rSchager Courant D1 d ATELIER NIESTAQT SIMEI u WOUDA's rs Zaterdag 15 Mei 1926. 69ste Jaargang. No. 7843. Derde Blad. Geestelijk Leven. a Feuilleton. Zuiver Boekweitmeel üt GELUKKIGS: SitLD De dingen om ons heen. maaj agi fli iiot ST iel Wat «au een tuin» een Ixouiga&rd, wat «ou de natuur rijn zander onze gevleugelde, vrooiyke, kwie- ke vrienden? Vervrolijken ze niet. ede 1'even door i tiun gezang-, door hun dierlijke bewegen en hunne bedrijvigheid? Ik wil niet spreken over kun nut. Daar hebben meer bevoegden dan ik reeds vaak op gewezenik i bekijk de zaak uit ideolistisoh oogpunt, uit schoon- heidsoogyunt, hoo go .wilt. En dan 8og ik, dat we I sympathie \oor de vogels moéten hebben, omdat i ze uenouron tot. de onmisbare stoffleering van do ons omringende natuur. Eveneens pleit ik voor de vogels en wek op tot hunne bescherming, omdat we zooveel mogelijk eer- I bied moeten hebben voor al wat leeft, j Naar mate wij het mooie zien in^het leven, óók in dat der dieren, miar mate w^j dit leven [bewonderen, naaf diezelfde mate zuBén wij fijn gevoeliger zijn ook tegenover onze inodomensohen. .net is m.i. ondenkbaar, dat iemand, die grof en j ruw en wreed is jegens weorlooze dieren, zacht kun z\jn tegenover zijn naasten. Wie een dier kan pij- Een nest met vijf jonge zangnjstorgl 'nigen, toont daardoor een gemoedstoestand to bo- Heel voorzichtig oin de ouders en de vijr jonge zitoen, welke hem in ütaat stelt ongevoelig to blij- .^•eroM burgertjes niet te storen, sta ik er naar j Ven voor het leed tijnor modernemsohon. En wan- te kijken. 1 neer wij mede willen arbeiden aan den groei van Al ©enige dagen lang geert rno dit nest-- eed mooie, teodere gevoelens bij do nionecbhoid, dan mo foróot genoegen^ Als ik in mujn werkkamer voor he» gen we nooit verzuimen te wijzen op de noodzako raani sta, heb ik er juist heb gezicht op. Zoo nu lykheid om allo wreedheid tegenover onze mede- en dan staak ik mijn werk om een paar minuten, schepselen, de dieren, te vermijden, dat nest en wat zich daarin en daarbij afspeelt, te j Hier ligt ook een taak voor do ouders. Het jonge beschouwen. •i kind heeft, er nog geen begrip van wat het doet., Wat zitten jullie daar leuk met zu vijven. Hoe ais 't oen vogelnestje verstoort. Maar de ouders, is 't? Drie broertjes en twee zusjes? Of her» ik die er toon immers pry's op stolen, dat hunne kin- 't mis? Zijn er drie busjes? Jü bent vast oen jon- dm en niet ruw en grof van gemoed worden, heb* gentje, jij kleino rakker met je brutale snuitje» ben eïr van jong af die Kinderen op te wijzen» £eg, denk een beetje om de anderen. Jij moet je dat net mooie dierenleven recht heeft op onze niet verbeelden, dat 't nestje alleen van jou is, eerbiediging. Zij hebben liefde voor het leven te die hummel naast je komt hoeleinaal in 'de ver- i wekken. drukking.. Straks komt vader of moeder aanvliegen Ik bracht eens -een bezoek bij iemand, die een en, dan zit er een standje op! St, st, daar komt j groeten fcnin had. Hij had vier jongens Nauwelijks mama alEen oogenblik later staat moeder lijster was ik er gekomen ot een dei> jongens, een kereltje op den rand van het nest. De bek vol met allerlei I van een jaar of vijf nam iny mee naar den tuin heerlijkheden. Dat wordt een gezel.ige fuif. De !om