lluuu liinis-
Dinsdng 20 April 1926.
Eerste Blad.
Polder Callantsoog.
Feuilleton.
DE GELUKKIGE HELD
69ctt.« Jnnrp^ng. No. 7829.
Dit blad verschijnt viermaal por week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. BIJ Inzending tot 's morgens 8 uur, worden Advor-
(oatlön nog zooveel mogelijk in het eorstuitkomond nummoic geplaatst.
Ultgevurs i N.V. v.h. THAPMAN Co., Schagen.
POSTREKENING No. 23330.
INT. TELEF. no. 20.
Prijs per 8 moandon fl.05. Losso nummoija 6 cent ADVERTEH*
TISN van 1 tot 5 rogola 11.10, iodoro rogol niooj; CO cent (bowlJ.- .-o,
inbegrepen). Gfcoota Lettors wocdon imas glaatseuimio begekond.
DIT NUMMER BESTAAT ÜÏT TWEE BLABBJI.
Vergadering van Bestuur en Stemgerechtigde, Inge
landen op Zaterdag 17 April 1926. 's morgens te 10
uur ongeveer, in het café van den heer Kos te Cal-
I lantsoog.
I Aanwezig de-heeren H. Kruisveld, Dijkgraaf, A. L.
|Zuidscherwoude, secretaris. J. C. van der Plas, pen
ningmeester en de Heemraden t.w. de heeren J. Stam
mes. S. Baken Gz., W.. Gevers en C. Bellis. Tevens
waren aanwezig een 10-tal stemgerechtigde Ingelan
den.
Voorzitter opent de vergadering met een woord
van welkom.
Aanmerkingen op de notulen.
De secretaris leest hierna de notulen van de laatst
gehouden vergadering, gehouden in Juni 1925.
L Op de vraag van den voorzitter of nog iemand
aanmerkingen op de notulen heeft, zegt de heer Vos
dat hij hierin iets veranderd wil hebben. Er staat,
aldus spr., dat ik bedankt zou hebben voor m'n her
benoeming tot Heemraad. IX heb niet bedankt dat
hoort niet in de notulen, ik hon dat niet doen want
ik heb geen schriftelijk bericht gehad van die benoe-
ming. De stukken hiervoor heb ik niet ontvangen.
Voorzitter: Dan zullen we de notulen wijzigen. Dat
/al wel kunnen.
De heer Ottervanger zegt dat er nog wat niet in
orde was in de notulen, er was wat vergeten, de
krant vermeldde dit wel en die liegt niet.
De secretaris vraagt excuus voor die nalatigheid
en belooft dat de notulen nog aangevuld zullen wor
den.
Voorzitter noodigt hierna de commissie voor het
nazien der rekening over 1925 uit, haar rapport dien
aangaande uit te brengen.
De heer H. Raan van Bergen zegt, hoewel eerst
geen lid zijnde van de commissie, door de benoeming
van den heer Stammes tot Heemraad, in diens plaats
te zijn benoemd. Met genoegen 'heeft bij deze be
noeming aangenomen. Spr. zegt met den heer Dekker
het werk te hebben gedaan en alles in orde te héb
ben bevonden. Hij kan dan ook tot goedkeuring &d-
iseeren.
Geen stukken ontvangen.
De heer Ottervanger: Ik zou naar aanleiding van
wat de heer Vos straks zei, nog wel eens iets willen
vragen eerst. Het is mij niet duidelijk, ik begreep
het niet goed. Heeft Vos nu bedankt, of heeft hij z'n
benoeming niet aangenomen?
Voorzitter: Vos wenschte niet meer in aanmerking
to komen. Deze mededeeling heeft hij mondeling'ge
daan.
De heer Vos zegt dan, te zijn herbenoemd, maar
de stukken hiervan niet te hebben ontvangen.
De heer Ottervanger, tot den heer Vos: Was het
niet ontvangen van de stukken de redenT
De heer Vos: Nee, heelemaal niet.
Voorzitter: Zooals u allen gehoord hebt, is de re
kening in orde bevonden, kan de vergadering haar
goedkeuring verleenen?
De heer Ottervanger: Het zal wel in orde wezen
als dit gerapporteerd wordt, er is aan de letter vol
daan.
Voorzitter: Niemand tegen?
De vergadering heeft geen bezwaren en de rekening
wordt vastgesteld op een ontvangst van f 13318.50 en
een uitgaaf van f 14907, zoo dat er een nadeelig saldo
is van f 690.57.
