SchagerCourant
Zaterdag 11 September 1926.
69ste Jaargang. No. 7910.
Derde Blad.
Het duel...!
Spoorwegongeluk tusschen Voorscholen en ii!en
Uil hel had van Holland.
Graaf Swenigorodsfèw ontwaakte in zijn luxueus
slaapvertrek inet ivoor ingelegd en rekte zich wel
gevallig. Dan belde hij.
„Alzoo..." zei hij tot den binnengekomen kamer
dienaar: „Leg mijn duurste zijden ondergoed en het
pak van den Engelschen kleermaker gereed 1 Met
een uur neem ik een bad. Ik ben nog nooit in een
openbaar bad geweest; moet toch eens zien, hoe het
daar toegaat.
Hot dienstpersoneel van den graaf was voortref
felijk geschoold; de kamerdienaar ging derhalve wer
kelijk heen en deed. wat zijn heer hem gebood.
Na een uur trad de graaf uit het weelderige slaap
vertrek naar buiten en riep den chauffeur toe:.
„Naar een stoombndinrichting. Het allerbeste wat
er is."
Heete stoomwolken steg op. Naakte lichamen
glansden. Van alle kanten klonk hot kletteren en
ruischon van water.
Graaf Swenigorodzew lag op do massagetafel uit
gestrekt, nam geringschattend zijn omgeving op en
fronste misnoegd zijn voorhoofd, als de boomlange
badmeester zijn keel wat al te sterk schraapto.
Deze badmeester beviel den graaf, wegens zijn on
gedwongen familiaar optreden, reeds vanaf den be
ginne al niet,. Ilij pakte den graaf bij de handen en
voeten, zeepte hem zonder meor in en schreeuwde
van tijd tot tijd naar iemand oen onverstaanbaar
woord.
„Uh ah!...." schreeuwde hij.
Mon Diou! dacht de graaf, waar heeft deze mensch
zijn opvoeding genoten? Dat is ja vreeselijk...*
De behandeling naderde zijn eindo. De graaf had
zich voorgenomen oogenblikkelijk daarna te vertrek
ken, zonder den badmeester met een groet te ver
waardigen, om hierdoor in fijneren vorm zljninis-
noegen te kennen te geven.
Reeds had zich de graaf, gesteund door den bad-
moes er. verheven. Reeds schudde hij na. dij| laatste
douche de glinsterende droppels van zich af.|lReed9....
In dat oogenblik gebeurde het echter, ietsjfcoo ver
schrikkelijks. dat zelfs de sterkste fantasieipiet ver
mocht het te overtreffen: de badmeester sprong mot
katachtige behendigheid naar voren, diénde den
graaf op diens verhovcn, fyiank achterdeetf'een klap
toe en zei met de koelbloedigheid van iemand die
gewoon is zooietp te doen: „Dat het u bekome 1"
De graaf \romp ineen als een edel ros, (fat men de
sporen geeffe" keerde zich om en schreeuwde van
toorn bevend:
„Wat moet dat beteekenen?..."
„Dat het u bekome, zei ik, Uwe Doorluchtigheid",
hernam de zondaar met een buiging.
„Ach, jouw ellendeling! Je weet dus, wie ik ben,
en waagt het niettemin een beleediging, die alleen
met Moed is uit te wisschen, uit te spreken?! Ik dood
jo niet als een dolle hond, alleen omdat..."
De graaf maakte een bovenmenscholijko inspan-
xnlng om zich te behecrschen, en voegde er dan rus
tiger aan toe, terwijl hij zijn woorden scherp uit
sprak:
„Mijnheer! Ik zal u mo_rgen piijn getuigen zenden!
0w naam?"
„Alescha, Uwe Doorluchtigheid. U noemt dezen
naam maar, als u gowasschen wilt worden of zoo
iets. Om dezen tijd ben ik altijd present. Mag ik u
vriendelijk om een fooi verzoeken, Uwe Doorluchtig
heid?"
Deze doodeiijkc ironie, deze laatste beleediging.
maakte op den graaf reeds geen indruk meer. Hij
keerde zich zwijgend om en ging naar buiten.
