VOOR DE
INDEREN,
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
Voor de Kinderen.
PRINSES DESIREE
LACHT NIET MEEI
dek en daardoor 'fege/e ondehoudskoeten, ens. Ver-
êchillende gemeentebesturen trachtpn de industrie
tot zich te trekken, door op gemakkelijke wijze en tot.'
matigen prijs electrischen stroom en verwarming te
leveren. Een tweede belangrijk punt van het congres
is de bespreking geweest van het samenwerken van
de centrale verwarming met de electriciteitswerken
van een -stad. Terwijl de vertegenwoordigers dezer
laatste zich eerst afwijzend uitlieten over een derge
lijk samengaan, werd toch aan het eind van het
congres een motie aangenomen, waarbij gewezen
werd op de wenschelijkheM, dat ook vertegenwoordi
gers der electriciteitsbedrijven gehoord zullen worden
bij1 de besprekingen over centrale verwarming van
steden*
BEETHOVEN EN ZIJN UITGEVERS*
Beethoven onderhield met Steiner en Ilaslinger te
Weenen, die bijna uitsluitend de uitgevers zijner
werken waren, een onafgebroken briefwisseling, die
veel origineels aan den dag heeft gebracht. Hij zelf
noemde zich in de correspondentie gewoonlijk den
generalissimus; Steiner betitelde hij als luitenant-1
généraal en Haslinger als generaal-adjudant; het
gold voor een teeken van goede luim, als hij den
laatste met „adjudanterie" aansprak. Het winkello
kaal bestempelde hij met den naam generalaat,
maar ook andere adressen bezigde hij, b.v.: Aan het
beroemdste muziekkantoor in Europa, Steiner en Co..
Paternoster (Miserere) Gassel. Toen Beethoven later
geheel zijn gehoor verloren had, werd hem in Steiner's
muziekwinkel steeds papier en een potlood overhan
digd. Hij schreef op, wat hij weten wilde en een be
diende schreef aanstonds hot antwoord eronder. Er
zijn verscheidene zulke bladen met schriftelijke ge
sprekken behouden gebleven, o.m. het volgende:
"Waarom heb ik gisteren de proef van het trio
niet gekregen?
Omdat ze rog niet klaar was.
Waarom is zo niet klaar?
Omdat de kopergraveur in het afwerken verhin
derd werd.
Waarom werd hij verhinderd?
Omdat hij een anderen dringenden arbeid moest
verrichten.
Waarom hebt gij hem dien opgedragen?
Omdat omdat omdat wij geld noodig had
den.
Geld! gel dl Ik heb ook geld noodig. En als ik
er om kopa vragen, hebt ge nooit iets voor mij. Geld,
verdient gij dat dan ook niet met mijn arbeid?
Ja zekerl Anders zouden wij! niet naar uw werk
verlangen en het recht van bezit met belangrijke of
fers aankoopen. Heb slechts eon paar dagen geduld,
dan ontvangt gij' de laatste proef .en laten wij ook
een fraai titelblad erbij drukken.
Titelblad 1 Titelblad! Als de inhoud niet deugt,
geef ik voor het fraaiste titelblad geen penning.
Maar waarom zijn er vandaag geen koopers in den
winkel?
Omdat de aanzienlijke stand in den Carnavals-
tijd te voormiddags liever slaapt dan muziekstukken
koopt.
Muziekstukken koopen? Daarin zit het hem
Juist. Waarom verkoopt gij dan niets dan enkel mu
ziek? Waarom volgt ge niet reeds lang mijn welge-
meenden raad op? Wordt toch wijs on kom tot rede.
Laat in plaats van centenaars papier eens echt, niet
met water aangelengd Regensburger bier komen; laait
dit geliefde handelsartikel den Donau afvoeren, lever
het met glazen en kannen, verkoop er saus ijsjes, ra
dijs, ramenas, boter en kaas bij, lokt hongerige en
dorstige menschen naar binnen met. ellenlange uit
hangborden: „Muzikaal bierhuis 1" Dan zult ge op
alle» uren van den dag gasten hebben; zoo veel, dat
uw winkel nooit ledig is. R. Nbld.
581. Ja, hoor! Na lang zoeken en tasten door
duistere gangetjes en langs vochtige
muurtjes heb ik den broodtrommel weer
ontdekt. Zoo, nu gauw opgepakt en er
mee weg.
