Ichager Courant DE GELUKKIGE HELD PASCHEN IN ROME. Zaterdag 10 April 1926. 69ste Jaargang. No. 7824. Derde Blad. wi diej ns vlflt re )e dingen om ons heen. Feuilleton. p.S. X>e arbeider uit Zwaag, die mij schreef1! zal él bespeuren, dat ik zijn brief niet tevergeefs heb imen tijd heeft het den schijn gehad of Eeö- id zijn moeilijkheden te boven was. De door Iwin voor zijn premierschap gemaakte „eenkomst met Amerika over de betaling der tolden en borgtochten tijdens den oorlog aange- „in. was onereus, ook in verband met den lan en tijdsduur, doch zij was in overeenstemming iet de Britsche financieel© traditie, dat 'n behoor- jk mensch, die in zijn leven nog wel eens.crediet ou .noodig kunnen .hebben, moet Zorgen zijn oude kulden te betalen. Een trdditie, niet alleen van de Londensohe City, m i|i|och ook van andere mensclien. O.a. van Heinrich I" [eine, wiens versregels men zich zal herinneren: Mensch, bezahle deine Schulden, Kurz ist nur des Lebens Bahn, Und du musst noch manohmal bar gen. Wie du es so oft getan! Om het even of dus Engeland er recht op had poseeren als ontdekker van dezen grondslag ïi. nn an het erediet, was het gevolg van die regeling,. at het pond vrij spoedig uit zijn diep verval het as op een oogenblik slechts negen gulden waard jweeefc terug kwam op pari en zich ten naas- abij op dit punt ruim twaalf gulden wist te andhaven. Natuurlijk kwam hierbij, dat ook de begrooting a evenwicht was gebracht. Dit nu is in Engeland emakkelijker dan elders, omdat de inrichting van budget totaal afwijkt van die in andore landen. Bij ons staat elk dienstjaar op zich zelf evenals e gewone en buitengewone inkomsten en uitga^ Ien. In Engeland is alles wat de Staat ontvangt isschen 1 Mei van het eane en 30 April van het olgend jaar uit welken hoofde dan ook irn- jomsfc. En alles wat wordt uitbetaald uitgaaf. De enorme voorraden, die. in en buiten Engeland ijdens den oorlog voor militaire doeleinden waren tyeengobracht: wapens, sdhepeil, mondkost, medi- ïijiien, kleeding, genotmiddelen, de fabrieken, wer- ron, gebouwen, pakhuizen, kortom alles wat was /ekoclit en door den vrede overbodig werd, is ge- iquideerd en de opbrengst hiervan werd besteed 'oor afbetaling van schuld, zooals elk. penny die noven de begrooting op 30 April' in kas is, automat isch voor dit détel wordt besteed. sZoodoende heeft men veel' sneller schoon schip, .an in andere laaiden, waar elk jiaar zijn eigen asten draagt en waar het een soort financieel!© oodzonde zou zijn, de opbrengst van een verkoop nder inkomsten te brengen. Dit „treasury-systeem" samen met de hooge be- astingen en accijnzen en met allerlei bezuinigin gen, heeft spoedig een behoorlijken toestand voor e schatkist in het leven geroepen, zwaar bij men el'fs kon overgaan tot een kleine reductie op de /directe belasting en op sommige accijnzen. Zoo zelfs dat CÏfurcihill1 elf maanden geléden kon voorspel len, dat er dit jaar weder een belastingverlaging iegelijk leek. liet is inmiddels geheel' anders uitgekomen. Baldwin, die het pond stabiliseerde door de Ame- kaansche schulden over 63 jaar te verdeelen, is lans de aanleiding dat het moeizaam verkregün ivenwicht weder is verdwenen. Aanleiding, niet oorzaak. De oorzaak is de ontzaggelijke macht; die de •akvereenigingen hebben verkregen, een macht di6 elfs deze regeering met haar zeer ^rootct meer derheid niet durft te. gaan besnoeien. In don oorlogstijd, toen dit eni dat, kolen, staal', in allerlei dingen noodig waren, heeft de regeering, 'ie immers den oorlog moest winnen en dus niet "leen voor het Britsche leger, doch ook voor de indgenooten materiaal had te bezorgen, elk drei gend arbeidsconflict bezworen door concessies ,aan ie eischen der arbeiders eventueel zelfs door di- •ecte subsidies. Dat dit 'millioenen, tientallen mil- ioenen kostte kwam er niet op