I VAN DIT EN VAN DAT EN VAN WAT! DAMRUBRIEK. 1 1# 5 6 JD! 8 M 10 11 sf 8 B 15 16 1 8 f§§ 20 21 Hf 81 '25 26 B 8 11 JU UB 30 31 m a 8 ss M 11 35 36 a sü 8 B 40 41 ËP 45 18 50 Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 3 April 1926* No* 7821* PANTOMIME! Haardrachten voorheen en thans» Ware Woorden. PASCHEIf. Dit Is het feest van 't louterende leven. Van overwinning op den donk'ren dood, Van sterke handen naar het licht geheven, Van rijke vreugde na den stervensnoodl Het feest, dat opwekt tot een blij vertrouwen, Dat al ie schaduw met zijn glans vervaagt, Dat idealen lichtend uit gaat bouwen En alle kiem van schoonheid in zich draagt! .We vieren 't Pascha met de grondgedachte, Dat alle leven eens oneindig rein, Weer op zal bloeien uit het stil verwachte En, weergeboren, smetteloos zal zijn! Dat na den nacht een nieuwen dag zal glorsa Met 't hoogste tot voldragen werk'lijkheid En kostb're schoonheid, rijk als nooit ts toren, Ons juub'len doet door haar aanmerk'lijkhsidl Er moet meer licht op deze aarde komen, Meer volheid in haar armelijk bestaan In valschen schijn van zoete vredesdroomen, Waarin de vredesdaden ondergaan! Opstanding tot een warmend, koest'rend leven, Dat ook den zwakke in bescherming neemt, Dat ook den arme alles zal hergeven, Wat ied*ren dag aan zijn bestaan ontvreemdt!! O,- donkere wereld, in U «elf verloren, Die noch Uw wezen, noch Uw toekomst kent, „j Die, in het licht van t Pascha eena geboren, Naar 't duister van een diepen afgrond rentf Hoort! Hoort de Paaschklok luiden door de landen Waar alles zich aan eigen voorspoed wijdt En rustelooze diplomaten-handen Den weg bereiden ter vergank'lijkheidl I Opstanding dan, ook in die donk*re «leien, Waarin vergoding zoeten wierook braadt Voor hen, die, in den grooten oorlog vielen, Voor de victorie van hun vaderland! O Pascha, brengt ze lout'rend tot bezinning En leert ze, 't geen in Uw herdenken woont, Dat alle ware; groot-sche overwinning Niet met den dood, maar met het leven kroont!!! April 1928. Allo rechten Tenrhohondonl KBOES. v n mtw „Alles ist neu und... doch immer das Alte!' - Waarlijk, vaders, moeders en echtgenooten, gij vricr gemóeds- of gezinsrust in onze dagen wreed- aardiglijk wordt verstoord daar de „plannen van den dag" die rijpen in de eigenzinnige hoofdjes van het onder uwe vleugelen opgroeiende of van het aan uw zijde voortbloeiende „zwakke geslacht", door plannen die beoogen ingrijpende veranderingen aan te brengen in den haardos die deze hoofdjes siert en die in het laatste stadium immer uitloopen op de viaag: zal ik het doen of niet'?', ik moet u dringend aanbevelen zich bij een in bevestigenden zin uitr vallende beantwoording dezer vraag niet al te «eer „geschokt" te gevoelen, want waarom zou in dit on- dermaansche, waar „alles sich fendert" en niets be stendig is, de haartooi juist zich door ^en starre on verantwoordelijkheid moeten kenmerken? Dit t* ver wachten ware onredelijk, vooral als die tooi thans voor monig vrouwenhoofdje op meer dan ééne wijze „hoofdzaak" is en de geschiedenis ons laat zien hoe veel verscheidenheid in haardracht zich voordeed en nóg voordoet. Als de Fransche papa, die kortelings den coiffeur van zijn dochter voor het gerecht daagde en daar schadevergoeding van den man eischte wegens het pd)obben" van zijn dochters haar dit bedacht had, dan ware hem veel narigheid bespaard geworden. De daarin rechtsprekende ambtenaar verstond zijn tijd beter dan de vertoornde pa en ontzegde dezen zijn eisch, geleid door de overweging, dat het pagekoppen nu zóó algemeen is, dat het zich burgerrecht v worvon heeft. Het is wèl een gelukkige omstandigheid te ach ten, dat het zijde-achtige pelsje, dat de mensch vóór zijn geboorte over zijn geheele lichaam draagt, in de beide laatste maanden voor zijn wereldburgerschap bijna geheel verdwijnt, alleen hoofdhaar, wenkbrau wen en wimpers groeikTachtig blijven, anders zoude het oplossen van 't haardrachtprobleem nóg meer hoofdbreken kosten dan het thans reeds doet! Dat het haar al heel vroeg als een soort versie ring werd beschouwd, die zich naar den smaak van den monsch gemakkelijk richtte, is oa gebleken bij de vondsten in Zwi'tserland uit het steenen tijdperk, waarbij