Regen=
Jassen
HERMAN NYPELS
NAAR HEI LAND VAN MUSS0L1N!
Zaterdag 11 September 1926.
69ste Jaargang. No. 7910.
Tweede Blad.
Feuilleton.
Geen geweten.
de nieuwste kleuren
GABARDINE,
Schagen - Helder.
De stoomtram Schagen-Wognum.
SchagerCourant
Reisindrukken en beschouwingen van
N. J. C. SCHERMERHORN.
VI.
Wie Florence bezoekt, gaat ook naar Fiesole. Om
verschillende redenen. De een zal het doen om
den prachtigen tocht naardere hooggelegen plaats,
do ander omdat hij van hier zulk een heerlijk uit
zicht heeft, de derde omdat dit plaatsje zulke
machtige herinneringen uit hot verleden wakker
roopt. Voor mij ia do hoofdaanleiding om naar
Fiesole op te trekken geweest het verlangen om
met dit oeroude stadje on met wat het aan over
blijfselen van lang-vervlogen tijden bezit, nader
kennis te maken.
In een overvolle tram vertrekken wij van het
Domplein, om, na een rit door de schoone omge
ving der stad, steeds hooger stijgend, op het Piazza
Muio da Fiesole uit te stappen.
Wy zijn nu 295 Meter boven Florence en zien
op een afstand deze stad beneden ons liggen. Hot
is een machtig panorama. Hoevele tienduizenden
menschcn zullen in den loop dor eeuwen hunne
blikken hebben laten gaan over dit prachtige Tos-
caansohe landschap? Want we staan hiou boven op
een plaats, dio reeds eeuwen lang 'bewoond is ge
weest. Voor er nog sprake was van Florence. Be
stond reeds Fiesole. En we kunnen Fiesole als de
moederstad van Florence beschouwen, want door
do bewoners van deze oeroude plaats werd Florence
aan de oevers van de Arno gesticht.
Tot de alleroudste bewoners van Italië behooren
do Etruskers. Lang vóór de grootheid en macht
der Romeinen boato 1 bii dezen volksstam reeds een
rry groote beschaving. Twaalf Etruskisoho steden
vormden een statenbond. En deze bond diende,
volgens den geschiedschrijver Streokfuss, voorname
lijk om geschillen en binnenlandsche oorlogen tus^
schen de verschillendo staten to voorkomen: Wj
binnenlandsche oorlogen v. aan de afzonderlijke
staten volle vrijheid gelaten om zich ai of mot
aan do overige aan to sluiten, on. zelfs bij oorlogen,
door don bond gevoerd, onttrokken meermalen! som
mige steden zich aan den stond.
Van de Etruskisoho bouwkunst zijn nog enkele
overblijfselen aan to wijzen. Do Etruskers legden,
reeds reusachtige kanalen aan en polderdon moe
rassen in en bouwden dijken aan den mond van
do rivier do Po. Welnu, Fiesole is een van deze
Etruskische steden. Nog vinden wij hier 4° °ude mu
ren 1 Is het geen genot voor iemand, die van ge
schiedenis houdt, die met de historie der Romeinen
op do hoogte is, om hier te vertoeven en een mach
tig verloden te doorleven?
Iiier werden in het jaar 225 v. Chr. de Romeinen
door de Galliërs overwonnen. - En toen hadden de
Etrusken reeds een lange geschiedenis achter zich.
Hier is de reuzenworsteling geweest tusschen Van
dalen, A Jan en en Bourgondiërs en de Romeinen
in het jaar 405 na Chr.
Onze eerste gang, na aankomst in de stad, is
het Franciskaner klooster, dat gebouwd is op
do plek, waar eens do oude burcht heeft gestaan.
