SCHEMERAVOND Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 14 Augustus 1926. No. 7894. PANTOMIME RADIO» I Even Lachen. ge pen aeri een Het Uk, tuk pro isj hot een l \M .k de; 00- aUj vos 5 tO oor la- zal ge- het' dej ion ibi-1 »g, I 1-n nst de PAGEHAARI Maanden, had ze rondgeloopen Met d'r pageharen-plan, Ieder kwiek-moctern mevrouwtje Keek haar zoo minachtend anl Ze was hopeloos ten achter Bij den nieuwsten nieuwen tijd, Korte haren, korte rokjes In gepaste zedigheid! „Mannie" was er nog op tegen, Och, die mannen zijn soms dom, W eifelend en achterdochtig En ze weten niet waaroml „Mannie" had haar uitgelachen, Maar hij was inwendig kwaad, Want hij sprak van „malle fratsen" En van „mannelUke staat" Met een vastbesloten vaart-je, Ietwat innerlijk ontsteld, Is ze op een goeien morgen Naar den kapper toegesneld. Stralend kwam ze weer naar buiten, Zeer verjongd en opgeknapt, Wrant de schaar van haar coiffeurtje Had behoorlijk toegehapt! let. ist. pen net j >en j bü «ft cr- 1 en, er- wil f bei j ten i ing iog oo ft* ry- Daarna gauw naar d'r vriendinnen „O, maar zeg, het staat je goedl'" „Draai es om en laat es kijken, „Kind, je hebt een leuke toetl" „O, je lijkt wel jaren jonger, „Nou, wat heb ik je gezegd?" „En zoo keurig hijgeschoren 1" „Zoo op eens maar? Hè, wat echtl" Popelend zat ze thuis te wachten Met de middagboterham En ze schudde fier haar manen, Toen d'r mannie binnenkwam. Gek. dat ie zoo niets ging zeggen En er nóg geen erg in had, Want hij dronk z'n kopje koffie En las kalm z'n ochtendblad! Eindlijk kuchte ze verlangend, Vol opmerkelijk geluid, Maar hij proestte, wat een engerd. In een zware lachbui uit! „Lieve schatje", hijgd'ie hikkend, „Wist je 't van die moedervlek „En die welgedane wratjes ..In je opgeruimde nek?l" Toen is 't vrouwtje stil gaan huilen, O. haar smart was diep en echt, Want zo snakte naar d'r vrouw-zijn En haar ouwe, trouwe vlecht!! Augustus 1928. KROES. Alle rechten voorbehouden! Vrij naar een Engelsch gegeven, door Sirolf. Nadruk verboden. Alle rechten vootrbehouden.) PRECIES OP TIJD! Heerlijk, als je net aan het shampoo-igste gedeelte gedeelte van je haarwasscherij bent en je consta teert, dat ze intusschen de hoofdkraan van de waterleiding hebben dichtgedraaid. 2. Daardoor is er ook geen gevaar voor hooge positieve roosterspanningenf dus toepassing van ne gatieve roosterspanning is ,niet noodig. Wel is het van belang om de versterkings factor zoo groot mogelijk te doen zijn. Bij deze wijze van versterken toch zijn de verliezen niet gering. Hoe grooter de plaatspanningsvariaties (plaatstroomva- riaties) zijn, veroorzaakt door de (kleine) rooster- spanningsvariaties, zooveel te grooter zal de verster kingsfactor van de lamp zijn. Een zekere plaatspanningsveranderipg roept een plaatstroomvariatie in het leven. Deze plaatslroom- variatie is echter weer op te heffen door het doen optreden van een, dan bepaalde roosterspanningsver- i andering. De verhouding tusschen deze spanningen (uitgedrukt in Volts) wordt de versterkingsfactor van de lamp genoemd. Uit de karakteristiek is deze factor weer op te maken; 'n voorbeeld ontleend aan de karakteristiek der Philips B 406 lamp (fig. 8) zal dit duidelijk maken Bij een plaatspanning van 40 Volt en een rooster spanning van 0 Volt is de anodestroompl.m. 2 m.A Bij vërhoogig der plaatspanning tot 80 Volt wordt de anodestroom pl.m. 7 m.A. Voor het terugbren gen van de plaatstroom1 tot 2 m.A., maar met be houd van dè 80 Volt plaatspanning, is een negatieve roosterspanning noodig van pl.m. 6/4 V. (de gestip pelde lijn bij b), 