De uitdaging was gedaan, en alle onbetamelijk
heid, alle onbeschoftheid van de zijdo zijns tegen
standers lieten hem vanaf dat oogenblik koud. Met
gefronste wenkbrauwen en op elkander geperste lip
pen, gelijk een waarachtige, romantische graaf, verr
trok hij in alle haast, sprong in zijn elegante auto
en snelde naar zijn vriend, Baron Sorgei von Schmitt.
Baron von Schmitt bewoonde een reeks van kost
bare vertrekken, welke met eikenhout betimmerd
waren.
Sereeiü" zei de erraaf. uiterlijk volkomen rustig. of
schoon zijn trillende lippen zijn innerlijke gemoeds
toestand verrieden, „Sergei....! Ik ben buitengewoon
zwaar beleedigd geworden en heb mijn beleediger uit
gedaagd. Wil j« mijn secondant zijn?"
„Met genoegen", zei baron von Schmitt.
Hierop vertelde de graaf den baron het voorgeval
lene tot in de kleinste bijzonderheden. De baron
hoorde hem zwijgend aan, dacht een oogenblik na
en vroeg plotseling.
„Luister.... En wat. wanneer hij niet van gelijke ge
boorte is, wanneer hij niet van adel is?"
Den graaf liep het koud over den rug.
„Wat zeg je daar.... je gelooft...."'
„Het is toch mogelijk. In dat geval kan je niet met
hem duelleeren".
„Mijn God! Ja, maar wat zal,ik dan doen....?"
„Wanneer hij niet van adel is, had je direct na de
beleediging je degen moeten trekken en hem als een
dollen hond moe'en neersteken".
„Wat zeg je daar - mijn de^en?' Hoe kan ik nu
mijn degen trekken, wanneer ik spiernaakt ben? Ja,
en zelfs wanneer ik gekleed geweest was: kan ik dan
een degen dragen bij het pak van mijn bosten En
gelschen kleermaker?"
In dat geval had je hem met jo bloote handen moe
ten wurgen."
„O God, mijn God!" steundo do graaf, terwijl hij
naar zijn hoofd greep. „Misschien is hij toch nog van
adol....?"
„Laat ons het hopen, arme vriond", fluistorde de
baron en schudde bedenkelijk mot zijn hoofd....
Den volgenden dng ging do baron naar het opge
geven adres, vond den beleediger, grootte zeer gere
serveerd en had met hem een lang en heftig gesprek.
Toen hij in zijn woning terugkeerde, waar hem de
graaf opwachtte, was zijn gezicht hard, zijn lippen
op elkander geperst on zijn voorhoofd gorimpeld.
„Welnu vroeg de graaf, hem do bevende han-
don toestokende.
De baron weerde die handen echter af, stak do zijne
in zijn zakken en zei langzaam en koel: „Mijnheer!
U hebt van de hand van een ellendigon burger een be
leediging ontvangen en toen nagelaten hem op eon
dusdanige wijze te antwoorden, zooals het iemand van
uw stand betaamt; u hebt nagelaten hem neer te
steken als een dolle hond..."
•.Barmhartige God! Een gewone burger!..," schreeuw
de de graaf en bedekte zijn gezicht, met de handen.
„Jawel, mijnheer, een gewone burger! En een
lafaard bovendien. Hij was zeer bevreesd en vroeg mij
'om vergeving. Hij zei, dat het bij hen gewoonte was,
tot afschëid op het lichaamsdeel beneden den rug
te slaan..;. U hebt hem niet op staande voet gestraft,
op urn; lichaamsdeel branrlt, nog do nnteoronde
slag.... Graaf....! Ik verzoek u bij deze mijn huis to
verlaten. Wilt u mij s.v.pl. nipt langer tot uw vrien
den tellen. Ik kan onmogelijk mijn hand in c'ie van
een eorfoozo leggen.
Do graaf steunde, groep mot zijn 'smalle handen
naar zijn hoofd on verliet de kamer, zonder ook maar
iets tot zijn verdediging aan te voeren...
iiij dwaalde langen tijd, straat in, straat uit, ge
schokt, .vernietigd, met van toorn en verdriet vertrok
ken gezicht. Zijn durino lippen fluisterden: „Waarom,
o, God, waarom is dat over mij gekomen? 1"
Langzamerhand voelde hij echter toch weer do be
hoefte naar menschen in zich opkomen. Hij riep een
huurrijtuig aan en beval den koetsier, hem ngar het
paleis van de vorstin R. te rijden.
