VAN DIT EN
EN VAN ALL1
ALLES WAT S
DE VREEMDE TREIN
«mniinniinitimfflniitinni!
Bijvoegsel ^er Schager Courant van Zaterdag 11 September 1926. No. 7910.
PANTOMIME
RADIO.
Medische causerie.
DE GRIEKS CHE REVOLUTIE.
(De iGrieksche dictator Pangalos is afge
zet cn gevangen genomen.)
O Pangalos, o Pangalos,
Wat gaat er nu gebeuren,
'Ze hebben je een hak gezet,
Je fundament gaat scheuren!
Het Grieksche volk moet je niet. meer,
Je was een schaad'iijk koopje
En neemt met al je dik gedoe z
Een oneerbiedig loopje!
O Pangalos, o Pangalos,
1 Ze willen wóer een grondwet,
Verkiezingen, een parlement,
Dat 't zaakje weer gezond zet!
Ze hebben je nu plotseling
In 't heele land niet noodig,
Je muiterij van 't vorig jaar
Was werk'lijk overbodig!
O Pangalos, o Pangalos,
Je hebt het dus begrepen,
Je kunt wel gaan, huil nou inaar niet,
Je leerde hun de knepen!
Beschouw je wat onzachten val
Niet als een schaad'lljk wonder,
Het rad draait door, houd je dan vast,
Je bent toevallig onder!
O Pangalos, o Pangalos,
Men kwam je arresteeren,
Dit is de aangestoken vrucht
Van al je koeieneerenl
't Fascisme van den Italiaan
Is niets voor jullie, Grieken,
Want Mussolini bleef gezond,
Jij kweekt als maar zieken!
O Pangalos, o Pangalos,
Zoo gaat het hier op aarde.
Zoo ben je iets, zoo ben je niets
Als monster zonder waarde!
't Is ook eon kwaaie vrind, van Je ras,
Dat is een beetje nukkig
En met een staatsgreep op z'n tijd
Steeds kinderlijk gelukkig! 1
O Pangalos, o Pangalos.
Je kreeg geen ondersteuning,
Zit nu niet somber in je celf
Houd moed, en pak de leuning!
Je bengelt nu wat aan de lus,
Houd je dictator-duim te
Vrind en voor je volk gereed,
Straks komt er wel weer ruimte!!
EEN MOT!
September 1926.
Alle rechten voorbehouden.
KROES.
21.
Ieder ontvangtoestel kan ook als zender optreden,
d.w z. het kan ook slootjes aan den aether mededee-
len. Deze zijn weliswaar niet op grooten afstand hoor
baar, maar toch kunnen zij den ontvangst van de Ra
dio-amateurs, welke in de buurt wonen, storen, of
zelfs onmogelijk maken.
Een Radio-ontvanglamp wordt nl. een kleine zend-
lamp. als deze tot „genereeren" 'gebracht wordt. Dit
genereeren, veroorzaakt gillen en gieren in de tele
foons en luidsprekers bij de buren, maar niet altijd
in de eigen luidspreker, zoodat de amateur, die dit
veroorzaakt, het niet eens altijd weet. In de radio
wereld wordt dit „laten genereeren" van de ontvang-
lampen aangeduid met de zinsnede: de Mexicaansche
hond loslaten.
Het is voor iederen luisteraar van belang, dat deze
storingen zoo gering mogelijk in aantal zijn. Er zijn
dan ook vereenigingen van luisteraars opgericht,
aarvan de leden hun medeluisteraars in alle op
zichten van dienst willen zijn, bij het afstemmen van
hunne toestellen. Zij hopen op deze wijze den Mexi-
caanschen hond stevig aan banden te leggen.
De juiste methode om het Koomans-schema af te
stemmen volgt hieronder.
Een Amsterdamsch amateur wil bijvoorbeeld zijn
toestel op Hilversum afstemmen. Daartoe begint hij:
het toestel bedrijfsklaar te maken. Hij verbindt dus
de antenne en aardleiding aan het toestel, sluit de
batterijen aan en neemt als spoelen resp. de num
mers 200, 250 en 100. De terugkoppelingsspoel is dus
de kleinste. (Aangenomen wordt, dat de amateur een
normale antenne heeft). Vervolgens schakelt hij alle
lampen in. draait de antennespool plat tegen het toe
stel en brengt de terugkoppelspoel naar de inductie
spoel toe. Hij laat de primaire (antenne) kring voor-
loopig met rust en begint den secundairen kring af
te stemmen (door aan den secundairen condensator
te draaien). Om den secundairen kring af te kunnen
stemmen, moeten de lampen zwak genereeren (wat
met een betrekkelijk vaste koppeling tusschen induc
tie en terugkoppelspoel te bereiken is), anders zou
het niet doenlijk zijn met dezen kring de draaggolf
van het zendstation op te sporen.