6/4 V. negatieve roosterspanning heeft dus denzelfden invloed op de grootte van den plaatstroom, als 40 Volt plaatspanning. De verster kingsfactor g is dus: g 40GK 6. De B 406 is dus niet de aangewezen lamp voor h.f. versterking; er zijn ook lampen in den handel met een versterkingsfactor g 10. Voor de lampen, als detector gebruikt, geven de karakteristieken geen voldoende gegevens. Als regel zijn tevens geschikt voor detectorlamp de h.f. lam pen en* 1.1. lampen, welke niet hekend staan als „eindlamp". Slechts miniwatt-lampen van eerste klas fabrikaat kunnen goede resultaten geven als detector lamp; ook deze zijn echter nog zeer verschillend. Het beste nog is als detectorlamp te gebruiken een helgloeiende lamp. De avond viel. Uit alle hoeken en donkere gaten cwamen de schaduwen aangeslopen, onhoorbaar en stil als de nacht, dien zij voorafgaan, i Toen h0t nauwe straatje insloeg, schenen zij in nog grooter getale aan te komen sluipen, ze sche nen te .'luisteren en me na te zweven, me te Willen ,*es omvatten en mee te nemen, als hun gevangene, om poe nooit weer los te laten. Het was een heel oud en donker straatje. Er ston- pen twee rijen donkere havelooze huizen. Het leek Jwel of er niemand woonde. Wlant er weerklonk hij- ia geen geluid. En tusschen al die donkere huisjes, ie staroogig met 'hun vuile vensterruiten als blin- en to staren stonden, was daar het winkeltje. Het vas bijna het laatste- huis van de straat. Een eindje perder doerft.de een hoog, somber gevaarte in het duister op. Dat was de kerk. De kerk, die te midden o.st 6011 grooi ruim kerkhof te droomen stond. En nar het kerhof wachtte, wachtte. er~ In het venster van het winkeltje lagen kris kras dooreen hoópen oude tijdschriften en vergeelde boek- in- fes zonder kaft.. Daar waren stuiversromans en jy- raadselboekjes en ook een boekje met 100 vroolijk'e moppen. Dat boekje deed wel heel vreemd in dat feombore .winkeltje, dat spaarzaam1 verlicht werd door een ouderwetsch olielampje. Maar er was nog meer, "o ja. Er waren nog planken, waarop boeken ston den. Sommige waren omgevallen, als waren ze te moe. om langer rechtop te blijven staan. En over dat :Tles lag een dikke laag stof. Hoe vreemd het ook Jkt, toch was het, alsof hier in dit winkeltje waar n lampje brandde, de schaduwen van den avond al len tezamen waren neergestreken. Toen ik door 'n wonderlijken drang gedreven, het vinkeltje binnentrad, rinkelde er een belletje, schor üs de stem van een heel oud mannetje. Wat gestonv nel als van onzekere^ tastende voetstappen! Dan rwam een verschrompelde man uit het duister van Ie woning, hot winkeltje binnen. Het was een heele nagere man, mot een groote bril op zijn smalle teus. Wat was die man mager en wasbleek! Er lag en flauwe glimlach om; zijn mond, toen. hij mij goeden avond wenschte en vroeg of ik iets zocht. Daarbij schenen zijn oogen te staren naar iets, dat n§iast of achter mij stond. Waren het de schaduwen van den nacht? Wat zag die vreemde, verschrom pelde man? Ik liet rfiijn oogen gaan over de rijen stoffige, oude boeken, staand lof omgevallen^ sinistere boekjes meest, van vergeten en door niemand betreurde schrijvers, vunze promannetjes, die zich voor hun eigen ellen dig bestaan schenen te schamen, verfomfaaide oude schoolboeken, afgedankte gestempelde hoekjes uit een vierderangsleesbibliotheek. Ik kon niets bedenken, dat ik zou willen koopen, Ik kon toch niet zeggen, dat de schaduwen van den avond mij hierheen ge dreven hadden. Ii'ij zou me niet begrijpen. „Heeft ,U ook oude muziek", vroeg ik eindelijk. Ik zag dat zijn bleeke