SchagerCourant Zaterdag 11 September 1926. 69ste Jaargang. No. 7910. Derde Blad. Het duel...! Spoorwegongeluk tusschen Voorscholen en ii!en Uil hel had van Holland. Graaf Swenigorodsfèw ontwaakte in zijn luxueus slaapvertrek inet ivoor ingelegd en rekte zich wel gevallig. Dan belde hij. „Alzoo..." zei hij tot den binnengekomen kamer dienaar: „Leg mijn duurste zijden ondergoed en het pak van den Engelschen kleermaker gereed 1 Met een uur neem ik een bad. Ik ben nog nooit in een openbaar bad geweest; moet toch eens zien, hoe het daar toegaat. Hot dienstpersoneel van den graaf was voortref felijk geschoold; de kamerdienaar ging derhalve wer kelijk heen en deed. wat zijn heer hem gebood. Na een uur trad de graaf uit het weelderige slaap vertrek naar buiten en riep den chauffeur toe:. „Naar een stoombndinrichting. Het allerbeste wat er is." Heete stoomwolken steg op. Naakte lichamen glansden. Van alle kanten klonk hot kletteren en ruischon van water. Graaf Swenigorodzew lag op do massagetafel uit gestrekt, nam geringschattend zijn omgeving op en fronste misnoegd zijn voorhoofd, als de boomlange badmeester zijn keel wat al te sterk schraapto. Deze badmeester beviel den graaf, wegens zijn on gedwongen familiaar optreden, reeds vanaf den be ginne al niet,. Ilij pakte den graaf bij de handen en voeten, zeepte hem zonder meor in en schreeuwde van tijd tot tijd naar iemand oen onverstaanbaar woord. „Uh ah!...." schreeuwde hij. Mon Diou! dacht de graaf, waar heeft deze mensch zijn opvoeding genoten? Dat is ja vreeselijk...* De behandeling naderde zijn eindo. De graaf had zich voorgenomen oogenblikkelijk daarna te vertrek ken, zonder den badmeester met een groet te ver waardigen, om hierdoor in fijneren vorm zljninis- noegen te kennen te geven. Reeds had zich de graaf, gesteund door den bad- moes er. verheven. Reeds schudde hij na. dij| laatste douche de glinsterende droppels van zich af.|lReed9.... In dat oogenblik gebeurde het echter, ietsjfcoo ver schrikkelijks. dat zelfs de sterkste fantasieipiet ver mocht het te overtreffen: de badmeester sprong mot katachtige behendigheid naar voren, diénde den graaf op diens verhovcn, fyiank achterdeetf'een klap toe en zei met de koelbloedigheid van iemand die gewoon is zooietp te doen: „Dat het u bekome 1" De graaf \romp ineen als een edel ros, (fat men de sporen geeffe" keerde zich om en schreeuwde van toorn bevend: „Wat moet dat beteekenen?..." „Dat het u bekome, zei ik, Uwe Doorluchtigheid", hernam de zondaar met een buiging. „Ach, jouw ellendeling! Je weet dus, wie ik ben, en waagt het niettemin een beleediging, die alleen met Moed is uit te wisschen, uit te spreken?! Ik dood jo niet als een dolle hond, alleen omdat..." De graaf maakte een bovenmenscholijko inspan- xnlng om zich te behecrschen, en voegde er dan rus tiger aan toe, terwijl hij zijn woorden scherp uit sprak: „Mijnheer! Ik zal u mo_rgen piijn getuigen zenden! 0w naam?" „Alescha, Uwe Doorluchtigheid. U noemt dezen naam maar, als u gowasschen wilt worden of zoo iets. Om dezen tijd ben ik altijd present. Mag ik u vriendelijk om een fooi verzoeken, Uwe Doorluchtig heid?" Deze doodeiijkc ironie, deze laatste beleediging. maakte op den graaf reeds geen indruk meer. Hij keerde zich zwijgend om en ging naar buiten. De uitdaging was gedaan, en alle onbetamelijk heid, alle onbeschoftheid van de zijdo zijns tegen standers lieten hem vanaf dat oogenblik koud. Met gefronste wenkbrauwen en op elkander geperste lip pen, gelijk een waarachtige, romantische