Aan de orde is do vaststelling van de begroeting,
voor 1926.
De begrooting geeft aan: Uitgaven f 14304., ontvang
sten f 11804. zoodat het nadeelig saldo f 2500 be
draagt. Inbegrepen is een bedrag van f 181 voor on
voorziene.
Begonnen wordt met de uitgaven.
De secretaris doet voorlezing van de verschillendè
posten.
Bij den post salaris penningmeester zegt de voor
zitter dat is ingekomen een verzoek van dezen om
z'n salaris te bepalen op f 125.
Voorzitter: Het bestuur stelt voor f 100 te geven.
De heer Ottervanger: Dat begrijp ik niet goed, het
punt staat niet op de agenda.
Voorzitter: Dat hoeft niet. het staat op de begroo-
tlng en het wordt als begrootingspost behandeld.
De heer Ottervanger: Maar het is toch een meer
dere uitgaaf.
Voorzitter: Dat weten we wel, maar dat doet "er
niet toe.
De secretaris licht toe, dat het salaris f 60 was.
maar dat dit nu een te geringe belooning wordt ge
vonden.
De heer Ottervanger: Zijn de werkzaamheden dan
zooveel grooter geworden? Het bestuur meent toch
zeker ook, dat f 125 te veel is, anders deed het er
geen f 25 af.
De penningmeester licht toe, dat de vorige penning
meester het werk samen verrichtte met den secre
taris. Spr. zegt nu al het werfc wat hij reglementair
moet doen, alleen uit te voeren en vroeger was
dit niet zoo.
De heer Dekker meent, dat f 100 den penning
meester volkomen toekomt, zijn werk is uitstekend
in orde.
Bij hoofdelijke stemming wordt vervolgens met al
len voor, het salaris op f 100 bepaald.
Voorzitter deelt mede, dat de lasten op de be
grooting weer op f 9 voor caoabel-land, op f 6 voor
niet-capabel-land en op f 4^4 voor Nollenland zijn
geraamd., zoodat een totaal geraamd wordt van
f 6064 aan lasten.
Bij den post verpachting van grasgewas en visch-
water ad f 1500 opbrengst, vraagt de heer Ottervan
ger of dat niet abuis is die f 1500, hij vindt dat bedrag
voor vischwaterverpachting erg hoog.
De secretaris helpt den heer Ottervanger uit z'n
misverstand, de laatste had niet op het grasgewas
gerekend, maar alleen op het vischwater.
De toepassing van het reglement.
De heer Ottervanger zegt, Op de uitgaven terug ko
mende, het wenschelijk te vinden, dat het timmer
werk publick aanbesteed wordt, als het een bedrag
van f 100 te boven' gaat. Elr staat f 750 op de begroo-
tiing. aldus spr., en dan moet volgens het reglement
publieke aanbesteding plaats vinden. Nu echter doet
u maar wat. Dan den één eens dit en dan den ander
dat. Op die manier komt u misschien niet aan het
"bedrag van de begrooting toe, maar in orde is het
zoo niet.
Voorzitter vraagt den ponningmeester eens te zien,
hoe groot 'het bedrag> verleden jaar wad. Het blijkt
Man een f 240 te zijn geweest!
Voorzitter: Da's lang geen f 750. Maar ik wil me
niet laten binden door Ottervanger mj de uitvoering
van werk.
De heer Ottervanger: Die woorden moet u terug
VAN RDBWÜB78
SCHOENHANDEL. SCHOENMAKERIJ.
RUIME KEUZE IN ALLE SOORTEN.
MOOIE, EENVOUDIGE SCHOENEN VOOR
BIJZONDER LAGE PRIJZEN.
door A. SL M. HUTCHINSON.
49.
HOOFDSTUK IEL
Percival toont aijn kracht.
