VOOR DE KINDEREN. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat Voor de Kinderen. Het Geheim van het Oude Horloge. t niorfihi aar te «oor ui Er I; Inge! jkor xiièat proe 5 andj wejUtentj' kampeerd----- VoV^ hr nemen. zou ondoenlijk geweest, zijn. Maait dat ook niet noodlg, want hot dal leek veel op een e4)t fornuis met duizenden kook ga ton. Men had ku &r een pan met een langen »tok boven soo'n gat iu houden en het eten was spoedig gekookt, gebak- of gebraden. {sommige gaten waren zelfs veel te W| i ven oh( Q idere gè1 efnemjfl ,en £p f uit ■ecteu] daai bede rezéndi p. ande aoodigi ïet das mmiss rer de; waari a!g. ï>egevf ■toe Si tan' en p moe ©erge! den k en figure odat i en" nen n, berel gezil fantas noedi aart.' KA. congi ng e blijoth trege lt WO ►ver 1 diega boeke in va dat en vat j men de pan aan- een langen stok bopd, had dubbele reden. Vooreerst was het niet prettig, dicht bi| de opstijgende heete gassen te komen, in do tweede plaats stegen die met zoo'n kracht ioog, dat de pan mee naar boven geduwd werd. Met den stok kon de pan op het 'crnuis gehouden worden. Op dezolfde wijze hakten de loden van de expedi tie hun brood. Zij plaatsen eenvoudig do pannen met het deeg in de nabijheid van oen spleet cn haalden het brood eruit, zoodra hdt goed gaar gebakken wés. De eenige diersoort, die er aangetroffen werd, was de beer. Ook de beren wisten te profiteeren van de warmto der rookgaten, wat bleek uit de zichtbare sporen, die zij hadden achtergelaten. Nabij1 zoo'n gat hadden' zij zich te slapen gelegd. De leden der expeditie deden trouwens insgelijks Zij sloegen hun tenten op zoodanige plaatsen op, dat zij verzekerd wn^.n \w. w®. WA KffiWH gelang het weer kouder of warmer word, plaatetea. zij de tenten dichter bij; of verder van de kraters, Merkwaardig zijn verder de prachtige kleuren, die de zaïidmassa op verschillende plaatsen heeft aan genomen, een gevolg van de inwerking dor opstij gende gassen op het zand. Etn waar het zand en de gesteenten verweerd on week geworden zijn, heeft ook de ontstane modder die prachtige kleuren aange nomen. Een dor deoinemera aan de expeditie heefil zelfs geschilderd met dien kleurigen modder inpiaats van met. vort. Het resultaat moet schitterend' ge weest zijn. Naast de prettige hebbwi onderzat V:~s zeer onaangename «ogenblikken doorgem&jikt. BJJi een hevigon storm bezweken de tenten en1 moesten zij zich plat op het zand liggende en slechts met een stuk zeildoek over zich heen, beschutten tegen het fijne zand, dat de storm met geweldige kracht over de woestijn joeg. Zoo hevig woedde de storm, dat het fijne zand tegen het zeildoek geslingerd, den monschen eronder de hevigste pijnen veroorzaakte. Het dal der 10.000 rookpluimen is door d©# regee ring der Vereenigde Staten tot nationaal natuurmo nument verklaard, evenais de verschillende nationale parken, die er in het dollarland zijn. „Zeg Mimi, willen we den fluitketel 'ns opzetten vol water? Dat maakt zoo'n leuk geluid, als 't water kookt en dan kunnen we meteen fijn 'n kop watercho cola maken!" 686. O ja, Mimi vindt het goed. We steken het gaécomfoor aan met 'n flinke vlam en weldra kookt het water en fluit de ke tel, dat het een lieve lust is. We kunnen er-niet genoeg van krijgen! 687. Maar we denken er niet aan, dat lang zamerhand de ketel drooggekookt moet zijn. ontploffingO, wat schrik- kenwe, we loopen huilend weg. 688. Maar de verwoesting is er niet minder om. En als we 't eindelijk wagen ons hoofd weer om de keukendeur te steken, zien we, "wat jullie hier op t plaatje ziet, Vreeselijk hè! n.man iens li nie fschaj rs, dl e ve: en' h zestien diq kman ;evolgt 'erleet in hè scha i nam ld el ijl Mimi is de eerste die zich weer her stelt. „Kom, Hans", zegt ze. „Ik ga den rommel wat opruimen. En haal jij vast het mandje eieren, dan bakken we ü&voor den schrik straks een lekkeren eier- ''koek". 690. Alweer lialf getroost kom ik met de eiertjes aanstappen, maar och hemeltje, op den drempel glij ik uit en val mid den in de eieren.... „Help, help, help..." 691. Ja, daar sta ik, druipend van 't eigeel, imt een bloedneus, te vies om aan te raken. Mimi kijkt me wanhopig aan. „O, niet lukt meer", barst ze dan uit. Ik.... ga weg...." En huilend loopt ze naar haar moeder en ik probeer me, midden in den rommel een beetje schoon te maken en ik voel me zoo ongelukkig als nog nooit van m'n leven. r lan| id. a Nieuwe avonturen van Bram Vingerling, door L. Roggeveen. Vervolg. ka; >est| il dfi „Niets, niets", zei Bram, ,,'t is niets, hoor! 