ROMMELKRUID- MM m ÜP U n 11 li 1! n B U It 1 s fl m 11 B m m Hf IN 11 11 w 'm mm m H JU m B m B H w IC 11 Ét n B 11 11 Él B 11 11 li 11 11 W H 11 8 Él OPLOSSING PROBLEEM No. 52. Wit: 22-18, 2319, 43-39, 37X17, 48-43, 45X3 3X21, Zwart 12—17, Wit 41—37, 37—32 en wint. bend ij zJJ onge i, ter ingei it tei voa ingei t. she nden illeei i ge inet t zoi ïken- it de lurk. heeft doch dei :hel< r ben- rastf i Na hu- Ik leef van resten langs den weg, 'k Slaap op een stoep of bij een heg, In wind en regen. In 't donker ben ik soms zoo bang, Dan huil ik erg naargeestig lang En klagend klinkt mijn zwerverszang Langs stille wegenl 'et,te 1,06, 129 eens etu 'k Weet niet waarheen en waar naar toe, Ik hoest en hijg en ben zoo moe, Zoo lamgeslagen 1 M'n oude lijf is een karkas, Een schaduw van 't geen 't vroeger was, O, dat ik toch wat sterkeT was, Als ze me plagen 1 Ik ben onoog'lijk door m'n kwaal, Nu doet de maatschappij brutaal, 'Zoo kan 't verkeeren! Zoo doet ze met den wrakken vent, Die rondzwerft voor een bedelcent, En die als ik geen vreugde kent In schooierskleerenl! Ik weet het, 'k ben een oude hond, Gebrekkig, schuw en niet gezond, Zwak en versletenl Maar dit is 't wat ie nooit vergeeft, Dat niemand naar wat liefde streeft, Dat al wat recht op leven beeft Mij hoeft vergeten!! 1 April 1926. Alle rechten voorbehoudenI Mg m HET ÖEYSERDAL, Geysers zijn fonteinen, die met geregelde tus~ schenpoozen warm of heet water en waterdamp op- Bpuiten. Men treft ze aan in het Yellowstone Park in de Vereenigde Staten, in den Bismarckarchipel en vooral op IJsland. Ook op Nieuw-Zeeland waren werkzame geysers aanwezig,' maar die zijn door een vulkanische uitbarsting rustend geworden. De spui tende heetwaterbronnen komen alleen in vulkani sche streken voor. Op het Deensche eiland IJsland zijn de meeste geysers, wat wel merkwaardig is, daar dit eiland, even bezuiden den Noordpoolcirkel, slechts een ge middelde jaartemperatuur heeft van 42 gr. Celsius. Overal op het eiland treft men geysers aan, maar het meest in het Havik's dal of Geyserdal. Hier zijn ook de groote geyser en de Strokkr, die beide even wel rustend zijn geworden. Het is altijd zeer ongelijk gegaan met de uit barstingen der geysers. In de 17de en de 18de eeuw bijv. spoot de groote Geyser gewoonlijk eenmaal per dag, soms tweemaal. In 't begin der 19de eeuw kwa men de uitbarstingen geregeld om de zes uur. Maar zoo zoetjes aan duurden de tusschenpoozen steeds lönger en na een uitbarsting van den vuurspuwen- den berg Hekla, in 1878 spoot de geyser slechts eens in de 17 dagen,. Een aardbeving in 1896, toen vol gens de IJslanders het dal gedurende een jaar als een zee golfde, was oorzaak dat de geyser weer vrij geregeld eens per dag spoot, tusschen vijf en acht uur 'smorgens. Langzamerhand werden de uitbar stingen weer zeldzamer en tegenwoordig blijven ze geheel achterwege. Ook de hoogte van de waterzuil, die de groote Geyser uitstiet, varieerde nog al eens, er worden ge tallen genoemd van 30 tot bijna 100 meter. Het Havik's dal telt een groot aantal van deze warm-wa:er-fonteinen. Maar hoeveel het er zijn, valt nooit met juistheid te zeggen, daar het aantal steeds verandert. Soms sterven er plotseling een of meer uit terwijl ook even plotseling weer nieuwe ont staan. Gewoonlijk zijn er een honderd a honderd- vijftig te tellen, kléine en groote. Er zijn er, die bij- ra aanhoudend spuiten, maar ook, die maar zoo nu en dan werken. Het geheele dal heeft veel van een groote ver steende spons. D9 bodem klinkt hol, alsof de gan- sche vlakte, ondermijnd is. Waarschijnlijk staan, al die spuitbronnen met elkaar in verbinding door on- deraardsche spleten en holen. «Even voor men het Havik's dal bereikt, komt men in het LaugardaJ, een uitgestrekte vallei met vele zwavelbronnen en een meer met warm zwavelhoudend water, waar voor al vroeger de IJslanders kwamen baden. Dit ge beurde meestal op Zaterdag, waarom deze dag op IJsland nog altijd heet „Laugardag" of waschdag. Betreedt men daarna het Geyserdal, dan worcy. het oog verrast door al die spuitende bronnen links en rechts. De temperatuur is er vrij mild, zoodat op sommige