Bij een bepaalden stand: van den condensator zal
de draaggolf het duidelijkst doorkomen. Dezen stand
houdt hij, voorloopig, als de goede aan.
Vervolgeng draait bij de terugkoppelspoel zoover
(losser koppelen) dat de lampen net niet meer gene
reeren. Hij laat dan den secundairen kring voorloopig
met rust, om zicB bezig te houden met de afstem
ming van den antennekring, (foor het zoeken naar
den juisten stand van den primairen condensator.
Zoodra hij dezen stand nagenoeg gevonden heeft
gaan de lampen opnieuw genereeren en wordt de
draaggolf weer hoorbaar. Daarna koppelt hij den se
cundairen kring weer wat losser en zoekt met den
primairen kring verder en. kan zoodoendo juist dat
punt vinden, waarbij met de kleinste terugkoppeling
in één stand van den primairen condensator nog even
genereeren van de lampen wordt vorkregen. Dan is
de afstemming gelukt, als hij ten minste bij-regelt, en
nadat hij ook nog een zwakkere terugkoppeling ge
geven heeft, waardoor de lampen op de grens van
genereeren gebracht worden.'
een toestand ,die door de verschillende weefsels, wel
ke voedsel noodig hebben, niet kan worden opgeno
men en de patiënt begrijpt maar niet hoe, het toch
mogelijk is, dat hij zoo flink eet en zich toch al dien
tijd niet prettig voelt en vermagert. Het probleem zit
in het digestie-proces, dat in de»- maag plaats vindt,
althans plaats vinden moest.
Wanneer het lichaam aan het einde van don dag
vermoeid is, vermindert de activiteit van de digestie-
organen ook. Dan wordt er een zware** maaltijd in
de maag geworpen, juist op een tijd, waarop haar
activiteit verminderd is. Slechts een klein gedeelte
van het maal wordt verteerd, maar toch wordt het
geheel geabsorbeerd! Is hot1 dan te verwonderen, dat
de patiënt wakker wordt met „dat vermoeid© ge
voel" en bemerkt dat hij vitaliteit mist, geen' trek
heeft in zijn ontbijt en zich „niet lekker" voelt, het-
Hei is dus de kunst, met de zwakst© terugkoppe- geen een waarschuwing beteekent voor naderend ge
ling de telefonie zoo hard en zuiver mogelijk door te vaar Het ontbijt moet een goed stevig maal zijn; het
krijgen. middagmaal, omstreeks twaalf uur genomen, even-
Als de afstemming geschiedt, als hoven is aange- eens, doch neemt 's avonds slechts zooveel, dat ge er
geven, behoeft do amateur niet bang te zijn, Zelf de precies mede volstaan kunt. Dit is de basis, waarop
„Mexicaansche hond" te zijn. I de oudste en gezondste volkeren door de eeuwen
Deze afstemming duurt betrekkelijk lang. Zijn ech-1 heen, hun voedingswijze hebben gesteld,
ter de juiste condensatorstanden eenmaal gevonden,
dan kunnen deze genoteerd worden. Evenzoo de mate
van de terugkoppeling, al wordt dit to^h meer ge-1
heugen werk. Een tweede maal, op dezelfde plaats af
stemmen, bepaalt zich dan tot bijregelen van den
stand der condensatoren.
Het kan voorkomen, dat do lampen niet op den
rand van genereeren gebracht kunnen worden, maar
blijven genereeren. Een kleiner nummer terugkop
pelspoel kan dit' verhelpen, alsook het brengen van
de antennespoel naar de inductiespoel (het zooge
naamde tegenkoppelen).
DIGESTIE EN ABSORPTIE.
Het menschelijk lichaam wordt gevoed door de
beide processen digestie en absorptie; gedurende het
eerste wordt het voedsel in de* maag door spijsver
tering-bevorderende vloeistoffen doortrokken en de
verschillende bestanddeelen ervan geheel fijnge
maakt en gereed gemaakt voor het gebruik, in de
verschillende weefsels, welke voeding behoeven. Zoo
dra de spijsvertering heeft plaats gevonden, wordt
de dan ontstane substantie in de ingewanden, ge
voerd. waar absorptie ervoor zorgt, dat het voedsel in
de bloedvaten komt door de daarvoor bestemde ka
nalen; absorptie gaat automatisch en zonder on
derscheid van den aard van het voedsel; zitten er ver
giftige stoffen in het voedsel, dan gaan deze even
gemakkelijk mede naar binnen en worden met even
veel graagte geabsorbeerd, als wanneer het geheel on
schadelijke stoffen waren en hier begint het ge
vaar te ontstaan.
