Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 12 Juni 1926. No. 7858.
Die stommerd van een
Jansen*
RADIO*
PANTOMIME
Even Lachen.
I
i
Oorspronkelijk verhaal, door Slrolf.
Nadruk verboden.
I
Die ezel Van een Jansen had van de week een Ra
dio-toestel gekocht.
Fijn, zei hij, nu kunnen jullie eens bij ons ko
men luisteren naar Londen en Parijs en misschien
wel New York.
Heeft een vakman het voor jegeinstalleerd,
vroeg ik zoo langs mijn neuswog, want die Jansen
heeft zemelen in zijn hoofd, inplaat® van hersenen.
Nog niet, zei hij. Zoo zei ik, goed dat je me dat
vertelt. Nou ja, niet om me zelf te roemen, maar ik
weet wel wat van Radio af, de kosten van een vak
man kun je je besparen. Ik wiL dat wel voor je doen.
Geloof je, dat je dat werkelijk kunt? vroeg die
ezel nog. -Natuurlijk, zei ik, een beetje in mijn eer
getast.
Vrijdagavond kwamen we bij Jansen. Hij had nog
een paar vrienden genoodigd. We gingen in de serre
zitten. Zet de deuren maar open, g-telde ik voor, dan
zetten we den loudspeaker zoo, dat de buren ook
wat kunnen hooren en breng me dan. bet toestel
maar eens.
Jansen bracht een groote kast, met allerlei knop
pen en lampen en meer van dit goed. Zoo, zei ik, het
is niet precies wat ik dacht, maar dat is niets, als je
een beetje verstand van die dingen hebt. beteekent
dat niks. Leuk ding, anders, met die lampen. Zeker
meteen schemerlamp. Aardig bedacht, vin je niet?
Maar het is nog licht genoeg, ik zal die lampen er
dus maar zoolang uitdraaien, dat kost allemaal maar
stroom.
Heeft U er veel verstand van, vroeg een aardié
Jong meisje uit het gezolschap me, terwijl ze zacht
blozend haar lange wimpers naar me opsloeg.
Ik lachte natuurlijk bescheiden en toen ik zag. dat
Pirandella, zoo heet mijn vrouw, niet keek, voegde ik
er aan toe: Ik zal U zoometeen den schoon§ten nach
tegalen zang laten hooren, die U zich maar denken
kunt, die precies past hij Uw donkere oogen en Uw
prachtige haar.
Ik zag, dat ik indruk maakte, ze glimlachte belee-
kdoaisvpl tegen me on mompelde toen Iers van .,oude
idioot'. Ze had het zeker over Jansen, want ze keek
zijn kant uit.
Toen begon ik het toestel aan de antenneleiddng
te bevestigen. Het is niet te gelooven hoe een boel
draadjes en knopjes en schroefjes er waren. Maar
och, voor een vakman, ten minste voor iemand die er
iets van weet, is dat niet erg. Ik weet wel, dat een
ingenieur het me zeker zoo niet nagedaan zou
hebben. Ik deed het zóó goed en zóó zuinig, dat ik
een handvol schroefjes en moertjes en meer van die
rommel, overhield. Er zaten ook een stuk of wat van
die ronde handvaten aan het toestel., „Spoelen" noem
de die stommerd van een Jansen dat. Het waren na
tuurlijk van die onhandige handvaten, om de kast op
te tillen, denk ik. Hier, zei ik, neem die rommel maar
weg, dat is allemaal maar ballast, mooiigheidjes, die
niks geen nut hebben. Gooi ze maar bij die lampen
en die moertjes, die ik bespaard heb. En geef me nu
de krant met de Radio-programma's. Zoo, wat wil
het gezelschap hooren? Faust in Londen, of een
Jazzband in Munster, of een operette in New-York?
Londen? Best, daar gaat ie dan. Ik draaide wat
ana een schijfje, verstelde wat aan den loudspeaker.
Daar komt het, waarschuwde ik.