mij wat moois te laten zien. En 't ventje bracht kleine kopjes gaan omhoog met wijdgeopende sna 1 ïV veis. Die ééne kwajongen is natuurlyk weer haan tje de voorsta Kijk hem eens ga pen. Neen, snuiter, dat zit je niet glad. Moedertje houdt van ai 'haar kindertjes evenveel én 'Ie 'krijgt geen wormpje meer- dan de anderen. Steek ie kopje maar niet zoo verwaand op, 't' geeft je toon niets. In een omme- I i my naar een bessenstruik, waarin oen nest met vier jonge lijsters. Op een afstand, bleef hij staan, want anders zouden de vogeltjes bang worden.'' 0! die kinderlijke blijdschap over dié jonge, hul'pe- looze diertjes 1 Dio verrukkelijke belangstelling' in het in deze zich ontwikkelende leven i 0Gelooft ge niet met mij, dat, waar de kinderen tientje heert moeder uitdeeJing gehouden. Dan zit door 't woord en voorbeeld van do ouders, zóó zich ze nog even op den nestrand. Wat gaat er om in gedragen, dit een heilzame invloed heeft? Is niet haar moederhart? Och, ze heeft immers geen tijd j het genot van het kind, dat met belangstelling en om zich aan overpeinzingen over te geven. Ze moet liefde dit wondere leven en zijn groei gadeslaat, er weer op uit; die kinderen zijn zx> gulzig en ze [oneindig veel hooger dan de vreugde van net kind, weet uit naar eigen jeugd, dat 't van de goede d-t_ een nest uithaalt? gemelijk leven. Zoo'n nest met lijsters! Och, men zou er een hoede predicatie over kunnen houden. Weest maar niet bang. Ik zal 't heusch niet doen! Maar anders! Gij zoudt naar aanleiding daarvan over ouderliefde heel wat kunnen zeggen. Wit- was 't ook weer, die de dieren uen mensob ten voorbeeld stelde? Was 't niet de wijze Salomo? lk moen me zoo iets te herinneren. is zoo'n moeder-lijster niet 't beeld van trouwen zoru en toewijding? Als ik dit artikeltje schrijf, liggen mijn jonge lijstertjes lekker te slapen onder moeders vleugels. Het is ongeveer middernacht en 't is bitter koud. Maer ze zullen 't niet voelen. Moederliefde weert de koude. En ik ga aan 't filosofeoren. Zoo weert ook, onze moeder alles van ons af, wat ons schaden kan. En ons bedreigen oneindig veel meer gevaren dan den lijsters. Zij hebben alléén voor hun lichaam te zor gen en moeder zal, als ze eenmaal de wereld ingaan, leereh om zich voedsel te verschaffen en gevaren te vermijden. Maar wij, menschen, hebben niet alleen te zorgen voor onze lijven, maar ook voor onze zie len. En die zielen worden van alle kanten bedreigd. Heerlijk is het, dan te kunnen denken aan wat onze moeder en ook onze vader, ons heeft geleerd, ons heeft meegegeven aan innerlijke kracht. Want ook wij moeten ééns het nest uit, de wereld in. En er komt een tijd, dat vader nóch moeder ons kunnen be schermen, er komt een tijd, dat zij van ons zijn heengegaan. Dan zijn we op onszelf aangewezen. Welk een zegen, als we dan soms plotseling een j Luut bij Uw huwelijk, een PültT 11 ET maken liet geeft U een blij vende herinnering. Ook aar, huil te ontbieden zonder verhooging. Dt ialia materiaal argument tegen de algemeene staking. Hot tweed© argument 'tegen dit besluit der ex tremisten ié van moreoien aard. liet publiek is door de campagne van langen tijd en door de handige voorstelling der feiten en groepoeriiig der cijfers, vrij sympathiek gestemd geweest voor de mijnwerkers, die „voor karig loon hun gevaarlijk werk verrichten." ï-ali begrepen verhalen over do winsten der :u zegen, ai» we uttu buiiis piuioeimg e«-n f wijs woord, een vriendelijken raad, een liefdevolle j kolen jammen en over de scn itron, betaaldra den terechtwijzing ons heiinnertn! no.