Een steile straat voert ons daarheen. Voor onze
moeite worden wij rijkelijk beloond niet alleen door
't grootsche vergezicht, dat we hier hebben, maar
ook door het bezoek aan hot zeer oude klooster,
waarin we een mooi museum aantreffen* en waarin
wij oen zeldzame collectie handschriften kunnen
bewonderen. En hier vinden we een klooster binnen
hof van wonderbare bekoring. Klein, maar vol
van bonte, kleurige bloemen. Wei'k een geheim
zinnige charme gaat er van zulk een oeroud klooster
uit. ik heb ook het Franciscaner-klooster te Nieuwe
Niedorp gezien, maar dit is koud' en kil als ik het
vergelijk met dat in Fiesole. Hier zou ik greag
geuuronde ©enigen tijd logeer en. Iiier zou ik willen
toeven om geheel' .tot mijzelf te komen, om te
meditceren. Hier is 't wereldscho rumoer ver
stomd, wie denkt hier nog aan den worstelstrijd
der menschen in de grooto maatschappij? 'b Is of
oude gewijde zangen nog nazoomen door de stilte
binnen deze muren....
Wij buigen ons over de oude handschriften. Jaren
lang is daaraan gearbeid door do kloosterlingen,
die liior leefden. Zorgvuldig hebben zij blad n;\
blad volgeschreven, volgeteckend. Zij hebben, de
wereld en hare vreugden prijsgegeven om hier
Roman van REINHOLD ORTMANN.
8.
Zij had zichtbaar al haar dapperheid bijeenge
raapt. maar deze bleek nu toch niet voldoende' te
zijn; want zij verstomde plotseling on sloeg in groo-
verwarring de oogen neer.
„Nu. juffrouw Heieen?" vroeg Düringhoffen-harte
lijk. .Wat zoudt u me dan graag willen zeggen? In
dien her een berisping is, zegt u het mij dan maar
genist. Zijn wij dan geen oude vrienden?",
liaar donkere ooeen vestigden zich weer op zijn ge-
iaa en een vochtig waas. dat ze zonderling ver
heerlijkte, vertoonde izich voor zijn verbaasde blik
ken. „U zondigt tegen uzelf, mijnheer Düringhoffen",
wanneer u voorbaat, op deze wijze te leven. Het is
immers onmogelijk, dat men gezond kan blijven, in
dien men zooals u noch ontspanning noch ver
strooiing kent en als men zich bii den moest inge
spannen arbeid slechter voedt dan een bedelaar."
Do jonge chemiker glimlachte. „Uw bezorgdheid
zou my verlegen kunnen maken, juffrouw
Ileleon; maar zij is goddank ongegrond. Ik bon
krachtig genoeg om net zonder schadelijke gevol
gen een paar moeilijke jaren vol' te houdeu. Wan
neer. men zoo wei rug el schen aan Iiefc leren steib
ïua ik, kan men zien ook in beperkte omstandig
heden wel behaaglijk gevoe'en."
.„Dat is nu juist de kwestie dat u zoo weinig
oisclicnd bent", hield het jonge meisje vol. „Ik
vrees, dat u op zekeren dag tot uw eigen nadeel1
zult ondervinden, dat u buiten al iiw werken en
studeeren verzuimd hebt, wat men zich later nooit
meer verwerven kan."
„Wat bont u ernstig en verstan lig, juffrouw He-
leen! Ilobt u in uw tegenwoordigen werkkring al
deze levenswijsheid verzameld?"
„Misschien wel! Maar u beschouwt het' als onge-
P^t..en onvrouwelijk hetgeen ik daar. zei, niet waar?
•Hy wilde haar net tegendeel beweren, maar het
vut woord bestierf hem roeds op de lippen.
Want buiten werd gebeld en Heieen richtte haar
schreden onmiddellijk naar de deur.
„Dat is do bel' van dé huisdeur, niet van heb
doen "r' sprak z^' moe*> wegr om °Pen
een leven te leiden van rustigen arbeid en vrome
meditatie. Of het pok altyd rustig; is geweest in
hunne zielen? Of niet vaak een'onstuimig begeeren
in hen oplaaide om de onderdrukte natuur haar
vryen loop te laten? Ach, ongetwijfeld zal de rust
en de vrede onder deze. gewelven vaak iets anders
zijn geweest dan het zinnebeeld van het innerlijk
gemoedsbestaan_der bewoners! i
Nog bewaar ik een kleine op linnen gedrukte
zegenbede, welke een 'broeder my by het vorlaten
schonk. „Benedizione Di S. Franceseo d'Assisi".
