Schager Courant
RAAD WIERINGEN.
Woensdag 30 Juni 1926.
69ste jaargang. No. 7868.
Tweede Blad.
Vergadering van den Raad op Dinsdag 29 Juni
1926, des middags 2 uur.
Afwezig is de heer Hermans.
Voorzitter de heer L. C. Kolff, burgemeester, secre
taris de heer C. F. van Duin.
Na opening volgt lezing der uitvoerige notulen, die
onveranderd worden goedgekeurd.
Voorzitter deelt mede, dat Ged. Staten eerst be
richt zonden dat de beslissing over het besluit van
den Raad tot het aangaan eener kasgeldleeïiing was
verdaagd, naderhand echter kwam bericht dat dit
raadsbesluit is goedgekeurd doch kleine bedragen be-
hooren uit de gewone middelen te worden bestreden.
Ged. Staten keurden voorts goed een 2e supple-
toire begrooting.
Bij de kasopname bij den gemeenteontvanger moest
in kas zijn en was f 1827.21, bij den kassier der zee
gras-exploitatie 1700.22-
Overgelegd wordt de maandstaat der zeegras-
exploitajie over Mei. Er zijn afgeleverd 235 pakken.
Het verslag over den toestand en de werkzaamhe
den der zeegrasexploitatie, over het jaar 19251926,
zal ter visie worden gelegd.
Aan de heeren A. Doves, K. Halfweeg, C. Snooij en
P. Tijsen Jz., wordt op hun verzoek voor de helft
ontheffing verleend, van hun aanslag in de hondenbe
lasting.
Waterleiding. De Raad valt over
de verplichting tot aansluiting.
Aan de orde wordt gesteld de hernieuwd'1 behande
ling der voordracht tot wijziging en aanvulling dei-
Bouw- en Woningverordening, inzake aansluiting
aan de Provinciale Waterleiding.
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
Na de verwerping van de voordracht inzake aan
sluiting aan de Provinciale waterleiuing in de vo
rige vergadering, werd van den directeur van dat be
drijf een brief ontvangen. Aan het daarin gedaan
voorstel tot het houden eener openbare bijeenkomst,
waarin aan de burgerij eene uiteenzetting van de
waterleidingkwestie zou worden gegeven, alsmede
tot het opnieuw onderwerpen van de zaak aan de be
slissing yan den Raad, hebben B. en W\ gemeend
gevolg te moeten geven. Daartoe was voorts aanlei
ding, omdat een tweetal Raadsleden hun stem tegen
de voordracht hebben gemotiveerd met als reden, dat
de burgerij inzake deze aangelegenheid niet voldoen
de was voorgelicht. Dit betrof dus in zekeren zin een
vormkwestie en het votum van de vorige vergade
ring is dus niet een zuivere uitspraak geweest over
de vraag of in het algemeen belang tot aansluiting
aan het waterleidingnet der Provincie moet worden
overgegaan. Op dien grond bieden B. en W. nogmaals
hun voorstel aan, strekkende tot wijziging en aan
vulling der bouw- en woningverordening met eenige
bepalingen die beoogen te verplichten tot aansluiting
van zekere woningen aan het leidingnet, alsmede tot
het verleenen der door de directie gevraagde mo-
reele medewerking. Slechts eenige verandering is in
het ontwerp der ontheffingsbepaling gebracht na
overleg met de Directie, omdat de oorspronkelijk
door de provincie voorgestelde bepaling, ook" na wij
ziging, niet bevredigde.
B. en W. vertrouwen, dat de Raad bij zijne be
slissing rekening zal houden met het groote belang,
dat daaraan met het oog op de volksgezondheid is
verbonden. Hunnerzijds willen" zij gaarne de verze
kering geven, dat met betrekking tot de toepassing
van de ontheffingsbepaling door hun college zoo
coulant mogelijk zal worden gehandeld. B. en W. ho
pen ten zeerste, dat deze kwestie de eerste belangrijke
stap zal zijn, die ook aan de gemeente Wieringen
het genot en de voordeelen van eene goede water
voorziening zuilen doen ten deel vallen.