reeds haarversierselen, kammen en haar naalden werden aangetroffen. Ook in Egypte's grijsverleden genoot de haardracht belangstelling blijkens de opgegraven ivoren kano men, haarbanden en naalden, die de vrouwen ge bruikten bij het behandelen van heur lang, rijkelijk met vet en zalf bewerkt haar. Eerst in latere Egypti sche tijden werd ook kunsthaar en werden zelfs pruiken bij het toilet gebruikt, zoowel door man nen als vrouwen, waarbij dan het eigen haar geheel werd afgeschoren of kort geknipt. Bovendien lieten LEVEN SBtOMKNTE3tr. Als Je op visite moet, nadat je den geheelen dag als een paard gewerkt hebt en je zit, vermoeid, na een goed diner in een luien stoel bij den warmen haardJe voelt je langzaam gaan.... en je hoort hoe je vrouw haar bekend waarschuwinkje hn0st.... maar het is.... jeniet mogelijk wakker.... te... i, blijvGn. de mannen zich de lippen geheel kaalscheren en droegen zij alleen een korten, spitsen kinbaard, die echter onder de hoogere standen heel dikwijls „valsch" was. Zelfs behoorde de valsche kinbaard tot. do garderobe van den regeerenden Pharao en zoo droeg de regeerende - koningin, Kamare-Hatsjepso- wet, een dergelijken haard! In tegenstelling met de Efeyptenaren stelden de oude Israëlieten hoogen prijs op een vollen haar groei en was het woord „kaalkop", zooais ons uit do Gewijde Geschiedenis bekend is, dan ook een scheld woord. Ook bij de Romeinen kende men een overgangstijd in de haardracht. Tot pl.m. 300 v. Chr. werd door hen lang haar ge dragen, waarvoor daarna van lieverlede korte lok ken in de plaats kwamen. In het begin onzer jaartelling schijnt eveneens door de vrouwen veel aandacht, meer dan nuttig en noodig was, aan heur haren geschonken te zijn, ten minste Paulus vermaant «e in I Tim. 29 zich „niet te versieren door vlechtingen des haar»." Bij de Franken oordeelde men lang haar slecht» den vorst waardig, zoodat alleen hun koning zich daardoor onderscheidde. In Frankrijk droeg in de 5e en 6e eeuw alleen de adel lang haar. In de 15e eeuw takelden de mannen zich al heel vreemd toe, zij droegen het haar om het voorhoofd kor?, aan het achterhoofd lang, waarna onder Lodewijk XTV met de pruiken en krullen een gouden tijd voor de haarkunstenaars aanbrak. De Fransche revolutie, die zooveel veranderingen bracht, liet ook de haardracht niet ongemoeid; spoe dig daarna zag men de Franschen van hun overda dige lokkenpracht in een ander uiterste vervallen en droegen zelfs de vrouwen kort haar. Toen de eerste ijver wat getemperd wos, zochten de dames naar een overgangsmaatregel om weder tot de dracht van lang haar te komen en vonden dezen in do z.g. krullen 1'enfant, een methode, die bij *n eventueel verdwij nen onzer page- en andere kopjes, wellicht weder toegepast zou moeten worden. Daarna kwamen de coiffures zooals wij ze zélf nog bij een vorig geslacht hebben kunnen aanschouwen: pony-haar, valsche vlechten of chignons en kussen tjes, deden opgeld en menige gezonde haargroei is toen door den verstikkenden invloed van dergelijke hulpmiddelen ten gronde gegaan. Miogelijk is de kort- harige dracht van thans te dien opzichte wel als een natuurlijke reactie te beschouwen en werden de be trokkenen daartoe door moeder Natuur zelve gfr- linspireerd! I Niet alleen de cultuurvolken, ook de natuurvol ken schonken hunne aandacht aan den hoofdtooi, waarbij ze echter wel heel wat minder wispelturig heid aan den dag leggen dan de eerstgenoemden. i De eenvoudigste wijze van „kappen" bij» hen is wel het, om pr&ctische redenen, afsnijden of opbin den van het haar. Weer een stapje verder in de kunst gingen zij, die hun hoofd niet leem bestreken en daar soms aller Werkelijk, de coiffureverandering is een ver* schnijsel aller tijden. Onze tegenwoordige moeilijk heden zijn echter slechts „bagatellen" indien wij ze vergelijken met die der abnormaal-behaarden, zooals b.v. de Mexicaanscbe danseres Julia Pastranas die over kin, bovenlip, en voorhoofd een borsteligen baard droeg en wier boven- en onderkaak bovendien elk nog met een dubbele rij tanden versierd waren. Wereldkroniek. Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zenden aan C. AM ELS Wz., WINKEL. OPLOSSING PROBLEEM No. 49. Wit: 47—41, 36—31, 37—31, 39—33, 34X3, 3X15, wint. OPLOSSING PROBLEEM No. 50. Wit: 26—21, 27—21, 29X20, 20—14, wint. PROBLEEM Nb. 53. ZWART. 