r VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT i£ü Het Levenselixer, DAMRUBRIEK* rm m m m 9 m m W m m m m m m m 9 9, 'M 'C 9 w IWIIM rl rl Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 1 Mei 1926. No. 7836. RADIO. ET, 1UIS 'trein PANTOMIME ïEN. Élf üf fü Hf üf H HM H m H n SI st 8 1I 2 Nf m IV 0 i m UK 1 1® i i mi flKH iü in m 1 i Si pÜ SÉ I Hf lü if Even Lachen. ;alk, bt ce kleu ;ebruik "krijga n. ons inleidingsartikel hebben wij het begrip „golf te" uiteengezet en wij kwamen daarbij tot de iclusie. datr wanneer de zender in staat is 1000 iten per seconde aan den aether te geven, de golf- igte van dien zender 300.000.000 gedeeld door 300.000 meter bedraagt. Hieruit volgt dus lidelijk, dat het anatal stooten per seconde, de 'Matgevende factor voor de golflengte is. Deze fac- ageir nu noemt men de „frequentie", een woord, dat frhaaldelijk in de Radio-taal voorkomt In ons erS porbeeld is de frequentie dus 1000; dat wil zeggen: ^eer Per secon<le verandert de stroom twee &er van richting. [Een electrische stroom, waarhij dit verschijnsel 3k optreedt, noemt men een „wisselstroom". De ulowE|nder wekt nu een dergelijken wisselstroom op; deze heeft een veel hoogere frequentie dan de lom van een normaal electriciteitsnet. De golf- ;te van Hilversum bedraagt ruim 1000 M. (1050 d.w.z. de frequentie van de aldaar opgewekte ilstroom is 300.000.000 gedeeld door ruim 1000 a 300.000. terwijl de electrische stroom, welke woning binnengeleid wordt, ten einde uw lam- pin te doen branden, een frequentie van 50 heeft. fc.V.I®* groote verschil in het aantal volledige slingerin gen per seconde bij beide soorten wisselstroom valt ladelijk in het oog. Men noemt dan ook de slinge- in het eerste geval „hoogfrequent" (afgekort ,j en dn het laatste geval „laagfrequent" (l.f.) èen zendstation worden dus h.f.-trillmgen opge- ;t, welke gedurende de geheele Uitzending ge rende alle uitzendingen kunnen wij wel zeggen dezelfde frequentie behouden. liedoi UTBl riagen Nze trillingen <iTm 'hebben wij, ter verduidelijking teekening gebracht ,zie fig. A). Hierbij is op den Loflj izontalen lijn de „tijd" afgezet. De afstand „a" is 1 golflengte, welke in het Hilversumsche geval M. bedraagt. In tijdseenheid uitgedrukt, is deze geveer 1/300.000 seconde. Op de verticale lijn wordt i slingerwijdte uitgezet. De geteekende golf is „on- pempt", hetgeen wil zeggen, dat de uitslag van j. slingering (in onze figuur de afstapd „b") voort- J- Derend even groot blijft. Dit is voor de uitzending telefonie en muziek noodzakelijk. Voor het overbrengen van telefonie en muziek van It het zendstation is echter noodig, dat men, zon- 'br de frequentie te veranderen, de golf een ander soonfjterlijk geeft. Daartoe plaatst men een microfoon ïo eii de leiding naar de zendanténne. -feen microfoon is een instrumentje, dat in staat is,, LULlpttrillingen om te zetten in wisselstroompjes, J&lke «wat grootte betreft, afhankelijk zijn van deze nlllingen. Deze wisselstroompjes zijn laagfrequent I een dergelijk, willekeurig wissel stroompje is ge kkend in figuur 1B. Ben vergelijking tusschen de Suren 1'A en 1'B doet duidelijk het verschil in üflengte uitkomen. De zendgolf kan nu onderweg opnemen de in de Icrofoon opgewekte wisselstroompjes, welke zich 5 het ware op de toppen van den zendgolf leggen, pdat deze, technisch uitgedrukt, „gemoduleerd1" Q^|rdt. Een dergelijke „gemoduleerde" zendgolf mt men nu typeerend „draaggolf". Deze draag- fven nu kan men met een antenne opvangen. n Vij willen dit artikel besluiten met een algemeene j nerking. Om een ingewikkel d technisch proces II 1(1 eenige artikelen goed te kunnen verklaren is het >dig,' begrijpelijke vergelijkingen te kiezen. INHï at een vergelijking in de meeste gevallen mank, s ook hier. Maar dezé vergelijkingen maken het ieel aannemelijker en duidelijker en daar is het slotte om te doen. Wanneer wij dus moeten kie- tusschen een oppervlakkige verklaring, die rinisch minder juist is en een geheel passeeren - de moeilijkheid, dan kiezen wij het eerste. Dit verklaring van mogelijke technische ongerijmdf- ze len in deze Radio-artikelen. loo is bijv. fig. 1 niet in haar ware verhoudingen eekend, omdat zulks niet mogelijk is, wil men h een algeheel overzicht