üi van rpvulrics het percentage per ton ge- Mijn lieve .ijsters, gij hebt zoo vaak met uw lied ue.en \o>r de permisje onder ioumnL^ ^unnjbe mijn moeder getroost, toen zij op haar ziekbed lag. Mijn lieve lijsters, bouwt uwe nesten in mijn tuin; in de tuinen van vele, vele menschen en leert ze de schoonheid van het leven zien. ASTOR. EEI moederverzjrging moet komen. Drommels, wat kon tzy eren, toen ze n>g in 't nast lag en niet vlieden kon. Ze wist het nog zoo goed of 't pas een iNveek geleden wa8. Zij was uit een gezin van vier kinderen, maar wat hadden ze moeaer laten sjou wen om voedsel te zoeken. En 't was moeder nooit - te vel geweest! En nu was zij zelf moeder van ten," dan moeten wy onze kinderen opvoeden in vjji gezonde kinderen. Als 't aan haar lag, zou ze Ka-Ma Ank At. ^;«ron er voor zorgen, dat ze flink en krachtig werden. En, in 't vól besef van haar plichten a& moedor, spreidt ze de vleugels uit, knikt de k.einen vlug goeden dag en weg is zy. Ik heb haar uit 't oog verloren, maar ik weet zake-, dat z? over een po - je weer terugkomt met een smakelijk hapje Dit zelfde tafereeltje herhaalt zioh den ganschen dag door. Totdat 't oogenblik gekomen is, waarop vader on moedor zeggen, „allo jongens nu moet je er uit, 't nest is te klein en juHue zijn te groot om er langer in te blij'ven, vooruit, de wereld in en op eigen wieken drijven en op eigen beene® staan!" En papa en mama geven nog wat goeden raad; past vooral op voor de katten, vertrouwt de menschen niet al te veel' en looft in, vrede met elkander; wc zullen je den eersten tijd niet hoelie- maal uit. 't oog verliezen, maar rekent meer op je zelf dan op ons. Wat of r. 'o'n vogelnest met jongen een mensch kan bezig houden Ik heb van mijn kinderjaren af een bijzondere voorliefde voor vogels gehad. Waarschijnlijk is' dit een gevolg van mijn opvoeding. Daarom heb ik ook nooit, nestjes uitgehaald. En wanneer ik nu naar aanleiding van bovenverhaalde vogelidylle iets schrijf, doe ik dit in de eerste pl'aats om wat liefde te wekken voor de dieran, voor da vogels in 'b bijz mder. Want aJU er dieren zijn, die aanspraak hebben op onze sympathie, dan zijn 't in die eerste plaats de vogels. Gelooft ge niet met mij, dat 't een b ijvend ver keerden invloed heeft op 't kind wanneer 't, zéér jong nog, vermaak kan vinden in noodl'ooze le- venBvernieling? Als we* zacahtere zeden willen, als wc willen bevorderen wat wijièn de beroemde pro fessor Pierson noemde de „verteedering des hai ten," dan moeten wy' onze liefde óók voor de .dieren. Ik voel altijd iets van ergernis, als ik zie dat kin deren voor hun plezier trachten dieren te van gen, eieren te verzamelen, enz. 