melankolieke gezicht be trok. „Het spijt me," zei hij, een beetje schor, „maar die heb ik niet meer, al lang niet meer. Nadat mijn vrouw gestorven is, heb ik die niet meer verkocht. Al zes jaarzes jaar.... Maarheeft u mijni boeken wel eens goed bekeken? Ja. ja. dat is wel de moeite waard, nietwaar? Ziet U daar die prachtwer ken, van'Hugo en van Zola en van Shakespeare, in die prachtige banden, met goud op snee?" vroeg hij met een blijden lach om zijn bloedelooze dunne lip pen, terwijl hij op een stapeltje havelooze. ingebon den jaargangen van een onbekend krantje weea „Ja, ja, nu zal het wel heter gaan. Ik heb den laatsten tijd wat gewaagd, een beetje geld in mijn boeken gesto ken, wat uitgebreid. O, ik zal spoedig meer ruimte noodig hebben, ja, ik zal wel' spoedig moeten ver huizen, als het eerst maar: wat heter loopt. Ziet U die prachtbanden wel?" Verbijsterd keek ik naar de stapels, die hij mij wees. Niets dan oude waardelooze vuile jaargangen van krantjes, vieze romannetjes en detective-ver haaltjes zag ik. In den heelen winkel was geen be hoorlijk boek te vinden. Het was een allerjammer- lijkst bijeengedreven hoopje wrakhout. Toen keek ik den man eens goed aan. Hij scheen.het niet te mer ken. Zijn oogen staarden maar naar de schaduwen naast en achter mij. Ik huiverde toen ik zag, dat die oogen mij niet zagen. De man was blind. „Och, het is tot nu toe niet zoo best gegaan," ver volgde hij, „maar dat zal nu wel anders worden. U ziet zeker wel, dat de étalage er nog al aantrekkelijk uitziet, niet? Ik heb er mijn beste dingen in uitge stald, pas gekocht van een boekenliefhebber, die me wilde helpen, zooals hij zei. Allemaal aardige, vrij wel nieuwe boekjes, van bekende en populaire schrij vers. JCijkt U maar eens". Ik voelde dat er een prop in mijn keel kwam, toen ik naar het schamele, stoffige hoopje waardelooze rommel keek. j „Ja, nu zal de zaak wel spoedig grooter vlucht ne men, en als het dan goed gaat, dan ga ik verhuizen. grooter wonen, veel grooterO, nu zal het vast en zeker veel heter gaan. Ik zit hier wel een beetje ach teraf, ziet U". Ik had een gevoel of de schaduwen van den nacht mij wilden verstikken, me smoorden'in hun on zichtbare omhelzing. Ik moest weg, weg van die na- melooze ellende. „Wat kost. dit hoek," vroeg ik, terwijl ik een ge scheurd, oud kookhoek opnam. „Hoe heet het .meneer, als ik vragen mag, ik zie niet zoo best, ziet U?" vroeg de man. De verzamelde meesterwerken van Hugo", loog ik. ,4 „Zou één vijftig te veel zijn?" aarzelde de man. „U vergist U", zei ik, „dat prachtboek is minstens tien gulden waard, en ik wil'het graag hebben. Kijk, hier is een tientje." En met mijn gescheurde kookboek onder den arru onrvluchtte ik het winkeltje, op de hielen gevolgd door de schaduwen, die mij poogden te grijpen. De magere, bleeke man bleef .alleen, natuurlijk droo- mend van zijn groote zaken en zijn spoedige ver huizing, grooter wonen, veel gTOoter Een paar weken later kwam ik toevallig weer in het straatje, terecht. Weer omstreeks den tijd, dat de schaduwen .aangeslopen komen, onhoorbaar en stil, uit alle hoeken en donkere gaten. Toen ik aan het winkeltje'kwam, lag daar het'venster leeg en sta rend, als het oog van een blinde, de boekon en oude tijdschriften waren verdwenen. Tegen de ruit was een papiertje geplakt, waarop stond: Gesloten wegens sterfgeval. Verderop doemde de donkere kerk op, te midden van het kerkhof, dat wachtte, wachtte. Toen ik dat zag, wist ik, dat die bleeke, verschrom pelde man verhuisd was, grooter gaan wonen, veel grooterEindelijk. KLEINE BIJZONDERHEDEN. 