Een lakei, in kostbaar met goud bestikt livrei, ver
sperde hem den weg.
„Hare Hoogheid ontvangt niet!"
De graaf "verbleekte.
„Hoe zoo? Het is toch ontvangdag?"
„Jawel", zei de lakei met ijzige onbeschaamdheid,
terwijl hij het gouden borduursel op zijn jas schikte:
„Ontvangdag zeer zeker. Maar u wordt niet ont
vangen"
„Wat zegt u?"
Do gr$af kermdo.
„Luister. Hier heb jo honderd roobel. Zog mij do
voll waarheid. Is baron van Schmitt hior geweest?"
„Hij is nog steeds hier", zei de lakei.
„Ach, doorluchtige graaf, hoe kon u ook....?l U had
hem moeten neersteken als een dollen hondl En u
wil een aristocraat zijn?"
„Ook die woet het roods!" lachte do graaf pijnlijk,
sprong in zijn rijtuig, koek op zijn kostbare gouden
horloge on riop den koetsier toe:
„Naar mijn bruid 1"
De bruid van den grnnf, vorstin Nolly Glinskaja,
bewoonde mot hanr ouders een schitterend paleis,
en had den graaf zeer lief.
„Nolly", fluisterde do graaf, terwijl hij den koersier
tot grooteren spoed aanspoorde. „Liefste.... Alleen jij
zal mij begrijpon cn niet veroordoolen"....
Ilij reed tot voor het paleis van vorot Gllnsici en
stiet een vreugderoep uit: in hetzelfde oogenblik
was namelijk zijn bruid naar bulten gokomon.
„Nelly, Nelly", klonk de sonore stem va nden graaf,
„Nolly
De bruid keok verheugd op; op hotzolfde oogenblik
echter trad zij eon schrede terug, hief de handen af-'
werend in do hoogte en stumekle:
„Noen, noen.... raak mij niet aanl Ik kan u nooit
moor aanhooron!"
„Nolly? Waarom?"
Zij zeido mot bovendo lippen:
„Ik kon wol eon man toohehooren, wiens eer on
bevlekt was. U echter, op wiens lichaam nog de ont-
eerende slag brandt.... Tracht u niet te verdedigen 1
Do baron heeft mij alles verteld!"
„Nelly! Begrijp mij tochl Wat had ik anders kun
nen doen?!"
„Wat? U had uw dogen moeten trekken, en hem
neersteken als-een dollen hond." z
„Nelly! Welke degen dan? Wanneer ik toch ge
heel laat ik zeggen zbnder alles..."
Met een schreeuw vol afschuw en verontwaardiging
bedekte de bruid haar gloeiend gelaat met de kleine
huilden en verdween in huis.
„Klaar...."' zei de graaf met een bittoren lach. „Door
allen verlaten.... veracht... onteordl"
Om zijn mond kwam oen vastberaden trek.
Ion en omliggende landen waren gekomen, en zich te
Antwerpen hadden gevestigd. Met den stroom Bel
gische vluchtelingen kwamen zij bieren vestigden zich
dadelijk te Scheveningen. Velen waren al vroeger ge-
komen dan de overigen, omdat zij in naam nog
steeds gerekend werden, te behooren tot een der lan- j
den .waarmee België in oorlog was. eei^ schrijnende.