graaf, verr trok hij in alle haast, sprong in zijn elegante auto en snelde naar zijn vriend, Baron Sorgei von Schmitt. Baron von Schmitt bewoonde een reeks van kost bare vertrekken, welke met eikenhout betimmerd waren. Sereeiü" zei de erraaf. uiterlijk volkomen rustig. of schoon zijn trillende lippen zijn innerlijke gemoeds toestand verrieden, „Sergei....! Ik ben buitengewoon zwaar beleedigd geworden en heb mijn beleediger uit gedaagd. Wil j« mijn secondant zijn?" „Met genoegen", zei baron von Schmitt. Hierop vertelde de graaf den baron het voorgeval lene tot in de kleinste bijzonderheden. De baron hoorde hem zwijgend aan, dacht een oogenblik na en vroeg plotseling. „Luister.... En wat. wanneer hij niet van gelijke ge boorte is, wanneer hij niet van adel is?" Den graaf liep het koud over den rug. „Wat zeg je daar.... je gelooft...."' „Het is toch mogelijk. In dat geval kan je niet met hem duelleeren". „Mijn God! Ja, maar wat zal,ik dan doen....?" „Wanneer hij niet van adel is, had je direct na de beleediging je degen moeten trekken en hem als een dollen hond moe'en neersteken". „Wat zeg je daar - mijn de^en?' Hoe kan ik nu mijn degen trekken, wanneer ik spiernaakt ben? Ja, en zelfs wanneer ik gekleed geweest was: kan ik dan een degen dragen bij het pak van mijn bosten En gelschen kleermaker?" In dat geval had je hem met jo bloote handen moe ten wurgen." „O God, mijn God!" steundo do graaf, terwijl hij naar zijn hoofd greep. „Misschien is hij toch nog van adol....?" „Laat ons het hopen, arme vriond", fluistorde de baron en schudde bedenkelijk mot zijn hoofd.... Den volgenden dng ging do baron naar het opge geven adres, vond den beleediger, grootte zeer gere serveerd en had met hem een lang en heftig gesprek. Toen hij in zijn woning terugkeerde, waar hem de graaf opwachtte, was zijn gezicht hard, zijn lippen op elkander geperst on zijn voorhoofd gorimpeld. „Welnu vroeg de graaf, hem do bevende han- don toestokende. De baron weerde die handen echter af, stak do zijne in zijn zakken en zei langzaam en koel: „Mijnheer! U hebt van de hand van een ellendigon burger een be leediging ontvangen en toen nagelaten hem op eon dusdanige wijze te antwoorden, zooals het iemand van uw stand betaamt; u hebt nagelaten hem neer te steken als een dolle hond..." •.Barmhartige God! Een gewone burger!..," schreeuw de de graaf en bedekte zijn gezicht, met de handen. „Jawel, mijnheer, een gewone burger! En een lafaard bovendien. Hij was zeer bevreesd en vroeg mij 'om vergeving. Hij zei, dat het bij hen gewoonte was, tot afschëid op het lichaamsdeel beneden den rug te slaan..;. U hebt hem niet op staande voet gestraft, op urn; lichaamsdeel branrlt, nog do nnteoronde slag.... Graaf....! Ik verzoek u bij deze mijn huis to verlaten. Wilt u mij s.v.pl. nipt langer tot uw vrien den tellen. Ik kan onmogelijk mijn hand in c'ie van een eorfoozo leggen. Do graaf steunde, groep mot zijn 'smalle handen naar zijn hoofd on verliet de kamer, zonder ook maar iets tot zijn verdediging aan te voeren... iiij dwaalde langen tijd, straat in, straat uit, ge schokt, .vernietigd, met van toorn en verdriet vertrok ken gezicht. Zijn durino lippen fluisterden: „Waarom, o, God, waarom is dat over mij gekomen? 