17. In aansluiting op het behandelde in het# vorige ar tikel, wat betreft den*3den eisch, te stellen aan de l.f. versterkerlamp, kunnen wij nog het volgende op merken. Gedurende het in werking zijn van de lamp is er een zekere „gemiddelde" spanning op het rooster. Deze spanning moet dus negatief zijn. De spannings variaties zijn nu eens negatief ten opzichte van de „gemiddelde" spanning, dan weer positief. Er moet. voor gezorgd warden, dat de „gemiddelde" spanning opgeteld bij de grootste positieve spanningstoenam© niet boven 0 Volt roosterspanning in totaal komt. Voor de eerste l.f. trap zullen de spanningsvariaties liggen tusschen -4 Volt en 0 Volt, aan de 1ste l.f. ver sterkerlamp, dient dus eer" negatieve roosterspan ning aangelegd te worden van pl.m. 4 Volt. De tweede lamp, indien gebruikt, moet weer meer negatieve roosterspanning hebben, omdat in - die lamp grootere roosterspanningsvariaties optreden. Voor deze lampen is het zeer moeilijk de negatieve roosterspanning te bepalen, daar zeer veel verschil lende merken in den handel zijn, die met min of meer recht den naam „eindlamp" of „krachtlamp" dra gen. Probeeren en de juiste waarde zal zich zonder veel moeite laten vinden. De karakteristiek van de hoog-freqnentie versterkerlamp. Deze lampen verwerken slechts kleine h.f. stroompjes. Ze zijn zeer nuttig als In de antenne slechts zwakke stroompjes geinduceerd worden. Om dat de bekrachtiging slechts weinig in grootte ver andert, de roosterspanningvariaties zijn niet groot is het niet van1 belang, dat deze lampen: 1. Een rechte karakteristiek hebben, daar dat deel van de karakteristiek, hetwelk gedurende de werking der lamp gebruikt wordt, slechts heel klein is, dus practiscb gesproken altijd recht zal zijn. De Fransche schilder Jacques Gringonner heeft de speelkaarten uitgevonden in de veertiende eeuw, naar men zegt. om den koning Karei VI, die krank zinnig was, te amuseeren. In 1925 zijn er te Amsterdam 183 tweelingen ge boren. De hijbeis,x door de British and Foreigp Biblo So ciety in 1925 in omloop gebracht, waren in 579 ta len gedrukt. Een citroenboom brengt in doorsnee 8000 vruchten voort. Een naald ondergaat 22 verschillende bewerkin gen, alvorens .zij voor den verkoop gereed is. De cocon van de zijderups levert ongeveer 800 me ter zijden draad. In Ahstralië veniielen de wilde konijnen jaarlijks voor een bedrag van ongeveer 200 millioen gulden aan de veldgewassen. De straatcollectes worden steeds veelvuldiger. In 1925 vónden er te Amtserdam gemiddeld drie j>er week plaats. De naam Jehova of Heere komt in den bijbel 6855 naai voor. Het menschel ijk lichaam verdampt 'per dag bijna 1 liter water. M. EEN ZUID-AFRIKAANSCHE MOP. Een schoolopziener in ZuicfAfrika, noodigde de jöngens uit, met hem in een plas te gaan zwemmen, De jongens keken met hoopvolle gezichten, hoe de schoolopziener zich uitkleedde en juichten, toen hij zich in het water begaf. Maar geen van hen, begaf 2ich in het water. Na een half uur kwam de opzie ner uit het water en zei: „Jullie waren zeker bang om met een schoolopzie ner te gaan zwemmen, hè?" „Dat niet" zei een der zwarte knapen, maar we zagen gisteren in deze plas drie groote krokodillen!" EEN MODERNE. Dienstbode (tot een maand veroordeeld wegens ciefstal: „En wat zijn mijn uitgaansavonden?" DAT WAS ZOO. „Woont Mr. Jansen hier?" vroeg iemand aan de raeid aan de deur. „Neen, mijnheer!" „Woont hij hier in de straat?" „Ja, mijnheer!" „Weet u ook het nummer?" „Neen, mijnheer, maar dat staat op de deur".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 13