Het gezelschap duisterde met oponNmond. Maar hei
bleef doodstil. Zeker storing, zei die ezel van een
Jansen. Ik vernietigde hem met mijn blik. Stel je
voor, storing, als je niets hoort! Toen we een uur ge
wacht hadden en er nog niets kwam, gichelde het
meisje, dat zoo door mijn persoonlijkheid getroffen
was: Waar zit eigenlijk de accu?
Dat was waar ook, de accu had ik vergeten. Ik
had die Jansen wel een zwaar vierkant potje neer
zien zetten, maar ik dacht dat 'het een bus met ge-
confijte vruchten was. Nu, dat ding inschakelen, was
het ewerk van een oogenblik. Let op, riep ik,
daar Jtomt Faust, het. Rondo!
Oeiiiiieee, hneieoeiiii, pggggggggauuwaauw, oei, oei!
deed de loudspeaker plotseling. Het kionk als dé* ster
venskreet van 'n gevilde aap. O, dat is niets, stelde
ik de onthutste menschen gerust, een kleHne lucht-
storing, zoo verholpen. Ik verstelde iets aan het toe
stel, toen er vreeselijk hard gebeld werd. Jansen ging
open doen en liet de kamerdeur aan staan. Het bleek
een buurman te zijn, die woedend' kwam informeeren,
of we wel wisten, dat ie kat met zijn staart tusschen
de deur zat. De man vergiste zich natuurlijk, want
Jansen heeft heelemaal geen kat.
Ik ging door, het toestel vakkundig te stellen. Een
tijdlang hoorden we niets, toen er plotseling eexv
afschuwelijk gekrijsch uitf den loudspeaker kwam:
pgggaaaaaèèègssssèèèggggl l
Ik was juist, klaar met het verbeteren van dit kleine
defect, toen er heftig op do voordeur gebonkt werd.
Jansen weer naar voren. We konden het heele ge
sprek volgen, hetgeen niet zoo moeilijk was, omdat de
man (de huurman van tweehoog was het nu) bulder
de als een dolgeworden sergeant-majoor. Of we gek
vul
De antenne is het oor van ieder ontvangtoestel.
Hoewel elk onderdeel van de installatie met de uiter
ste zorg ontworpen en gebouwd behoort te zijn
iets dat als regel dan ook wel gebeurt behoeft
men slechts rond te zien, om te ontwaren," dat aan
de antenne en aan den antenne-invoer gewoonlijk
veel te weinig aandacht besteed wordt.
Neemt, een toekomstig Radio-amateur het besluit,
om zelf een toestel te vervaardigen, dan worden de
onderdeelen gekocht en, hopelijk onder voorlichting
van een reeds in het vak doorkneeden „vriend-Ra-
dio-amateur" het toestel met een niets maar dan
ook absoluut niets, zelfs den nachtrust niet ont-
zienden ijver in elkaar zet. Het nieuwe toestel kan
dan bij dien vriend geprobeerd worden, dus ten zij
nen huize aangesloten, worden, op de bestaande an
tenne- en aardleiding. Fouten, indien aanwezig, laten
zich dan wel ontdekken.
Danredeneert men meestal als volgt: Ziezoo, mijn
■toestel is nu goed, nu nog „even gauw" een antenne
en ik kan zelf ontvangen. In vele gevallen wordt het
er dan ook de antenne naar. En dan maar flink mop
peren over die „vent" in de krant, die het „niet goed
uitgelegd" heeft, over den leverancier van het mate
riaal, over den „buurman" die ons in den weg zit,
enz., enz. Maar, Radio-amateur, steekt eerst de hand
in eigen, boezem. Let daarom bij het bouwen van Uw
antenne op de volgende, ieder op zich zelf belangrij
ke, puDten (Zie fig. 4).
Lengte. De meest geschikte lengte is 20 tot 25
meter. Wij raden U aan een ééndraadsantenne te
bouwen, waarvan dus de lengte tusschen de isolato
ren (afscheiders) I (zie fig.)' pijn. 20 meter bedraagt.