't Kind beseft niet wat dit is, maar de ouders die nen te gevoelen, dat 't minderwaardig is, dat hunne kinderen zich vermaken ten koste van 1 jj- den van leven do wezens. Hoeveel beter is 't onzen kinderen te wijzen op 't mooie van het dierleven in de natuur. Daarvoor moeten zij oog leeren krijgen; dit wordt een bron van genot voor gansch het leven. En daardoor werkt 't mede aan de verheffing van dat leven. Zou ik het mis hebben, als ik aanneem, dat mijn trouwe lezers, nu het verband begrijpen dat ik heb gezien tusschen mijn nest mefc jonge lijsters en het F.ISCHT DB BLAUWSTREEP ZAKI Voor Winkeliers, bij Gross. v.h. M. DE HAAS te Alkmaar. door A. S. M. HUTCHINSON. Hij zat op don rand van zijn bed, terwijl zij hem zijn geschiedenis vertelde. Hij zat onbewege lijk, zijn gelaat onbehagen. Er was slechts een teekén, waaraan men merken kon, hoe zeer hij oteer den indruk was. Zijn kin rustte in zijn hand, zijn elleboog op zijn knie, zijn vingers kwamen voor 2i)n mond en in een van de knokels zette hij zijn tanden. Toen hij zijn hand wegtrok, was er een bloedviek op den vinger. „Alles is or in," besloot ze, .brieven en bewijs stukken. De brieven van je moeder, Peroival en van je vader. Ze liggen aiie volgens den datum Hier is er een an zijn grootmoeder en een aan zijn zaakwaarnemer om hun zijn huwelijk mede te dee- len. li ij iiad. die achtergelaten toen hij wegging. En dan de brie.en u.t India. Op dat oogenblik trok liy zijn hand terug en was er oloed aan den vinger. „Laat me al .een." zei hij, ,ik wil ze alleen door zien. Tante Magg.e." .ur was iets m zijn stem, dat haar aarine hersens pijnlijk trof en maakte, dat ze hem gehoorzaamde. ..Een uur lang las hij de geel geworden vellen, ■zijn erfenis. Lang zat h;j onbewegelijk en staarde K>p de brieven. Die teedere. brieven in dat ronde handschrift waren van zijn moederdieharts tochtelijke van zijn vader met groote krachtige lét ters; en hij hun zoon. Hy voelde zich als een sohaamteTooze, als een onbescheidene om door te dringen in dio teedere geheimen; hij voelde zich oenklein kind, dat do stem hoort van zijn ouders. Nu en dan stroomde bet bloed hem naar de wangen, gevolgd dóór een suik in zijn keel en een trillen van zijn heofe lichaam. Herinneringen aan gedachten, opwellin gen, gebeurtenissen, die hem vreemd voorgekomen 'waren, kwamen bij hem boven, overweldigden hem: hu wi t hij de reden. La de bibliotheek bij Mr. Am ber als hij „dacht zonder te denken., alisof het iemand anders was die dacht", als de schadu wen door de kamer speelden en oen nachtvlinder tegen de ruiten vloog. Nu kende hij het geheim in de bibliotheek bij Mr. Amber en die vraag van den ouden .manWaarom steekt n uw hand uit Mylbrd? Hier het antwoord. In tegenwoordigheid van den dood bij Mr. Am ber: Houd mijn hand vast, Mylbrd. Mr. Amber waren de o-gen geopend geworden. Zijn droom o^er het Huis Burdon, zijn zoeken, zoeken en alle kamers zoo bekend en vertrouwelijk en .die stem, die riep: „Mijn zoon, mijn zoonO,, wij wachten op je. Hier was de sleutel hier de stem, dio sprak uit die geel gowo.