Bijna het geheele vloeibare gedëelte van het voed
sel wordt geabsorbeerd, of het verteerd is of niet. Is
het in de* maag niet voldoende voor het doel gepre
pareerd, dan wordt het in de circulatie gezonden in
Een oorspronkelijke vertelling door SIKOLF.
(Nadruk verboden alle rechten voorbehouden.)
De kruier zat daar, half dommelend in de blake
rende zomorzon, op de eenigste bank van het kleine
landelijke stationnetje en keek zoo den spoorbaan af.
Afls twee glinsterende linten, slingerden de rails zich
ginds door de weilanden, om dan verloren te gaan
tusschen wuiyende gouden korenvelden. Het was
doodstil. Alles was in rust. De stationchef, die tevens
baanwachter, wisselwachter, kaartjesklerk en kaart
jescontroleur was, zat in hemdsmouwen in het kleine
houten huisje, dat tegeelijkertijd seinhuisje en kaart
jesbureau was. Als hij niet reeds sliep, dan stond
hij toch zoker op het punt in te slapen. liet was
twee uur in den middag. De hitte was bijna tastbaar.
De kruier keek naar de klok. Twee uur. Dus dan
duurde het nog ruim anderhalf uur, voor de trein
van 3.40 kwam, een van de weinige treinen, die hier
stopten. Een pracht gelegenheid om nog een uiltje
te knappen. Het was immers zoo warm. Hij sloot
even dé oogen. Maar toen opeens
Wat drommel daar klonk heel in de verte een
fluit, een langgerekte fluit, van een locomotief. Wat
was dat nu? Hoor, daar was het weer. En was dat
zachte dreunen niet het geluid van een trein, die
heel in de verte nadert? Ja, zeker, dat was het maar
al te goed bekende dreunen, dat al sterker en ster-
kor aanzwol. Hoor, hoor, het ratelen van de wielen
langs de rails werd steeds duidelijker. Er naderde
een trein! Kijk, daar, waar de spoorbaan een scher
pe bocht maakt, om in het bosch te verdwijnen, werd
een donkere stip zichtbaar. En nu werd die stip groo-
ter en grooter, het gedreun der rails zwol aan tot een
dof gerommel. Maar voor den drommel, welke snel
trein was hier verdwaald? Want een sneltrein was
het. Die hier nopifc kwam, hier op dit locaal spoortje.
Ilij zag het aan de enorme locomotief, met den reus-
achtigen tender en d'e groote, luxueuse spoorwagons.
Daar nu stormde de vreemde trein het stationnetje
binnen. Onwezenlijk zag de kruier er naar. Een zon
derlinge trein was het. En daar hield hij waarachtig
stil ook. Onder de overkapping. De remmen schuur
de!) en piepten en schokkende stonden de enorme wa
gens stil. Briescnend en blazend steunde vooraan de
geweldige locomotief. Overigens was het vreemd stil.
Van den machinist was niets te zien. Er was geen
conducteur, die langs den trein riep den naam van
het plaatsje. Waar was de chef nu? Wel lieve he
mel, de qhef lag voorover met zijn hoofd op zijn ar
men in rijn kantoortje en sliep. Hij kon hem hier
hoelernaal hooren snorken. Wel, als de chef het dan
niet deed, dan zou hij maar met zijn armen zwaaien,
ten toeken dat de trein moest vertrekken. Als er
immers toch geen passagiers in of uitstapten. Maar
wat was dat? Plotseling ging er heel langzaam een
deur van een eerste klasse-coupé open. De kruier
keek er. met groote oogen naar. De gordijnen wtren
voor alle cóufcé-raampjës dichtgetrokken. Het ww of
de heele trein sliep. Maar daar ging nu die unie
coupédeur zachtjes open. Een fijn blankhandje, de
hand van een jonge vrouw, werd zichtbaar. Dan
zwaaide de deur heelemaal open. Een fijn vrouwen
figuurtje tripte op de treeplanken en sprong toen op*
het perron. Op hetzelfde oogenblik werd de coupe
deur door een onzichtbare hand achter haar dicht
getrokken en zette do locomotief hevig blazend, zich
in dichte witte stoomwolken hullend, aan. Verwon
derlijk snel zette (le trein zich in beweging en bin
nen een oogwenk was de vreemde expres uit het ge
zicht verdwenen. De kruier staarde met wijdopen
oogen naar het meisje, dat net uitgestapt wa.s Het
was een heele jonge vrouw, twintig misschien, en
ze droeg een heel lichte zomer japon en een groote
stroohoed, die het gezichtje overschaduwde. E
sprongen wat gouden krulletjes onder den rand uit.