krijgen. volgende keer komen wij nog even op dit on- werp terug, om vervolgens de „ontvangst" te he in Ifeken, dat Rome namelijk per hoofd der bevolking per dag 440 liter gebruikt? dat 'Londen per dag per hoofd slechts 120 liter ge^ bruikt en Parijs 300? dat de reden voor Rome's groote verbruik moet gezocht worden in het feit, dat er binnen Rome's grenzen niet minder dan 430 openbare fonteinen zijn? dat in Engeland, waar het weddon op de renbaan is toegestaan, iiaar schatting per jaar voor een be drag van 5 milliard gulden „verwed" wordt? DE MINUUT DIE EEN JAAR DUURTJ Afls bij het pand'oertje van verwoede spelers aan het einde plotseling blijkt dat troef-boer niet ge vallen is en je ontdekt dat je die kaart per ongeluk in je hand gehouden hebt. 'Wat moet je doen? De kaart in je mouw steken, op den grond laten vallen of eerlijk bekennen wat er gebeurd is en daarmèe de gloeiende kolen der menschelijke razernij op je arme hoofd laden? i. De geschiedenis van een groot man, door Sirolf Nadruk verboden. Het was een net oud mannetje, met een glimmend zwart zijden petje op en' vaal glimmend, oud-mo- d;sch groen jaquetje. En hij zat zoo tevreden, met half dichte oogen, zich in het warme zonnetje te koesteren, in de luwte van het tramhuisje. De tram was nog in geen velden of wegen te zien. Toen stap te een heer het huisje binnen, zette zich zwijgend r.aast het brave oude mannetje, dat aanstonds diep in een geheimzinnigen binnenzak van het groene jaquetje graaide en een kreukelige krant te voon- schijn haalde. En zich te lezen zette. De heer liet verveeld zijn blikken door het kale huisje dwalen, keek dan naar het oude mannetje en de krant. Keek nog eens. Bukte zich wat voorover, als om nog be ter te kijken en glimlachte dan verbaasd. Ht oude mannetje, dat oogenschijnlijk ingespannen zat te le zen, had de krant omgekeerd voor zich, onderstebo ven. De heer keek nog eens en zijn lach werd broe der. Hij had den datum op de krant gelezen. De krant was 1^ jaar oud. Stomverbaasd nam hij het raré oude mannetje eens op. De oude baas, met zijn glimmende zijden petje, knikte eens, glunderde met zijn geheele gezicht, knikte nog eens en zei dan, met zijn wat bevende, holle stem, als van een doos: U" hêt 't zeker al gezien, hè, ja, ik hen 't! De heer keek, als had men hem willen wijsmaken dat een leeuw eieren legt, waarop het mannetje met eep knokelige vinger op een groote advertentie op I het naar buitengelieerdé blad van de krant, wees en zei: j „U ziet het zeker wel, dat ik 't hin. Pèhè, de heele stad ken me temet, nog beter dan de hurregemeester, pèhè, 'k hin een hesienswaardigheid, nou en of." De heer keek naar de groote adverentie en las, I naast een oud-mannetjes-portret, de onstellende re» gelen: Opzienbarende ontdekking! Het levens- j elixir gevonden. Een grijsaard van 2 jaar van 'blindheid en doofheid genezen, door ons patent-ge neesmiddel voor ouderdomskwalen.Prijs per flesch f 5.Dokter Zwiendel. „Ziedu wel, datte ikke dat hin? 't Lijkent persies. Mooi portret, vinnu niet? 'Se gaane allemaal dood van jeloèrsigheid, bij mijn in het straatje. Nogal wie des, haarlui hebbe èeen kans, om d'rlui pertret in de krant te krijge. Tenminste? op. een ordentelukke menier, niet soo as die langvingert van 4 hoog ach ter hij mijn, de se se pertret in de krant gongon zette, voor een inbraakie, toe se 'ra niet te pakke konne krijge. Nee ik hep 't eerrelijk verdiend, 'n Aar dige snuiter, die c'okter Zwiendel. En deftig hoor, nou, mi-sonder snor, en van die fijne witte globher- kouse oofer se schoene enne een gouwe horlosie- ketting. Verleje jaar kompt ie heelemaal bij mijn naar boofe loope, driehoog achter en toe geeft ie me een flessie van dat eliksur en toe seidie wat teuge me. Nou, ik ken nie soo goed hoore siet U, niet ef- fetief doof, niks hoor, m^ar toch een beetje hardhoo- rend, siet U. Ik verstong alleen, dat ie nog eens zou terugkomme. En ik had me bril ook niet bij de hand. Maar ik doch zoo, dat is seker van dat vlekkewater, hè. Nou, en d'r zatte net. van die vlekke op me trijpe pantoffels. Toe dee ik een paar druppels van dat gc-ed op die vlekke. Reuze sterk goed was 't. Want er zijn geregeld een paar gate in me pantoffels ge brand. Nee, best goed is 't. Maar later zegt me