In den brief van den Directeur van het P.W.B.
wordt er op gewezen, dat als de gemeente Wierin
gen niet tot aansluiting aan het P.W.B. besluit, het
niet waarschijnlijk zal zijn, dat voor de Zuiderzee
werken de waterleiding op Wieringen zal worden
aangelegd, tenzij de gemeente de rentabiliteit zou ga
randeeren. Er wordt op gewezen dat de afwezigheid
van leidingwater voor de Zuiderzeewerken zeer las
tig zal zijn en de kans verhoogt dat de kosten der
werken hooger zullen zijn. Er blijkt dus wel uit hoe
van alle kanten de belangen op 't spel staan en veel
afhangt van de beslissing van den Raad der gemeente
Wieringen. Evenwel uit het verslag van de Scha
ger Courant bleek, dat de zaak er zoo niet slecht
voorstaat, als ze deed vermoeden en daarom verklaart
de directeur zich dan ook bereid in een uit te schrij
ven vergadering een uiteenzetting over de voorwaar
den van aansluiting enz. te geven.
Voorzitter zegt dat hij den directeur van het P.W.B.
nog heeft gesproken over een wijziging in de veror
dening en deze de toezegging deed de redactie mede
te deelen van de verordening te Castricura. In deze
verordening blijkt ontheffing van aansluiting te kun
nen worden verleend wanneer iemand heeft voldoen
de water dat geen schadelijke bestanddeelen bevat,
noch op schadelijke verontreiniging wijst.
De heer J. Kooij zegt misscnien wel wat voor het
voorstel van B. en W. te gevoelen als de verplichting
tot aansluiting maar niet bestond.
Voorzitter erkent dat het woord „moeten" een raar
ding kan zijn, maar bij de toepassing zooals die voor
komt in de verordening van Castricum, is het ver
krijgen van ontheffing zeer goed mogelijk. Tenslotte
blijft het dus alleen maar de kwestie: 't klinkt zoo
leelijk.
De heer J. Kooij: Maar al9 de bepaling er een
maal is, wordt ze wel toegepast.
Voorzitter wijst er op dat die bepaling toch geldt
voor alle gemeenten en toch zijn alle gemeenten aan
gesloten. Ook elders is de toepassing van die bepa
ling al heel soepel geweest. Als nu alle menschen de
waterleiding willen, mogen wij er ons in 't algemeen
belang niet tegen verzetten. Spr. oordeelt dat het
op die „dwang tot aansluiting" niet behoeft af te
springen.
De heer J. Kooij zegt, dat we hier over 't alge-
meen rouzewater hebben; we hebben bovendien nog
een reuzenweg, die bij aansluiting moet worden open
gebroken.
Voorzitter zegt, dat als hier 't water over het alge
meen zoo goed is, hier ook meer ontheffingen tot
aansluiting zullen worden verleend dan elders. Wat
het openbreken van den weg betreft, dit beperkt zich
tot den berm van de wegen.
De heer Minnes zegt, dat alleen voor de groote
leiding een geul wordt gemaakt, voor de aftakkingen
wordt onder den weg doorgespoten.
Voorzitter deelt bovendien mede, dat het P.W.B.
den weg weer in den ouden toestand moet opleve
ren en trouwens dat zijn bezwaren die alle gemeen
ten hebben gehad. Dat alle gemeenten zijn aange
sloten, zijn resultaten van beteekenis en dat is lang
zamerhand gegaan.
De heer J. Kooij erkent dat, mattr er is in Noord
holland toch een groot verschil met Wieringen. Spr.
herhaalt, dat hij wel voor aansluiting zou wezen als
die verplichting maar niet bestond. Misschien ko
men de menschen zonder die verplichting zelf wel.
Voorzitter zegt nog een» dat B. en W. de ver
plichting tot aansluiting zoo soepel willen maken
als mogelijk is.
De heer Lont: Maar het water wordt toch wel
niet goedgekeurd, want anders zouden ze al die bui
zen niet leggen.
De heer Engel: Ze moeten toch het water laten
keuren.
De heer Lub, het woord verkrijgende, zegt, dat
een zeer zwakke, niet geslaagde poging is gedaan
om de bezwaren tegen aansluiting op te heffen. Het
ernstigste bezwaar, de verplichte aansluiting blijft
bestaan.