Hoe groot is de verandering, welke de tijd op
velerlei gebied hoeft gebracht. .Vis die senryvende,
teekenende, ülustreerende monniken, voor wie
eigenlijk geen tijd bestond, voor wie de óóno dag
aan den andere gelijk was, eens konden kennis
maken met een moderne drukkerij, waar' in razend
tempo de persen draaien en boeken en kranten in
een ommezientje worden afgeleverd!
Als ik het klooster verlaat, i/'t me of ik afscheid
neem van een voorbijgegane wereld. Toch zal ik
een nog voel oudere woruld ingaan.
Wanneer de Romeinen hunne zegetochten over
Italië beginnen, wanneer zy de verscliillende' stam
men, welke daar woonden, achtereenvolgens ver
overen, of zooals met de Babynen (denk aan den
Sabynschen maagdenroof) 't geval was, zich daar
mede verbinden, dan komen oók de Etrusken aan
de beurt. Ook zij moeten zich onderwerpen en de
Etruskische beschaving wordt geromaniseerd. Alles
draagt er don stempel van.
gegarandeerd waterdicht,
Kledingmagazijnen,
menschen, die vol' spanning getuigen waren'van de
worstelwedstrijden en de zwaardgevechten, welk©
daar werden gegeven.
In de nabijheid vinden we nog de ruïnen van t
bybehoorende badhuis en van een ouden tempel
der Etruskers.
Het spreekt vanzelf, dat bij de opgravingen
zeer veel isgevonden uit oude tijden afkomstig.
Dit alles is in een -museum bijeengebracht en voor
oudheidkundigen van het allergrootste belang. We
hebben daarin vele belangwekkende dingen gezien:
munten, werktuigen, beelden, gebruiksartikelen.
Een treffend, aangrijpend oogenblik is het voer
mij, wanneer ik me bevind temidden van de res- i
tanten van het oude theater en dan ineens1 de cam-
panila (de toren) van de kathedraal, die hooger
op is gebouwd, zijn zware klokketonen over de
ruïnes doet daveren. Ik word stil en luister naar
de vesperklokken. Er is geen wind, klaar weift zich
de Italiaansche hemel boven onze hoofden. Bom
bam; Bom—bam; Bom-bam.... Het wordt me tot
een maehtigen zang. der vergankelijkheid.
We staan op de plaats, waar eens do heidenen
hunne feesten vierden, hunne Goden dienden en
daarover heen gaan de stemmen, welke ons er aan
herinneren, dat er een nieuwe macht in de wereld
kwam, dat er een nieuwe geest was geboren. We
hooren de stem van heb Christendom.
Bom-bam; Bom-bamBom-bam...
Hoe lang nog zullen deze klokken luiden? Zal
ook het Christendom en de daardoor beheersohte
cultuur, eens moeten plaats maken voor iets anders?
Zal er een tijd komen, waarin nageslachten zullen
staan bij de overblijfselen, van wat uit den Chris-
telijken geest werd geboren?
De klokken zwijgen. Ik werp nog een langdurilgen
blik op het monument uit 't grijs verleden en ga
heen. Maar in mijn herinnering; zal! blijven de on-
uLtwischbare indruk, welko ik hier ontving.
