VOOR DE KINDEREN' Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat Voor de Kinderen. prinses desiree lacht Niet meei beloofde, 7.00 groot als hij «elf. Met inspanning ven al rijn krachten had hij dit een- en andermaal uitge-1 g&ltad, toen een goede kennis nevens hem met den 1 •elleboog hem aanstiet en fluisterend tot hem reide: bedenk wat gij belooft; al verkocht gij al uw berittin- gen, oon waskaars van dat gewicht roudt gij niet1 kunnen betalen, Zwijg domoor, beet, de ander hem [toe, nog r.achter sprekend, opdat-de Heilige Chris-; toffol het niet hoorcn rou; denkt gij dat ik het meen? Km vetkaars zai hij hebben, meer niet; zoo ik maar eenmaal weder aan den wal ben. De botterik! Dat was zeker een Hollander? Neen, maar het was een Zeeuw." Zoodra Erasmus hot punt bijgeloof aanroerde, was hij zoo scherp mogelijk en dacht hij er niet aan, iemand wie ook te sparen. Vele vrome katho lieken schudden bedenkelijk het hoofd over die niets ontziende spotternijen en vroegen zich af, aan welk gezag die Rotterdammer het recht, ontleende, het volksgeloof zoo scherp aan te vallen. Zij vreesden, dat de wereld er niet beter op zou worden, wanneer ze haar betoovering kwijt raakte. M. VOGELLEVEN. Het verdachte koekoeksei. In „Ardea" geeft Ad. Burdet 'n bijdrage tot de stu die van den koekoek en vertelt u wat er zich af speelde in een tweetal door hem het vorige jaar waargenomen neston van roodstaartjes. Het eene nest bevatte 6 eitjes van het roodstaartje én één koe koeksei. 25 Mei kwam het koekoeksei uit; 26 Mei 5 van de eitjes van het raodstaartje, er was dus nog 1 eitje over. 27 Mei: de kleine koekoek heeft 1 roodstaartje en het nog niet uitgekomen ei uit het nest gewor pen. 28 Mei zijn er weer twee naar buiten gewerkt. Den lO.den Juni merkte de heer B., dat het rood staartje een nieuw nest bouwde; den 14den waren er reeds 3 eitjes in en den 15den weer één koekoeksei en wel van precies hetzelfde type als. in het eerste nest. Maar den ltiden was dit laatste buiten het nieu we ne9t gewerkt. Wie had dit gedaan? De genomen voorzorgsmaatregelen sloten hier vrijwel allen twij fel uit; het moet het roodstaartje zijn geweest die na haar droeve ervaring met haar eerste broedsel hot zich gerealiseerd moet hebben, dat dit nieuwe vreem de ei wederom noodlottig voor haar jongen zou wor den. En waarschijnlijk komt dit heel wat vaker voor dan wij vermoeden. Eenige jaren geleden vond schr. in een nieuw nest van een roodstaartje een koekoeks ei; de wettige eigenaar van het nest, blijkbaar ver schrikt over dezen indringer, had er dé voorkeur aan gegeven elders een ander nest te gaan bouwen. Het schijnt, dat de vogels niet geheel onbewust zijn van het gevaar, dat de nabijheid van den koekoek voo* hun jqngen beteekent. Trouwens er zijn tal van waarnemers, die gezien hebben dat een koekoek ver volgd werd door kleine zangvogels, wier nest zonder twijfel door den geheimzipnigen en geduchten be? zoeker genaderd was. De tweede waarneming betrof een nest van een roodstaartje met 5 eieren van Phoenicurus en 2 koe- koeksoieren. 