aan 'in die dagen. Tiet doel was te groot dan dat men mocht zie® op wat „Silver bodletsY meer of minder. Dit woord van Lloyd George is, wat den oorlog betreft, het meest geïnspireerde en profetische geweest, dat hij ooit heeft gesproken. De „silver hullet", de eco nomieche rijkdom van Engeland heeft metterdaad den oorlog gewonnen en zou dat hebben gedaan, al was het Duitöohe volk thuis niet door de revo lutie der matrozen aangestoken geworden. Dan had het nog wat langer geduurd, maar, terwijl door de losheid van gela der Britsche regeering de oorlog werd gewonnen, is de economische toekomst van Engeland er ernstig door in gevaar gebracht. De arbeiders hebben in de oorlogsdagen geleerd, dat zij slechts hadden te eischen, te dreigen met staking en met de desorganisatie van het nationale economische leven om aanstonds hun zin te krijgen. Dit lesje hebbenhun leiders ter harte1 genomen. Sedert den oorlog pogen zy elk oogenblik opnieuw het geleerde in toepassing te brengen. Om het ver overde voor een groot deel oorlogstoeslag te behouden, om iets nieuws te verkrijgen. Dit is een algemeen verschijnsel, zal men Zeggen. Wh* geven het gaarne toe. Maar toch is de toe stand ui Engeland verschillend. De gróote vak bonden beschikken niet alléén over millioenen (sa mengebracht, doordat een deel der contributie van leden, ook ar zijn die in geen enkel opzicht sociaal democraat, moet worden gestort in de politieke etrijdkas), maar ook omdat die bonden onderling een soort of- en defensief verbond hebben gesloten. Zoodat als er een conflict komt in de mijnindus trie, andere bonden: machinisten, spoorwegperso neel, transport- en havenarbeiders, electrioiens, schepelingen, enz., kunnen worden opgeroepen tot deelneming en 6teun. Hetzij financieel, hetzij acties door ook te staken. Zoodoende kan een klein conflict, mits het de j goedkeuring van het betrokken vakbondsbestuur heeft, zich uitbreiden tot een beweging in alle vakken, zoodat dus 't geheeïe economische, indus- trieele en commercieel© leven woixlt verlamd. Dit maakt van het kleine kringetje vakbondled- ders een macht in den staat, die alle allures heeft van een bijregeering. Ja zelfs een macht, die sterker kan blijken dan een regeering. Tegenover de zeer los georganiseerde, staatsmacht die wel de groote meerderheid der kiezers achter zich Zou kunnen hebben, doch wie het ontbreekt aan handen om het noodige werk te verrichten, staat een zeer goed georganiseerd leger arbeiders, die niets te doen hebben dan thuis te blijven, ofl althans £een -slag uit te voeren. De arbeiders organisatie is dus wat kracht betreft ongetwijfeld in het voordeel. Haar leden behoeven niet te reizen, geen waren te verzenden. Ondersteuning ook in natura is er voldoende voor oenige weken als het noodig is. De burgerij heeft niets van dit alles. Zij koopt van dag tot dag, zeg week tot week wat j zij behoeft, maar heeft geen voorraden. Dergelijke overwegingen moeten het zijn ge- I weest, die in Augustus jl. toen een mijnwerkers- staking dreigde, met uitbreiding tot andere bedrij ven als verder dreigement Baldwin er toe brachten zich door middel' vam eon subsidie respijt te koopen tot 1 Mei. Dat het verwacht surplus op de begroeting van vijf millioen pond, hiesdoor is veranderd in een tekort van vijftien millioon, I zou niet zoo heel erg zijn. Veel erger is, dat er geen enkele aanleiding is, om 1 te geiooven, dat het na 1 Mei zander conflict af loopt. Veeleer is te voorzien, dat beslist roede lei- ders, als Oook, zullen aandringen op een kracht- I proef en dat de botsing in Mei veel' ernstiger fcal I zijn, dan in Augustus mogelijk ware geweest. I Het uitblijven van plaatselijke conflicten waarop veel te weinig de aandacht is gevallen heeft de strijdkassen zoo goed als intact gelaten, terwijl de normale contributies' zijn blijven vloeien. Bij