Het is wel een zeer groote overgang, wanneer wij
ons, nh het bezoek aan het Romeinsche theater,
daarna bevinden in oen gebouw, waar een doorlóo-
pendo .tentoonstelling wordt gehouden van wat
cio industrie tor plaatse voortbrengt. Tusschen het
een on het ander ligt oen afstand van eeuwen. Nu
zijn we plotseling weer menschen uit den modernen
tyd. We bewonderen de Italiaansche stooovleeht-
werken en de raffia^haakwerkonDit is iets
bijzonders van Fiesole. In geen enkele, andere plaats
van Italië wordt deze industrie beoefend. Deze
stroo- en raffiawerken worden over de heele we
reld verzonden en waar sedert reeksen van jaren
men zich hier op de vervaardiging dezer artikelen
heeft toegelegd, is er een groote bedrevenheid ont
staan. Voor een klein bedrag kan men zich van
allerlei aanschaffen. Vooral dameshoeden vinden
bjj de bezoeksters-veel aftrak, ovenals mandjes en
tassclion, die vaak uitmunten door aardige vormen
en mooie kleurcombinaties.
Ook buiten op het groote plein van Fiesole staan
talrijke stelletjes, waarin dochteren van Eva hun
makelyen te koop aanbieden.
Aan do achterzijde van dit plein verheft 'zioh de
oude domkerk met de hoogo campauila, wier klok
ken hun vesporzang voor ons haiudon gebeierd. Zij
dateorb roods van hot jaar 1028 on is gebouwd in
Tosoaanscih-romeinschen stijl. Van renaislsance-m-
vloedon is hier dus nog geen sprake.
De Romeinen hadden de gewoonte in de over
wonnen gebieden niet alleen burchten en versterkin
gen aan to leggen, maar, vooral' wanneer zij er zich
stevig gevestigd hadden, streefden zij or eveneens
naar om hot leven in hun zin te beïnvloeden. Een
der middelen daartoe was de bouw van Romeinsche
theaters. Wo troffen deze b.v. daarom ook aan op
verschillende plaatsen in Zuid-Frankrijk-.
Zulk een Romeiiisch theater bevindt zich ook in
Fiesole. Natuurlijk is het gedeeltelijk geschonden.
Met de ontgravingen is men nog niet geueel gereed.
Ik heb mijzelf dikwijls afgevraagd, hoe rt toch
mogelijk is geweest, dat gansche bouwwerken, ja
heele steden kunnen worden bedolven onder de
aarde, dat ze eeuwen aaneen kunnen worden ver
geten om dan later te worden ontdekt en bloot
gelegd.
Hier krijg ik er oenig begrip van. Verschillende
oorzaken werken er toe mode. De bevolking ver
plaatst zich soms geheel of gedeeltelijk. De steen
groeven (dio hier reeds sedert oeuwen worden ge
ëxploiteerd) leveren massa's afval' in dei\ vorm van
puin. De weelderige plantengroei vormt weer hu
mus. Zoo wordt langzamerhand een heel terrein
overdekt. Buitendien worden de groote bouwwerken
geplunderd voor bouwmateriaal van nieuwe huizen,
kerken, paleizen enz. Men vorgefce niet, dat de
monschheid bitter weinig eerbied had voor wat
T uit vervlogen tijden restte.
Wat mij persoonlijk betreft, ik vond het heer
lijk, dit oude Romemsche theater voor zoover
het er dan nog. ie! te bezichtigen, ik heb nu
door aanschouwing een zeer goede voorstelling van
do uitvoeringen, welko hier in den bloeitijfl van
het Romeinscho rijk werden gegeven. En in ge
dachten liob ik de steonen banken, die in een halvon
cirkel hoog naar achter opioopen, bezet' gezien met
Een oogenblik later werd buiten een? welluidende
mannenstem hoorbaar on onmiddellijk daarop werd
de jonge chemiker verrast door de komst van een
heer, dien hij bij den eorsten oogopslag hield voor
oen Vreemdeling. i
Eerst na den vertrouwelykon groet: „Goeden
morgen, Düringhoffen! Ken je me aan in t geheel
niet meer!" doemde in hem de herinnering op, dat
hy dit gezicht on deze gestalte meer had gezien.