1
Hjj snelde voort, in tweeërlei stemming- Voor al
les wilde hij haar hand in de zijne nemen en haar
troosten. Hij zou haar handen vatten en haar zeg
gen hoe veel hij van haar hield, hoe zij moesten!
terug uit zijn bereik en ri<
ühem y fj
Bnna sta
,Ruk uit!"
zy^hem plotseling zag naderen,
stikkend
„O, Percival," toeni
Yan woede, zei Percival gesmoord:
Jyn als zuster en broeder in het vervolg; een zus
ter en een broeder, die met elkaar gelukkig konden
zijn, omdat zij zooveel van elkander hielden. Dan
wilde hij haar danken, danken voor al de harte
lijkheid en liefde, die zij hem altijd betoond had;
haar vol teederhedd zeggen, hoe goed zij was en
hoe hij^haar bewonderde. Dat was zijn éene stem-
was woede op zichzelf,
een toestand, waarin hij
HpHHBBBW bevond. Die twee stem
mingen wisselden elkander af. Hü wilde niets
kever dan haar troosten in haar verdriet, en toch
was hem de gedachte pijnlijk, dat hij getuige was
gcrweest van haar ellende.^ Het ééne oogenblik dacht
hij woedend, en was hij in vuur en vlam van
woede en moest hij die op het een of ander koel
Het toeval en het noodlot van het leven hadx
brandstof voor die vlam voor hem gereed, maar
geen voedsel voor Zijn gevoel van teederheid, toen
hij do kermis naderde. Hij ging snel naar den
woonwagen van Japhra. De wagen stond mot den
achterkant naar hem toe, en toen hij omliep en
don disselboom bereikte, zag hij een groep mannen
staan praten: Japhra, Sfcmgo en Baas Maddox.
W aarschy nlijk bespraken zijde onrust in hot kamp,
dacht hij. „Ik zal net aan Pinsemfc vragen," Hoorde
hy Baas Maddox zeggen; hy zag hem zien om
draaien en hoorde hem roepen: „Pinsant, Pinsant,
vaar ben je P" alsof Pinöent één oogenblik .tevoren'
ook .bij het groepje mannen gestaan had.
Hy ging gauw naar den achterkant van den
wagen terug en vond daar Pinsent. „Ben je boos,
schatje?" zei Vos Pinsent. „Ben je boos? Kom nou,
kom nou!"
'rak tegen Ima en bty Zyn 'laatste woorden
\do hy tegen het trapje, en stak zijn hand uit
haar onder de km te strijken. Zij deed een stap
De Vos Pinsent keek beurtelings van Ima naar
1 Percival en nam Percival met zy'n sluwen gllm-
lach van het hoofd tot de voeten op. Hy ging kalm
j tegen den wagen aanleunen en kruiste vastberaden
zijn boenen over elkaar: „Loop naar den duivol!"
zei hij, gemaakt vriendelijk. Percival gaf hem een
j een slag op de mond, een harden, gemeenen stoot,
den stoot van een bokser: zy'n hoofd sloeg tegen
den wagen aan en zyn „wel vervloekt" volg-de on-
1 middellijk op den doffen bons 't was alsof de
drie geluiden, de klap, de bons en de vloek by
elkaar behoorden.
Hij sprong vooruit, het hoofd achterovergebogen,
en sloeg snel met beide handen, en goed bokser als
hy was, deed hy oen schijnstoot met zijn rechter en
sloeg terzelfder tijd met zijn linker vuist op Perci
val's voorhoofd, nog een op zy'n mond en hals en
toen was het gevecht in vollen ging,, wild en woest,
maar beiden opgewonden en voldaan, eindelijk het
voorwerp van hun haat te pakken te hebben.
Jfc Was met zoo'n woede begonnen als een vlam,
die mat een plotseling gesis opspringt door non y nk
in een handvol .kruit Dof klonken hun slagen, en
op dat geluid kwamen Stingo, Japhra en Baas
Maddox snel aanloopen; van hier en daar en overal
kwamen zy aanhollen, zij grepen de vechtenden
boet en rukten hen uit elkaar en hielden hen vast;
worstelden om los te komen als terriërs, die voor
het eerst bloed geroken hebben.
Stingo sloeg zyn lange armen van achteren om
Percival heen en hing met zyn heele gewicht op
hem om hem des t» beter vast te kunnen houden-i
Baas Maddox was in al Zyn lengte voor Pinsent
gaan staan, greep hem by de polsen met zijn lange,
krachtige vingers. Japhra hield Percival's handen,
die Stango's armen trachtten weg te duwen.
Help eens een handje, hier!" riep Baas Maddox
worstelende met Pinsent's arm. „Grypt zijn anderen,
arm! Dago, Frenchy, Jackson, Darkie, Laat het
Pinsent. Iaat het nou! Wat willen jullie voor
den duivel?"
En iStingo op zyn heeschen ffuistertoon, nog
heescher door de inspanning by het worstelen,
trachtte Percival tot kalmte te brengen: „Kaltm.