Waar de directeur hoog opgeeft van de bereikte
resultaten op andere plaatsen, begrijp ik niet, dat
er niet wat meer vertrouwen in de Wieringer bevol
king wordt gesteld. Ik ben het met den heer Kaan
eens dat door de Directie een verkeerde taktiek ge
volgd wordt en dat bij vrijwillige aansluiting binnen
korten tijd een groot gedeelte der bevolking zich zal
aansluiten.
Laat de directie wat water in baar wijn doen en
de aansluiting vrijwillig stellen. In de officieele voor
waarden wordt met geen enkel woord gesproken
van verplichte aansluiting, zelfs wordt daarin de
eisch gesteld, dat voor aansluiting een aanvraag moet
worden ingediend. Bij nieuwe tariefsbepalingen be
staat zelfs gelegenheid tot opzegging van het abonne
ment; waar blijft dan de verplichting tot aansluiting?
Wij zijn bereid de bouwverordening in dien geest
te wijzigen, dat verplichte aansluiting wordt inge
voerd, alleen voor nieuwbouw en de bestaande wo
ningen vrij te laten in hear keus. Hiermede wordt
een billijke, alle inwoners bevredigende regeling ge
troffen. Er bestapt. dan geen gevaar dat deze wij
ziging met 7 tegen 4 stemmen verworpen zal worden;
vermoedelijk zal zij dan wel met algemeene stemmen
worden aangenomen en -de waterleidingkwestie is op
bevredigende wijze opgelost, is van de baan.
Bij mijn omzwervingen over Wieringen kom ik in
aanraking met personen uit alle 9tanden en het is
merkwaardig dat men dan slechts enkele enthou-
siante voorstanders van aansluiting ontmoet. De
overgroots meerderheid is tegen dwang.
Onze opvatting van het raadslidmaatschap is deze,
dat bij dergelijke diep-ingrijpende veranderingen, re
kening moet worden gehouden met de meening van
het volk en dat we de overgroote meerderheid niet
moeten dwingen zich te onderwerpen aan een klei
ne .meerderheid, te meer waar een bevredigende op
lossing mogelijk is. Op deze gronden kunnen wij1
nie: voor de voorgestelde wijziging der bouwverorde
ning stemmen.
Behalve mijn persoonlijke ondervindingen heb ik
hier een aantal lijsten met namen, waaiuit blijkt,
dat 81 personen voor aansluiting zijn, 335 egen aan
sluiting, dus 20 pet. vóór 80 pet. tegen aansluiting.
Spr. zou het meer dan erg vinden als de Raad be
sloot aan die groote meerderheid den dwang tot
aansluiting op te leggen. Op grond van deze gege
vens hebben wij dan ook, zegt spr., besloten tegen
de aansluiting aan de waterleiding te stemmen.
Voorzitter zegt. dat aangaande het petitionnement
bij hem een schrijven is ingekomen, waarin wordt
medegedeeld, dat het rondgaan met het lijstje tot
oorzaak heeft een weddenschap van een paar buren,
een vóór- en een tegenstander van aansluiting aan
de waterleiding en dat men luk-raak maar op stap
is gegaan. Schrijver had- ook gehoord, dat een te
genstander zou hebben gezegd, dat ook al besloot de
.Raad afwijzend, de leiding toch wel zou komen op
Wieringen. Van een strikt neutrale aanbieding, om
een zuivere uitspraak te krijgen, was geen sprake
en schrijver verwacht dan ook dat de Raad naar
eigeninzicht uitspraak zal doen. Ten onrechte wordt
den indruk gevestigd alsof de leiding toch zou ko
men voor de Zuiderzeewerken, doch van welinge
lichte zijde kan de schrijver dit tegenspreken.
Voorzitter zegt niet te weten in hoeverre het iu
dit schrijven naar voren gebrachte waar is. maar
wel weet spr. dat in andere gemeenten de menschen
die eerst niet wenschten aan te duiten, nader
hand1 wel aansloten, nadat ze of uit andere gemeen
ten gehoord hadden hoe goed de waterleiding beviel
of door eigen ondervinding op de hoogte waren ge
bracht. En om nu alleen om de verplichte aanslui
ting te weigeren tot aansluiting! H!et kan zeer goed
zijn dat de onderteekenaars van het petitionnement
nie- geheel op de hoogte waren.