26 Juni werd koekoek A geboren, 27 Ju ni koekoek B. Het duurde niet lang, of de 5 eitjes lagen buiten het nest. en B. was dezen weg gevolgd. Men plaatste B. weer in het nest naast zijn anderen broer, die zeer onaangenaam .verrast scheen over dé-. zen niet verwachten terugkeer. Na eenige minuten stelde A. zich dan ook in gevechtshouding op en het lot van B.x zou niet onzeker geweest zijn, wanneer men niet tusschen beide was gekomen. A. kreeg nu tot straf eenige uren ballingschap, terwijl B. in dien tijd in het nest verzorgd werd. Daarna zette men ook A er weer in en herhaalde dit eenige keeren; tegen den avond schenen zij bereid te zijn om vrede te sluiten en het nest zamen te dee- len. Maar den volgenden morgen was het weer mis. De nachtrust had A zijn krachten on strijdlust te ruggegeven en B was weer naar buiten gewerkt. Men herhaalde de manoeuvre, en trachtte den groei van A tegen te houden en dien van B. te bevorderen, in de hoop, dat de twee jonge koekoeken ten slotte van hetzelfde gewicht zouden zijn en gelijke kracht zou den hebben en dan elkaar misschien zouden verdra gen. Maar tevergeefs, telkens we'rd de jongste er weer uit godrongen en in den ochtend van den 30sten Juni vond men hem 20 c.M'. buiten het nest dood lig gen. A. was 'dus als overwinnaar uit den strijd ge treden. 565. Ik wandel met m'n vrachtje diep, diep het bosch in. 't. Is er doodstil. Ik ben ge lukkig niemand tegen gekomen. Dan zet ik den trommel achter een dikken boom, kijk zorgvuldig rond 566. En danik er vandoor 1 Nu kunnen Ukkie en Pukkie net doen als klein Duimpje, toen hij met z'n broertjen in het bósch gebracht was. Of misschien komen de kabouters hen wel halen! 567. Ik hol gauw naar Mimi en vertel haar in één adem, dat we van die lastige zusjes af zijn en dat ik ze ver in 't bosch gebracht heb. 568. MaarMimi wil er niets van weten. Neen, Hans", zegt ze, „die arme kinder tjes! Wat zullen ze een honger en dorst hebben. Ga ze gauw terug halen, vóór iemand het merkt." Nu ik dan Mimi beloofd heb om de zusjes, die ik'zoo netjes in den brood trommel verpakte, uit het bosch terug te halen, hol ik er ook maar met groo- te sprongen heen. 570. Maarwat zie ik daar? Wat voor booze man komt daar aangestapt, in een lpngen zwarten mantel gewikkeld en gaat lijnrecht op den trommel af? 571. O, o, dat moet de gevreesde roover Wolf zijn, van wien de Teddybeeren krant in de laatste dagen vol staat. Met forschen poot pakt hij den trommel 572. En hij wandelt er mee weg. Op zijn rug hangt een oud musket, dat bewijst dat hij booze plannen heeft voor wie hem te na komt. O, wat moet ik toch begin nen? Tooneelsprookje door L. ROGGEVEEN. (Vervolg le tafreel.) Minister: Niet veel, maar toch genoeg! 1 Koningin: Vertelt U eens, Excellentie, van wie hebt U gehoord,- dat er in ons land weer zoo'n booze toovenaar rondloopt? Minister: Iedereen spreekt er over, Majesteit, ieder een, arm, rijk, groot, klein, oud of jong.... Koningin: En wat doet die toovenaar dan Excel lentie? Minister: Allerlei menschen omtooveren, Majesteit, 't Is fameus! Ja, verbeeld U: een oude boeren vrouw vertelt, dat hij haar man heeft omgetooverd in een(fluistert de koningin iets in 't oor.) 'Koningin: 01 In een(slaat de- hand voor den mond) Ontzettend! Koning: Waarin, Isabella? Waarin? Koningin: (fluistert den koning iets in 't oor) In een....! Koning: Nee maar, dat is toch vreeselijk, dat is.... dat isExcellentie Maharakoff, wat zegt u daar van? De toovenaar heeft een boer omgetooverd in een(fluistert). Kamerheer )schrikt wakker): Oin een (luid) var ken!! 01 Koningin: Zeg Gonzago, daar bedenk ik wat! Als...,, alsals Koning: Zeg 't maar Isabella.... Koningin: Als die toovenaar onze kleine Desirée ook eens betooverd had...., zoodat ze niet meer kan lachen.... - Koning: Als die toovenaar onze kleine.... (peinst verder, vinger aan den neus.) Minister: (ernstig) Als die toovenaar.... onze (als voren.) Kamerheer: Als.... die.... too,..."ve...'