een conflict staat dus de schatkist tegenover een financieel niet te onderschatten tegenstander, die het althans ettelijke weken kan uitzingen. Waar de directe belasting in Engeland pas be gint te drukken bij een inkomen van c.a. 3000 gld. per jaar, spreekt het vanzelf, dat de groote meer derheid der bevolking weinig last heeft van een verhooging der aanslagen, die onvermijdelijk is om aan de eischen der vakbonden te voldoen. Vandaar dat hét ons will voorlcomen, dat Enge land zeer Zware dagen tegemoet gaat. Als de werkgevers niet toegeven, wat zij zeggen niet te kunnen en als de staat niet financieel1 bij springt, moeten de eischen der mijnwerkers om hun loon en werktijd op het tegenwoordig peil1 te houden noodzakelijk worden afgewezen. En dit zou in Engeland beteekenen de algemeen© politieke staking-, dé openbaring van den klasse- strijd in zijn felsten en onverbiddelijksten vorm. Rusland heeft er llang genoeg voor gewroet! UITKIJK. 45. door A. S. M. HDTCKENSON. HOOFDSTUK XHX Mr. Amber herkent hem niet. Dien nacht droomde hij van het Huis Burdon: hij schreef dit toe aan iets, dat hij een paar uur voor zijn blijden intocht op het postkantoor had ondervonden. Hij had zijn komst aangekondigd per telegram. Hij volgde den bergrug nadat hij te Groot. Letliam uit den trein was gestapt. Zijn oude vriend, de wind begroette hem met een luidruchtig: Ha, ha, ha! Toen hij den heuvel afdaalde, zag hji twee gedaanten, die hem tegemoet kwamen, ae een mager, met tranen, die haar over de wangen bcpen. en uitgebreide armen, de ander schraal en leelijk maar met schitterende oogen. „Tante Maggie. Tante Maggie!" rm jongen. Mijn Percival!" IJ Ilü sloeg zijn armen om haar heen eU een oogen- vT blik stonden zij onbewegelijk. Hij hield haar vast [■(omsloten, en zij leunde®tegen hem aan. haar wang tegen de zijne, zijn dierbaar gezicht droogde haar tranen. Vi i ijl Toen hield hij haar op een armlengte van zich af om haar beter te kunnen zien: ze drong de dwaze tranen terug en riep: „Wat ben je ge- wa^ k©n knap geworden!" Honora gaf weer een van! haar geliefde Spreek wazen ten beste: „Hij is zoo mooi geworden, zoo j mom alS een vogeltje." "Het is weer mis, oude," riep Percival' vroolijk q ©n toen kuste hij haar op de gerimpelde wangen ©n nam haar vurige omhelzing in ontvangst. Poen kwam het. Tante Maggie vertelde hem, dat Mr. Amber stervende was. Men had hem gezegd, dat Percival zou komen en hij wilde hem zien. Hij was gedu- fear° de laatste vier en twintig uur sléchts jeen Hort oogenblik bü bewustzijn geweest. Percival moest maar dadelijk gaan. Percival ging onmiddellijk. Het oude kasteel' FS£. er ©ven verlaten uit al's in den tijd toen hij als Kleine jongen Mr. Amber opzocht in die bibliotheek. Ook nu werd hij daarin gelaten. Daar had men den ouden man heengedragen. Hij wist, dat hij stenen ging. Hij had gevraagd te mogen sterven in het vertrek, dat hem zoo dierbaar was, omringd door zyn boeken. Daar vond Percival1 hem. Zijn bed was midden in de kamer gezet. Hij sliep en haaide onnatuurlijk adem. Een zuster zat bij hem. ;,Ik ben Percival'," zei Percival', heeft hij naar mij gevraagd? Ze schudde het hoofd. „Sinds van morgen all'een naar Lord Burdon. Maar vroeger heeft Mr. Amber dikwij s uw naam genoemd." Percivai knielde neer bij het bed. Het lieve oude gezicht, dat hij altijd zoo vertrouwelijk had zien glimlachen, zag wit als het kussen. Het was ge rimpeld en ingevallen. Plotseling gingen de oogen open en keken Percival' strak aan. Percival schrikte van wat er volgde. Zijn doffe oogen begonnen te fonkelen, het bloed steeg naar het bleeke gelaat, en de magere figuur bewoog zich onrustig heen en weer. „Mylord, Mylord," fluisterde de zieke en toen: „Til mij op, ik wil' knielen voor Mylord." „Mr. Amber! Ik ben Percival. U weet wel." De pleegzuster richtte hem op en