Spr. is er vast van overtuigd, dat zij die thans zou
den weigeren tot aansluiting, over 3 of 4 jaar wil
len aansluiten en als dan nu de Raad besloot niet
aan te lsuiten, zou men de verantwoordelijkheid,
die de Raad daardoor op zich nam, meer dan
schandalig kunnen vinden. Het kan ook gebeuren,
dat naderhand tot aansluiting wordt besloten, maar
dan zal de provincie van de gemeente ook de ga
rantie der rentabiliteit vorderen.
De heer Lub zpgt, dat dit zijn veronderstellingen.
Wat die welingelichte zijde betreft, dis is niet ver
te zoeken, maar spr. moet erg betwijfelen wat die
persoon schrijft. Spr. noemt het wonderlijk dat hei
petitionnement op een weddenschap zou berusten
en ,wij daar niets van afweten. Spr. kan wel ver
klaren, dat bijl een paar personen het idee opkwam
hot was op eigen initiatief, waarbiji wij geen in
vloed hebben uitgeoefend. Alleen aan spr. is ge
vraagd, spr. weet niet of dit ook aan Oden is ge
vraagd, of wij1 het goed vonden, dat met een lijst
werd geloopen en spr. had daartegen geen be
zwaar, want hij wil dolgraag het oordeel van de in
gezetenen weten.
Voorzitter: Is 't U bekend1, of ze buis aan huis
hebben bezocht?
De heer Lub: Ik heb ze natuurlijk niet gevolgd,
ze zouden den weg volgen van bet oorspronkelijk
traject van de buis.
Voorzitter: Met aftakkingen?
De heer Lub: Met aftakkingen, behalve Stroe.
De heep Minnes, tot den heer Lub: Stelt U waar
de aan het petitionnement? Ik niet! Spr. wijst er
dan op. hoe aan den overkant een gelijk soort men
schen wel tot aansluiting overgaat. Het is iets dat
te Wieringen onbekend is en om aan te toonen hoe
dikwijls het vreemde in den beginne wordt tegenge
werkt, wijst spr. als voorbeeld op de kaasfabriek,
die hier 20 jaar geleden zou worden gebouwdi; op
het -pluim-veebedrij.f, waarvan men vroeger geen
goede resultaten verwachtte. Maar het is opvallend
dat naderhand zij. die de aanschaffing enz. het
meest bestrijden, één der eerste volgelingen zijn. En
daarom acht spr. het beneden alles om op die wijze
zoo'n belangrijke zaak af te stemmen.
Spr. acht dien dwang nog geen motief om de zaak
af te stemmen. Wieringen zal misschien na een tijd
van 3 jaren nog eens zooveel burgers herbergen, het
is voorgekomen dat de vloot aan het Oosteinde
geen water kon krijgen. Spr. kent Wieringen al te
goed om niet te weten dat als er van dwang geen
sprake was, eer we drie jaar verder zijn, de
meeste menschen aangesloten zullen zijn.
De heer Kaan: Ja, zonder dwang.
De heer Minnes: Zeker, en de kosten behoeven
geen bezwaar te zijn, 25 cent per week.
De heer Lub: Het ko9t f 12 per jaar. Bij de raads
leden is iemand rondgegaan, die betoogde dat door
leidingwater we voor 90 pet. van de kwalen zouden
afraken. Spr. noemt dat steFk overdeven. het kan
niet bewezen worden. Spr. vestigt de aandacht op
het verslag van de Gezondheidscommissie te Scha-
gen, waaruit blijkt, dat de hygiënische toestand van
Wieringen bovenaan in het district staat.
Spr. komt nog eens terug op dien dwang, 20 pet.
zou zonder dwang aansluiten en als de overige 80
pet. niet direct aansluit, zullen ze later toch wel
komen.
Voorzitter meent, dat die 80 pet. wel kunnen kij
ken naar de 100 pet. van Noordholland die zijn
aangesloten. Spr. wijst op het belang van aansluiting
van de boerenbedrijven betere melkproductie en ook
op het belang der kaasfabrieken, als zij beter water
kunnen betrekiken. Die groote bedrijven hebben veel
kosten over voor goed drinkwater.
De heer Lub: Maar het boerenbedrijf' wordt juist
uitgefloten.