„Artois!" sprak hij verwonderd. ,Wat voor won
der is er geschied,. dat jij mij een bezoek brengtr f'
„Nu, daarvoor is nu niet bepaald een wonder
noodig," lachte de doctor. „Men vergeet zijn oude
vrienden niet na een paar luttele jaren."
Het scheen by'na, alsof in Valentin Düring-
hoffens herinnering d'e oude vriendschap, waar. p
zijn voormalige studicmakkcr zich beriep, nog
slechts heelvaag voortleefde; want ondanks do
vriendelijkheid, waarmee hij' de toegestoken hand
van den ander drukte, lag or toch zichtbaar een
zekere terughouding* .in zyn gedrag. Doctor Artois
ging niet zonder eènige voorzichtigheid op oen van
'de drie oude rieten stoelen zitten,' die in de „Iuxu-
eus gemeubileerdo salon" aanwezig waren en begon
met een bewonderenswaardige vrijmoedigheid over
i de meest verschillende dingen uit voorbije en tegen-
woordige tyden te keuvelen. Met een tinteling
van spot in zijn stem, die bepaald vro dijk stemde
vertelde hij over zijn allesbehalve interessante en
ïiog minder winstgevende werkzaamheden in een
chemische fabriek te Frankfort aan den Oder en
hij wist in rijn verhaal' enkele zoo amusante epi
soden in te vlechten, dat er telkens een glimlach
over Düringhof'fens gelaat gloed.
„Overigens", .viel hij zich zelf plotseling in de
rede. terwijl hy zijn blikken rtogmaals in het ar
moedig gemeubeld vertrek liet. rondgaan „het ge
heim om in de chemie een rijk man te worden,
schijn dij ook nog niet te hebben mitdektPro
fessor Wallroth zingt geestdriftig lofliederen op je
capaciteitenmaar het ziet er hier in je apparte
menten in 't geheel niet uit als bij een man. die
zich op groote resultaten kan beroemen."*
„Professor Wallroth? Heb je met hem over mij
.gesproken F'
„O, meer dan eens! Bijna biji ai myn bezoeken
komt het gesprek ook op jou."
„Je komt dus vaak by den professor aan huis?*?
„Zeer zeker! En ik mag gerust zoggen: ik word
daar ontvangen als een vriend. En gezellige hui
selijkheid, niet waar?"
Wanneer wij eenige herinneringen hebben ge
kocht en reizen maakt royaal! aan verschil
lende bedelaars en bedelaressen, allen oude stak
ker», iets hebben geoxferd, wordt het alweer tijd
om naar Florence terug te keeren. Vóór de tram
komt, hebben we juist nog even gelegenheid om
een laatsten blik te werpen <jp het verrukkelijke
Toscaansche landschap beneden ons. We willen1 het
goed in ons opnemen. Waarschijnlijk zullen we hier
nooit meer terugkeeren. Maar het beeld blijft. En
als we er thuis over spreken, zal het weer voor ons
opkomen in al zijn heerlijkheid. Dan aanschouwen
we in den geest weer de golvende terreinen met op
den achtergrond de blauwende silhouetten van de
Etruskische Apennijnen en we zuhen de grijs
groene kronen der olyrboomen, de donkere cypres-
6en streelen met onze oogen en genieten van de
bloemenweelde der turnen.
is het geld, dat wordt uitgegeven voor een reis
toch eigenlijk geen 'geld dat qp rente wordt gezet?
En met een hoog percentage! Die rente is de gees
telijke verruiming, welke men. bij do herinnering
heext, is de geestelijke verruiming, welke men ont
vangt.
Do zon is nu al op weg om in het westen te
verdwijnen. He schemering is er nog niet, maar
toch is het licht minder fel, de kleureffecten zijn
anders geworden. We hebben elkaar niet vee? te
zeggen: we hebben geen behoefte om te spreken.
