een man, die scheiding vraagt omdat z'n vrouw altijd z'n zakken nazoekt." „Eln wat'wil je daarmee doen?" „O, alleen ln m'n zak steken." en en lang uw 'an wen. it hc de vl zoui „Piepa", zegt moeder EPoezekat, „ga jij: 'ns gauw een lang brood voor me halen in de bakkerij van Schaap". Piepa snuift al vroolijk ab ze 'i 'woord „bnood" boort en gaat op weg. 462. Juffrouw Schaap wikkelt het netjes voor haar in een papier en Piepa 'koelt dat. triomfantelijk onder haar arm, se weet iets 463. En nauwelijks heeft ze de deur van den bakkerswinkel toegeslagen of Piepa begint het kruim' uit het brood te pluk ken en dat verdwijnt allemaal maar dcoT haar keelgat. 464. Thuisgekomen legt ze het brood voor m-.rffr Poezckat, die dadelijk begint te snijden. Maarwat is dat? Dtat brood is enkel gat! Piepa kijkt schuin, begrijpend dat er voor- haar wel leta opzitten zal. En dat is ook zool in pas woeó ghedf lievi zoova le hot uitmi har <fa ïgt hi ar ee ng, to mat vrouw t heeft ónder, n, pla ns to 't Heeft gesneeuw on- ik heb m'n al eed- je voor den dag gehaald om met Mimi 'ns fijn te spelen. Want die Piepa plaagt haar zoo, dat r.e best 'ns 'n vjraetje ver dient.- 466. We hebben pas eon paar honderd me ter gegleden of daar komt mevrouw Pie pa op haar lange beenen aan, gooit Mi mi zonder vorm van proces van m'n sleo en wil er zelf op gaan zitten. 467. „ja maar, dat zal toch niet gaan, "jon- gejuffer", zeg ik en boks het boosaardi ge mormel in drift midden op haar neus zóó, dat ze meteen weer van 't 'sleedje valt. 468. En «1 zet ze me nu eon keel op van wat ben je me, 't-Wt me ijskoud hoor, en Mimi ook. Wie op m'n sieedje wil kan het eerst behoorlijk vragen! of JAN KLAASSEN ALS DOKTER. Een poppenkastsprookje door L. Roggeveen. ng P i zéé m wi udinj er &eeu Poosie koekoek weer. TWEEDE BEDRIJF. In hot bosch. Klaarlichte dag. Er zingt een vogel- e. Bloemen groeien overal, 't Is wat je noemt, fijn 'eer! Er roep een koekoek in de verte, driemaal, ian is 't weer stil. Een vink slaat, dan roept na e hé ïette Een stokoud vrouwtje komt op mat een zware ^ikkenbo9 op haar rug, een stokje heeft ze in haar g^ihand. De vtakkenbos is haar te zwaar, ze gaat leu- aen tegen den rand van de poppenkast. Vrouwtje: Al twee uur lang loop ik door het groote bosch, om dorre takkon te- zoeken. Wént, al stook ik de kachel niet meer, ik moot tochv uur hebben in mijn fornuisje, om mijn eten te koken, niet waar kindertjes? Véél dorre takken heb ik niet gevonden, één bos ïb ik er maar van kunnen maken. Maar die eene bos is, al te zwaar voor me, zie jel Ik ben juist tachtig jaar geworden vandaag. Ja, net- vandaag! Is dat niet heel toevallig?Wlat zeg jij? Feliciteer je me? Dank je wel hoor, lieve meid. Kijk, en nou ben ik heel erg moe geworden, dat begrijpen jul lie wel hè? Maarik moet jullie nog meer vertellen, een groot geheim, een heel groot geheim. Maar dat wil ik jullie vertellen ojï> één voorwaarde: Jullie mogen nooit aan niemand verklappen, wat ik ga zeggen, versta je? Nooit, noodt, nooit! Luisteren jullie allemaal heel goed: Ik ben geen oude vrouw, maarik ben een tcoverfee! Ja, daar staan jullie allemaal van te kijken, hé? Zie je, een heelen tijd geleden, t oen ik nog bij mijn vader en mijn moeder woonde, ben ik eens erg ondeugend geweest. Zal ik vertel len, wat ik gedaan heb? tls heel leelijk hoor, en ik heb er spijt genoeg van gehad.Ik 'heb eens een oud