1" Langzamerhand voelde hij echter toch weer do be hoefte naar menschen in zich opkomen. Hij riep een huurrijtuig aan en beval den koetsier, hem ngar het paleis van de vorstin R. te rijden. Een lakei, in kostbaar met goud bestikt livrei, ver sperde hem den weg. „Hare Hoogheid ontvangt niet!" De graaf "verbleekte. „Hoe zoo? Het is toch ontvangdag?" „Jawel", zei de lakei met ijzige onbeschaamdheid, terwijl hij het gouden borduursel op zijn jas schikte: „Ontvangdag zeer zeker. Maar u wordt niet ont vangen" „Wat zegt u?" Do gr$af kermdo. „Luister. Hier heb jo honderd roobel. Zog mij do voll waarheid. Is baron van Schmitt hior geweest?" „Hij is nog steeds hier", zei de lakei. „Ach, doorluchtige graaf, hoe kon u ook....?l U had hem moeten neersteken als een dollen hondl En u wil een aristocraat zijn?" „Ook die woet het roods!" lachte do graaf pijnlijk, sprong in zijn rijtuig, koek op zijn kostbare gouden horloge on riop den koetsier toe: „Naar mijn bruid 1" De bruid van den grnnf, vorstin Nolly Glinskaja, bewoonde mot hanr ouders een schitterend paleis, en had den graaf zeer lief. „Nolly", fluisterde do graaf, terwijl hij den koersier tot grooteren spoed aanspoorde. „Liefste.... Alleen jij zal mij begrijpon cn niet veroordoolen".... Ilij reed tot voor het paleis van vorot Gllnsici en stiet een vreugderoep uit: in hetzelfde oogenblik was namelijk zijn bruid naar bulten gokomon. „Nelly, Nelly", klonk de sonore stem va nden graaf, „Nolly De bruid keok verheugd op; op hotzolfde oogenblik echter trad zij eon schrede terug, hief de handen af-' werend in do hoogte en stumekle: „Noen, noen.... raak mij niet aanl Ik kan u nooit moor aanhooron!" „Nolly? Waarom?" Zij zeido mot bovendo lippen: „Ik kon wol eon man toohehooren, wiens eer on bevlekt was. U echter, op wiens lichaam nog de ont- eerende slag brandt.... Tracht u niet te verdedigen 1 Do baron heeft mij alles verteld!" „Nelly! Begrijp mij tochl Wat had ik anders kun nen doen?!" „Wat? U had uw dogen moeten trekken, en hem neersteken als-een dollen hond." z „Nelly! Welke degen dan? Wanneer ik toch ge heel laat ik zeggen zbnder alles..." Met een schreeuw vol afschuw en verontwaardiging bedekte de bruid haar gloeiend gelaat met de kleine huilden en verdween in huis. „Klaar...."' zei de graaf met een bittoren lach. „Door allen verlaten.... veracht... onteordl" Om zijn mond kwam oen vastberaden trek. Ion en omliggende landen waren gekomen, en zich te Antwerpen hadden gevestigd. Met den stroom Bel gische vluchtelingen kwamen zij bieren vestigden zich dadelijk te Scheveningen. Velen waren al vroeger ge- komen dan de overigen, omdat zij in naam nog steeds gerekend werden, te behooren tot een der lan- j den .waarmee België in oorlog was. eei^ schrijnende. malligheid eigenlijk, waar deze menschen geen an- i dere nationaliteit erkennen dan de Joodscche en een groot deel hunner naar België waren getrokken om te ontkomen aan de vervolging in hun eigen „vader- land". De Belgen hielden daarmee geen rekening en zoodra de oorlog was uitgebroken, werden zij even goed gemolesieerd als elke gewone Duitscher. die bij j ongeluk op dat tijdstip binnen de Belgische landpa- j len was. Als van ouds vonden zij hier rust en als van nog meer ouds. wiston zij zich al spoedig op te heffen uit de ellende en weer zaken te doen. Velen van hen zijn tamelijk welgesteld en geen is der ge meente tot last. Toen nu België weer toegankelijk werd voor de gevluchte bewoners, ook van andere nationaliteit velen waron trouwens hun ondanks door de verschillende vredesverdragen van nationa- j liteit veranderd zonder dat zij zich ctóar veel van aantrokken gaven zij er toch den voorkeur aan,1 im Nederland te blijven, zooals de Duitsche keizer en zooals eigenlijk iedereen, die vervolgd wordt. In Bel