585. Spreek op jongen", zegt roover Wolf
streng, „wat zit er in den trommel?
Goud?" Bevend knik ik van neen, maar
fluister.... „m'n tweelingzusjes....!"
582. Ongemerkt weet ik het hol te verla
ten, en ik ben al erg blij., dat alles zoo
goed gaat. Als ik nu bard draaf, kan ik
binnen een uurtje thuis zijn....
„maakt 'm dan eens open! En pas op als
je mij voor den gek houdt, hoor!" Ik doe
het maar al te graag en dan
583. Maarik rekende buiten den
waard! Plotseling schiet van achter een
boom roover Wolf op me af en vraagt me
op hoogen toon, waar ik met den trom-
mei op af ga.
587. Ja, dan ziet roover Wolf, dat ik de
waarheid sprak, want zialsrustig liggen
Ukkie en Pukkie op den bodem van den
broodtrommel te slapen.
584. Bibberend van schrik kan ik nauwe
lijks antwoorden. Hij grijpt zijn musket
al en kijkt me zoo woedend aan, dat ik
geen raad weet van angst. Hoe zal dat af-
loopen?
588 Roover Wolf barst in een schaterlach
uit, dat het bosch er van dreunt. „Neem
je zusjes maar gauw mee naar huis.
jongen, en. haal nooit weer zulke rare
streken uit."
Tooneelsprookje door L. Roggeveen.
(Vervolg 2e tafereel.)
Pieter: Ooooo
Janus: Dat is wonderbaarlijk....
Pieter: Fluit er dan eens op!
Toovenaar: Aanstonds, jongens!
Janus: Maar als je dan niet wilt dansen, meester
toovenaar?
Toovenaar: Geeft niets! Wallen of niet willen, dan
sen moet je toch! Probèeren? Dan zal je ',t zienl
Pieter: Maar als Adriaantje 't dan ziet?
Toovenaar: O, die begrijpt er toch niets van. Daar
is ze veel te dom voorl
Alle drie: Hahahal
Toovenaar: Pas op, i"k begin,
(Hij fluit een polka. P. en J. beginnen eerst
zachtjes te wiegelen, en dansen eindelijk lustig in
't rond, lachend en meezingend).
Adriaantje: O, wat fluit die toovenaar mooi! Je kan
je beenen bijna niet stil houden! En die twee ke
rels met d'r groene en bruine gezichten dansen
ook! Weet je, ik dans ook mee.... (Ze gaat staan
en danst) trala. trala, tralalalahaha
(Na een oogenblikje vallen Pieter en Janus om;
vermoeid; maar, zittend, bewegen ze nog hun hoofd
en armen op de maat van de muziek. Adriaantje
danst nog door, om de sneeuwpop heen. De sneeuw
pop komt log van zijn plaats en danst twee of drie
passen. De toovenaar houdt op. Alles staat stil.)
Toovenaar: Nou wat zeggen 'jullie daarvan? (Praat
in een hoekje druk gebarend verder met P. en J.)
Adriaantje: Ben ik wakker? Of droom ik? Ik zal me
eens eventjes in mijn arm knijpen. (Doet zoo) Au!
Ja, ik ben wakkerI Maar dan heb ik ook goed ge
zien dat die sneeuwpop ook gedanst heeft! Ja! Zeg
sneeuwpop, heb jijt meegedanst? (De sneeuwpop
zwijgt). Zeg Sneeuwpop (Luid:) Sneeuwpop!l
Toovenaar (omkijkend): Riep je, Adriaantje? Wou
je nog een dansje maken? Met plezier hoor! Daar
gaat ie weer! (Hij fluit. De heele troep begint weer
te lachen en te dansen, nu de twee knechten sa
men en Adriaantje met de sneeuwpop!)
Adriaantje: Hij danst ook! De sneeuwpop danst ook!
(De toovenaar houdt op. Alles staat doodstil.)
Toovenaar: Hebben jullie de sneeuwpop zien dansen,
ja?
Adriaantje: Ik heb, zoolang als ik leef, nog nooit een
sneeuwpop zien dansen, nog nooit!
Toovenaar: En je zult het misschien ook wel nooit
meer zien ook Adriaantje, nietwaar jongens?
P. en J.: Nooit, hahahal
Adriaantje: Toovenaar, laat me nou gaan!