. naar.... Koningin: Zou 't kunnen? Koning: Misschien.... Minister: Misschien.... Kamerheer: Missch.... Koning (belt waarna Kriebel binnenkomt). Kriebel: Wat wenscht Uwe majesteit? Koningin: Verzoek Prinses Desiree en mevrouw No tenkraker hier te komen! (Kriebel gaat.) Koning: Wat wil je, Isabella? Koningin: Ik wil nog eens probeeren, Desireetje aan 't lachen te maken! (Mevr. N. en dé Prinses treden binnen. Mevrouw N. buigt en gaat weer heen.) Koningin: Lieve meisje, hoe is 't nu met je? Prinses (ziet bleek, lacht nooit): Goed mama! Koningin: Heb je je werk af en heb je ook piano ge speeld? Prinses: Ja Mama! Koningin: Kindje, is er op de wereld niet iets heel moois, dat je zou willen hebben? Prinses: Nee, Mamal Koningin: Heb je verdriet, kindje! Prinses: Nee, Mama! Koning: Zullen we een rijtoertje maken. Desireetje? Prinses: Goed, papal Koning: Heb je daar plezier in? Prinses: Nee Papa! Minister: Gaat U met mij mee, Prinsesje, om met mijn dochtertje te spelen? Prinses: Nee Excellentie! Kamerheer: Och, zal ik.... -zal ikeens.... nog eens haasje over spelen, Prinsesje? Prinses: Nee, Excellentie! Kamerheer: Of zal ik een versje zingen, Prinsesje? Prinses: Nee, Excellentie! Koningin: Wil je buiten sneeuwballen gooien, Desi reetje? Kijk eens naar buiten! (Koningin en Prinses gaan aan 't raam staan kij ken.) Koning (tot minister en Kamerheer): Wat dunkt U ervan? Minister: 't Zou me niets verwonderen... 't Is fameus! Kamerheer: Ja't is't is Koning: Nietwaar (De anderen knikken). Koningin: (naar buiten kijkend): Wat zou daar aan de hand zijn? Wat maken ze daar een rumoer! Kom eens gauw kijken Gonzago! En U ook, Ex cellentie Documini en Maharakoff. (Allen voor 't raam. Er klinkt een - luid rumoer van huiten). Koning: .'t Lijkt wel, of alle menschen erg geschrok ken zijn!. M'nister: Fameus! Ze loopen door elkaar, 'en ze schreeuwen. Kijk, is dat Kriebeltje niet, Majesteit? 'Koninein: Ja zeker, dat is Kriebeltje. Kijk hem eens loopen! Kamerheer: Zoo'n kleine rakker! Hahaha! Koning: Hij komt hierheen! Koningin: Hij ziet bleek en hij kijkt naar hoven! (Weer gejoel.) Kon'ng: Zou hij Zou hij? (Kriebel komt ontzet- binnenstormen.) Kriebel: O. neemt U me maar niet kwalijk, Majes teit maarmaarik Koningin: Kriebeltje, Kriebeltje, wat is er toch? Kriebel: Majesteit, ik ben zoo geschrokkenI Kamerheer: Ja, maar wat is er gebeurd, Kriebeltje? Kriebel: O, Excellentie, Maharokoff, dat is misschien al de straf, omdat ik straks de oorzaak was. dat U viel! Kamerheer: Ik? Viel ik? Waneer dan? Kriebel, Koning: Straks toch, Excellentiel Kamerheer: Hè, dat is gek! Ik ben 't gewoon ver geten! Koningin: Maar nou weten we nog altijd niet, wat er eigenlijk gebeurd is, Kriebeltjel Kriebel: Ja, Majesteit, ik zal 't U vertellen! Ik liep met Adriaantje over 't plein om steenkolen en aardappelen te gaan b&stellen. en toen begon het opeens te waaien te stormonDe sneeuw woei ons om de ooreniedereen liep weg.... toen kwam er opeens.... een...., o, 0, 't is vreeselijk!! Allen: Verder Kriebeltje, Vertel verder! Kriebel: Toen kwam er opeens een lange man, in 't Koning: Ja, ja,daar gaat hij weer, ochnu zijn ze weg, achter een regenwolk.... dat is jam mer! Koningin (tegen Kriebel): Arme 'Kriebeltje, ben je erg geschrokken? Kriebel: Heel erg, Majesteit! (Ze praten verder). Koning (grootsch): Mannen! Minister en Kamerheer: Majesteit! 