(T zijn de spandraden,, electrisch afgescheiden dus
yan de antenne).
Hoog.te. Het beste is, de antenne over een open
terrein te spannen. In de figuur is gedacht aan een
huisje, waarachter een tuin. De antenne moet in
ieder geval minstens 5 meter vrij boven het terrein
(of bestaande terreinsverhoogingen, als huizen) ge
spannen worden, dus niet tusschen daken en
onder hoornen.
Vorm. In dé teekening is het vrij algemeen voor
komende L type aangegeven.
Richting. Deze doet weinig of niets ter zake.
Alleen is het uit den booze, de antenne te spannen
evenwijdig aan dichfbijzijnde telefoonleidingen, of
•bovengrondsche electriciteitsnetten. Blijf bovendien
zooveel mogelijk uit de buurt van reeds bestaande
antennes. Beide gewraakte wijzen van spannen geven
aanleiding tot hinderlijke storingen. Span nooit
kruiselings over of onder hoog- of laagspanningsnet
ten en/of telefoonlijnen. Dit is gevaarlijk. Wan
neer door het breken van Uw antenne of de ge-
noepide leidingen, beide contact maken kan dit aan
leiding geven tot ernstige ongelukken.
Is de antenne hellend opgesteld (zooals in de fi
guur) dan moet men van het laagste punt der an
tenne aftakken. Dit punt moet dus het dichtst bij
het punt van invoer zijn.
Isolatie. Het luchtnet moet goed afgescheiden
zijn (geisoleerd) van de aarde. Twee of drie kleine
ei-isolatoren aan beide einden (zie fig. 4 E), zijn
daartoe voldoende. De in de antenne geïnduceerde
hoogfrequente stroompjes hebben groote neiging om
direct naar de aarde af te vloeien. Isoleer dus af
doende.
Materiaal. Hiervoor wordt als regel Silicium
bronsdraad gebruikt met een doorsnede van 1H m.M.
Beter nog zou voldoen het zoogenaamde groot-opper-
vlakdraad. De stroompjes planten zich alleen langs
het oppervlak van den geleider voort. Maakt men
dus het oppervlak grooter, zonder het gewicht te
vergrooten (wat ook weer een bezwaar zou zijn) dan
is hier alles voor te zeggen.
In het volgende artikel zullen wó de invoer- en
aardleiding behandelen.
AAN HET BUFFET. J
Als je in plaats van éen rijksdaalder per abuis het nummertje van de vestiaire op den toonbank
deponeert.
waren geworden, vroeg hij, om midden in den nacht
een kip te slachten. Ein wie dat dier zoo martelde.
Als we het dan niet kondon, moesten we het den sla
ger laten doen. Hij! zou ons de dierenbescherming op
het dak sturen.
Het toestel was nu goed on ik wachtte tot Jansen,
die een tintje bleeker zag, weer binnenkwam, om
opnieuw Londen ten gehoore te brengen. Dadedlijk
daarop klonk een snerpend klagend geloei. Daar
komt Londen, riep ik. De Mexicaansche hond, gichel
de het meisje, dat verliefd op mij was. Daar het ge
luid niet beier werd, ging ik even den tuin in, om tq
kijken, of dè antenneleiding wel goed was. Ik keek
naar boven en meende juist de oorzaak van de sto
ring ontdekt te hebben in den vorm van een brutale
•musch, die op een van de antennepalen zat, toen er
boven op de derde verdieping een raam openging.
Het volgende oogenblik zag ik geen musch meer,
doch in de plaats daarvan allemaal sterretjes, een
massa blauwe en witte sterretjes, op mijn hoofd zat
een reusachtige buil en aan mijn voeten viel een
bloempot in scherven, terwijl ik van boven een wil
de mannenstem hoorde zeggen: „Die vervloekte kat
ten zitten hiér beneden weer in den tuin, nou, voor-
loopig hebben ze wel genoeg aan dien eenen pot. Als
ze niet ophouden* dan staan er hier nog een dozijn!"