malligheid eigenlijk, waar deze menschen geen an- i
dere nationaliteit erkennen dan de Joodscche en een
groot deel hunner naar België waren getrokken om
te ontkomen aan de vervolging in hun eigen „vader-
land". De Belgen hielden daarmee geen rekening en
zoodra de oorlog was uitgebroken, werden zij even
goed gemolesieerd als elke gewone Duitscher. die bij j
ongeluk op dat tijdstip binnen de Belgische landpa- j
len was. Als van ouds vonden zij hier rust en als
van nog meer ouds. wiston zij zich al spoedig op te
heffen uit de ellende en weer zaken te doen. Velen
van hen zijn tamelijk welgesteld en geen is der ge
meente tot last. Toen nu België weer toegankelijk
werd voor de gevluchte bewoners, ook van andere
nationaliteit velen waron trouwens hun ondanks
door de verschillende vredesverdragen van nationa- j
liteit veranderd zonder dat zij zich ctóar veel van
aantrokken gaven zij er toch den voorkeur aan,1
im Nederland te blijven, zooals de Duitsche keizer en
zooals eigenlijk iedereen, die vervolgd wordt. In Bel
gië is men trouwens nog op dit oogenblik niet vrien- j
delijk voor hen, die eenmaal behoorden, zij het dan
maar alleen in naam, tot eon der met de boches ver
bonden naties. Hier voelen zij zich volkomen veilig,
maar nu is het merkwaardig hoe zij hun eigen zeden
gewoonten trouw bleven. Hoezeer zij met verwon
derlijke snelheid zuiver Hollandsch leerden, be-
bemoeien zij zich met geen ander dan voor zoover
het niet noodzakelijk is om handel te drijven. Zelfs
met de Haagsche JocLen verbinden zij zich niet. Do
groote synagoge in de Wagenstraat bezochton zij niet
en zij hielden hun godsdienstoefeningen onder elkaar
in een of ander Joodsch hotel te Scheveningen.
Uiterst orthodox en gehecht aan alles wat hun eigen
kerkelijke gebruiken betreft, beschouwen zij de Hol-
latidsche Joden, die zich veel te veel naar hun zin
onder lieden van ander geloof en ander ras mengep,
ter mauwernood als tot de hunnen te behooren. Con
versatie, omgang in of buiten de kerk bestond er
niet iusschen de beide groepen. Zoo vormden zij daar
te Scheveningen een soort van eigen kolonie en met
verwondering leest de vreemdeling in sommige Sche-
veningsche straten achter winkelramen aankondi
gingen in Ilebreeuwsch omtrent ritueele levensmid
delen en dergelijke zaken.
Dat zij hier hun tenten voor goed; hebben opgesla
gen, bewijst nu wel, dat zij eon eigen kerk hebben
gebouwd, althans een huis tot kerk deden verbouwon
een huis dat voorheen een vrij wat frivoler bestem
ming had: een verkapt speelhuis, dansgelegenheid on
zoo voortl Maar gelukkig, dat de muren niet kunnen
spreken en vermoedelijk geen herinnering hebben.
Het 3loeg middernacht.
in het huis van graaf Swenigorodzew lag alles in
diepe rust; alleen de graaf waakte
Hij zat aan een ouderwetsche schrijftafel en schreef.
Om zijn lippen speelde een vermoeid lachje.
„Nelly", fluisterde hij, „NellyMisschien zal je mij
nu begrijpen en vergeven...."
Ilij sloot den brief, drukte op do achterzijde het
prachtige gouden zegel en bracht d€ revolver aan
zijn slaap.... Het schot kraakte... Graaf Swenigorodzew
zonk, als door den bliksem getroffen, op het tapijt
in elkaar, in de rechterhand de dure, luxe revolver
met echt ivoor ingelegd.
Het wordt nu toch werkelijk ernst met do anti-
annexatie. Te Rijswijk heeft weer een indrukwekken
de vergadering plaats gehad van anti-annexionisten
en niet alleen van plaatselijke anti-annexionisten,
rechtstreeks belanghebbenden, Rijswijkers en Voor
burgers. maar van de kopstukken van heinde en
verre, die veilig zijn voor den landhonger van do Ha
genaars, maar uit beginseft alleen tjegen
opslokking zijn van de eene gemeente
door de andero, menschen, die meenen, dat
het recht wordt geschonden door het annexeeren van
een gemeente tegen den wil van hare inwoners en,
zooals hel. altijd gaat, wanneer men een zaak princi
pieel gaat behandelen, dezen gaan nog verder en
verklaren, dat zells wanneer een gemeente zelve het(
leven moede is en wenscht te worden verslonden, het]
geweigerd moet worden.