De heer Lont zegt, dat het vee van Wieringen
Juis; aan den overkant geen water wil drinken. Het
water op Wieringen kan niet beter. Wat de oprich
ting van een kaasfabriek betreft, die is niet gelijk
te stellen met de waterleiding. De waterleiding moet
Je betalen, dikwijls van een klein loontje.
De heer Oden zegt, dat niet het grooti motief is, de
kosien die er aan verbonden zijn, maar dat de men
schen hun beste putten en bakken vaarwel moeten
zeggen. Ze moeten de waterleiding koopen, terwijl
ze goed van water zijn voorzien. Ook spr. is over
tuigd, dat als niet die dwingende bepaling werd op
genomen, spoedig meerderen zouden aansluiten.
Voorzitter: Dan is van dwang ook geen sprake
meer.
De heer Oden begrijpt niet, waarom de Provincie
zoo krampachtig vasthoudt aan die bepaling. Het be
treft nu nog maar een paar gemeenten, successie
velijk komen de aansluitingen wel.
Voorzitter: Als ik U zoo hoor spreken, begrijp ik
niet dat U tegen het voorstel van B. en W. is.
De heer Oden: Ja, maar de menschen blijven lie
ver vrij.
Voorzitter herinnert er aan, dat als nu het voor
stel tot aansluiting verworpen wordt, later andere
voorwaarden zullen worden gesteld.
De heer Lub: Tenzij we krijgen een groote toena
me van inwoners.
Voorzitter: Maar dan zal door de Provincie de ren
tabiliteit wel nauwkeurig bekeken worden.
De heer Lub noemt dien heelen dwang een was
sen neus. Dat is ook wel gebleken uit het percentage
dat in andere gemeenten is aangesloten. Waarvoor
dient die dwang dan?
Voorzitter: Dan is het ook geen bezwaar dien
dwang te accepteeren.
De heer Lont: Dat wordt zeker jvel zekerheids
halve gedaan.
De heer Oden zegt, dat voorzitter zelf al heeft ge
zegd, dat erheel wat menschen vrijgesteld kunnen
worden van aansluiting, dat weegt voor spr. al even
zwaar als de dwang tot aansluiting.
De heer Minnes, zegt. dat die bepaling geldt voor
de geheele provincie.
De heer Kaan heeft den beèr Van Oldenborgh ge
vraagd of die bepaling er af kan., maar deze ant
woordde ontkennend.
De heer Lub: Maar is mijnheer Van Oldenborgh
dan Ged. Staten, hij1 is de leider van het bedrijf.
Er wordt op gewezen, dat de hegr Van Oldenborgh
toch de adviseur is.
De heer Minnes vindt het jammer dat de heer Lub
niet ter vergadering aanwezig was. waarin de heer
Van Oldenborgh een uiteenzetting heeft gegeven.
De heer Lub zegt, dat hij van die vergadering niet
op de hoogte was. De advertentiekolommen van de
♦Vieringer Courant inreresseeren hem te weinig om
die zoo nauwkeurig na te gaan. Het was wel wen-
schelijk geweest, dat op andere wijze bekendheid
aan die vergadering was gegeven
De heer Minnes: Het heeft mij ook zeer verwon
derd, dat ik u op die vergadering niet gezien heb,
ik dacht dat U verhinderd was.
De heer Lub: Neen. verhinderd was ik niet.
Voorzitter wal nu maar tot stemming overgaan,
doch de heer Minnes voorziet dat'de uitslag der
stemming dan weer dezelfde is als vorig maal. Om
die afwijzende beschikking te voorkomen, zou spr.
dan het allerlaatste willen probeèren, nl. 'wat de
heer Lub wil. te trachten .van Ged. Staten klaar te
krijgen, dat de verplichting tot aansluiting vervalt.
Spr. wijst er op, dat de beweringen van de tegen
stemmers tegenstrijdig zijn. Zij willen niet de dwin
gende bepaling, maar veronderstellen toch, dat wan
neer die bepaling niet wordt gemaakt, de meerder
heid wel zal aansluiten. De vergel ijking met de-kaas
fabriek heeft spr. gemaakt omdat de boeren ook
toen dachten dat een kaasfabriek duurder zou we
zen, dan dat ze zelf de kaas maakten. Spr. wijst
voorts nog eens op het belang van leidingwater, uit
gezondheidsoogpunt, van goed drinkwater voor het
vee en het plaatsen van brandkranen.