plaatsen malsch gras groeit. Op deze oase's kan men veilig vertoeven, omdat bet heete water er niet komt en men ook niet- veel kans heeft, dat juist daar een nieuwe geyser plotseling ontstaat. De bronnen zijn niet alle even heet Sommige braken kokend water uit, andere lauw water en weer an dere slechts damp. Maar dit hebben ze alle gemeen, dat de randen der kraters en kratertjes de prachtig ste kleuren te zien geven: grijs, blauw, geel en don kerrood in menigvuldige schakeeringen. Doze kleu ren danken hun ontstaan aan de opgehoopte kris tallen en kbrsten van kiezelzuur, dat in het water was opgelost en bij de verdamping zich afzette aan den rand van de geysers. De krater is meestal een kleine kom, waarin het water borrelt en pruttelt, tot de uitbarsting komt. Laat een geyser de nieuwsgierige toeristen soms wat al te lang wachten op een uitbarsting, dan trach ten zij de natuur wel eens te hulp te komen, door er graszoden in te werpen. Vooral bij de Strokkr, die nu ook reeds sinds langen tijd niet meer braakt, werd dit middel vaak met succes toegepast. Ook eenige kilo's groene zeep schijnen dezelfde uitwer king te hébben. Niet alleen geysers, maar ook talrijke grotten zijn een bezoek overwaard. Bekend is vooral de Blesi of Bles, zoo genoemd naar den vorm, die er uitziet als de kop van een paard. De Blesi is een prachtige grot met kristalhelder en reukloos water, in tegen stelling met vele apdere grotten, die zwavelhoudend1 water bevatten en een onaangenamen geur versprei den. Door de groote helderheid van het water kan men diep in den afgrond van de grot blikken en genieten van 'de prachtige blauwe tinten. Het eiland IJsland biedt prachtige dingen voor den toerist, jammer dat het zoo ver weg ligt en de reis- moeilijkheden menigeen er van af doen zien dat wonderlijke land met een bezoek te vereeren. ML hebben vrouwen handelswaarde? in papoea zeer zeker. Wij waren, aldus schrijft G. W. in de Wereld kroniek, een paar dagen te voren van Port Moresby vertrt)kken om een zesmaandsche expeditie te gaan doen in het binnenland van West-Papoea en wij stoomden volle kracht de Purari-rivier op tegen een drie tot vier mijl snell stroom. Reeds anderhalven dag hadden wij het laatste dorp dat onder gouver nementscontrole is, achter ons gelaten, en volgens onze gidsen, die wij aan het begin van de rivier hadden opgenomen, zouden wij hoogerop. geen in landers meer ontmoeten. Wij waren dan ook ver baasd, toen wij- op den rechteroever der rivier een nederzetting van inlanders ontdekten, en onze expe ditie-leider en ik gingen er persoonlijk op uit in de kleine motorboot om uit te visschen wat hun kamp op de oevers te beteekenen had. Het feit dat zij niet wegliépen bij onze aankomst, bewees ons voldoèndte, dat zij vrij veel met blanken in aanraking waren geweest. Met behulp van tolken, kwamen wij te we ten, dat zij behoorden tot een stam die aan de Vai- lala-rivier thuis hoorde. Eens per jaar kwamen zij over land naar de rechter-oever der Purari-rivier handel te drijven met Jen wilden Kuku-Kuku linker- siam, die dan uit de gebergten langt oever naar beneden kwam zakken. Wetende dat wij ;n de nabijheid van die wilden waren, hebben wij toch ons eerste kamp aan den linkeroever opgeslagen, dus tusschen de beide stam men in, doch onze lezers zullen wel begrijpen, dat wij, gewaarschuwd zijnde, onze waakzaamheid ver dubbelden. Het gevaar voor ons was echter niet zoo heel groot, want wij waren veel te machtig in aan tal en daarbij te wel gewapend, om bang te zijn voor een troepje onbeschaafde inlanders,7 die, zooals wij heel goed wisten, ten hoogste met vergiftigde pijlen en bogen gewapend waren. Met heel veel moeite kwamen wij ten slotte ook in contact met de wilde Kuku-Kuku's, die nog nooit te voren een blanke hadden aanschouwd en gedurende ons verblijf in dat eerste kamp hebben wij met veel belangstelling het handeldrijven tusschen deze twee stammen ga degeslagen. Zooals reeds gezegd, trekt de eene stam langs den rechteroever stroomopwaarts, terwijl de andere stam naar "beneden komt zakken aan den anderen kant. Door middel van róokseinen laten beide stammen voortdurend