We staan hier dus aan he: begin van een geheel i
nieuw stadium in de praktijk van de aanhechting!
van gemeenten. Het is natuurlijk zeer de vraag, otl
het nu al invloed zal oefenen op do beslissing in1
zake de voorgenomen Haagsche aanhechting. Wan-1
neer die geweging invloed oefenen zal, moet het ko-1
men van de leden van den zoogenaamden dubbelen'
Raad, die getoond hebben, Hun taak niet op te vatten,
zooals die tot dusver bij die gelegenheden gewoonlijk
opgevat werd. namelijk als een bloote formaliteit. Zij1
hebben immers verklaard, niet zoo gauw uitspraak te
kunnen doen, wanneer zij niet eerst de zaak hebben,
bestudeerd. Het kan dus zfjn, dat. zij zich laten over
tuigen door do argumenten van de anti-annexionis-
ten. Wat ook kan zijn en eigenlijk zou dat het ratio
neelste wezen, dat zij de argumenten daar lieten en
eenvoudig verklaarden, dat zij geen menschen dwin
gen willen., tegen hun zin Hagenaars te worden.
Inderdaad is er geen reden om eon land-annexatie j
tegen den wil van de betrokkenen als de grootste!
geweldenarij te beschouwen en het heel gewoon te
vinden, wanneer een dorp tegen don wil van de in-1
woners deel van een stad wordt. Het groote argument
is steeds, dat de bewoners van het dorp profiteeron
van 4e stedelijke instellingen zonder bij- te dragen in
de kosten. Reeds is de grootste kracht aan dit argu
ment ontnomen door do forensenbolasting, die den
forens inf twee gemeenten doet, betalen. in do gemeen,
te, waar hij woont on in die waar hij werkt. In bei
de twee derden van wat hij anders betalen zou. In-
goval de belastingen dus in boide plaatsen ovon hoog
zijn, Ibetaalt hij 4/3 van hot bedrag, dat de fiscus an
ders van hem to eischon zou hobbon. Daarbij komt
dan nog zijn boogere vertering In de middelen van
vervoer en zoo moer. Kortom: de belastingontduiking
is tegenwoordig zelden meer een roden, forens te
worden. De overige dingon, als do moeilijkheden met
rioleering, gas .waterleiding en zoo, kunnen door on
derling overleg en samenwerking uit don weg ge
ruimd worden. Een krachtig argument, tegen do an-
noxatie is zeker, dat groote stedoncomplexen in hot
buitonland, als Londen en de „agglomération hruxel-
loiso" toch nooit de afzonderlijke gemeenten, waar
uit die complexen bestaan, hebben opgehevon. Nog
eens: dat alles geldt niet alleen voor het Haagsche
geval, maar voor heel het stelsel van annexeeren.
Het is dus wol van belang de faits et. gostes van het
nieuwe groote landelijke comité goed na te gaan.
i
Ilier, of wil men, in groot-Don Haag, to Schevenin
gen namelijk, waarvan de aanhechting bij de groote
stad zich in den nacht der tijden verliest, is iets ge
beurd. waarop niet alleen onze stad, maar hoel ons
land trotsch kan zijn: er is daar een afzonderlijke
Joodsche kerk geopend voor zoogenaamde „Oost-
Joden".
Waar komen die vandaan? Van hot oosten, zal men
zeggen, zooals eigenlijk oorspronkelijk allo joden.
Dezen heeten zoo, omdat zij nog betrekkelijk kort
geloden, nog geen menschenleeftijd, uit Galicië, Po-
De sneltrein, die Donderdagmiddag om 2 u.
21 uit Rotterdam is vertrokken, is nabij
de Vink bij Leiden ontspoord. Drie
dooden, o.w. de heer en mevrouw Lobo-
Braakonsiek.
üp do spoorlijn Den HaagLeidon, op korten af
stand van tic liane De Vink is Donderdagmiddag om
ongeveer drio uur eon buitengewoon ernstig spoor
wegongeluk gebeurd. Door oon nog niet opgehelderde
oorzaak is do sneltrein D 218 van Rotterdam naar
Amsterdam, die om 2.21 u. uit Rotterdam en 2.48 u.
uit Don Haag was vertrokken ter hoogte van het
wachthuis uo. 59 ontspoord. De locomotief, een ma
chine van hot zwaarste type heeft den trein klaar
blijkelijk nog over korten afstand meegetrokken, doch
is daarna vastgeloopen en gekanteld, evenals de erbij
behoorende tender, en hei op den tender volgende
pcstrijiuig. Een achter het postrijtuig gekoppelde
bagagewagen, kwam dwars op de baan te staan,
evenzoo liet volgende personenrijtuig, dat tevens ge
deeltelijk van den spoordijk af en in de erlangs loo-
pende sioot gleed. De verdere wagens van den trein j
geraakten eveneens uit de rails maar bleven gelukkig
rechtstandig, llei eerstvolgende dorde klasse-rij tuig
liep tegen den grooten dwars over de baan staanden
personenwagen op, waarbij de voorste en achterste
compartimenten 'an dat rijtuig in elkaar gedrukt en
gedeeltelijk versplinterd werden. De overige rijtui
gen hieven onbeschadigd. j
De slachtoffers.