ouwe mensch teuge me, dat het voor de doovigheid en de ooge is. Om in te neme. Elke dag een eetlepel. Nou, ik hou niet van al die medisijne, ik het liefer een spatje, wastu? Een paar dage later komt die dokter Zwiendel weer en toe vraagt ie, of het niet geholpen heeft. Nou en of, zeg ik, 't is best spul hoor, reuze sterk. Nou dat was het ook. D'r was geen druppel meer over. Want me ouwe mensch had het flessie Riet permissie op de, u begrijpt me wel, leeggegooid. Omdat het goedje zoo stonk, zee ze. Maar seg E nou sellef, da kon ik toch piet an die deftige dokter ver- telle. Nou en toe seidie: wilt u dan maarres teekenen en hep u niet een pertret. Toe hep ik 'm me pertret gegeve en toe hep ik geteekend. Ik kon niet sien, wat 't was, want ik had me bril niet bij me, en son- der me bril hen ik stekeblind. .Nou en toe later sting me pertret in de krant en kw.amme de bure vertelle, dat ik genezen was van levenslange doofheid en blindheid. Ik wis nie wat ik hoorde. Hoe is 't gos- mogelijk, hè? Maar het staat er, het staaf hier in deuze krant, kijk U maar.... „Ja", zei de heer glimlachend, „maar U heeft de krant onderstehoven, leest U altijd zoo?" Het oude mannetje keek aandachtig naar de lip pen van den heer. bracht toen een knokelige hand naar zijn oor en dreunde: „Ik verstaan U niet als te best, ik hin wat doovig, ja niet stokdoof, maar zoo'n beetje hardhoorend". 'De heer herhaalde zijn vraag, met oen stem, die de ramen van het wachthuisje dééd sidderen. Het oude mannetje knikte vriendelijk en zei vertrouwe lijk: „Ja, ik verstaan U wel, U hoeft niet zoo hard te praten. Ja, die mense van boven, ik sei U toch, vierhoog achter, ja die sijne soo jeloers, maar net assu segt, dat gaat o-Uijd zoo. öag meneer." WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: dat er een laag van 3 meter aan .plantenresten enz. noodig is, om een laag van 1/3 meter steenkool te vormen? dat de meisjes, die in de kunstzijdefabrieken wer ken,,heele zachte vingers (voor bepaalde bezigheden) moeten hebben? dat in Engeland en iDuitschland zeer veel manicu- res daaTom aan kunstzijdefabrieken verbonden wor den? dat een Amerikaansch uitvinder, mr. G. A. Shieds, beweert een 'manier te hebben uitgevonden om glazen huizen te bouwen, die 20 pet. goedkooper zouden kosten dan gewone huizen? dat het glas ondoorzichtig zou zijn, en in elke ge- wenschte kleur vervaardigd zou kunnen worden? dat -hij dan ook een machine heeft gemaakt, die glasplaten vervaardigt van 1 c.M. 4ik, 1 meter breed, en 3 meter lang? dat deze platen, door middel van een houten raam werk, tot een stevig geheel zouden kunnen worden ineengeschroefd? dat de bewoners van de stad Rome de dorstigste menschen ter wereld zijn? Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zenden aan C. AM ELS Wz, WINKEL. I OPLOSSING PROBLEEM No. 57. Wit: 23—19, 43-43, 50-44, 19—23, 29—23, 13-11. 11X4, wint. OPLOSSING PROBLEEM No. 58. Wit: 23-23, 27—21, 50-44, 44X33, 45X1, wint. PROBLEEM No. 6L Slagzet van Dr. Molimard (als probleem). ZWART. WW/. Wm '/C m y»W/. WIT. Stand Zwart, 17 schijven, op: 2 3 6 8 tot 12 14 16 18 19 20 21 23 24 26. Stand Wit, 17 schijven, op: 27 28 32 34 tot 41, 43 45 tot 49. PROBLEEM No. KL Auteur J. Bergier (Frankrijk). ZWART. //ma, W - WIT. Stand 14 Stand Zwart, 11 schijven, op: 1 3 7 8 9 10 13 20 25 29. 'Wit, 10 schijven, op: 17 22 26 31 36 38 40 42 47. EINDSPEL. Stand Zwart, schijf op 15 en dam op 48. Siand Wit, schijf op 25, 2 dammen op 24 en 32. Wit wint in bovenstaanden stand als 't volgt: Wit: 25—20, Wit: 32—28, Wit: 23-14, Wit: 14-3. Zwart: 43—26, Zwart: 26-3, Zwart: 3—26, Zwart: 26-48. Wit: 3—26, Wit 26—3. Zwart: 4825. HIJ WILDE GEEN BABY. Henkie, (6 jaar, wiens moeder pas uit het zieken huis kwam met een klein zusje), viel van de trap en brak zijn arm. De dokter kwam \en nam hem zelf in zijn auto mee naar het ziekenhuis. Bij den ingang tilde hij den dapperen vent uit den wagen, toen Henkie zei: -Moet ik in het ziekenhuis, dokter? Ja, vént maar maak je maar niets bezorgd, het is er wat prettig en we zullen je wel gauw heter maken. Waarop Henkie gedecideerd antwoordde: Ja, maar dokter, als ik in het ziekenhuis ga, wil ik geen ihahy hebben, ik wil een hondje!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 17