gië is men trouwens nog op dit oogenblik niet vrien- j delijk voor hen, die eenmaal behoorden, zij het dan maar alleen in naam, tot eon der met de boches ver bonden naties. Hier voelen zij zich volkomen veilig, maar nu is het merkwaardig hoe zij hun eigen zeden gewoonten trouw bleven. Hoezeer zij met verwon derlijke snelheid zuiver Hollandsch leerden, be- bemoeien zij zich met geen ander dan voor zoover het niet noodzakelijk is om handel te drijven. Zelfs met de Haagsche JocLen verbinden zij zich niet. Do groote synagoge in de Wagenstraat bezochton zij niet en zij hielden hun godsdienstoefeningen onder elkaar in een of ander Joodsch hotel te Scheveningen. Uiterst orthodox en gehecht aan alles wat hun eigen kerkelijke gebruiken betreft, beschouwen zij de Hol- latidsche Joden, die zich veel te veel naar hun zin onder lieden van ander geloof en ander ras mengep, ter mauwernood als tot de hunnen te behooren. Con versatie, omgang in of buiten de kerk bestond er niet iusschen de beide groepen. Zoo vormden zij daar te Scheveningen een soort van eigen kolonie en met verwondering leest de vreemdeling in sommige Sche- veningsche straten achter winkelramen aankondi gingen in Ilebreeuwsch omtrent ritueele levensmid delen en dergelijke zaken. Dat zij hier hun tenten voor goed; hebben opgesla gen, bewijst nu wel, dat zij eon eigen kerk hebben gebouwd, althans een huis tot kerk deden verbouwon een huis dat voorheen een vrij wat frivoler bestem ming had: een verkapt speelhuis, dansgelegenheid on zoo voortl Maar gelukkig, dat de muren niet kunnen spreken en vermoedelijk geen herinnering hebben. Het 3loeg middernacht. in het huis van graaf Swenigorodzew lag alles in diepe rust; alleen de graaf waakte Hij zat aan een ouderwetsche schrijftafel en schreef. Om zijn lippen speelde een vermoeid lachje. „Nelly", fluisterde hij, „NellyMisschien zal je mij nu begrijpen en vergeven...." Ilij sloot den brief, drukte op do achterzijde het prachtige gouden zegel en bracht d€ revolver aan zijn slaap.... Het schot kraakte... Graaf Swenigorodzew zonk, als door den bliksem getroffen, op het tapijt in elkaar, in de rechterhand de dure, luxe revolver met echt ivoor ingelegd. Het wordt nu toch werkelijk ernst met do anti- annexatie. Te Rijswijk heeft weer een indrukwekken de vergadering plaats gehad van anti-annexionisten en niet alleen van plaatselijke anti-annexionisten, rechtstreeks belanghebbenden, Rijswijkers en Voor burgers. maar van de kopstukken van heinde en verre, die veilig zijn voor den landhonger van do Ha genaars, maar uit beginseft alleen tjegen opslokking zijn van de eene gemeente door de andero, menschen, die meenen, dat het recht wordt geschonden door het annexeeren van een gemeente tegen den wil van hare inwoners en, zooals hel. altijd gaat, wanneer men een zaak princi pieel gaat behandelen, dezen gaan nog verder en verklaren, dat zells wanneer een gemeente zelve het( leven moede is en wenscht te worden verslonden, het] geweigerd moet worden. We staan hier dus aan he: begin van een geheel i nieuw stadium in de praktijk van de aanhechting! van gemeenten. Het is natuurlijk zeer de vraag, otl het nu al invloed zal oefenen op do beslissing in1 zake de voorgenomen Haagsche aanhechting. Wan-1 neer die geweging invloed oefenen zal, moet het ko-1 men van de leden van den zoogenaamden dubbelen' Raad, die getoond hebben, Hun taak niet op te vatten, zooals die tot dusver bij die gelegenheden gewoonlijk opgevat werd. namelijk als een bloote formaliteit. Zij1 