-den ve'.Ien ,hie', hier, wat hij gezocht had.1. En alsof uit de verbleekte letters een sterke geur opesteeg, sprongen hem do tranou in de oogen. Zijn Moedoriry éprak. het v» oord luid uit. Moeder. Zijn Vader Vader 1 hun zoon. ik ben uw zoon... Llobseling werd lijj teruggevoerd tot het tegen woordige, schrijnend -drong de werkelijkheid tot hem door: wat geweesi. was, wat was en wat Ittjaiieu zou. Uit hot verleden, uit heb graf gleden liefelijke beelden naar drukke straten, zooaJls ie mand naar adem hijgt, als hij plotseling in uskcrcid. water komt, zooalis iemand' uit zijn slaap ontwaakt en plofcsOiing m groot gevaar verkeert. Zoo aan vaardde hjj het onvermij dein ke, dat over hem was gekomen en met - een heesche stem kreet hij zijn leed uit. Hij sloot do oogeu, drukte er de handen tegen aan, alsof de oogleden alleen niet in staat waren het beeld te verborgen, dat voor hem oprees. Het éfcne oogenblik, een trotsoh, een overweldi gend govool van triomf; het volgende oen^ ondra- gelijko ellénde, die hem deed wankelen op zijn boe nen. Het volgende oogenblik voelde hy zich weer degeen, die een uur geleden zy'n blik had lateni gaan over Kanteel Burdon en geroepen^had: Roliio, I\olio, Ro.lo, on wist hij, dat het een driemaal her haalde vloek was geweest. Hij, die gezegd had: ik wilde naar hem toegaan. Ik zal nog gaan! nu wist liij dat zijn handen jeukten en zyn polsen trilden. Nu ziert hij weer voda: zich de Röllo uit hun kin derjaren, Kolio, die altijd op hem gesteund heeft, vo:»r wien hij een vhder is geweest, een broeder, Rollo, dien hy heeft liefgehad, die. tegen hem ge zegd heeft: 0, God, hoe gooa herinnorde hij het zich nog! „Alles wa.t ik heb is hét jouwe, dat weet je toch, kerel." En die had uitgeroepen: „Ik ben nooit e«ht gelukkig behalvo als ik met jou ben' en die gezegd had„ik heb iemand noodig die op mo past, zoo ben ik nu eenmaal: een verlegen eze„ een zwakkeling." In zijn wanhoop viel hy neer op zyn bed. Hij kroop op zijn knieën, ah'A vingers plukten aan zijn deken, zijn gezicht bussihen zijn uitgestrekte armen. Hij had gesnakt om Rollo to zien on hem neer slaan. Nu had hij het wapen in zijn hand. Een wapen, tè kras, tè scherp, iè wreed. Hy sbond op. op. Hij herstelde zich. Zou hy zioh laten verslap pen door oen gevoelskwestie P „AHéfl wat ik heb is net jouwe" maar Dora had hy hem afgenomen. Alles wat ik heb is het jouwe, zoo was het! Zoo was het! En Dora ook. Het huwelijk vastgesteld omdat Rollo Lord Burdon was! Zijn Hoveling verkocht aan Rollo en gekocht door Rollo omdat hij was. die hy was. En hy was het niet! Was her. niet, i Van avond nog zou hij het weten. Vanavond! Hot visioen, dat hij van Rollo gehad had, toen z© hem zeiden, dat Rollo niet aan den trein kon komen, maar liet vragon of Peroival dadelijk bij hem wilde komen, stond hem voor oogen. Hij had zich voor gesteld hoe hij hem tegemoet zou komon met uit gestrekte handen, Rollo wachto hora, zoo zou hij hem tegemoet komen als hij ging en hoe zou hij fcijn, als hij hem sprak on hem het geheim open- Het verleden gaf hem antwoord. Als gistere® heugde hom dat eerste bezoek bij Mr. Hannaford, toen hij Oo rild had van opge.vonienheid, omdat Dinsdagavond is blijkbaax de kentering begonnen in Engeland. De leiders stonden voor een alternatief. Zij moesten den vrede zoeken, dus de kans opge ven om door het verlammen van het economisch leven hun zin door te zetten. Of zij moesten de staking nog verder uitbreiden. De gebeurtenissen hebben geleerd, dat zij allebei de wegen hebben wiLan oewandeien. Den laatste door ode de scheepsververs in 4e staking te be dekken. Het was duidelijk, dat de actie hopeloos was. liet is natuurlijk mogelijk, ais de mijnwerkers staken en het vervoer der nog