vrouwtje uitgelachen.... Ja, dat was heel lee lijk. Mijn moeder zag wat ik deed, en ze werd heel hoos. Mijn moedeT was óók een tooverfee, en ze betooverde me voor straf! Ze betooverde me!! Ze betooverde me zóó dat ik mijn .naam vergeten was enik had zoo'n) mooien naam! En ook moest ik voor igtraf altijd, niét als 't oude vrouwtje dato ik' uitgelachen had, takken oprapen.... Al lange, lange jaren, al bijna zeventig jaren loop ik zoo 'ondEn ik moet net zoo lang blijven rond- >nken niet' wat eten. val ,ex per] i die :n 5 mi- dus loopen, tot ik mijn naam weer weetl Als ik mijn naam weer gevonden heb, word ik weer jong en mooi, net als vroeger. En dan hoef ik ook geen takken ineer te dragen. O, als ik mijn naam toch maar wist! Alle dagen loop ik erover te. denken, en ik kan hem maar niet vinden. Aan alle kindertjes, die ik op mijn sprokkeltochten tegerkom. vraag ik, hoe ze heeten, maar nog nooit hebben ze mijn naaib genoemd! -Zie je, als Ik mijn naam-weer weet, dandan.... (De koekoek roept weer.) Hooren jullie die 'koekoek? Ja? Die roept altijd zijn eigen naam, en misschien weet hij niét eens, dat hij zelf zoo heet! Kijk, daar vliegt hijdag koekoek t Koekoek: Koekoek! Koekoek! Koekoek! Vrouwtje: Ik ga wat liggen, rusten, ik ben zoo moe, zóó moe! Daar zie ik een mooi plekje. Daar kan ik wel een middagdutje gaan doen. Dag kinder tjes, misschien) droom ik wel van mijn naam (Na een poosje slaapt ze.) De koekoek roept weer. Een oogenblikje later komt Jan Klaassen op. Hij zingt: Jan Klaassen: Als iemand verre reizen doet, Dan kan hij wat verhalen. Daarom nam ik mijn stok en hoed En ging terstond aan 't dwalen (Hij geeuwt) Ja.... aan 't dwalenDaar dwaal ik nou al den heelen nacht aan een stuk door, om voor mijn Katrijntje de duizend gulden te ver dienen; den heelen nacht zwerf ik al door 't groote bosch. en ik heb zoo'n slaap, zoo'n slaap (Hij ziet het oude vrouwtje.) Hé, daar zie ik eindelijk eens een mensch, Och, wat is ze oudl Kijk, ze slaaptJa, het spijt me wel, maar ik zal haar toch wakker moe ten maken, om haar den weg naar het kasteel van den koning te vragen. Hoe zou ze heeten?' Zeg kindertjes, weten jullie het? Nee? Stil eens even tjes! (Hij roept:) Hallo, vrouwtje! (Ze blijft slapen). Vrouwtje, wordt eens wakker! (Het vrouwtje blijft nog slapen.) 1 Weet je wat, ik zal alle namen, die ik ken, maar eens opnoemen, misschien wordt ze dan wel wak ker! Hallo, Marietje, Suzönna, Johanna, Dora, Anneke, Jaantje, Mientje, Corry, Truusje, Jetje, Agafha, Heleentje, Sientje, Rientje, Lientje, Diern tje, Catootje, Katrijntjehèhè.... 't geeft alle maal niets! Weet je wat, ik zal oreis wat deftige namen gaan bedenken! Hallo Geertruida, Ophelia, Caroliha, Nerissa Con stantina! (Het vrouwtje ontwaakt.) Vrouwtje: Constantina! Ja, Constan'ina, zoo heet ik! Constantina, o, o, o, dat is mijn naarn. (Donder en bliksem.'Muziek, 't Oude vrouwtje ver dwijnt. Er staat opeens een beeldschoon meisje). Zacht gezang: Constantina, Constantiha, Nu is 't uit met al uw lijden, Constantina, Constantina, Deze man komt u bevrijden. Constantina, Constantina, Allen zijn wij eeuwig blijde! Constantina, Constantina, Wil aan hem uw dank steeds wijden. Const.: Hij heeft mijn naam genoemd! Nu is mijn betoovering verbroken 1 O, hoe kan ik u dank baar zijni Jan Klaassen: Och, wat een lief meisje is dat! Hoe komt die daar nou opeens? Daarnet was er nog zoo'n