De natuur spreekt tot ons en wij zwijgen, bekoord
door het grootsche daar voor ons. Wij zwijgen en
droomen.... Hallo 1 daar is de tram in aantocht,
't Is of we ontwaken uit een lichte sluimering. Er
komt beweging onder de vele menschen; ieder wil
graag een goed plaatsje hebben en dus staan we
ineens tusschen de massa, gereed om de tram te
bestormen. We zyn fortuinig en weten drie zit
plaatsen te bemachtigen. In een oogwenk is het
i*ijtuig vol. Na enkele minuten dalen wij af naar
beneden. Het gaat langs tuinen en boomgaarden,
voorbij huizen en villa's.
Om ons heen zitten de dagjesmenschen uit Flo
rence, die voor ontspanning naar Fiesole zijn ge
weest. Er is druk en opgewekt gepraat. We zouden
ons kunnen voorstellen in een Amsterdamsohen
tram te zitten of beter nog in een trom van Bergen
naar Alkmaar. Warme, roodo gezichten; de kleoren
iets minder netjes; bossen geplukte bloemeny welke
nu triest de mooie kopjes lat-on hangen; béstoven
schoenen en broekspijpen; enkelen met een uit
drukking van groote vermoeidheid. Och, alles als
bij ons. Even van me af zit een burgerjuffrouw, zóó
echt, zóó zuiver in haar soort, van opgeknapte klem-
burgerlykheid, dat ze onmiddellijk de rol had
kunnen spelen van de schoonzustor van Baneraa
Huif in dat kostelijke stuk van LTeyemnans, dat wo
kennen «fis „Schakels".
Eer we 't weten, zitten wa in de buitenwijken van
Florence om krygen daarmede een indruk van de
uitgestrektheid dér stad. En dan staan we stil op
't eindpunt. En voor ons staat dan weer rustig,
groot en verheven temidden van de rumoerende
monschenmenigto do hoorlyko marmeren kathedraal
met haai' prachtige campanila. En oven gaat blik
semsnel do gedachte door mij hoon: is dit niet
een symbool van hot leven P AIl'os is in rusteloos
bewegen on tooh is er iets dat eeuwig on onveran
derlijk is te midden van aThet wisselende.
Donderdag 9 September 1926, des middags om 3
uur, had in het café van den heer Rentenaar te Op
meer de algemeene vergadering plaats van belang
hebbenden, ter bespreking van de plannen inzake het
nadeelig saldo der exploitatio van do stoomtram
Schagen—Wognum en eventueel te treffen maatrege
len voor behoud van de tram.
De vergadering was, zooalg bekend kan worden
geacht, naar aanleiding van een schrijven, dat van
den Minister van Waterstaat bij de commissie uit
de belanghebbenden was ingekomen en dat luidde:
„Uit de door do Directie van de Nederlandsche
„Spoorwegen on Uwe Commissie in afschrift aan mij
„toegezonden brieven betreffende nevenvermeld on
derwerp (Stoomtramweg Schagen—Wognum) blijkt
„mij,, dat Uwerzijds nog geonerlei toezegging is ge
daan voor een bijdrage in het jaarlijksch tekort van
„den tramweg Schagen—'Wognum.
„Thans vraagt de Directie van de Nederlandsche
„Spoorwegen mij vergunning om de exploitatie van
„den tramweg zoo spoedig mogelijk te staken.
„Alvorens hieromtrent oen beslissing to nemen,
„verzoek ik U mij thans spoedig er\ uiterlijk 15 Sep-
„tember a.s. te berichten, of belanghebbenden bereid
„zijn om het gevraagde maximum bedrag van f 60.000
,,'s jaars te verleenen."
De presentielijst was geteekend door vertegenwoor
digers van de gemeenten Spanbroek, Opmeer, Hoorn,
Hoogwoud, Nieuwe Niedorp, Winkel, Coöperatieve
Vereeniging „Ons Belang" te Hoogwoud, Zuivelfa
briek „Aurora" te Opmeer, Banne Winkel, Banne
Wognum en Wadway, Banne Opmeer, Vior Noorder
Koggen, „do Tijdgeest" to Winkel, „de Volharding"
te Opmeer, Banne Hoogwoud en Aartswoud, terwijl
uit Schagen aanwezig waren één der wethouders, be
nevens 2 raadsleden.