met geoefende hand schikte zij de kussens zóo, dat hij er tegen leunen kon. „Het is uw vriend Percivar', zei ze. „Lord Burdon zal ook wel1 gauw komen." Hij lette niet op haar woorden. Hij glimlachte tegen Percival op zyn oude vriendelijke manier. „Ik ben heel' zwak, My lord, heel zwak". „Mr. Amber! Ik ben PercdvalL U weet wel, we zyn altijd zulke groote vrienden geweest. U zult weer beter worden en dan zullen we weer samen lezen als van ouds." Mr. Amber bleef glimlachen. Hij stoot de oogen: „Op den ladder," fluisterde hy. „Ja, ja, Op don ladder. Nu herkent .u me." De glimlach op Mr. Amber's gelaat bleef: „Houd mijn hand vast, Mylord." Hij zakte af van de kussens en de pleegzuster legde hem goed. Ily scheen weer buiten bewust zijn te geraken; hy haalde zwaar adem. Het was donker geworden in de kamer, alleen de kande laars verspreidden hiln licht. Terwijl Percival daar geknield lag, verdiepte hy zich in het verleden, waaraan hij Mr. Amber vergeefs herinnerd had, in de hoop, dat hij hem zou herkennen. Weer zat hy in de schemering bh' den goeden ouden Mr. Amber. Weer kropen de schaduwen langs de hooge zoldering, komend uit de hoeken, weer een zacht trillen van de glasruit alsof een schaduw naar- binnen wilde dringen. De dood? Weer dat vreemde gevoel' van denken zonder denken, alsof het iemand ders was, die dacht. Langza merhand, misschien m de vermoeienis van een lan- fen dag. misschien door andere invloeden, verviel ij in een druomboesfand, waarin vaag én geheim Reeds jaren geleden had ik gehoord, dat Paschen in Rome op zeer bijzondere wij zo door de Katho lieken gevierd werd en ik had er mij dan ook heel wat van_ voorgesteld. Ten deel© heeft .het mijne verwachtingen overtroffen, ten deelé mij zeer te leurgesteld. Misschien houdt die teleurstelling groo- tendeels verband met mijn Protestant zijn en voelen. Reeds een week voor Paschen begonnen de feeste lijkheden en wel1 met een religieus concert in het Colosseum. De entreeprijzen waren 10 en 50 lire. Wij, die de goedkoope Stiletten genomen hadden, vonden niet zoo als de houders der 50 lire kaarten, stoelen op hot middenterrein, doch moesten 'ons vergen* met een plekje boven op de steenen Voor de Koninklijke familie had men op die balustraden een soort balcon gearrangeerd. Om streeks half zes arriveerden de Koning en de Kto- ningin met gevojg en even later begon het concert. Het was bijzonder mooi. De gezamenlijke koren van Sixtijnsche Kapel', San Giovanni de Latorane en Santa Maria Majore zongen a capella op meer dan prijzenswaardige wijze de schoone liederen van Josquin de Prés, van Luca Marenzio en van Pa les trina. Josquin de Prés is een Vlaming, geboren in 1450 en gestorven in 1521, die o.a. een Ave Maria heeft gecomponeerd, hetwelk thans gezongen werd. Josquin werd in zijn jeugd als het ware getrok ken naar den blauwen hemel van Italië en heeft zoo wel te Florence, als te Ferrara, Milaan en Rome gewoond. Hy was een componeerend pelgrim zon men kunnen zeggen, wiens invloed in Italië bijzon der groot is geweest, zoodat men van Giovanni Pier- luigi da Palestrina, die in 1525 geboren werd en in 1594 stierf, gerust kan spreken als een volgeling van Josquin, terwijl Luca Marenzio (1550—1599; moer van Palestrina geleerd heeft, alhoewel ook weer duidelijk het verschil fcussoben deze beide laat- sten te bemerken is, de eerste de representant der Romeinsche, de tweede der Venetiaansche school. Palestrina bleek gedurende de uitvoering wel de- geen der drie meesters te zijn, wiens muziek den uitvoerenden het beste lag. Gedurende de eerste pauze verscheen Mussolimi in de koninklijke loge en werd hartelijk begroet door de Koningin, die Presidente van liet eere comité was, waarvan Mussolini ook deel uitmaakte. Het concert was ten bate der oorlogsverminkten, en oorlogsweezen en werd georganiseerd door