hebben immers verklaard, niet zoo gauw uitspraak te kunnen doen, wanneer zij niet eerst de zaak hebben, bestudeerd. Het kan dus zfjn, dat. zij zich laten over tuigen door do argumenten van de anti-annexionis- ten. Wat ook kan zijn en eigenlijk zou dat het ratio neelste wezen, dat zij de argumenten daar lieten en eenvoudig verklaarden, dat zij geen menschen dwin gen willen., tegen hun zin Hagenaars te worden. Inderdaad is er geen reden om eon land-annexatie j tegen den wil van de betrokkenen als de grootste! geweldenarij te beschouwen en het heel gewoon te vinden, wanneer een dorp tegen don wil van de in-1 woners deel van een stad wordt. Het groote argument is steeds, dat de bewoners van het dorp profiteeron van 4e stedelijke instellingen zonder bij- te dragen in de kosten. Reeds is de grootste kracht aan dit argu ment ontnomen door do forensenbolasting, die den forens inf twee gemeenten doet, betalen. in do gemeen, te, waar hij woont on in die waar hij werkt. In bei de twee derden van wat hij anders betalen zou. In- goval de belastingen dus in boide plaatsen ovon hoog zijn, Ibetaalt hij 4/3 van hot bedrag, dat de fiscus an ders van hem to eischon zou hobbon. Daarbij komt dan nog zijn boogere vertering In de middelen van vervoer en zoo moer. Kortom: de belastingontduiking is tegenwoordig zelden meer een roden, forens te worden. De overige dingon, als do moeilijkheden met rioleering, gas .waterleiding en zoo, kunnen door on derling overleg en samenwerking uit don weg ge ruimd worden. Een krachtig argument, tegen do an- noxatie is zeker, dat groote stedoncomplexen in hot buitonland, als Londen en de „agglomération hruxel- loiso" toch nooit de afzonderlijke gemeenten, waar uit die complexen bestaan, hebben opgehevon. Nog eens: dat alles geldt niet alleen voor het Haagsche geval, maar voor heel het stelsel van annexeeren. Het is dus wol van belang de faits et. gostes van het nieuwe groote landelijke comité goed na te gaan. i Ilier, of wil men, in groot-Don Haag, to Schevenin gen namelijk, waarvan de aanhechting bij de groote stad zich in den nacht der tijden verliest, is iets ge beurd. waarop niet alleen onze stad, maar hoel ons land trotsch kan zijn: er is daar een afzonderlijke Joodsche kerk geopend voor zoogenaamde „Oost- Joden". Waar komen die vandaan? Van hot oosten, zal men zeggen, zooals eigenlijk oorspronkelijk allo joden. Dezen heeten zoo, omdat zij nog betrekkelijk kort geloden, nog geen menschenleeftijd, uit Galicië, Po- De sneltrein, die Donderdagmiddag om 2 u. 21 uit Rotterdam is vertrokken, is nabij de Vink bij Leiden ontspoord. Drie dooden, o.w. de heer en mevrouw Lobo- Braakonsiek. üp do spoorlijn Den HaagLeidon, op korten af stand van tic liane De Vink is Donderdagmiddag om ongeveer drio uur eon buitengewoon ernstig spoor wegongeluk gebeurd. Door oon nog niet opgehelderde oorzaak is do sneltrein D 218 van Rotterdam naar Amsterdam, die om 2.21 u. uit Rotterdam en 2.48 u. uit Don Haag was vertrokken ter hoogte van het wachthuis uo. 59 ontspoord. De locomotief, een ma chine van hot zwaarste type heeft den trein klaar blijkelijk nog over korten afstand meegetrokken, doch is daarna vastgeloopen en gekanteld, evenals de erbij behoorende tender, en hei op den tender volgende pcstrijiuig. Een achter het postrijtuig gekoppelde bagagewagen, kwam dwars op de baan te staan, evenzoo liet volgende personenrijtuig, dat tevens ge deeltelijk van den spoordijk af en in de erlangs loo- pende sioot gleed. De verdere wagens van den trein