De trein was als gewoon zeer bezet. In het van den
dijk gekantelde personenrijtuig en wel in het eerste
compartiment zaten de heer en mevrouw Lobo-Braa-
kensiek, dc bekenVic tooneelspelers, die niet alleen j
zwaar gewond werden, maar ook in de sloot te wa
ter raakten. De heer Lobo werd uit. het in tweeën!
gebroken compartiment tegen den wal van de sloot
geworpen. Toen men hem ophaalde, bleek hij reeds
oen geest gegeven, te hebben. Mevrouw Greta Lobo
kwam naast het compartiment half in het water, half
op het land terecht. Zij werd onmiddellijk aan den
wal gebracht, aoch to. endit geschied was, bemerkte
men, dat zij aan het onderlijf zwaar gewond was.
Een van haar beenen was totaal van den romp ge-1
scheiden, het andere hing er verbrijzeld bij. Binnen
weinige ooginbiikken bezweek ook zij.
In het zwaarst geteisterde gedeelte van den trein
drie compartimenten heeft zich voorts nog een
passagier bevonden, die eveneens over de sloot werd
geworpen, maar hoewel vrij ernstig bezeerd, toch j
geen noemenswaardige wonden bleek te hobben. Op
de locomotief bevonden zich een opzichter-machinist,
de heer van Rhoon uit Amsterdam, de machinist II.
Muller uit Amersfoort cn de leerling-machinist. Van
Ectikhoven, eveneens uit Amersfoort Den opzich er
heeft men onder de kolen van den tender, die hem
gedeeltelijk hadden bedolven, levenloos te voorsrnijn
gehaaid. Hij was door den uit do leiding van de
stoomfluit, die door den schpk afbrak, ontsnappenden
stoom en het vuur van don vuurhaard, waarin hij
gevallen moet zijn, geheel verbrand. De machinist,
die aan de rechterzijde van de machine stond, welke
boven kwamvte liggen, is geheel ongedeerd gebleven.
Minder goed is het met den leerling-machinist ge
gaan. Ook hij had erge brandwonden opgeloopen en
klaagde tijdens het transport naar Leiden over he
vige inwendige pijnen. In den loop van gisterenavond
werd bericht, dat ook hij bezweken zou zijn. Ver
der hebben ernstige wonden gekregen: mevrouw
Eiöhstrich uit Berlijn, do heer B. H. Hageman uit
Zoeterwoude, de heer J. J. Metz, Bergeschestraat 226
te Rotterdam en mej. van Schailt, Brepstraat 114a te
Leiden. Minder ernstig gewond zijn de 4-jarige
Christ.ina liarthe, movrouw van RaalteOmmoring
uit Vlaardingon, de heer A. de Vries, Sarphatistraut
99, te Amsterdam, mevrouw Schwcyger—Harms, 2de
Jan van der Heydenstraat, Amsterdam en dr. Suer-
mondt, die in de sloot viel cn een hoofdwonde kreeg.
Er was spoedig hulp.
Er kwam onmiddellijk van vele kanten hulp, zoo
meldt de N.R.Ct. Zeer kort na het bekend worden
van het ongeval was dr. Birkhof, de spoorwegarts te
Voorschoten, reeds ter plaatse, evenzoo dr. van der
Stoel uit Voorschoten, die de eerste hulp verleenden.
En spoedig daarop kwam ook de gemeentelijke ge
neeskundige dienst uit Leiden, onder bevel van dr.
Horst, onmiddellijk gevolgd door den Leidschen oorsie
hulpdionst onder dr. Driesson op hot terrein van do
ramp. Ook in Don IJaag word aanstonds, toen men
daar kennis kreeg van de ramp do oorsto hulpdienst
gemobiliseerd, die met groot materiaal naar de plaats
van do ontsporing vertrok.