De man zeide voorts nog een heeleboel minder, net
te dingen over katten in het algemeen. Maar de rest
ging voor mij verloren, daar ik mij op den tast naar
binnen begaf, om het toestel af te zetten. Ik kon na
melijk niet uit mijn oogen zien van den pijn. Bloem
potten kunnen verbazend hard zijn.
Ik heb aJnsen toen Verteld, wat ik van zijn snert-
toestel dacht en van zijn heele familie erbij. En we
zijn naar huis gegaan.
De dokter zegt, dat over drie weken' het verhand er
af mag.
POSTSTEMPEL-RECLAME^
Overal reclame maken
Is een eisch van dezen tijd,
Zóó ontrukt men z'n producten
Zeker aan vergetelheid!
Overal reclame maken,
Waar, dat komt er niet op an,
Als de eigen- zaak maar opkomt
En de waar maar aan den-man!
Ieder dak is haast onveilig,
Ied're schutting reclameert,j
In de lucht en op de aarde,
Loopt het zaakje glad gesmeerd.
Met Blue Band heeft het geboterd,
Ford kreeg meer nog dan z'n zin,
Ied're blinde muur kijkt hoopvol
't Levend zakenleven in!
Een gelukkige gedacht®
Was'het daarom van de post
In den druk het land te dienen,
Wat het land geen centje kost!
Heel veel pientere gemeenten
Prijzen hun omgeving aan,
Maar je hebt niet steeds de duiten,
Om er zelf naar toe te gaanl
Als je alles mag gelqoven
Is 't in Holland nergens-slecht,
Mooie boschrijke omgeving
Ein belasting? Komt terecht!!
Schitterende vèrgezichten
Over zee, rivier, of hei,
Voor bijzienden, flink reductie,
Met een Uilenbril er bij!
'kStel belang in al die stempels,
Zóó bloeit Broek-in-Waterland
En de roem van Lutjebroek reikt
Ver tot in het buitenland 1
'k Kijk nog uit naar twee gemeenten,
Vanwaar geen reclame kwam,
'k Ben nieuwsgierig naar het stempel
Van Veenhuizen en Schiedam! !1
Juni 1926. KROES.
Alle rechten voorbehouden!
EEN KLEINE WRAAKOEFENING.
Wat duurde dat verschrikkelijk lang, voordat U
die kies van dien meneer eruit had, zeide de assis
tent tot den tandarts.
Ja, was het antwoord, hij is getrouwd met het
meisje, waar ik verliefd op was!
WIE WAS NU DE STOMMELING?
Een hoer had juist een groote nieuwe schuur ge
bouwd. Toen hij op zekeren dag naar de stad ging,
droeg .hij zijn twee jongens op, een klein gaatje in
een van'de muren te maken, zoodat de kat daardoor
vrij in en uit zou kannen loopen, De jongens maak
ten toen een gat, vlak naast de enorme groote deel
deur. Toen de haas weer thuiskwam, en het gat daar
zag, werd hij woedend: „Ezels", riep hij uit, kan ik
jullie nu niets alleen laten doen? Zien jullie niet,
dat dat gat op de verkeerde plaats zit?"
„Waarom?" vroegen de jongens.
De boer opende de deur en die deur bedekte na
tuurlijk precies hét gat.
Zie jullie nu, stommelingen? Hoe kan de kat
nu -de schuur birinen komen, als de deur open is?
UIT VADERS JEUGD.
Henkie klom op vader's schoot on vroeg: „Pappie,
kan U nog van dio leuke kunstjes?"
Ietwat verwonderd vroeg pa: „Wat heb ik nou?
Wat bedoel je met kunstjes?
„Wel, mammie zei, dat toen U jong was, dat U
toen dikwijls dronken kon zijn al® een kanon. Toe,
pa, laat U dat eens zien!"