de organisatie tot het bevorderen van gewijde voor stellingen in het Amfiteatro Flavio, net Colosseo. Mussolini's fascisten bewezen goede diensten door gedurende de voorstelling voor de illuminatie te zorgen. Overal' rondom in de groote ruïne Zag men dra lichtjes flikkeren, aanvankelijk nog flauw geel bij het daglicht, doch daarna vergrootende Jiun glans naar mate het daglicht verween om, zoodra heb duister was, aan het geheel' een bijzonder fan- basfcischen indruk te geven. Het is onvergetelijk, zooals men daar zat te luis teren naar de wegsleepende geestelijke muziek der Renaissance,in de ruïne van het enorm bouw werk der Romeinsche keizers, fantastisch verlicht door duizenden pek toortsen, terwijl boven ons, in het uitspansel', de sterren flonkerden en do maan zeer bescheiden te voorschijn kwam, zoo bescheiden, dat het maanlicht niet het effect dor illuminatie verdrong. Opeens een verrassing. Er werd bengaallsch vuifr ontstoken, waardoor het geheel' weer een geheel1 ander aspect kreeg en men nog beter de schoon heid daarvan waardeerde. Wanneer het applaus en gejuioh der duizenden aanwezigen daverend weerklonk, dan voelde ik, koude Batavier, den gloed, die er in de om mij heen verzamelde Latijnen zit en dacht onwillekeu rig hoe het wel geweest moet zijn in don glorietijd van het Romeinsche Keizerrijk, wanneer 'hier de gladiatoren elkaar bekampten ert later aller oogen gevestigd waren op den keizer, wanneer de over winnaar wachtte op het verdere bevel des Impera tors: de duim naar boven gericht beteekende het leven, de duim naar beneden den dood van 'den overwonnene. Het concert was gedaan, toen plotseling vlamme tjes omhoog^ schoten en vasthielden aan een voor werp, dat zich in gloeiende pracht tegen een 'don keren achtergrond, boven ona vertoonde: een kruis, het teeken van het Christendom. De apotheose van het Kruis. Zoo werd in Het .Cotosseum, waar naar de over levering zooveel' Christenen als martelaren voor hun geloof omgebracht zijn, de lijdensweek inge luid. Een dag daarop had in het zelfde Cotosseum ld© kruiaefcatie plaats, de plechtige ommegang rond en door het Cotosseum, teneinde het Kruis aan de martelaren gewijd, in het midden van de arena, dus zinnig de rit door Mountstreefc een rol speelde. Ily dacht, dat hij in Londen was en "dat hoj de stoep van het huis opging en men de deur open deed. Het inwendige van het huis was hem wonder tijk vertrouwd en hy wist zelf niet waarom, maar dit maakte hem angstig". Hy liep van de eene bekende kamer m de andere, bang voor dat vertrouwde, alsof hij iets slechts deed. Hy wist dat hy zocht zocht zocht. Wat hij zocht, wist my niet. Hij deed de deur open en keek naar binnen, deed naar weer dicht en ging verder. Er waren menscben in de kamers nu eens Dora, dan Rollo, dan Lady Burdon. Ze strekten de handen naar hem uit of spraken tegen hem. Hij schudde zyu hoofd en zei: „Het is niet u, die ik zoek", en deed de deur weer dicht. Hy ging de oude bekende trap op pn doorzocht elke verdieping. Zijn angst werd plotse ling heviger. Hy had een huiveringwekkend gevoel, dat hij niet meer alleen was op zyn on derzoekingstocht. Hy hoorde een stem roepen: Myn zoon, mijn zoon! We hebben op je gewacht. Zoo lang op je gewacht! De angst maakte plaats voor diepe ontroering. Hij wilde roepen„O, u bent het, die ik zoek!" maar hy kon niet spreken. Hy tdeed zyn uiterste best om een woord Hit te brengen en bij die inspanning keerde zyn bewustzijn terug. Hij baadde in het zweet. Hij zag Mr. Amber's oogen, die op hem gericht waren en hoorde hem zeggen: „Percival." Was dat de stem geweest ,uit dien vreeselijken droom? „Mr. Amber, ik wist dat u me zoudfc herkennen.' De oude oogen hadden een blik van herkennén, maar zij worden steeds doffer. „Hy herkent: u," fluisterde de zuster. Krachtig klonk zijn stem, krachtiger dan zij tot nu toe geklonken had. „Houd mijn hand vast, Mylord" en toen hy de woorden had uitgesproken, was het léven ten einde met een zacht reutelend geluid. De zuster maakte hun handen tos. „He ben zoo blij, dat Mr. Amber u nog herkend heeft/' zei 0e vriendelijk. 