beschikbare voorrar den wordt verhinderd, omnen ©enigen tjjd elk be- 4ry'f stil' te4 doen -staan, dab, direct of indirect, ateenkov/l noodig neeft. untuiouding van grondstof is nu eenmaal het middel om net eoortomisuh leven in verwarring i© mengen en al> zoodanig was de xnijnwerke{sstakinig een zeor gevaarlijke aansiag op het oestaan van jbngeia-nd. uet wel: de staking in de mijnen. Wapt hiervan^ moeat het onvermijdelijk gevolg zy'n, dat een zeer groot aantal jmdere aroeiders binnen korten tijd tot werkloosheid zouden warden gedoemd en dus voor ondersteuning uit de openbare kas in aanmer king zouden zyn g*ekomen. /lOodra do staidng by simpel decreet van den central'en raad van het vakvereenigingscongi-ea weyd uitgestrekt tot andere bedrijven: haven- en trans portarbeiders, spoor- en tramwegen, enz., was veel van het gevaar verdwenen. iJe last voor het publiek werd natuurlijk groober ma,ar de mogelijkiiield van volhouden voor de star kers verminderde in veel gxooter mate. Om. achthonderdduizend mijnwerkers aan sta- kingsgelfd te helpen, had men per week l.ÖOO.uOd pond noodig. Um twee milllioen stakers aan den kost te helpenden vier mildoon pond. De steydkassen van alle vakvereenigingeai, waar over nu de staking werd geproclameerd, zoude®, alö zij gei teel en uitsiuitend voor de mijnwerkers waren besteed, de stakers twee en een. half maal zoo lang hebben kunnen voeden als thans het geval' was, terwyl de mannen uit andere vakken, die door de staking op "straat raakten, hu® wettige aanspraken op de „daLe" hadden gehad. mogen graven werkten er toe mede, die sympar tui© te verhagen. En nu het publiek i® dezen tijd» van het jaar niet zulk een groote behoefte aan kolen heeft, zou menigeen hebben gewenscht, dat de mijneige naars het zouden moeten afleggen. Maar de algemeene staking was een geheel an dere geschiedenis. Wat kan het een Londenaar schelen of menschen in Wales of Monmouthshire ruzie hebben over loon_ of werkuren? Dit is iets waarover hy in zyn krant alles kan vinden. Een ander ding wordt het, als die krant niet uitkomt en als Jiy van zyn voorstad een kilo meter of vyftien mag gaan loopen naar kantoor ot winkel of fabriek, inplaats er ra een goed kwartier heen te sporen. Die staking verlengde den werkdag van velen met vier, vijf uur. Of dwong hen tot extra uitgaven voor tydelojk verblijf of eigen ver voermiddel. Aldus een duidelijk motief voor velen om de richting van hun sympathie te herzien. Voortzetting van het subsidie, dat in negen maanden aan de belastingbetalers ruim twintig millioen heei't gekost, was in het oog van het pu bliek ook vrijwel uitgesloten. Teweten van het pu bliek welks inkomsten niet beneden de 200 pond blij v,en. (De .rest van Engeland betaalt geen di- recte_ belasting). Vvie wel contribueert aan den fiscus, heeft het al negen maanden onaangenaam gevonden, dat het loon der mijnwerkers op vrij hoog peil' intact werd gehouden uit belastinggeld. Vooral omdat dit geld werd verstrekt aan mijnen, die door welke omstan digheden 'dan ook, economisch niet in staat zijn het loon .der allerbest gesitueerde ondernemingen uit te betalen. Tal van mijnen kunnen au eenmaal niet mee. Zij liggen te ver afgelegen, zyn te arm aan kool, of 'de aderen liggen to di.op en te ver van de