Toovenaar: Nee, Adriaantje. Jij .moet met óns mee
naar mijn kastel, om koffie te zetten....
Pieter: ....en om bedden op te maken....
Janus en om stof af te nemen
Toovenaar: ....en om de aardappelen te schillen,
hahaha
Alle drie: Hahaha! "Hahahal
Toovenaar: Je kunt toch zoo goed aardappeleh
schillen, nietwaar, Adriaantje? Je deed 't toch
voor koning Gonzago?
Adriaitntje: Ik heb geen zin, om jouw aardappelen
te schillen, leelijke toovenaar! s
Alle drie: Hahahal
Adriaantje: Ik gooi ze nog net zoo lief in je gezicht
en jullie ook, en ik zèt geen koffie, en ik maak de
bedden niet op!
Alledrie: Hahaha!
Toovenaar: En toch nemen we je mee, Adriaantje.
Adriaantje: Dan loop ik weg!
Toovenaar: Je weet niet eens den wegl
Adriaantje: Die vind ik wel, hoor je, toovenaarl
(In de verte wordt op een lioren geblazen.)
Toovenaar: Wat is dat? Wat hoor ik daar?
(Er klinkt weer horengetoeter.)
Kijken jullie eens, wat dat is, jongens!
(Pieter klimt op den rug van Janus, tuurt naar
rechts.)
Toovenaar: Wat zie je. Pieter?
Pieter: Heelemaal niets, meester toovenaar.
Toovenaar: Kijk dan eens naar den anderen kant!
(Janus draait zich om.) Wat zie je nou?
Pieter: Ik zie door de sneeuw heel vèr een leger
.aankomen!
Toovenaar: Een leger! Van wie is dat leger?
Pieter: Ik zie een groot, wit paard, en een schim
mel en nog een klein paardje!
Toovenaar: Drie menschen op paarden! Eh wij' heb
ben ge enpaarden bij ons! Wacht, ik zal eens even
tjes gaan kijken!
(Hij klimt op den rug van Janus.)
Pieter, geef me eens een zetje. Zoo, mooi, dank je!
(Hij-tuurt.)
Hahaha, ik dacht het wel, ik dacht het wel, dat is
koning Gonzago, en de minister Documini en Krie
bel Diebel....
Adriaantje: Die komen om mij te halen, leelijke too
venaar! Haha!
Toovenaar: Stil jij! Wil jij je mond wel eens hou
den! Stil!
Adriaantje: Nee, ik hou m'n mond niet, versta je dat?
Toovenaar: Jongens, neem haar mee naar m'n kas
teelt Vlug!
Pieter: En U dan, meester toovenaar?
Toovenaar: Ik verschuil me achter de sneeuwpop!
Maak je over mij. maar niet ongerust, hoor jongens.
Ik heb de tooverfluit van Cesario toch bij me,
hahaha!
P. en J.: Hahaha! (Ze nemen Adriaantje tusschem
zich in. A. gaat tegenstribbelend mee. De toovenaar*
gaat achter de sneeuwpop zitten. Na een oogen
blikje, waarin 't paardengetrappel steeds sterker
hoorbaar wordt, hollen de koning, minister -Docu
mini en Kriebeltje 't tooneel op.
Koning: Regiment.... halt!
(Alle drie staan doodstil).
Minister:, Daar gaan ze, Majesteitl Daar in de verte...
fameus 1
Koning: Mannen, we kunnen niet verder gaan. On
ze dappere paarden zijn doodmoe. Maar.... .we
krijgen ze wel.
Kriebel: Zal ik ze achterna hollen, majesteit?
Koningen: Nee. Kriebeltje, we gaan zoo aanstonds alle
maal! O'.waar is Excellentie Maharakoff?
(Allen zien om zich heen.)
Eixcellenti-e Maharakoff was straks toch biji ons?
Hij. is toch ook met ons meegegaan, nietwaar?
Kriebel: Zeker majesteit, de Kamerheer reed> op zijn
eigen Bruintje achter ons aan.
Koning: En nou is hij er niet meer. Hoe kan dat?
Minister: Dat is een fameus geval, majesteit.