3. De oude vriend wind was dien avond geducht aan den gang. Percival' kwam met moeite voort, terwijl hij langs den bergrug liep op weg naar huis. Een twintig minuten had -hoi misschien ge- loopen, toen hy hardop uitriep, als antwoord op de woorden van de pleegzuster„Neen, hij beert juist daar, waar volgens de overlevering de Chris tenen gedood zouden Zyn, in den door Paus Bene- dictus XIV daarvoor, in 1750, geplaatsten steen te plaatsen. We weten, dat zelfs R-oomsch Katholieke geschied vorschers hebben uitgemaakt, dat geen Christenen in het Cotosseum den marteldood gestorven zijn, doch bij het zien der processie door Paus Benedic- tus XIV ingesteld, vergeet men dit gaarne en denkt slechts aan de vermoedelijke bedoelingen van dezen waardigen kerkvorst, nl'. om ten eerste het Colosseum voor verder verval' te behoeden, ten tweede om dit te doen door op die plaats ieder jaar te herdenken de voor hun geloor gedood zijnde Christenen. Al1 js_ die plek historisch niet geheel' juist, zn eigent zich schitterend voor de grootsoh© plechtigheid der jaarlyksche kruisstatie. Het wordt Witte (stille) Donderdag. Men hoort in Rome geen klok meer luiden, want aRe klokken in Rome zwijgen, omdat zij gewijd worden. In uw stad zullen de klokken der RuK. .kerk ook gezwegen hebben tot /Paaschzooadag, zy zijn im mers op Witten Donderdag naar Rome gevlogen om daar tegelijk met de klokken uit de geheel© wereld toegevlogen, en met die van: de Eeuwige Stad zelf, gewijd te worden. Op Paaschzondag echter zullen zy weer vroolyk geklept hebben om uwe Katholieke plaatsgenooten ter misse op te roepen. Men is zoo gewend op be paalde uren de klokken van enkele aer honderden kerken van Rome te hooren kleppen, dat men iets mist, nu al de klokken zwijgen. Men heeft gehoord, dat men bepaald meerdere kerken moet bezoeken en zoo ben ik dan ook 's morgens in ©en paar kerken geweest. Alle kruis beelden en kruizen waren omfloersd. Een der al taren was tot graf ingericht, met heel' veel goud, verguld en schittering, met honderden kaarsen, met bloemen en groen, allés heel druk, heel feeste lijk, heel oogverblindend. De nuchtere Protestant kijkt daar even vreemd van op, van al die schittering en ten toon sprei ding van rijkdom, hy ziet daar boven het altaar te midden van het vele licht het sacrament uitge stald eu denkt onwillekeurig aan het leven en lijden van Christus zooals hy dat eerst in de Zon dagsschool, later ter Catheohisatie en ten slotte als^ lidmaat in de kerk zoo dikwijls heeft hooren sohilL dereneen leven in eenvoud, een tijden in berusting. Wel plechtig was het oogenblik -toen wij om 11 uur de San Carlo op het Corso binnenkwamen pn juist getuige waren van hot overbrengen van 'het m {L.sacr^ment naar de tofc 8"raf ingerichte kapel. Plechtig schreed de processie door de kerk. Het in de kerk heerschende halve licJlit gaf pen .extra stemming aan deze ceremonie. De menigte, geknield zoodra het sacrament na- derde, bleef rustig geknield tot de kelk in-fcet mooie relikenkastje was opgeborgen. Hier was werkelijk ook yoor andersdenkenden een mooi oogenblik van devotie en rust. *s Middags in de St. Pieter, die kerk, die zoo groot is, dat het feitelijk meer een aula yoor ker- kelyke plechtigheden, dan een bedehuis is, keek de I rotestant nog vreemder op. In een aparte kapel weer de uitstalling van het heilig* sacrament, waar de gatoovigen door middel van een langen stok, ongeveer als een hengel', uit de verte gezegend worden. Voor het hoofdaltaar, in een afgezonderd ge deelte de genoodigden op stoelen en daarvoor op hunne plaatsen, bisschoppen