1 Koning: Artikel 2 van onze nieuwe wet op de too- venaars: Wie toch toovert, wordt gevangen ge- nomenl Wij moeten dezen toovenaar.... (wacht eventjes, kijkt in 't rond) gevangen nemen! Dat is onze plicht! Excellentie Documini, wat zegt U daarop? Minister: 't Is onze plicht, Majesteit! Koning: En U, Excellentie Maharakoff! Kamerheer: Zouden we hem kunnen vangen. Majes teit? Wij kunnen hem toch niet navliegen daar hoog in de lucht! rood gekleed, hij slaat z'n mantel om Adriaantje Koningin: Dan vangen we hem', als hij in zijn kasteel ens'el u voor Majesteit, hij vliegt met haar.de zit! lucht in. heel hoog! E)n alle menschen riepenMinister (opgewonden): Prachtig, fameus! (Hty klapt de toovenaar! *n z6n handen). Allen: De toovenaar! Fameus! Koningin: Wat ga je doen, Gonzago? Kriebel: Kijkt U eens in de lucht Majesteit, mis- Koning: Den toovenaar vangen, Isabella! schien ziet U hem nog, boven de groote kerk! [Koningin: Ga je dan van me weg? Allen (gaan naar 't raam en turén naar boven). Koning: Het moet. Isabella! Koningin: Ja ja, daar heel hoog! Heel hoog! Koningin: Moet het? O, 0, o! (Huilt.) Moet het, Ex- Koning: M'n verrekijker! M'n verrekijker! Kriebel! j cellentie Documini? Kriebel: Ja zeker, Majetseit! (Hij haalt onmiddellijk Minister: Artikel 2 Majesteit! Het moet! een enorme verrekijker.) Koningin: Moet het, Bxcellentia Maharakoff? Koning: Gaat. U daar even staan, Excellentie Ma- Kamerheer: (hulpeloos): Helaas, het moet, Majesteit! harakoff. (Hij legt de kijker op diens rug en tuurt.Koningin: O, 0, o, Desireetje, Desireetje.... wat zeg De Koningin en Desiree in een hoek.) j jij daarvan? Minister: Wat ziet U. Majesteit? i DeS'ree: Het moet, Mama! Komng: Nog nie's, Excellentie! Stilstaan astublieft, Konine: Mannen ik reken op U! Excellentie Maharakoff, stilstaan asjeblieft.... Kamerheer Ja. ja, ja, Majesteit. Koning (luid): Aha!! Allen: Wat? Wat ziet U? Koning: Als een vogel vliegt hij do lucht dooi4, naar 'r Zuiden, en Adriaantje heeft hij in zijn mantel Kriebel: gebondeneen beetje lager. Excellentie Maha- Koning' Koningin: Kriebeltje, zeg jij ook eens wat. Kriebel: Majesteit, als ik die toovenaar in mijn handen had. 0, dan zóu ik hem wel eens leeren. Koning: Tk reken op Uw hulp, Excellentie'sl Ook op jou. Kriebeltje! Ik ga mee. Majesteitt We "moeten ons land van dien tiovenaar rakoffanders zie ik ze niet meerja, daar verlossen! gaan ze weernog een beetje lager Excellentie! Minister» (applaudiseert): Fameus! Fameus! 'Kamerheer rolt eindelijk op den grond.) Kamerheer: Maar Majesteit, weet U waar 't kaSie»! Koning: Wat is dat nu, Excellentie, wat doet U daar? van den toovenaaris? Kamerheer: Ik kreeg zoo'n pijn in mijn knieën, Ma-| jes'eit. zoodat ik omver roldeWordt vervolgd. Koning: Ik heb hem gezien* den grooten toovenaar met zijn rooden mantel aan, daar hoog in de lucht Alle correspondentie betreffende Jeugdrubriek zen mot het arme onoozele Adriaantje! Wacht, nog den naar L. ROGGEVEEN MARETAKSTR. 54, DÉN eventjes, Excellentie! HAAG. (De Kamerheer stelt zich weer in postuur. De Ko ning tuurt.) I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 19