Percival, houd je bedaard! Rustig maar, je kunt
me Doch niet van je wegkrijgen! Pak zijn hand
vast Japhra. Pak zyn hand!
Zij worlen zoover van elkaar afgetrokken, dat er
'ngrede tus-chonruimte tusechen hen bleef, maar nog
stonden zij ieder omringd van hun vrienden, met
van woede verwrongen gezichten, hun lichamen tot
nemen, mijnheer de voorzitter, ik wil niet hebben,
dat u u gebonden gevoelt door mij, in bet geheel ia
dat m'n bedoeling niet.
De heer Stammes geeft een uiteenzetting hoe het
komt, dat men dikwijls niet kan aanbesteden, om
dat voor sommige onderhoudswerken soms dadelijk
moet worden ingegrepen.
De heer Ottervanger: Maar bet reglement moet ge
handhaafd. Als U dat niet doet (tot den voorz.) kunt
U het wel verscheuren. Als zoo'n ding er is om niet
gehandhaafd te worden, als het zoo mogelijk is ge
maakt, dan zijn ze daar in Ged. Staten gek. ik wil
het bij de behandeling van elke begrooting in de
krant en in de notulen hebben, dat ik deze bepaling
gehandhaafd wil zien. Als we niet kroozen, wordt het
reglement wel gehandhaafd, en worden we beboet en
dit wordt veronachtzaamd.
De heer Stammes: Het reglement houdt ook nog in
dat indien het Bestuur anders meent to moeten be
slissen, dan in het regl. vermeld, het hiertoe het
recht heeft.
De heer Ottervanger: Ik wil het reglement gehand
haafd hebben.
De heer Stammes: U spreekt zoo niet in bet belang
van den polderl
De heer Ottervanger: In Haarlem zijn ze gek als
ze dat zoo bepalen, dat het niet hoeft te worden toe
gepast. Het gaat weer net als met de grind; die wordt
ook nooit aanbesteed. Als het toch in de f 1300 loopt
dan is het toch een gekke boel hier dat ze het niet
aanbesteden. In iedere krant lees je van de omlig
gende polders oproepen om inschrijvingen.
De secretaris zet uiteen, dat er slechts voor f 690
grind is gekocht en biervan is weer voor f 150 ver
kocht. De rest is voor straatwerk gebruikt.
De heer Ottervanger meent, dat met dat onder
hands .koopen het duurder wordt dan bij inschrij
ving. Hij wijst tevens op een gelegenheid om goed-
koope grind te krijgen, destijds aan het vliegkamp.
De heer Stammes meent, dat het hier niets uithaalt
tè laten inschrijven voor het beetje grind, het zal niet
goedkooper worden.
De heer Ottervanger zegt, dat het niet bewezen
kan worden, daar het bestuur meent, dat een in
schrijving duurder zou uitkomen.
Secretaris: Dat kan ik u wel bewijzen.
De heer Ottervanger: 'Houdt u u maar stil, O hebt
hier toch nietö te zeggen, u hebt bier alleen maar
te zitten.
Verschillende heeren raken aan het praten door
elkaar en voorzitter hamert om stilte.
UIVELB4HK ALKMAAR
ZITDAG SCHAGEN
CAFÉdgBEURS
Ï-.OQHOtRDAi d«i-
Voorzitter brengt een voorstel om dool
te gaan, zooals tot nu toe gebeurd is, dus onder
hands te koopen, in stemming, en het wordt met
13 tegen 3 stemmen aangenomen.
Voorzitter: Als dit nu allemaal ging over het be-
groote bedrag, dan was er nog wat grond voor dis
cussie. maar nu we dat toch zoo bedisselen, dat we
met de helft van het begroota bedrag toe kunnen, ia
het heel wat anders.
Voorzitter vraagt, of de vergadering de begrooting
goedkeurt én niemand verklaart zich hier tegen. Te
vens verkrijgt het bestuur machtiging een loopende
rekening aan te gaan groot f 3000.
Ingekomen is van de vereeniging V.VèV. het ver
zoek in erfpacht te mogen hebben de z.g. Abbenea
Nollen, om deze voor boschaanplaDting te gebruiken.
Ze vraagt dit op dezelfde pachtvoorwaarden als een
reeds in bezit zijnde H.A.