Terzelfder tijd had de afdeoling 's-Gravenhago van
het Noderlnndsche Roode Kruis reeds oon auto met
eonige leden van de Haagsche transport colonne on-,
dor leiding van dr. Rumko naar Voorschoten afge
zonden, terwijl om ongeveer half vijf nog oon nm-
bulancotrein, die op het Haagsche spoorwegempla
cement .was samengesteld, daarheen was gedirigeerd.
Korten tijd na hot ongeluk kwam de Parljscho trein
uit Amsterdam bij het blokhuis no. 59 aan. Daar de
weg geheel versperd was kon hij de reis niet vor-
volgon, en is hij dan ook toruggegaan. De passagiers,
die in den verongelukten trein hadden gezeten on
ongedoerd waren gebleven, zijn gedeeltelijk naar
Den Haag gebracht, gedeeltelijk op eigen gelegenheid
naar Leiden verder gegaan. Men begrijpt, dat de con-
stornatie onder hen zeer groot* was. Naar verluidt
hadden eenige hunner ook nog onbeteekenende ver
wondingen, schrammen en builen opgeloopen.
De lijken van'de omgekomenen cn de gewonden
zijn naar het Academisch Ziekenhuis te Leiden over
gebracht.
Opruimingswerkzaamheden.
Uit Amsterdam, Haarlem cn Den Haag werden
werktreinen afgezonden, waarvan het personeel on
middellijk begon met de werkzaamheden voor liet
vrijmaken van de baan.
Het verkeer over de lijn was middelerwijl volkome i.
gestromd. Tusschon Leiden en Den Haag wordt er in
voorzien door do Noord-Zuid-Ilollundscho Tramweg-
maatschappij, welke allo spoorabonnemonten en
plaatskaarten op haar trams tusschen Leiden geldig
heeft verklaard.De Parijsche trein on alle andere
treinen, die gewoonlijk tusschen Leidon en Den Haag
loopen, gaan over Gouda.
Toen wij wat dichterbij gekomen waren bleek do
omvang der verwoesting, door het ongeluk aange
richt, nog veel on veel grooter te wezèn dan zich van
een afstand reeds liet vermoeden. Als eon desolate
ruine lajc het voorste gedeelte van don trein over do
baan. De locomotief, naar links omgeslagen, met één
zijde plat op de baan gedeeltelijk tusschen, gedeelte-
lijk op de rails. Daarachter het postrijtuig. eveneens
op zijn zij, aldus de correspondent der N.R.Crt.
Veel etger dan deze twee waren echter het bagage
rijtuig on het daarop volgende AB-persunenrijtuig
(eerste en tweede klasso) gehavend.
Deze twee rijtuigen hebben blijkbaar zichzelf tegen
de door de locomotief, den tonder en het postrijtuig
op de lijn gevormde barricade van'den dijk gedron
gen. Zij lagen er dwars op, hun achterste wielen
boog hoven de ontzette rails, het voorsto stuk van
beide wagens versplinterd en gedeeltelijk in hot
vva'er van de langs den dijk loopende sloot onderge
dompeld. Vooral het personenrijtuig was als hot
ware gekraakt. De geheele voorwand was er afge
rukt, het dak hoven de drie eeerste compartimen
ten versplinterd, de brokstukken drijvende op het
water. Het noodlot heeft gewild, dat de hoer on
mevrouw Lobo-Braakensiek in het allereerste com
partiment van het A!B rijtuig zaten. Zij kwamen uit
Den Haag, waar zij gerepeteerd hadden voor een
nieuw stuk, dat in hot Trianon-theater aldaar zou
worden opgevoerd.
Nog meer bijzonderheden.