schachten, zoodat er te veel tijd onder den grond verloren gaat. Bovendien is de vraag naar steenkool' volstrekt niet meer wat zij was. Een groot aantal schepen vroeger zeer groote afnemers stoken olie. In vele streken der wereld en voor tal1 van doel einden heeft de motor en de el'ectrische kracht, op gewekt door watervallen, etc., de stoommachine verdrongen. Een electrisohe centrale met steenkool gevoed, levert Jicht en kracht mot een ontzaggelijke bespa ring aan kolen. Door dit alles Is „King Goal" onttroond of al thans in moeilijkheden gebracht. Zeer zeker kan mon niet verwachten, dat hij Zyn oude positie weder zal1 innemeu. Do tijd, dat elk Britsoh eohip, dat aan deca Doaxau of de Krim graan ging laden, bijna afs> bal- liij op het kleine zwarte paard mocht zijden en hij Ruilo had zien staan, met afgewend gelaat om dat de tranen hem in de oogen sprongen. Zoo *sou hij nu ook kijken. Toen liad hy Rollo moed inge sproken en steeds gedurende hun heele leven was hy' dat blijven doen. irn nu? Nu moest hy dat smee- kende gelaat, dat zioh altijd naar hem had opge heven een slag toe Drongen. Hoe koi* hij dat doen? Waarom aarzelde hij? Waarom? Hoe zon hij hem treffen? Waarom zou hjj hem sparen? Hoe hem breken? Pijnlijk joegen da vragen hem door het hoofd, alfs yan een gemartelde klonk zijn kreet: 0, mijn Godl mijn God. Hij vloog de kamer uit, de huiskamer door, waar Tante Mag- gie de handen naar hem uitstrekte en hem wilde 'roepen, zoo vloog hij naar buiten in don donkeren nacht, waar de storm woedde even hevig als in zijn binnenste, waar duisternis heerschte, even zwart en somber als de gedachten, die hij trachtte te behoerschen. Weg. Weg Weg, om aan zijn vervolkers te ont komen Ily -ging de weide over, de wina sloe^ hem in het gezicht; steeds heviger woedden de furiën in zijn branenste. Do donder rolde boven Zijn hoofd met het geweld van duizenden geweren; hy schrikte van het overweldigende: voort, voort, 4e woedende elementen tegemoet, die zoo zeer pasben bij den strijd in zy'n binnenste. Een bliksemstraal verlichtte den bergrug en scheen dien te doen trillen. Nu was hij ér boven op, en in zyn ooren^klonk het spottend: Ha, ha, ha van zijn ouden vriend den wind, die zyn vruchtelouze pogingen gadesloeg. HOOFDSTUK XIV. Toch overwinnaar. Toen hy het Kasteel Burdon in de diepte zag liggen, het was de plek waar hjj drie uur geleden met Dora had gestaan, bleef hy' staan. Do inspan ning had zijn krachten uitgeput. Hij zonk pp zyn knieën en als gieren, die op hun prooi aanvallen, keerden de martelingen, die hy had willen ont vluchten mèt dubbele woede terug: hy wierp zich op den met zoden bedekten grond. Terwijl hy daar lag, kwam als 4e aanraking va® een zachte hand, plotseling een her «nering by hem boven hij zag zich met Japhra by' het moeras onder 4®. dennen. Japhra met een aangestoken lucifer, die zijn gelaat verlichtte en hij hoorde hoe Japhra zeide: Luister eens, baasje, jou soort snelt het leven door tot tenslotte de groote strijd komt. Zend mij dan be-1 richt. Niets dan: „De groote storyd, Japhra, ik weet wie overwinnaar zal zijn." Nu was de groote stry'd gekomen, al deze jaren was hij -voor hem -bewaard, en nu eindelijk losge-1 barsten. Ik weet wie overwinnen zal'. Hij bukte zich dieper