en monseigneurs en een kardinaal, m prachtige gewaden met schouder mantels van kostbaar bont. Deze prelaten zongen daarna en het spijt mij te moeten zeggen, dat het zoo afschuwelijk en val'sch ktonk.dat het byna profaan werd. Daarbij doet het ookpMiüyk aan, te zien hoe het talrijk opgekomen! publiek geen plaats vinden kan om te zitten en nu alles tot zitplaats gebruikt wordt en men op allerlei versieringen en beeldhouwwerken mannen en vrouwen ziet Zitten of hangen. Een voortdurende onrust heersoht er in de kerk, een onrust, die weinig verheffend is. Later na 6 uur werd er door het koor van de bixtijusche kapel gezongen en dit was wel mooi, doch of het aan de acooustiok in de Sfc. Pieter ligt, dat'weet ik met, maar het klonk niet zoo mooi als in het Cotosseum of een paar maanden geléden in de pan C-iovanm de Laterane. Wat my echter opviel in de St. Pieter was het reit, dat er wel duizenden menschen in de kerk geweest moeten zijn en die toch léeg scheen, i .Het intieme van een bedehuis is totaal' afwezig by dit gebouw, al moet men hulde brengen aan de architecten, die oplossingen gevonden hebben om van al .die groote afmetingen toch een harmo nisch en fraai geheel te maken, al' is het dan meer een aula voor byzondere plechtigheden dan een kérk geworden. mij niet herkend." En oude vriend wind, die eveiï gewacht had om te luisteren, blies hem weer in het gelaat met een geweldig „Ha, ha, ha," dat huilend kl'onk langs den bergrug. „Is was mezelf niet van avond," riep Percival uit „Heb ik verstandig tegen hom gepraat? Wat was er toch? Droomde ik? Wat waa er toch? O, die ellendige wind." „Ha, ha, ha!" donderde oudé vriend wind en siingerdo hem opnieuw zijn „Ha, ha, ha" in het gezicht. Vreeseïyk gezelschap, die oude vriend wind! HOOFDSTUK XIV. Dora heeft het niet vergeten. Niet alleen Percival' werd in dien tyd door on- rustige droomen gekweld, door droombeelden, wan neer Jiy half wakker was, door „denken zonder te denken'zooals hy het vroeger genoemd had, als of iets buiten hem zelf zyn gedachten beheerSchte. Dok Lady Burdon en tante Maggie, waren on rustig. Maar van allé drie wist alleen tante Mag gie dc oorzaak. Wanneer Lady Burdon of Percival haar er over zouden hebben geraadpleegd, had zy het hun kunnen verklaren, zooals zij haar eigen/ gejaagdheid verklaarde in dagen van Percival's bezoek. Zy zou hem gezegd hebben, wat zy zich zelf ook steeds vertelde, dat het kwam doordat de tyden bijna Vervuld waren, dat het noodlot naderde, en dat zij dat alleen voelde, zJooals men "by een naderenden storm door zwaarmoedigheid, hoofd- pynen of een gevoel van malaise gekweld kan worden. Wat tante Maggie betrof, zy beheerschte ziioh, was verzekerd, dat niets haar plannen in den weg kon staan. Die gedachte had haar al die jaren ge steund. Eens was haar vertrouwen geschokt gewor den in den tijd.toen zy angstig Percival's vriend schap voor Rollo gadesloeg, maar zij was weer gerustgesteld en nu slechts enlcelé maanden haar scheidden vam het oogenblik der wrake, waren ha,ar zenuwen tot het uiterste gespannen. Over een klein jaar zou Percival een en twintig zijn. .Wat haar plannen betrof, het vertrek van Per cival naar Rollo in Londen, een nieuw bewijs van hun vriendschap, kon zij evenmin verkeerd vinden als zyn besluit om den volgenden winter weer met Japhra mee te gaan. Zij betreurde het, dat beiden haar. van het voorwerp van haar liefde en toe- wyding beroofden, maar zij was niet bevreesd, dat een van beiden haar wraak in den weg zou staan „Wat doet ze weer vreemd,". Zeiden de dorps bewoners, wanneer zij haar in die dagen tegenkwa men en zij hen voorbijliep zonder hen te zien; ,,'t jqrme mensch", maar zij leefde voort in het volste vertrouwen, zag het verleden, maar ook de naaste toekomst voor zich.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 9