De Voorzitter van het Comité, de heer A. Com
mandeur, burgepaeester van OpmeerSpanbroek,
heette do vele aanwezigen hartelijk welkom en wees
er in zijn openingswoord op, dat de belanghebben
den in de stoomtram Schagen-Wognum volkomen en
tijdig op de hoogte waren gesteld van de werkzaam
heden door do Commissie verricht, zoodat de aanwezi
gen met kennis van zaken do belangen van de tram
Schagen—Wognum zullen kunnen behartigen. En de
zaak verdient aller belangstelling, waarom het do
Commissie verheugt dat zelfs de Kamer van Koop
handel te Hoorn doze zaak tot zich heeft getrokken.
In dat opzicht zou het heel gemakkelijk kunnen
worden voor de Commissie, omdat men zich de vraag
zou kunnen stellen of daarom de Commissie haar
taak niet als beëindigd zou kunnen beschouwen, Spr.
wijst evenwel op het laatste schrijven van het Mi
nisterie van Waterstaat, waarin een vraag wordt ge
steld waarop de Comm. naar haar oordeel, niet het
antwoord kon geven, maar door de vergadering het
oordeel dient te worden uitgesproken. Na doze inlei
ding verklaart spr. de vergadering voor geopend en
stolt do aanwezigen in de gelegenheid aan de discus
sies deel te nemen.
Van deze gelegenheid wordt allereerst gebruik ge
maakt door den heer Pijper, dijkgraaf vkn de Vier
Noorder Koggen, die mededeelt dat hot Dag Bestuur
van dit college nog geen definitief besluit hoeft ge
nomen. Het Dag. Bestuur was van oordeel, dat als
de tegenwoordige exploitatio gehandhaafd bleef, het
vorloonon van bijdrage zou beteekenen „goed gold
naar kwaad geld gooien". Wordt de exploilatio op een
andere wijze uitgevoerd, is een degelijke bijdrage noo-
„Haar kan ik niet over oordeelen: want ik ver
eer don professor weliswaar uit hot diepst, van mijn
li art, maar ik ben nooit anders1 mot hom in aanra
king- geproest, dan botoeffonde onzon gomeonsohap-
pGlykon arbeid."
„Dat is zonderling»! Een andor in jouw plaats
zou do bescherming- van den beroemden geleerde
waarschijnlijk nuttiger hebben aangewen:!."
„Nuttiger? Dat begrijp ik niet! Om welke gunst
zou Ik hom dan wel nebben moeten vragen?"
Doctor. Artois lachte sarcastisch. „Ja myn waar
de. dat is ook moeilijk uit te leggen aan iemand,
die zulk een vraag kan stohen. n,n de juiste gele
genheid is nu waarschijnlijk ook al voorbijMaar
ter zake, nu we toch over aen professor sproken, ken
j'e ook juffrouw Ingeborg, zijn bekoorlijk doch-
tertje?"
Düringhoffen scheen opeens heel' noodzakelijk
iets to moeten rangschikken tusschen zijn flesischen
cn glazen.
„Ik heb de jonge dame eenmaal in mijn leven
gesproken," antwoordde hij, nadat hy zonderlinger-
wjjze eerst eenige. seconden had laten verloopen.
„Zü lijkt zeer veel op haar vader."
,/Nu ja, voorzoover een.jong meisüo in den
sohoonsten bloei, van haar jeugd, kaai gelijken op
een tamelyk grijs heer van vijftig jaar. Maat je
bezit zeker over 't algemeen geen' sterk ontwikkeld
gevoel voor vrouwelijke schoonheid?"
Düringhoffen scheen den spot in deze vraag
niet te bemerken. Hij wendde zyn. gela;: t weer naar
dqn dootor en in zyu oogen schitterde iets onge
woons.