j geraakten eveneens uit de rails maar bleven gelukkig rechtstandig, llei eerstvolgende dorde klasse-rij tuig liep tegen den grooten dwars over de baan staanden personenwagen op, waarbij de voorste en achterste compartimenten 'an dat rijtuig in elkaar gedrukt en gedeeltelijk versplinterd werden. De overige rijtui gen hieven onbeschadigd. j De slachtoffers. De trein was als gewoon zeer bezet. In het van den dijk gekantelde personenrijtuig en wel in het eerste compartiment zaten de heer en mevrouw Lobo-Braa- kensiek, dc bekenVic tooneelspelers, die niet alleen j zwaar gewond werden, maar ook in de sloot te wa ter raakten. De heer Lobo werd uit. het in tweeën! gebroken compartiment tegen den wal van de sloot geworpen. Toen men hem ophaalde, bleek hij reeds oen geest gegeven, te hebben. Mevrouw Greta Lobo kwam naast het compartiment half in het water, half op het land terecht. Zij werd onmiddellijk aan den wal gebracht, aoch to. endit geschied was, bemerkte men, dat zij aan het onderlijf zwaar gewond was. Een van haar beenen was totaal van den romp ge-1 scheiden, het andere hing er verbrijzeld bij. Binnen weinige ooginbiikken bezweek ook zij. In het zwaarst geteisterde gedeelte van den trein drie compartimenten heeft zich voorts nog een passagier bevonden, die eveneens over de sloot werd geworpen, maar hoewel vrij ernstig bezeerd, toch j geen noemenswaardige wonden bleek te hobben. Op de locomotief bevonden zich een opzichter-machinist, de heer van Rhoon uit Amsterdam, de machinist II. Muller uit Amersfoort cn de leerling-machinist. Van Ectikhoven, eveneens uit Amersfoort Den opzich er heeft men onder de kolen van den tender, die hem gedeeltelijk hadden bedolven, levenloos te voorsrnijn gehaaid. Hij was door den uit do leiding van de stoomfluit, die door den schpk afbrak, ontsnappenden stoom en het vuur van don vuurhaard, waarin hij gevallen moet zijn, geheel verbrand. De machinist, die aan de rechterzijde van de machine stond, welke boven kwamvte liggen, is geheel ongedeerd gebleven. Minder goed is het met den leerling-machinist ge gaan. Ook hij had erge brandwonden opgeloopen en klaagde tijdens het transport naar Leiden over he vige inwendige pijnen. In den loop van gisterenavond werd bericht, dat ook hij bezweken zou zijn. Ver der hebben ernstige wonden gekregen: mevrouw Eiöhstrich uit Berlijn, do heer B. H. Hageman uit Zoeterwoude, de heer J. J. Metz, Bergeschestraat 226 te Rotterdam en mej. van Schailt, Brepstraat 114a te Leiden. Minder ernstig gewond zijn de 4-jarige Christ.ina liarthe, movrouw van RaalteOmmoring uit Vlaardingon, de heer A. de Vries, Sarphatistraut 99, te Amsterdam, mevrouw Schwcyger—Harms, 2de Jan van der Heydenstraat, Amsterdam en dr. Suer- mondt, die in de sloot viel cn een hoofdwonde kreeg. Er was spoedig hulp. Er kwam onmiddellijk van vele kanten hulp, zoo meldt de N.R.Ct. Zeer kort na het bekend worden van het ongeval was dr. Birkhof, de spoorwegarts te Voorschoten, reeds ter plaatse, evenzoo dr. van der Stoel uit Voorschoten, die de eerste hulp verleenden. En spoedig daarop kwam ook de gemeentelijke ge neeskundige dienst uit Leiden, onder bevel van dr. Horst, onmiddellijk gevolgd door den Leidschen oorsie hulpdionst onder dr. Driesson op hot terrein van do ramp. Ook in Don IJaag word aanstonds, toen men daar kennis kreeg van de ramp do oorsto hulpdienst gemobiliseerd, die met groot materiaal naar de plaats van do ontsporing vertrok. Terzelfder tijd had de afdeoling 's-Gravenhago van het Noderlnndsche