Koning: Misschien is de minister ingesneeuwd. We
moeten er wat aan doen! 'Kriebeltje, rij jij een9
eventjes terug en kijk-, of je zijn Excellentie ner
gens ziet. Wij zullen hier vijf minuutjes wachten,
en niet langer. Kun je Zijne Excellentie niet vin
den. dan kom je als de wind weer hierheen! Dan
gaan we regelrecht naar 't kasteel van den toove
naar. Begrepen. "Kriebeltje?
Kriebel: Zeker, majesteit (af, terug).
Koning: Vijf mnuten, langer kunnen we niet wach
ten, Excellentie. 'Elke minuut is kostbaar!
(De toovenaar springt te voorschijn.)
Hé, wat is dat voor een roode vent? Zou d&t de
too
Minister: Dat is de toovenaar, majesteitl
Koning: Ja, ja. ik herken hem aan zij'n rooden man
tel en aan zijn roode gezicht! Ha, toovenaar, nou
hebben we je. en nou zal je ons niet ontloopen,
leelijkerd!
Minister: Kom nou eens op, toe, kom nou eens op,
h-è?
Koning: Adriaantje meenemen, dat kan je, hé?
Minister: Maar begin eens tegen een koning of tegen
een minister!
Koning: Geef je over, toovenaar!
Toovenaar: Nooit, majesteitl
Koning: Voor de tweede maal, geef je over toove
naar!
Toovenaar: Nee, majesteit!
Minister: Tjonge, Jonge....
Koning: Voor de derde maal,: geef je over, toovenaar.
Toovenaar: Nee majesteit, ik geef me nooit over!
Koning: Dat is een raar geval, Excellentie.
Minister: Een fameus geval, majesteit.
Koning: Hij weigert, om zich over te geven, Excellen
tie. Dat is me nog nooit gebeurd, zoolang ik leef.
Driemaal heb ik 't hem gezegd, en hij doet 't niet.
Wat moeten we beginnen met zoo'n vent? Weet U
daar iets op, Excellentie Documini?
Minister: We moeten hem.... gevangen nemen, ma-
jes'eitl
Koning,: Warempel! Daar dacht ik niet aan! We
moeten hem gevangen nemen!
Minister: En dadelijk, anders loopt hij nog wegl
Koning: Toovenaar, we nemen je gevangen!
Toovenaar: Gaat uw gang maar, majesteit!
Koning: O'ch Excellentie, wilt U 't misschien even
tjes doen. Ik vind dat geen werk voor een koning
vindt U ook niet?
Minister: Ja., majesteit, eigenlijk vind ik 't ook
I geen werk voor een minister, nietwaar?
Koning: Dat is waar! Maar wie moet 't dan doen?
Minister (denkt, triomfantelijk): Kriebeltje!
Koning: Ja.... Kriebeltje! (Roept:) Kriebeltje, .waar
zit je, jongen? Kriebel....tje?
(Stem van ver): Hier ben ik, majesteit!
Koning: Heb je Excellentie Maharakoff gevonden?
(Stem): Ja, majesteitik kom bij; u.... (Kriebeltje
komt op.)
Kriebel: Excellentie Maharakoff zit ginder in de
sneeuw. Hij is vergeten, wat hij hier eigenlijk kwam
uitvoeren Nou wacht hij een poosje, voor hij
hierheen komt, tot hij 't weer goed weet....
Koning: Goed, Kriebeltje! Kriebeltje, heb jij een
touw bij je?
Kriebel: Een reuzetouw, majesteit. (Laat 't zien.
Koning: Kriebel Diebel (plechtig),1 artikel twee van
d.e nieuwe wet op de toovenaars zegt.
Minister: Alle toovenaars moeten gehangen genomen
worden 1
Koning: Kriebel, in naam der wet, neem jij den too
venaar gevangen1
Kriebel: Ik majesteit, moet ik den too....?
Koning: Ja, jij Kriebel, ik beveel hetl!
(Toovenaar draait zich plptseling om.)
Minister: Pas op. pas op, hij' loopt wegl
Koning: Vlug Kriebel.
(Kriebel holt op den toovenaar toe. Deze haalt zijn
tooverfluit voor den dag en fluit.)
Koning: Wat is dat? b/ou begint hij te fluiten, trala
tralala
Minister: O, wat fluit die. toovenaar fameus.tra
lala
Koning: Ik voel de kriebel in mijn beenen.... (danst
eventjes.)
Kriebeltje: Wat zegt U, majesteit?
Wordt vervolgd.