48X8 WIT. lei vormen aan wisten te geven, hoewel die methode ook weder haar nuttige zijde had: zij1 diende nml. als middel ter beteugeling vanhet ongedierte; het zijn vooral de „wolharigen", waartoe de z.g. „lagere" rassen behooren, die zulke „kleikoppen" preferee- ren. Sommige volkeren scheren een gedeelte van het haar aan de zijkanten van het hoofd weg, anderen aan het voorhoofd (wellicht om zich door een hóó- ger voorhoofd een meer intelligent uiterlijk te ge ven!)-en weer anderen, bijv. enkele Indianenstam men uit Zuid-Amerika, dragen wel een tonsuur. Ook zij hierbij opgemerkt, dat rechtzinnige Chinee- zen, Japanners en Mohammedanen zich houden aan hun rituee'le voorschriften, die eveneens wegscheren van een deel van den haardos verordineeren; ver moedelijk zullen oudtijds de Gevers der ritueele wet ten, die hunne omgeving in kennis vérre vooruit wa ren, hier.eveneens het oog gehad hebben op de volks hygiëne. Dte baard geniet in mindere imate belangstelling bij de natuurvolkeren, ook al omdat velen van hen slecht» een geringen baardgroei hebben. Velen trek ken hem grondig uit, een enkelen keer slechts wor den er pareltjes of kraaltjes ingevlochten. fW>èl bin den zij bij ceremonieel of bij maskerdansen dikwijls een valschen baard voor. Van baaronderhoud (zonder biermede te doelen op friction, ondulatie, wasschen, al of niet permanente golf, enz.) is bij die primitieve volkeren al heel wei nig sprake, wat ons niet kan verwonderen, als wij in aanmerking nemen, hoe de meesten van hen een on- cverwinnelijken afkeer van „wasschen" hebben; er zijn verschillende stammen, die zich nooit of te nim mer wasschen! Anderen, zooals de Eskimo's houden er weliswaar een kam op na en wasschen zich ook, maar men moet niet vragen hoe en ik kan u slechts laten raden waarmede. Hoe het ook zij, na de was- sching smeren zij zich weder direct de huid vol met olie of vet als afweermiddel tegen de koude, sommi gen bestrijken zich daarna ook nog met.... roode aarde. Ook de oudste bewoners van ons land, van vóór den aanvang onzer jaartelling, gebruikten haarsie raden, die oa. gevonden werden ln de graven op de Gooische heidevelden. Het thans zoozeer omstreden pagekopje vindt zijn tegenhanger bij sommige volkeren van Zuid-Ame rika; echter wordt het daar gebezigd als aanduiding van den ongehuwden,. maar wel huwbaren staat en moet het dus de „vrijers" lokken. Onze dames krij gen hun korte-harencoiffure echter op héél wat aan genamer wijze dan deze Zuid-Aimerikaansche schoo* non, die tot de schouders worden ingegraven en zich met een halve kalebas op het hoofd, vanwege den medicijnmeester en de stamnotabelen allerlei cere moniën moeten laten welgevallen. Van onze heden- daagsche heeren met hun eenvoudige kuifjes en hun al of niet „geplakte" scheidingen en achteroverge kamde haren spreek ik maar niet; zij hebben het al héél gemakkelijk! Stand Zwart, 12 schijven, op: 4 8 tot 11 13 14 18 19 21 26 36. Stand Wit, 12 schijven, op: 20 25 28 33 37 38 39 41 42 43 45 46. PROBLEEM No. 54. ZWART. zfzm M ffiÊè 46 m WIT. Stand Zwart, 10 schijven, op: 6 7 9 10 11 20 23 96. Stand Wit, 10 schijven, op: 18 21 22 29 38 41 44 47. Voor beginners den volgenden stand: Stand Zwart, 9 schijven op: 2 7 8 9 13 26 35. Stand Wit, 10 schijven, op: 22 25 34 36 43 48 49. Wit maakt de volgende winst: Wit 38-33, Zwart 18X27, Wat 31-30, Zwart Wit 37—32, Zwart 27X29, Wit 36-31, Zwart Wit 48—42, Zwart 37X48, Wit 39-34, Zwart Wit 25 XI. Zwart verloren. 12 18 32 34 18 19 tot 30 35X24, 26X37, 48X30, Er zijn van die datums, die men nooit kan ver geten. Niet alle moeders begrijpen wat jongens zijn; hoe licht men hun gevoel van eigenwaarde kwetst, hoe vroeg zij zich man gevoelen en hoe zij hun geheim zinnigheden en dwaasheden hebben. De morgen is de jeugd van den dag. Men hoeft niet ver te gaan om het geluk te vin den; men heeft slechts den drempel der zelfzucht voorbij te gaan. De man, op wien gij toornt, moet uw toorn waard zijn. Het menschenhart, dat nooit liefde kende, is zoo dor als een voorjaar zonder bloemen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 15