Dc Geleende Koekepan. I* HUP*— VOOR DE KINDEREN. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat Mm Voor de Kinderen. Zep ouwfi rosP' sen T*n 118 )<"i&8 sgen, waarom rit JIJ daar roo stiekem te lachen". Dan 'schuilt het oude heertje even toe en regt: „Ik t mij aldoor te verwonderen, hoe drie rulke kwas- n uit )én l0°'n klelïl citroentje kunnen komen". WETENSWAARDIGHEDEN. I j8 het U bekend: t dat het Pennsylvania Hotel te New-York een dag- lad uitgeeft, uitsluitend voor haar gasten? dat eiken middag om 5 uur een krant onder de jar van alle 2200 Jcamers van het hotel wordt ge- vec jhover.? dat de redacteur een dame is mevr. Grace Oakly, die speciaal alle nieuwtjes, het hotel betreffende na- jMgl' dat men in de fabrieken nabij Stockton (Eng.) am- ;oniumsulfaat uit de lucht haalt, met een capaciteit uï 100 ton per dag? d id&t «r met het bloote oog ongeveer €000 sterren den nachthemel riehtbaar zijn? dat men raamt, dat er in totaal 10 tot 15 milHoen sterren met kijkers enz. zijn waar te nemen? dat de rivier de Donau ruim 3000 K.M. lang is? dat deze rivier door landen stroomt waarin 52 ta len en dialecten gesproken worden? dat er in 1924 in Engeland 150 moorden plaats vonden? dat dit cijfer tot 274 stijgt, wanneer men er de ge vallen van kindermoord, mpnslag, enz. bij telt? dat slechts tegen 42 personen de doodstraf geëischt werd? t dat daarvan slechts 14 ter dood veroordeeld wer den, terwijl dit vonnis maar aan 10 personen ten uitvoer werd gelegd? VERGEETACHTIGE LEZERS. In geleende boeken vindt men, behalve allerlei kantteekeningen. meermalen een tramkaartje, een blaadje papier, een prentbriefkaart, een afgebrande lucifer of dergelijk soort van dingen, welke als blad wijzer gediend hebben. De beambten, van leesbiblio theken vinden in boeken, die terugkomen, dikwijls de vreemdsoortigste zaken en somtijds dingen van waar de, welke duidelijk doen zien, hoe vergeetachtig en nonchalant vele boekenlezers zijn. Eén Engelsche bibliotheekhouder heeft daarover allerlei verteld. Een van zijn vrouwelijke assistenten vond in de pas te ruggekomen boeken een haarspeld, versierd met val- sche diamanten. Daar niet meer na te gaan was, wie het boek teruggebracht had, vroeg zij het voorwerp te mogen behouden. Ditfwerd haar door den patroon toe gestaan onder voorwaarde dat zij nog veertien dagen wachten moest, omdat de rechthebbende zich nog zou kunnen aanmelden. Reeds den volgenden dag kwam een jongedame opgewonden den winkel binnen en vroeg of men in dit en dat boek niet een haarnaald gevonden had. Haar dienstmeisje had het boek, waar in zij de haarspeld als leesteeken gelegd had, bij ver-* gissing afgegeven; de veronderstelde valsche diaman ten waren echte en vertegenwoordigden een hooge waarde. In dezelfde leesbibliotheek heeft men eens in een boek een chèque van 500 pond sterling gevonden. Het was bekend wie ljet boek het laatst in handen had gehad, en daardoor konden den eigenaar van bet geldswaardige papier zijn 6000 gulden weer terugge zonden worden. Hij had de chèque nog niet eens ge mist l Een employé in een andere zaak was niet weinig verrast toen hij in een der boeken allemaal reis boeken, die een bekend schilder het laatst ter inzage had gehad een prachtige aquarel