I
Op den slootkant naast het, A B rijtuig vond kapi
tein de Jongh uit Leiden 'n boek. dat bij nadere be
schouwing Greta Lobo's rol bleek te zijn. En op de
plaats waar Lobo gezeten moet hebben lag tragi
sche Ironie van het noodlot 'n exemplaar van het
amusementsblad De Lach, waarmee hij zich blijkbaar
den tijd gekort had. Over Lobo's einde wist men ons
weinig bizonderheden te vertellen. Naar het'schijnt
heeft een onbekend gebleven passagier, die in het
eveneens gekneusde derde klasse rijtuig en nog wel
vooraan zat, zich onmiddellijk na de ramp bizonder
verdienstelijk gemaakt door zijn pogingen om hem
aan land te brengen. De sloot is echter zeer modderig,
Lobo was. naar men ons verzekerde, evenals zijn
vrouw zwaar gewond en toen men hem eenmaal aan
land had. was het reeds te laat. Mevrouw Lobo is
terzijde van het rijtuig op den slootkant gevallen.
Toen men haar uit het water had gehaald, bemerk
te men aan het vele bloed, dat zij verloor en de plek
ken geronnen bloed op haar kleeding. dat ook zij deer
lijk gekwetst was. Toch had zij het bewustzijn nog
Diet geheel verloren. Dr. Birjthof uit Voorschoten, die
reeds aanwezig was toen men haar aan den wal
bracht, deelde ons mede, dat zij hem om water cn
chloroform gevraagd had. Onmiddellijk nadat hij
haar een inspuiting had gegeven, was se echtor reeds
overleden. In een van de drie voorsto compartimen
ten schijnt ook een dr. Rürake gezeten te hebben.
Deze is to water geraakt na een zeer bard-aankomen
den schok in de. zitdeelen gekregen te hebben. Oog
getuigen hadden hem nadat! hij gered was. de sloot
was nog zoo diep, dat hij er tot de keel instond
op den kant «gezien. Wij zagen hem later te Voor
schoten terug en het was wel een zeer ontroerend
oogenblik toen hij daar zijn met de Roode Kruis co
lonne meegekomen broer, eveneens medicus, ont
moette en deze hem als.behouden, hoewel ontzettend
geschokt, kon begroeten.
In het AB rijtuig zaten, evenals trouwen^ in den
heelen trein vele passagiers. Tot dezen behoorden
voor het grootste gedeelte de bovengeneomde gewon
den. Mevrouw Zillesen, de echtgenoote van den
Griffier der Eers'e Kamer, die met haar dochter in
don trein was, viel door don schok, die op do ont
sporing volgende op den vloer van baar coupé, doch
kwam er met don schrik af. Met groote moeite kon
den de reizigers van het zwaarst gehavende rijtuig
op den grónd komen.
In het achterste gedeelte van dit rijtuig, dan wel
in het voorste gedeelte van het volgende 3de
klasse zat een alleenreizend 4-jarig kind, een
meisje. Dit is bij het ineenschuiven van den trein
door den vloer van het compartiment gezakt en on
der den wagen gevallen. Men hoorde het om hulp
gillen en schreien. Toen men het kon naderen., bleek
hot met den rechterarm onder een door de catastrofe
opgewoelden dwarsligger beklemd to zitten, zoodat
hot uitgezaagd moest worden. De kleine was er mot
dat, al met oen vrij onbeteekende vloeschwonde af
gekomen.
Bijzonder verschrikkelijk schijnt hot einde van don
hoor van Rhoon, den opzichter-<machinist, geweest te
zijn. Hij is naar men moet aannemen door de stoom
en het vuur uit den vuurhaard verbrand. Een kwee-
ker, die zijn kassen nabij do spoorlijn heeft en da-
dol ijk nadat de ramp was gebeurd, hulp. was gaan
bieden, vertelde ons. dat hij met zijn personeel den
opzichter als hot ware onder de kolen van den tender
uitgegraven had. De machinist, de heer Müller heeft,
de tegenwoordigheid van geest gehad, onmiddellijk
den stoom te laten ontsnappen en het vuur te dooven,
waardoor wellicht ergere ongelukken zijn voorkomen.
De conducteur, die met den trein meereisde was het
eerste oogenblik, naar oogguetuigen ons vertelden, 't
hoofd totaal kwijt. Hlf herstelde zich 'echter spoedig
en is toen o^ een draf naar Voorschoten geloopen
om om ulp te telefoneeren.
Te Leiden had men dientengevolge zeer spoedig
bericht.
Wat is de oorzaak?
Wat de^ oorzaken van het ongeval' betreft, tast
men nog in het duister. Naar een deskundige deed
opmerken, is de locomotief betrekkelijk weinig bet-