De heer Bakker zegt, dat het leidingwater ook
duurder is voor het. landbouwbedrijf. Als spr. ge
meen, slecht water. had. zou hij anders spreken.
De heer Minnes: De verplichting tot aansluiting
berust voorts bij het Dag. Bestuur.
De heer Lub merkt naar aanleiding van de op
merking over het plaatsen van brandkranen op, dat
het jammer zou wezen voor de motorbrandspuit,
maar de heer Minnes oordeelt, dat die" evengoed noo-
óig zal wezen als het dorp zich uitbreidt. Spr. zegt
dat bij droogte er geen voldoende water op "Wierin
gen is
De heer Lont: Als de droogte een jaar duurt, neen.
De heer J. Kooij zegfl^ dat het water niet slecht is
op Wieringen, enkelen zullen een put moeten maken.
De heer Kaan: Dan ben je ook heel wat kosten
kwijt.
De heer M. Kooij is en blijft voorstander van aan
sluiting aan de waterleiding en wel in ie eerste
plaats om de schipperij. Spr. vertelt hoe 20 jaar gèle-
den achter de toenmalige zouterij van Minnes een put
geslagen was die goed drinkwater leverde, maar la
ter het gerucht de ronde deed dat iemand zijn be
hoefte in. den put had gedaan en sindsdien de put door
de schipperij geboycot werd. En als nu een andere
put geslagen wordt, wie garandeert dan dat het ook
daarin niet wordt gedaan. Hiertegenover stelt spr.
de gelegenheid te Medemblik en elders om leiding
water te nemen en juist daarom gaat bij spr. water
leiding voor alles, want na dat gerucht stond bij
spr. die gebeurtenis altijd voor als er water in den
pot ging. Wat de kosten betreft, die f12 stelt spr.
gelijk met het abonnementsgeld van de courant. Men
sputtert wel als de quitantie betaald wordt, maar
grijpt daarna direct weer naar de courant. Als de
dwang kan vervallen, is spr. er voor, maar al moet
de dwang blijven, dan nog zal spr. voor aansluiting
aan de waterleiding stemmen.
Voorzitter: Dat is tenminste een ander gezichts
punt.
De heer Lub: Maar toch ook weer liever zonder
dwang.
De heer Kaan zegt ook voor het voorstel van B.
en W. te zijn.
De heer Lub: Hoewel u in de vorige vergadering
het toch een verkeerde tactiek van het bedrijf vond.
De heer Kaan: Zeker, maar toch ben ik voor aan
sluiting.
De heer Minnes zegt nogmaals, dat men die ver
plichte aansluiting niet te zwaar moet rekenen. Het
is de plicht van den Raad en het Dag. Bestuur, de
menschen te overtuigen tot aansluiting over te gaan.
Goed drinkwater voor een kwartje in de week is toch
iets waarvoor dearbeider ten koste van zijn kinderen
zich dan maar het genot van een pijp tabak moet ont
zeggen.
De heer Lub: Ja, dat komt uit den mond van ie
mand die kwartjes genoeg heeft.
De heer Minnes: Men weet wel dat ik zóó licht niet
over de kwartjes denk.
De heer Bosker: Wat zou je minder voor je gezin
doen dan zorgen voor goed drinkwater!
De heer Lub: Maar als je goed drinkwater hebt,
waarom zal je het dan koopen. Laat het P.W.B. ons
tegemoet komen. Waarschijnlijk bereikt 't hetzelfde
resultaat, en waarom gaat het dan tegen de meening
van de bevolking in Het bedrijf is liever direct op
volle kracht, maar zoo gaat het niet, het moet zich
geleidelijk opwerken.
Voorzitter wijst er op dat de heer Lub zelf over
tuigd is dat de menschen vrijwillig zullen aansluiten.
De heer Lub: Maar moeten wij over den dwang
heenstappen, laat de provincie dat doen.
Voorzitter acht 't tenslotte het beste dat B. en W. de
voordracht uitstellen en met Ged. Staten in onderhan
deling treden.