Roode Kruis reeds oon auto met eonige leden van de Haagsche transport colonne on-, dor leiding van dr. Rumko naar Voorschoten afge zonden, terwijl om ongeveer half vijf nog oon nm- bulancotrein, die op het Haagsche spoorwegempla cement .was samengesteld, daarheen was gedirigeerd. Korten tijd na hot ongeluk kwam de Parljscho trein uit Amsterdam bij het blokhuis no. 59 aan. Daar de weg geheel versperd was kon hij de reis niet vor- volgon, en is hij dan ook toruggegaan. De passagiers, die in den verongelukten trein hadden gezeten on ongedoerd waren gebleven, zijn gedeeltelijk naar Den Haag gebracht, gedeeltelijk op eigen gelegenheid naar Leiden verder gegaan. Men begrijpt, dat de con- stornatie onder hen zeer groot* was. Naar verluidt hadden eenige hunner ook nog onbeteekenende ver wondingen, schrammen en builen opgeloopen. De lijken van'de omgekomenen cn de gewonden zijn naar het Academisch Ziekenhuis te Leiden over gebracht. Opruimingswerkzaamheden. Uit Amsterdam, Haarlem cn Den Haag werden werktreinen afgezonden, waarvan het personeel on middellijk begon met de werkzaamheden voor liet vrijmaken van de baan. Het verkeer over de lijn was middelerwijl volkome i. gestromd. Tusschon Leiden en Den Haag wordt er in voorzien door do Noord-Zuid-Ilollundscho Tramweg- maatschappij, welke allo spoorabonnemonten en plaatskaarten op haar trams tusschen Leiden geldig heeft verklaard.De Parijsche trein on alle andere treinen, die gewoonlijk tusschen Leidon en Den Haag loopen, gaan over Gouda. Toen wij wat dichterbij gekomen waren bleek do omvang der verwoesting, door het ongeluk aange richt, nog veel on veel grooter te wezèn dan zich van een afstand reeds liet vermoeden. Als eon desolate ruine lajc het voorste gedeelte van don trein over do baan. De locomotief, naar links omgeslagen, met één zijde plat op de baan gedeeltelijk tusschen, gedeelte- lijk op de rails. Daarachter het postrijtuig. eveneens op zijn zij, aldus de correspondent der N.R.Crt. Veel etger dan deze twee waren echter het bagage rijtuig on het daarop volgende AB-persunenrijtuig (eerste en tweede klasso) gehavend. Deze twee rijtuigen hebben blijkbaar zichzelf tegen de door de locomotief, den tonder en het postrijtuig op de lijn gevormde barricade van'den dijk gedron gen. Zij lagen er dwars op, hun achterste wielen boog hoven de ontzette rails, het voorsto stuk van beide wagens versplinterd en gedeeltelijk in hot vva'er van de langs den dijk loopende sloot onderge dompeld. Vooral het personenrijtuig was als hot ware gekraakt. De geheele voorwand was er afge rukt, het dak hoven de drie eeerste compartimen ten versplinterd, de brokstukken drijvende op het water. Het noodlot heeft gewild, dat de hoer on mevrouw Lobo-Braakensiek in het allereerste com partiment van het A!B rijtuig zaten. Zij kwamen uit Den Haag, waar zij gerepeteerd hadden voor een nieuw stuk, dat in hot Trianon-theater aldaar zou worden opgevoerd. Nog meer bijzonderheden. I Op den slootkant naast het, A B rijtuig vond kapi tein de Jongh uit Leiden 'n boek. dat bij nadere be schouwing Greta Lobo's rol bleek te zijn. En op de plaats waar Lobo gezeten moet hebben lag tragi sche Ironie van het noodlot 'n exemplaar van het amusementsblad De Lach, waarmee hij zich blijkbaar den tijd gekort had. Over Lobo's einde wist men ons weinig bizonderheden te vertellen. Naar het'schijnt heeft een onbekend gebleven passagier, die in het eveneens gekneusde derde klasse rijtuig en nog wel vooraan zat, zich onmiddellijk na de ramp bizonder