vond. Men gaf er den schilder kennis van en deze had het aardige idee den gelukkigen vinder de aquarel aan te bieden, wanneer hij. in drie keeren kon raden wat de teeke- ning voorstelde. Zij was, zoo voegde hij er aan toe, als illustratie bij een der reisboeken gedacht. De jon geman was zoo gelukkig reeds bij den tweeden keer het juiste antwoord te geven en kwam zoo in het be zit van een teekening van waarde. Wanneer, alle vertrouwelijke brieven, die in boeken gevonden worden, in verkeerde handen geraakten, zou er heel wat onheil gesticht worden. Kort nadat een verloving in de hoogste kringen verbrokeh was, vond een bediende in een leesbibliotheek in een boek een brief van het verloofd geweest zijnde meisje aan een vriendin, waarin de redenen, waarom de verlo ving verbroken was .werden uiteengezet. Een gewe tenloos vinder had door publiceering daapvan, of door er op andere wijze misbruik van te maken, een groot schandaal kunnen verwekken. Nog bedenkelij ker was een geval, waarin een vergeetachtige minis ter een vel papier als leeswijzer had laten liggen, waarin hij politieke dingen uiteengezet had, die een diep geheim moesten blijven. Even onbegrijpelijk, maar minder staatsgevaarlijk zijn de gevallen, waar op een beroemde danseres een kousenband met gou den gesp in een boek liet liggen of een ijverig lezer zijn leesbril als leesteeken gebruikte. p' gg ille Van vader kreeg ik twee pakjes bloem- zaden, van moeder 'n band vol boonen, om ln mijn tuintje te zaaien. En gras zaad heb ik ook! 518. Eerst maak ik imet een stokje kuiltje na kuiltje ln den grond en in ieder kuil tje gaat een boon. Dan maak lk de kuil tjes ween netjes toe. 519. Dan strooi ik het graszaad en zaai de bloemzaadjes. Hé, wat fijn toch, zoo'n eigen tuintje te hebben, en wat zal alles straks mooi worden als het opkomt. 520. Ziezoo, 'k ga er even bij zitten! In m'n gedachten zie ik hoe de boonen ln bloei staan, en moqjo vlinderbloemen en hoe 't gras opschiet.... Zoo soes lk voor mezelf heen! Hèwat zie ik daar in de verte? Wie holt daar. met malle groote spron gen door de velden en stuift recht op ons tuintje af? 522. Het is een wonderlijk groot heest, een kangaroe, die op zijn smallen kop een kleine roode Turksche muts draagt, een fez. Wat wil hij? 523. Rechtstreeks stapt hij mijn tuintje binnen en zegt met vreemden tongval: „Wil je een boontje van mij hebben, om te zaaien jongetje? Ik verkoop van alles!" 524. „O Ja, koopman", antwoord ik. „'Maar... ik heb geen enkel centje! Mag ik eens kijken wat je allemaal daar in dat zakje bij Je hebt?" ge- ier Heel erg veel Limerick's heb ik niet ontvangen! Naren ze te moeilijk? Hadden jullie last met de rijmwoorden, of kon je geen geschikt onderwerp be denken? Of werden de zinnen te lang of te kort? |0f.... (en nu geloof ik wel, dat ik dichter bij de rd. I cu-1 1?" ik I >eit| waarheid ben) of was het weer te mooi, dan om linnen rijmpjes in elkaar te zetten? Nou, dan kan ik ullie geen ongelijk geven! Want is er wel iets aooiers. dan de pas ontluikende bloemen en 't jonge roen in de weilanden en .aan de boomen? Kijk maar ens naar de teere boomblpadjes als de zon er zoo Ijn en warm doorheen schijnt! Dan zeg je tegen je elven: De lucht in, de zon zien; weg uit de ka