Voorzitter: Het bestuur stelt voor, hier gunstig op
te beschikken. We zullen dan evenwel uitzoeken de
meest geschikte stukken, met het oog op de zandwe
gen die er door loopen. We vragen vrij mandaat het
voor f 2.50 per H.A. te mogen geven.
De heer Ottervanger meent, dat men niet beter kan
doen. Het aanzicht zal ook mooier worden, als ze
willen groeien.
Voorzitter spreekt de hoop uit, dat men straks
geen gejammer zal krijgen over de stukken die het
bestuur geeft. Want het heele stuk kunnen we niet
geven.
Allen keuren het voorstel goed.
Wie moet er leugenaar zijn?
Rondvraag. De heer Ottervanger vraagt, den
secretaris, of hij hem, aangezien deze hem verleden
jaar voor leugenaar zette, de lijst kan toonen waar
op Rampen geteekend zou hebben als aanwezige.
Secretaris: De handteekening staat niet op een lijst
maar op de rekening. Deze is hier echter niet.
De penningmeester zegt, dat de rekening bij hem
is. Daar staat de handteekening niet op.
De heer Ottervanger: De beer Rampen heeft mij
gezegd, dat ik hier speciaal op moest aandringen.
Secretaris: Rampen kan ziek zijn geweest. Ik
meen hem wel te hebben geschreven.
De heer Ottervanger: Ik sta wel degelijk in m'n
recht om voldoening te hebben. Ik werd leugenaar
genoemd door U.
Secretaris: Dan wil ik wel leugenaar zijn. De
schuld dat ik Rampen niet geschreven zou hebben,
neem ik al heel gemakkelijk op ine.
'De heer Ottervanger vraagt, waarom de straten
hersteld worden door niet-gemeentenaren.
Voorzitter denkt, dat dit wel door ingezetenen Is
geschied de laatste jaren. Dat dit daarvóór door nlet-
ingezetenen gebeurde, was wel een uitvloeisel van
de publieke aanbestedingen. We vragen nu onder de
bewoners opgaaf.
De heer Ottervanger keurt dit goed.
Voorzitter: Bij het opgaaf vragen, dit nog ter
aanvulling is de tyeer P. Boekei niet uitgenoodigd,
hij werkte toen aan de Zuiderzee.
De heer Mooij vraagt, of voor het slootwerk van
den winter ook opgaaf is gedaan.
Voorzitter: Ja, we hebben prijsopgaaf gewaagd,
R. Bregman was de laagste.
De heer Mooy zegt, dat zekere Tromp geen bericht
heeft gehad.
De heer Ottervanger waagt, of dit Tan 'i jaar wee»
zal gebeuren.
•Voorzitter: Ja, ik doe gewoonlijk een aantal ge
schikte menschen aan.
De heer 'Ottervanger hoopt van niet altijd dezelfde.
Voorzitter: Ik meen echter, dat het ook aan het
onbewegelijkheid gedwongen, maar hun handen ruk
ten nog steeds om wij te komen, terwijl zij elkander
toeschreeuwden.
„Geslagen heeft hij me", gilde Pinsent. Geslagen,
bij God, ik zal hem leerenl Ik heb al lang een pak
slaag voor hém in het zout, laat me gaan, Baas!
Waarom houdt je me zoo vast? Hij sloeg me, die
ellendeling, ik moet hem hebben, nu of nooit. Laat
me losl"
En Percival van zijn kant schreeuwde: ;,je kan
nog meer krijgen, Pinsent! Japhra 1 laat me los, 't
gaat jullie niets aanl Jullie vervloekte bemoeizucht
Japhra. laat mijn handen los!"
Langzamerhand werden zij wat kalmer, terwijl zij
steeds vastgehouden werden en iedereen de reden
van hun strijd wilde weten. Baas Maddox liet Pin
sent aan andere handen over en ging in de kleine
open ruimte tusschen de beide partijen staan, in zijn
geliefkoosde houding, met de handen op den rug, de
schouders naar voren, het hoofd een weinig op zij en
keek beurtelings naar Percival of Pinsent, wanneer
zij spraken.
Plotseling keek hij naar Stingo: ..Die jongen heeft
gelijk", zei hij met een hoofdbeweging naar Pinsent.
„Hij is geslagen. Dat kan zoo niet eindigen. Hij heeft
het recht voldoening te eischen."