verdienstelijk gemaakt door zijn pogingen om hem aan land te brengen. De sloot is echter zeer modderig, Lobo was. naar men ons verzekerde, evenals zijn vrouw zwaar gewond en toen men hem eenmaal aan land had. was het reeds te laat. Mevrouw Lobo is terzijde van het rijtuig op den slootkant gevallen. Toen men haar uit het water had gehaald, bemerk te men aan het vele bloed, dat zij verloor en de plek ken geronnen bloed op haar kleeding. dat ook zij deer lijk gekwetst was. Toch had zij het bewustzijn nog Diet geheel verloren. Dr. Birjthof uit Voorschoten, die reeds aanwezig was toen men haar aan den wal bracht, deelde ons mede, dat zij hem om water cn chloroform gevraagd had. Onmiddellijk nadat hij haar een inspuiting had gegeven, was se echtor reeds overleden. In een van de drie voorsto compartimen ten schijnt ook een dr. Rürake gezeten te hebben. Deze is to water geraakt na een zeer bard-aankomen den schok in de. zitdeelen gekregen te hebben. Oog getuigen hadden hem nadat! hij gered was. de sloot was nog zoo diep, dat hij er tot de keel instond op den kant «gezien. Wij zagen hem later te Voor schoten terug en het was wel een zeer ontroerend oogenblik toen hij daar zijn met de Roode Kruis co lonne meegekomen broer, eveneens medicus, ont moette en deze hem als.behouden, hoewel ontzettend geschokt, kon begroeten. In het AB rijtuig zaten, evenals trouwen^ in den heelen trein vele passagiers. Tot dezen behoorden voor het grootste gedeelte de bovengeneomde gewon den. Mevrouw Zillesen, de echtgenoote van den Griffier der Eers'e Kamer, die met haar dochter in don trein was, viel door don schok, die op do ont sporing volgende op den vloer van baar coupé, doch kwam er met don schrik af. Met groote moeite kon den de reizigers van het zwaarst gehavende rijtuig op den grónd komen. In het achterste gedeelte van dit rijtuig, dan wel in het voorste gedeelte van het volgende 3de klasse zat een alleenreizend 4-jarig kind, een meisje. Dit is bij het ineenschuiven van den trein door den vloer van het compartiment gezakt en on der den wagen gevallen. Men hoorde het om hulp gillen en schreien. Toen men het kon naderen., bleek hot met den rechterarm onder een door de catastrofe opgewoelden dwarsligger beklemd to zitten, zoodat hot uitgezaagd moest worden. De kleine was er mot dat, al met oen vrij onbeteekende vloeschwonde af gekomen. Bijzonder verschrikkelijk schijnt hot einde van don hoor van Rhoon, den opzichter-<machinist, geweest te zijn. Hij is naar men moet aannemen door de stoom en het vuur uit den vuurhaard verbrand. Een kwee- ker, die zijn kassen nabij do spoorlijn heeft en da- dol ijk nadat de ramp was gebeurd, hulp. was gaan bieden, vertelde ons. dat hij met zijn personeel den opzichter als hot ware onder de kolen van den tender uitgegraven had. De machinist, de heer Müller heeft, de tegenwoordigheid van geest gehad, onmiddellijk den stoom te laten ontsnappen en het vuur te dooven, waardoor wellicht ergere ongelukken zijn voorkomen. De conducteur, die met den trein meereisde was het eerste oogenblik, naar oogguetuigen ons vertelden, 't hoofd totaal kwijt. Hlf herstelde zich 'echter spoedig en is toen o^ een draf naar Voorschoten geloopen om om ulp te telefoneeren. Te Leiden had men dientengevolge zeer spoedig bericht. Wat is de oorzaak? Wat de^ oorzaken van het ongeval' betreft, tast men nog in het duister. Naar een deskundige deed opmerken, is de locomotief betrekkelijk weinig bet-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 9