ler!" Is 't niet zoo? Een paar Limericks geef ik een laatsje. "Mijn neef. zoo heb ik vernomen, Loopt af en toe nogal te dropmen. En toen zei ik: Jan, Nou wakker, hoor man,- Of je mag in mijn huis niet meer komen (A. V.) I Mijn tante woont in Hoorn, Ze is daar ook geboren Ik liep met haar mee Naar de Zuiderzee, Toen had ze haar taschje verloren. i Op onze groote tafel, Lag ereis een wafel Toen kwam er een vink, Die zong „Pink, pink", En ze nam hem mee1 in haar snavel. J. J. de B.) Zeg. veel van jullie hebben de laatste dagen wel ons met schepnetjes gevischt in de kleine slootjes angs de weilanden, nietwaar? Ik bedoel niet de reede vuile grachten, waar motorbooten doorheen omen en die vuil en vies water hebben, maar die leine heldere kikkerslootjes, waar je de steentjes op en bodem kunt zien liggen. Daar zie je dan ook die ijne groene bladeren, van 't fonteinkruid en 't hoorn-4 »lad, en de dikkere stengels van de waterpest. Tn die kleine slootjes krioelt het van allerlei leven. Js je een poosje rustig aan den waterkant gaat zit ten, en dan scherp m 't heldere nat tuurt, dan zie je al die waterbewoners in hun dagolijksche leven. Je ziet groote klompen kikkerdril drijven, witte slijmerige massa's, met zwarte puntjes er in. Die zwarte puntjes worden later kleine kikkervischjes, zwarte dikkopjes zonder pooten, en met een lange staart Later krijgen ze pootjes en dan verdwijnt ook de staart: het zijp echte kikkertjes geworden. Veel van jullie jongens en meisjes hebben zoo'n stuk kikkerdril uit 't water gehaald en in een aqua rium of in een stopflesch gelegd, om de ontwikkeling van die kikkertjes na te gaan. Of heb ik het mis? En behalve de kikkers en hun eieren zie je kleinere en grootere visschen, stekelbaarsjes, mooie rood blauw gekleurde metdrie stekels, of donkere flu- weelzwarte, met elf stekels; en salamanders, ook al mooi rood gekleurd; slakken, torren, waterspinne tjeso zoo veel dieren. Jullie kennen allen toch die mooie salamanders wel die er net uitzien als draken, maar die toch veel minder bloeddorstig zijn? Misschien hebben jullie ze ook wel in je aquarium gebracht, en dan heb je ook hun eitjes wel gezien, kleine aparte witte bolletjes met bruine puntjes er i in, die 'later jonge salamandertjes worden. En dan de stekelbaarsjes met hun driftige, heersch- zuchtige manieren, hun vraatzucht, en hun mooie kieuren. Die hebben jullie toch allen wel eens ge vangen, nietwaar? In mijn aquarium heb ik o.a. ook twee stekeltjes, en van hen zal ik je den volgenden keer wat vertel len! Ze hebben nl. een nestje en daarinstop, rest volgende week! Een poppenkastgeschiedenis door L. Roggeveen. Vervolg. Vrouw: Buurvrouw moet toch haar koekepan terug hebben. Ze heeft hem vanavond nog noodig, om aardappelen te bakken. Enen Schoenmaker: Jij' hebt hem gehaald en jij brengt hem terug. Vrouw: Maar wat moet ik dan zeggen? Schoenmaker: Dat moet jij maar zelf bedenken, hoorl Daar kan ik me' niet mee bemoeien. Daar heb ik niets mee te maken. Vrouw: Daar heb ik niets mee te maken, zegt hij. Je lijkt wel een belastingkantoor, zeg. Schoonmaker: Stil eens, stil.... Vrouw: Wat is er? Schoenmaker: St.... st.... st. Vrouw: Wat doe Je? Heb je buikpijn? Schoenmaker: Ik denk! Vrouw: O, anders niet? Schoenmaker: Ik denk iets heel belangrijks. Vrouw: Mmmm. Schoenmaker: Van de koekepan. Vrouw: Wat dan? Wat dan? Zeg 't eens! Schoenmaker: Luister! We zullen wat afspreken. We zwijgen allebei.... Vrouw: Zwijgen? Schoenmaker: Ja, zwijgen! Mondje dicht, heelemaal dicht! En wie 't eerst een woord zegt, moet de koe kepan terugbrengen! Goed? Vrouw: Dus we zeggep allebei niets. Jij niet en ik niet. Schoenmaker: Tegen niemand! Vrouw: Tegen anderen ook niet? Schoenmaker: Tegen niemand. Vrouw: En als ik een woord zeg tegen jou of tegen een ander, moet ik hem terug brengen? Schoenmaker: Ja. Vrouw: En als jij een woord zegt, moet jij hem te rug brengen? Schoenmaker: Ja! Vrouw: Nou, ik vind 't goed! Maar beginnen we dan meteen? Schoenmaker: Ja! Ik tel tot drie en dan beginnen we! Let op! Eentweedrie! (Nu zwijgen ze allebei, 't Is doodstil. Af en toe maakt er eentje een beweging of hij wat wil gaan zeggen. Na een poosje kijken ze elkaar aan en be ginnen dan te lachen, eerst zachtjes, grihnekend, dan wat luider, en eindfelijk schaterend, heel luid. Dan wordt 't weer stil. De schoenmaker gaat verder met de schoenen van den heer, de vrouw gaat zitten breien of iets dergelijks. Na eenige oogenblikken be gint de schoenmaker te fluiten. De vrouw kijkt ver rast op en begint zachtjes te nuriën: „Klein vogelijn op groenen tak." De schoenmaker fluit wat harder. De vrouw zingt wat luider. Na een poosje is 't een tweestemmig koor geworden. De vrouw houdt op. Evon later herhaalt 't zelfde geval zich, maar nu om beurten. De schoenmaker fluit de eerste regel, de vrouw zingt de tweede, enz. Alzoo:) Schoenmaker (fluit): Klein vogelijn op.groenon tak, Vrouw (zingt): Wat zingt ge een lustig lied! Schoenmaker (fluit): We hebben in ons heele boek, Vrouw (zingt)Zoo'n aardig wijsje niet. Schoenmaker (zingt): O zeg. o zeg ons, aardig beest, Vrouw (zingt): Wie toch uw meester is geweest. Schoenmaker (fluit): O zeg, o zeg ons, aardig beest, Vrouw (zingt): Wie toch uw meester is geweest. (Dat gaat zoo een poosje verder, afwisselend flui tend en zingend. Dan komt.de heer zijn schoenen halen.) Heer: Hallo, schoenmaker, zijn ze klaar? Schoenmaker: (fluit). Heer: Schoenmaker, hoor je me niet? Schoenmaker: (fluit). Heer: Zeg schoenmaker, wat is dat voor een ge fluit? Wil je me zeggen, of *iijn schoenen klaar zijn, ja of nee! Schoenmaker: (fluit). Héér: Wel heb ik van mijn leven. Vrouw,.wat is dat hiefr voor een gekke boel? Vrouw: 't Zonnetje gaat van ons scheiden Heer: Vrouw, vrouw, waar zijn mijn schoenen? Vrouw, vrouw! Vrouw: 't Avondrood kleurt weer het veld.... Heer: Hè? Hoe heb ik 't nou? Wat is dat voor een rare boel hier? Ik vraag gewoon om mijn schoenen en de man begint te Tl uit en, en de vrouw gaat een versje zingen! Maar ik wil mijn schoenen heb ben, hoor! Dat gaat maar niet zoo! Ik ga de politie halen! Die gekke boel hier zal ik bekend maken! Ik ga naar de politie! (Hij gaat). Schoenmaker <fluit): Hij is er stil vandoor gegaan, énz. Vrouw (zingt). (Na een oogenblikje komt een politieagent voor 't raam. Hij zegt:) Agent: Schoenmaker, geeft dezen heer zijn schoenen. Wordt vervolgd. Correspondentie zenden naar L. ROGGEVEEN, MARETAKSTRAAT 54, DJ3N HAAG.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 17