„Het was nu niet bepaald een lioha.melüko gelij
kenis.. waarop ik zooevon doelde," zeide hij, want
ook ik ben van meoning, dat juffrouw Ingeborg
Wallroth een van de bekoorlijkste..en liettaiiigste
wezens is, duizendmaal beminnelijker dan alles,
wat ik ooit eerder gezien heb
Een wolk van misnoegen vertoonde zioh op het
gelaat van doctor. Artois.
„Zoo Zoo?' viel hij hem in de rede. ,IIet vas
dus slechts een geestélijke gelijkenis, waarop je
zinspeelde. Nu, ik ben juist op het punt ten
huize van den professor een soort van zielsonder-
zoek aan te vangen en het zal mij genoegen -doen,
als ik je meening bevestigd vind. Maar, wat ik nog
Zeggen wilde, besto vriend, zou je geen lust hebben
je slecht betaalden assistentenpos1; met een bedui
dend betere positie te verwisselen? Het zou nl.
kunnen zijn, aat ik iets geschikts voor je had.."
„Jij, Artois? Maar heb je voor jezelf dan al wat
gevonden?"
MIk zal bij den aanvang vaja. het nieuwe semester
I myn intrede als privaat-docent doen.' Tenslotte is
i do academische loopbaan toch de eenige. dio een
man met eenige oorzuoht kan Jbevredigen."
„Maar het is bekend, dat zif groote offers eischt
waarvoor een zekere welge tcldneid onvoorwaarde
lijk ia."
„Dat hangt er vanaf! Ook met andere hul'pmid-
dél'en kan ik mijn doel wel'bereiken. En bovendien
zou ik geen voordeelig huwelijk; kunnen sluiten?
„Schaam je, Artois om de verdenking van zulk
een neiging alleen al' te voorkomen, dient men er
zelfs niet schertsend over te spreken. Men trouwt,
wanneer men zich een positie veroverd heeft, maar
niet om zioh een positie te versohaffen."
„Enfin, daaromtrent kunnen de mooningen- nog
i wol eens uiteenloopen. Maar wij dwalen vanons
1 chapiter af. Voel' je er niets voor om in je eigen
voordeel van betrekking te veranderen?"
1 Düringhoffon dacht aan vader Leopard en aan
het onderhoud, dat hij met juffrouw Heieen gevoerd
i had. Eenigszins aarzelend antwoordde hij: „Ik zou
hot laboratorium van den professor slechts heel
ongaarne verlaten; maar ter wille van zekere ver
plichtingen zou ik toch ook geen neen mogen zeg
gen, indien zich een gelegenheid voordeed, om myn
positie te verbeteren/'
„Dat is verstandig gesproken. Je kent doctor
Gicrsberg, den kleinen zonderling, die hier een saruo-
toriiyn voor alle mogelijke ziekten heeft inge-
richt en die by'na even beroemd is wegens zijn ruw-
I heid als wegens zyn wonderkuren. De ni n ïieeft oen
chemiker noodig voor het aan zijn inrichting ver
bonden, laboratorium. De werkkring is if.eb be~
pa«dd inspannend en voor iemand, .die met de
I physioh g.ische chemie een beetje op de hoogte is
slochts kinderspel. In hoofdzaak zullen steeds de-
i zelfde soort ainuyses te verriciiben zijn. vtoije wo-
i uilig kan de doctor wegens de beperkte ruimte met
I beschikbaar steLen; maar hij garandeert voile kost
en b vendien een salaris van 159 Mark per maand,
latere verhooging .natuurlijk niet uitgenoten, as
dat met een alleszins aanneembare post?"
I „Stellig! Maar hoe weet jo, dat doctor Gicrsberg
j geneigd zou zijn, mij to eng igeeren?"
j .„Uit zijn eigen mond! Eigenlijk hadflk de betrek-
i king voor mezelf aangenomen; daar echter onder
j tusschen mijn toekomstplannen een grondige ver
andering hebben ondergaan, trok ik -mij terug cn