„Die zal hij krijgen", zei Stingo. „hij zal die dade
lijk krijgen, als ik dezen hier loslaat laat hij
maar niet ongerust zijn". z
Baas Maddox keerde zich om naar Pinsent. „Wacht
er mee tot morgenochtend, Vos. In deze duisternis
kunnen twee jongens, zooals jullie zijn, niet vech
ten." P;nsent lachte: „Ik ga niet met hem vechten,
ik zal hem alleen maar afrossen."
„Laat me los, Japhra! Baas, houd je handen thuis!
't Is onze zaak en van niemand anders."
Baas Maddox keerde zich weer naar Stingo: „Zoo
kan dit niet eindigen", en Japhra antwoordde hem:
„Neen, er moet bloed vloeien, Baas. We kunnen *t
niet tegenhouden; daar hebben we ook geen lust in".
Hij liet Percival vrij, terwijl hij sprak, maat hield
hem toch nog bij de hand; Stingo gaf hij een teeken
zijn armen van Percival los te maken. Hij sprak
op zijn langzame manier _en schijnbaar aarzelend,
maar zijn stem klonk kalm: „Ze moeten het samen
uitvechten, Baas."
„Wil je met hem vechten. Pinsent?" vroeg Baas
Maddox. Pinsent schudde de handen af die hem vast
hield en voorzichtig kwam hij een paar stappen na
der, hij rekte zich bedachtzaam in al zijn lengte uit,
en sprong met overleg op den grond. Toen keek hij
Percival aan. „Als hij er op gesteld is, om eens een
'roe afstraffing te krijgen, zal ik hem manieren
leeren met je zweep, en dan zal ik hem verder met
rust laten. Als bij d» brutaliteit heeft zich te verzeg
ten, zal ik hem murw slaan tot hij dood valt" HIJ
boog zich naar Percival en zei spottend: „Nou, wat
zal het zijn, mooie Mijnheer?".
Percival's gezicht scheen als een wit licht In de
duisternis van den-nacht.
„Maakt plaats 1" zei hij kalm.
"Toen verloor Pinsent zijn gemaakte bedaardheid
en met een stem, heesch van drift en haat schreeuw
de hij: „Ik moet licht hebben, om je te pakken te ne
men, Mijnbeer! Licht en een paar handschoenen»
Christenzielen, naar dit oogenblik heb ik te lang ver
langd om het te bederven 1 Ik zal je eens iets moois
op je gladde gezicht teekenen, maar niet hier in het
donker. Waar zal ik met hem vechten, Baas? Waar?
„Op den weg, morgenochtend."
„Ik wil geen oogenblik wachten, Baas. Ik wil niet
wachten." En Pinsent met schorre stem gilde: „Nou,
nou, vervloekt, waar zal ik vechten?"
Baas Maddox keek op zijn horloge, en toen gleed
zijn blik langs de tenten en kramen, ,,'t Is bijna mid
dernacht er zijn nog maar een paar men&chen.
Over twintig minuten kunnen we sluiten. Oin één
uur."
En Japhra met een vreemde trilling in zijn stem,
zei: „In jou tent. Baas. De jongens zullen er allen
bij willen zijn. Daar is ruimte en licht."
Baas Maddox keerde zich naar Pinsent. „Vindt Je
dat goed. In de ciicustent?"
..Juist de plaats er voor", zei Pinsent. „Precies om
één uur Japhra, wij zijn boksers, kom hier, dan zul
len wij het een en ander afspreken."
„Kom jij maar bij mijl" antwoordde Japhra norsch,
.Jij en ik, ik kende den „ring", den boksersring voor
dat jij bestond."
„Kom mee naar de tent", viel Baas Maddox in.
,'t Beste is daar alles af te spreke,n."
Japhra nam Percival ter zijde. „Ga wat liggen", zei
hij; zijn stem beefde nu hoorbaar en hij drukte Per
cival's handen: „Let op mijn woorden, doe zooals ik
je zeg. Ga liggen, totdat ik terug kom. Vergeet je
woede tegen dien Vos daar".
„Ima!"
Zij stond al naast hem, haar handen in eikaar ge
slagen, haar gezicht wit van angst.
„Help 'hem kalm te worden, 'Ima Blijf bij bem ter
wijl hij rust; laat hij zijn schoenen uitdoen, en leg
een deken over hem heen en lees wat voor.... Cru-
soö, b.v. hè? Singo en ik zullen alles voor je in orde
maken, baasje. Ik zal niet lang wegblijven".
Wordt vervolgd.