oud e,- gerimpelde vrou wj en nu staat daar zoo'n mooi meisje,,och, och, och Const.: Hoe heet u, brave beste man? Jan KL: Ik? Bedoeld u mij' met dien braven besten, man, juffrouw? Const.: Ja, boe heet u? Jan KL: Ik heet Jan Klaassen. Const.: Dan ben ik u heel dankbaar, mijnheer Klaassen. Jan (Kil.: Zeg maar gewoon Jan hoor, juffrouw. Dat zegt iedereen tegen me, en Katrijn ook. Const.: Goed dan, Jan. Maar wie is Katrijn? Jan KL: Dat is mijn vrouw, juffrouw. Const.: Zoo zoo: Jan. En weet je waarom ik nou zoo blij ben? Omdat jij mijn naam genoemd hebt 'Zie je, ik was een beetje betooverd, en doordat jij mijn naam genoemd hebt, is de betoovering weg... Jan KL: Was u dan betooverd, juffrouw? Const.: Ja! Eerst was ik e:en oude vrouw en nou ben ik een toovérfee geworden! Jan KL: Och, "och, och! Zeg kindertjes, hooren jullie dat. Const.: Nou ga ik gauw naar mijn vader en moeder, om te vertellen, dat ik weer gewoon geworden ben, een gewone tooverfee! Jan KL: Kan U dan ook tooveren, juffrouw'de too verfee? Const.: Ja zeker, Jan Klaassen! j Jan KI.: Nèt als de too venaar, van de gelaarsde kat? Const.: Ja zeker. Jan Klaassen! Jan K1.: En gaai;u dat nou weer doen, juffrouw? Const.: En óf, Jan Klaassen! Wil ik voor,jou eens wat gaan tooveren? Ja? Jan KL: O, asjeblieft, juffrouw de tooverfee, asje blieft! Const.: En wat zal ik voor jou tooveren, Jan Klaas sen? Jan KL: O, juffrouw de tooverfee, ikik.ik. Const.:-Nou, toe maar! Jan KL: Ik durf 't U niet te zeggen.... Const Zeg ,'t toch maar, Jan Klaassen! Jan KL: Maar dan voor uw oor! Const.:'Goed dan! Jan KI.: (eerst luid, daarna fluisterend). Ziet u, de koning va: ons land, Adrianolius heet hij. is ziek. En ik wou hem zoo graag beter maken. Want.... Const.: Een geneesmiddel? Goed, omdat jij mijn naam gevonden hebt! Wacht maar: Ting, tang, ting, tang, Kuiltje in je linkerwang. Bom, bom, bom, bom, Eitje, eitje, kom dan, kom! Koud, warm, koud, warm! Eitje valt hem' in. zijn arm! (Donder en bliksem. De fee is verdwenen. Jan Klaassen heeft opeens een kippenei in zijn ar men.) Jan KI.: Hè, hen ik nou wakker, of droom ik? Eerst zie ik een oude vrouw, dan opeens een tooverfee, en nou hou ik een groot ei in mijn armen, en de tooverfee is weg! En ik heb haar gevraagd om een geneesmiddel boor dien koning. Zeg, ik kan den koning toch niet met dit ei genezen. O, wat is dat ei licht! Ik kan 't met gemak op en neer gooien! Hoeplahoeplahoepla ('t Ei blijft zweven.) Óch, kijk, nou zweeft het! Kom nou eitje, kom, nou, vlieg nou niet bij me vandaan, kom nou. (t Ei valt pardoes op zijn hoofd.) Au! Au! Au! Zeg ik geloof, dat 't gebarsten is. Ja warempeltjes, er zitnee maar, wat ia dat? Daar zit een fleschje in 't eikijk eens, een fleschje! Zien jullie dat, kindertjes? O, nou begrijp ik het al. Och, wat een goeie beste brave fee, nou heeft ze 't geneesmiddel voor denkoning in dit ei verscholen. Dat is aardig van haar, zeg, vinden jullie ook niet, kindertjes? Nou ga ik gauw weg, naar den koning. En met dit drankje in dit fleschje zal ik hem fijn gauw beter makenl Dag Kindertjes, ik ga, dag!! (Zingt:) Nou ga ik naar den Koning toe, Zoo gauw als- ik maar kan, En ik zal hem beter maken, Of mijn naam die is geen Jan! Voorwaarts marsch, voorwaarts jnarsch, Netjes in den pas Voorwaarts marsch, voorwaarts paarseh, Netjes in dem pas Einde 2e bedrijf.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 19