De heer Lub vraagt of er dan de nadruk op wordt
gelegd dat de leiding moet komen zonder de verplich
te aansluiting.
Voorzitter: Garandeert u dan dat het meerendeel
evengoed aansluit?
De heer Lub: Hoe wil ik dat nu garandeeren!
Voorzitter: U meent toch dat de men»ch»n wel aan-
•luiten zonder de verplichting daartoe.
De heer Lub: Dat doet niet alleen Lub, dat doet
ook Kooij en Kaan.
Goedgevonden wordt dat dus B. en W. in overleg
treden met Ged. Staten over de bepaling betreffende
verplichte aansluiting.
Een gedachte tegenvaller. Bartje
betaal.
Bij het indertijd gedaan voorstel tot het doen uit
zetten en brengen van de hoofdwegen op1 de oudtijds
bekende breedte werden de kosten geraamd op. circa
f 5000. Het is intusschen gebleken, 'dat deze raming
belangrijk te laag was. Vooral voor zoover aangaat
den Gemeenelandsweg bleek naderhand meer grond
werk voor te komen dan aanvankelijk aangenomen
was. De kosten zijn daarom opgeloopen tot. ruim
f 8500.—. f
B. en W. stellen voor, tot dat bedrag eene geld-
leening aan te gaan tegen hoogstens 5 pet. rente,
waarvan jaarlijks af te lossen ten minste f 500.
Van eenige tientallen grondeigenaren moet intus
schen nog worden gevorderd hun aandeel in de kos
ten van aanbrengen of vernieuwen der perceelsaf
scheidingen, vermoedelijk tot een bedrag van ruim
f 400. Maatregelen worden genomen om dit bedrag
nog in te vorderen. Het bij leening op te nemen be
drag zal daarmede worden verminderd.
De heer Lont vindt het verschrikkelijk, daar wordt
de vergadering zoo maar vóór gesteld. De kosten zou
den f 5000 zijn, en bedragen nu f 3500 meer en dat
terwijl de tweede helft van f 5000 werd aangevraagd
oen ze al voorbij Hippolytushoef waren. Hei was ze
ker niet goed opgegeven.
Voorzitter zegt, dat B. en W. ook liever hadden
gehad, dat, toen de f 5000 verwerkt waren, de aan
nemer bij B. en W. wa9 gekomen. Nu werden ook B.
en W. voor een fait accompli geplaatst.
De heer Lub vraagt, wie de verantwoordelijkheid
draagt, wie heeft er over te beslissen?
Voorzitter zegt. dat toen de weg klaar was, B. en
W. om de afrekening hebben gevraagd en toen bleek
pas dat het bedrag zoo hoog was. Daarom zeg ik
dat het de goede gang van zaken was geweest als
eerst het oordeel van B. en W. was gevraagd over
voortzetting van het werk, nadat het toegezegde be
drag was verwerkt.
Den heer Oden komt het brutaal voor als de aan
nemer maar door gaat met het werk.
De heer M. Kooij: Als er maar geen fout in de re
kening zit.
De heer Minnes wijst er op, dat nadat gezien was
wat aan het Westeind gebeurd was. ook besloten
werd dat werk voort te zet:en aan het Oosteind.
Evenwel moesten daar de walletjes meer verwerkt
worden. Bovendien, er is in ongunstigen tijd ge
werkt met werkloozen en Bosker heeft wel eens ge
klaagd dat er teveel werklieden waren. Maar spr.
vestigt er de aandacht op, dat de werkloozen dan toch
in ander opzicht geholpen moeten worden. SWel
wordt een Drent niet beschouwd als Wieringer,
maar voor B. en W. is dat heel anders. Al gebeurt
er in dien. tijd dus niet zooveel -productief werk. B.
en W .steunen dan toch op deze wijze. Echter de som
is ook ons tegengevallen.
De -heer M. Kooij' gaat accoord met de uiteenzet
ting door' den heer Minnes. Maar dan moet de zaak
ook zuiver voorgesteld worden aan den Raad. Het
eerste gedeelte kostte f 2500. het andere gedeelte zou
ook f 2500 kosten en dat blijkt nu f 0000 te wezen.
De Raad dient van dergelijke voorstellen verschoond
te blijven.