tegen den storm en woelde met zijti vingers m het gras. Ik weet wie overwinnen zal. 0, God, waar was overwinning en waar was neder laag? Om Dora te veroveren om alles te nemen wat het zijne en wat het hare was, te nemen zijn lie veling, maar Rollo dien vreesetyken slag toeta- brengen, was d it nederlaag? Om alles te verliezen, alles, en zijn lieveling prijs te geven, maar Rollo te sparen: Was dat. overwinning? Kon het nederlaag zyn tot. zulk een jjrys? Nee®, het was overwinning, overvWas het overwinning tot zulk eon prijs? Zou hy het kunnen dragen om zijn lieveling te verliezen? Het Jeup®en dragen om verder te leven en te weten wiens zoon hij was. /ion hij Rollo kunnen zian met din ^ieveung en het geheim be waren, was dat overwinning? Neen, neen, dat was nederlaag, ondenkbaar, .onmogelijk, dat zou niet. te dragonazijn. Hy sprong op, een andere gedachte maakte zich van hem meester. Hij hoorde weer Japara's stem: „Zie het onbeduidende, zie het on beduidende van het leven, baasje, en ook dit zal1 voorbijgaan." Och, leege woorden. Makkelijk ge zegd! verdomde. pJiilosophie. Betrof het hier iets onbeduidends? „Denk alleen aan datgene, dat niet vergaat. Niet de mensch en niet het werk van den mensch blijven bestaan, alleen het .jonge groen, dat verwelkt en verdort, alleen de zwarte aarde, die je vandaag nederig draagt om je morgen te bedek ken. Denk aan dut aL.es af het andere gaat voorbij." De groote strijd was over hem gekomen, in zyn wanhoop schreeuwde hy het uit, hief zijn armen omhuog, en viel opnieuw neer op Zyn knieën. Zo|0 vond Ima hem. Toen hij het huis uit was gevlogen, gevolgd door Tante Maggie, die hem na had geroepen in den donkeren nacht, was zy teruggekeerd, een oogen blik verbijsterd van angst door de wanhoop, die zy gelézen had op zy'n gelaat. Ze ging naar het kleine kamertje van lma en terwyl de 'woorden: „Pas op, dat u Rem niet verraadt!" haar als hamerslagen door hot hoofd dreunden, riep ze: „lma, Ima, ga naar hem toe." En Ima greep Tante Maggie's hand, staarde haar ;aan en vroeg: „Wat is er met .hem gebeurd'? Ik hoorde hem ra zyn kamer. Ik begreep, dat er iets moeR zyn voorgevallen." Tante Maggie kon niets uitbrengen dan: „Ga naar hem toe, Ima, ga. Hij mag niet alleen zijn. Ze geiioorzaamde dadelyk, de uitdrukking van Juffrouw Oxford's gelaat, gepaard met den na- melouzen angst, dien m zéli gehad, had vanaf het oogenblik, dat Percival uit het wagentje was ge sprongen, deden haar geen oogenbEk aarzelen. „Hoe zal je hem vinden?" vroeg Tante Maggie. Zonder hued. zonder eenige beschutting togen uen storm, ging Ima naar de voordeur. „Hij zal op den bergrug zijn," zei ze, ,,ik zal hem wel vinden. By instinct volgde ze hetzelfde pad, dat hij genomen I had. De angst deed haar snel voortkomen. Haar liart, dat hij dien avond op de weide bol: zwyge® had gebracht, en dat ze hem nooit meer getoomd, i had, voorde haar tot hem. Ze liep haastig^ voort, haar rolt in haar linkerhand, zigeunerkind ra haar vlugge onvermoeide bewegingen, zigeunerkind,'toen I zo op den top van don heuvel als bij instinct rechte afsloeg, zigeunerltind, toe® ze in de duisternis hem. vond en voor den tweeden keer verried, wat hij voor haar was. Slot volgt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 9