De kruier ging plotseling rechtop zitten en zijn hart
bonsde, waarom wist hij niet. Maar het meisje kwam
regelrecht op hem afgestapt, terwijl ze hem voort
durend aankeek. Die oogen! Ja, wat was er met die
oogen? Die had hij meer gezien. Maar waar? Waar?
Het flitste hem even door de gedachten, dat Marie,
de dochter van den kruidenier, ginds in het dorp,
zulke oogen had. Nu was het meisje vlak bij hem.
Ze droeg een kostbaar lederen valies. Ze bleef voor
hem staan en hield hem haar spoorkaartje voor.
Het was een derdeklas kaartje en ze was uit een
eersteklas-coupé gestapt!
„U moet boete betalen, juffrouw", bracht dS kruier;
eindelijk uit. U heeft een derdeklas kaartje en U
heeft eerste gereisd!"
„St..."f zei het meisje, „spreek niet zoo hard. Ik
werd gevolgd, en toen ben ik in die coupé gevlucht..."
„Zoo", zei de kruier, „maar ik ben do chef niet.
Ik kan dus -niets beslissen. U moot naar den chef
gaan, daar in het kantoortje..."
„Sssst, maak hem niet wakker", fluisterde het meis
je geheimzinnig. Nu bracht ze haar lippen tot vlak
bij het oor van den kruier, zoodat de gouden krul
letjes hem op de wang kriebelden cn zeide nog zach
ter: „Hij behoort ook tot het complot... Begrijp je?"
De kruier begreep niets. Maar hij knikte. Waarom
wist hij niet. Misschien Vas het om die wonderlijke
oogen, die hem zoo heel, heel vriendelijk aankeken.
„Kom mee", zei het meisje op eens en trok hem
bij een arm mee, in de schaduw van het goederen
loodsje. „Ik wist, dat je hier op me zou wachten. Ik
heb alles bij me. Kijk, in déze tasch". Ze maakte het
valies met een sleuteltje'open. Daar lagen, netjes
naast elkaar, twintig stapels bankpapier! Elke sta
pel was zeker wel 100 biljetten dik! Er waren bil
jetten van f 10.— en van f60.en van f100.en
van 1000.
„Alles echt?" stamelde de kruier.
„Alles echt", zei het meisje en keek hem strak aan.
„Maar wat heb ik daarmee te maken?" vroeg hij.
„Ik wist dat je hior was. Hier heb je altijd op me
gewacht, 's winters en zomers. Dat wist ik. Je weet
niet meer wie ik ben, maar ik ken je nog heel goed.
Ik heb je nooit vergeten. Nu kom ik je halen. Ze
wilden mo niet laten gaan. Ik werd gevolgd. Maar
ik wist te ontsnappen. Zie je wel, hier ben ik nu.
Nu is de weg voor ons vrij. Als teö minste..."
Ze hield plotseling op en ging, op de teènen loo
pend, om het hoekje van de loods zien. Ze zag zeker
niets verdachts, want ze lcwain weer terug en fluis-
torde: „De chef is ook in het complot! Dat zei ik je
immers. Ze hebben hem gewaarschuwd, dat ik komen
zou. Hij zou me zeker pakken en vasthouden. En
dan zou ons heele plan in duigen vallen. En onze
heele toekomst. Dan zou het nooit meer kunnen
Maar......... wat is dat?!"
Er viel een lange schaduw naast het loodsje. Ze za
gen het beiden. Schuifelende voetstappen kwamen
nader. De cheffluisterde rij.
Toen kwam de chef om het hoekje. Hij liep nog in
zijn hemdsmouwen. Met één handbeweging duwde hij
hen in de openstaande deur van het. loods kwam
zelf ook binnen en trok de deur achter zich in het
.slot. Het was half duister in het loodsje. Kr stond
alleen een reusachtige stapel koffers cn valiezen. Wel
ten huis hoog.
„Ziezoo, ik heb jullie", bromde de chef, daar,
niet wegloopen!" Dat was tegen het mejsje, dat naar
de achterdeur liep. Met drie groote sprongen klom
de chef boven op den toren van koffers. „Hé daur",
schreeuwde hij, „als je nog een stap doet, gooi ik