Voorzitter'beaamt dit. B. en W. waren zoo laat op
de hoogte, omdat de aannemer te goeder -trouw- was
doorgegaan met het werk.
De heer Oden: Als de aannemer maar niet is door
gegaan met de "gedachte, als het werk klaar is moet
het betaald worden, 't Was beter geweest als eerst
de meening van den Raad was gevraagd. Het ligt niet
op den weg van den aannemer eigenmachtig over
andersmans centen te 'beschikken.
De heer M. Kooij;: Is het werk voldoende gecon
troleerd? Zes duizend gulden, het komt mij voor:
zacht uitgedrukt, dat er een luchtje aan zit. En dat,
terwijl een deskundige als Hermans zegt, dat het
f2500 zou kosten. Het komt mij scheef voor, we
zullen een beetje zuinig moeten wezen.
Voorzitter zegt, dat B. en W. alle bescheiden heb
ben gecontroleerd en accoord bevonden.
De heer M. Kooij: Als dat in de openbare vergadering
wordt gezegd, neem ik er genoegen mee.
De heer Kaan veronderstelt dat de' rekening
van het gedeelte WesterlandHippolytushoef ook nog
niet volledig was.
De heer Bosker: Het is een globale rekening ge
weest.
De heer Oden: Dan zijn we om den tuin geleid.
De heer Minnes: Het is te licht opgenomen. Het
Oosteind gaf veel meer werk door het wegwerken der
wallen.
Voorzitter zegt dat wel blijkt dat het maken van
een begrooting voor dergelijk werk niet meevalt.
De heer J. Kooij: Is de zaak nu afgeloopen tot Den
Oever toe?
Voorzitter antwoordt bevestigend.
Het voorstel van B. en W. wordt daarna zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Overdracht Koogerweg.
De gemeente is ten deele mede-eigenaar van den
Koogerweg te Hippolytushoef. voor zooveel betreft
het gedeelte van de Koningstraat tot 'het z.g. Spriet
je. Volgens den legger der wegen is het heemraadL
schap Wieringen echter met het onderhoud belast.
In dat mede-eigenaarschap is ten vorigen jare aan
leiding. gevonden bij te dragen in 'het voorzien van
dezen weg van een nieuwe steenslag verharding, te
meer omdat het heemraadschap daartegenover zijn
aandeel droeg in de kosten van aanleg der brand-'
spuit met toevoerleiding en van het aanleggen der
rioleering langs dien weg.
Nu als algemeene regel is aangenomen, dat de bin
nen wesen behooren re staan ten name van het heem
raadschap. meenen B. en W. te moeten voorstellen
het aandeel der gemeente in het eigendomsrecht van
meergenoemden weg over te dragen aan het heem
raadschap.
Mocht deze weg in- de toekomst komen te liggen
binnen de bebouwde kom van Hippolytushoef, dan
zal het heemraadschap den weg weer aan de ge
meente overdragen.
Ter zake van bovengenoemde wegverbetering is» het
noodig gebleken, enkele strooken grond van parti
culieren aan te koopen ter verbe'ering. verpleging
en afronding van het tracé van den weg, gekost
hebbende f 522.58K.
De helft, dezer kosten ad f 261.29 zou ten laste
der gemeente gekomen zijn, N-u het eigendom der
gemeente -aan het heemraadschap wordt overgedra
gen, is -het niettemin billijk, dat de gemeente deze
kosten als -bijdragen aan het heemraadschap ver
goedt. waartoe B. en W. het voorstel doen. Goedge
vonden'.
De voorges'elde af- en overschrijvingen van den
dienst 1925 worden goedgekeurd.
Voorts wordt nog goedgevonden om in een lee-
ningsbesluit op te nemen de bepaling dat het geld
geleend zal worden van de Boerenleenbank.
Bij de rondvraag zegt de heer Oden. dat geklaagd
wordt, dat de hoeren met de hooiwagens last hebben
van de takken der hoornen. De hoornen zullen dus
opgesnoeid moeten worden.
Winstver deeling.
De heer Oden wil voorstellen de winst der zee
grasexploitatie van den oogst van dit jaar onder de
maaiers te verdeelen.
Op verzoek van den Voorzitter zal de heer Oden dit
voorstel schriftelijk indienen.