hun aanwezigheid kennen, en zoodra zij in elkanders nabijheid komen, wordt er halt ge maakt en bouwen zij hun tijdelijk kampement Door de inlanders van den meer beschaafden stam wordt dan, tusschen beide kampen, dus op neutraal terrein, een vrij groot platvorm gebouwd en hierop worden aan eenen kant de waren, die zij ten ver koop aanbieden, ten toon gesteld. Een gedeelte van deze goederen bestaat uit jonge vrouwen en meis jes, die zooals wij later hebben vernomen, het kost baarste actief zijn van de, in de laaglanden wonen de, stammen. De eerste troep trekt zich dan terug en geeft door rooksignalen het teeken aan de an deren, dat alles klaar is. Nu komen de wilden met hunne goederen, voornamelijk' bestaande uit tabak* en etenswaren, aan de beurt en deze worden uitge stald aan den anderen kant van de stellage, dat wil zeggen zooveel ervan, als zij denken dat voldoende is in ruil voor de andere goederen. Ook zij trekken dan weer terug en maken hun rooksignalen. De eerstaangekomenen komen dan terug en vinden na tuurlijk het aangebodene lang niet voldoende. Zij nemen dan weer een gedeelte van hunne waren mee i terug. Dan komen de wilden weer die hiermede niet J accoord gaan en om de zaken te vereffenen er weer wat meer koopwaren bijleggen. Zoo gaat het geschacher soms weken achter el kaar door zonder dat koopers en verkoopers elkaar ontmoeten. Niet. dat zij bang zijn dat zij elkanders goederen zullen stelen, maar %ij zijn bang voor een onverwachten aanval. Afigehakte menschenhoofden en e enheeriijkr stukje menschenvleesch, daar wa tertanden die wilde Kuku-Kuku's van. Nu moeten mijn lezers niet denken dat dit verkoo- pen van jonge vrouwen alleen onder de wilde stam men geschiedt. Oh, neen, 'slands wijs, 'slands eer. Wanneer in Nieuw-Guinea een jonge man zich een vrouw wil aanschaffen, dan moet hij deze van haar familie koöpen en er gewoonlijk duur voor betalen. Ik heb jongens gekend, die vier en vijf honderd WIT. Stand Zwart, 9 schijven, op: 8 15 17 18 22 26 27 36. Stand iWt, 8 schijven, op: 24 25 31 38 42 46 47 48. PROBLEEM No. 55. ZWART. 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 fgf s S ct s 3 n *51 WIT. Stand Zwart, 10 schijven, op: 2 4 7 8 10 12 15 16 23 36. Stand Wit, 10 schijven, op: 17 20 21 22 24 25 27 30 33 46. PARTUFRAjgment. 2 4 7 tot 11 Stand Zwart, 15 schijven, op: 1 14 16 19 20 21 26. Stand Wit, 15 schijven, op: 25 27 28 29 31 32 36 37 '38 40 42 43 45 48 49. De vraag is nu, mag Wit 27—22 spelen. Dit kan gerust, want op Zwart 21—27 en 16X18 met schijf winst volgt 28—23, 37—32, Zwart 28X37, gedw. Wil 29—24, 25-20, 38—32, 42-38, 38-33 en 43X5. Voor beginners den volgenden stand. Stand Zwart, 11 schijven, op: 6 8 13 tot 16 18 19 21 23 en 24 Sïand Wit, 11 schijven, op: 22 27 28 32 33 35 37 38 39 44 45. Wit maakt den volgenden slag: Wit 22-17, Zwart 21X12, Wit 27—22, Zwart 18X27r Wit 32X21, Zwart 23X34, Wit 44—40, Zwart 16X27, Wit 40X7 en wint. gulden voor hun vrouw moesten betalen en als gij dan weet dat zoo'n jongen maar zes gulden per maand met den kost verdient, dan kunt gij begrijpen dat de jongen soms jaren lang alle verdiensten moet afdragen aan de familie van zijn vrouw, om voor dat zoo zeer gewenschte artikel te betalen. Ik hoor al sommige van mijn Hollandsche man nelijke lezers uitroepen: „Wat een verschrikkelijk land. Als wij hier een vrouw naar het altaar voe ren, dan krijgen wij gewoonlijk van de oude lui nog geld toe." Ja, dat is wel zoo, maar trouwen is houwen en na het trouwen begint pas de pret. Gij zijt gedoemd als getrouwd man voor de rest van uw leven te wprken ten behoeve van uw vrouw. In Nieuw- Guinea is dit juist het omgekeerde. Om met zijn lief je te mogen trouwen moet de inlander in Papoea ja ren werken om zoodoende voor haar te kunnen be talen. Maar is zij eenmaal zijn onbetwist eigendom, dan is hij er boven op. Ik bedoel natuurlijk dan kan hij het harde werken aan zijn echtgenoote overla ten en kan hij volstaan met nu en dan eens te gaan visschen of jagen. Zij moet de akkers bebouwen, zij moet de zware lasten dragen, zij moet een zoo groot

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 13