't Gaat &1 over. Ik heb 't wol eens meer. Een duizeling, niets lijzonders". :t Zal van de warmte wezen. Hou je maar goed", tchreeuwde Piet nog haastig instappende, „bon jourI" Verbijsterd staarde Bram den wegrollenden trein )t v{ Mooi acht 1 v« n za chijn in ES tori e ii n te ingei lotse irnei Zot vul „Houtstraat 183" mompelde hij. „Alweer 'n toe val..,." Een conducteur liep rakeling langs Bram. Zou die ook nummer. Bram keek en z'n gezicht klaarde heelomaal op. „Nummer 214", lachte hij, „stel je vóór, dat hij ook Tiummer 183 droeg, en dat ik hem aan ging spréken! Wat zou die man kijken, hahahal" Hij stond nog lachend op en wandelde wat over 't perron heen en weer. Twee bestellers met een postkarretje baanden zich met moeite teen weg door de steeds aangroeiende ddenBtriassa reizigers. „Past er op! Past er op!" Bijna kreeg Bram een sloot in z'n lendenen, maar met een vluggen sprong kon hij de botsing nog- ver mijden. Een van de bestellers draaide zich om. en riep iets tegen z'n kameraad. En tegelijk zag Bram, tt het. nummer van dien besteller „Droom ik nou, of ben ik wakker?" dacht hij.... 183 waslll -Ik moet dien man aanspreken", zei Bram dof. Hij had een onwezenlijk gevoel, alsof hij zichzelf zag loopen net als dat in een droom wel eens voorkomt. „Besteller. 183! Ik ga dien man aanspreken", mom pelde hij. *- 'Hij sta pi e resoluut tusschen de menschen door, de hestellers achterna. voel me net als een wassen pop", zei hij., in zichzelf. „Of als een marionet, die zich beweegt, als Jö aan de touwtjes trekt. Ik weet heel goed wat ik doe, en waar ik ben, en toch is 't, precies of ik 't zelf ntel ben. Daar heb je den besteller. Pas op....!" Bram ging vlak voor den man staan, die op z'n karretje uitrustte van z'n werk en een stevige pruim achter z'n kiezen stopte. En als in een droom hoorde hij zichzelf zeggen: „Honderd-drie-en-tachtig Zuid!" De bestellen keek verbaasd op, verschoof z'n pruim yan links naar rechts, en zei: „Mot je mijn hebbe, kameraad?" - ..Honderd-drie-en-tacbtig", zei Bram weer, en met een voelde hij 't vreemde gevoel, dat hem beklemd®, vaq zich af rollen. Hij haalde diep adem en begon jren ze al thuis. Willy wordi vriendelijk verwelkomd met koffie en koeltjes, en door de goede zorgon van z'n J.anto was hij al gauw de vermoeidheid van de lange wandeling vergeten. i 's Middags zei Bram: „Ga 's even mee, Willy". „Waarheen?" vroeg Willy. „Naar boven, naar die vliering." „Naar de vliering?" vroeg Willy ver3ma9d en hij zag in z'n gedachten al een stoffige zolder met al lerlei rommel, vol vuil -en spinnewebbon. Toen keek hij angstig naar 't mooie pakje, dat hij na de koffie had aangetrokken en vroeg: „Wat, moet ik daar uitvoeren?" „Wees maar niet bnng, dat er krassen op je lak schoenen zullen komen" antwoordde Bram, „en je hoeft, er niets uit t.e voeren, maar alleon maar wat te komen zion." „Nou,, vooruit dan, maar", rei Willy. „Eenmaal op do vliering gekomen, zette hij grooto oogen op. Zóó iets had hij niet gedacht. Vol bewom dering riep hij, bij 't zien van al de potjes, pannetjes, raderen en papieren: „Zeg Brammie, 't lijkt wel een soort werkkamer van. een professor!" ,.'t Is mijn laboratorium", zei Bram, „Hier zit ik altijd te prutsen en te knoeien, als ik wat uit ga vin den. Maar noii moot, je kijken!" Hij. nam 't schoongemaakte oudie horloge legde 't op de tafel en zette 't radertje met 't zwarte veertje, er naast. Nieuwsgierig keek Willy toe. Bram ging luid te lachen. De besteller begreep er niets meer vanl „Waarom noem je me bij m'n nummer, kameraad?" vroeg hij. Vroolijk antwoordde Bram: „Neem me niet kwalijk, bestellor, maar ik wist zoo gauw uiers andeTS te bedenken. Maar.... wat ik vragen wou. de trein uit Amsterdam komt toch om 11.20 binnen?" ,Daar heb je 'm net", zei dé besteller, een dikke straal tabaksap uitspuwend. „Dank U wel", zei Bram. Hij holde naar den. uit gang aan 't andere eind van 't perron, waar hij al gauw z'n neef zag, sjouwend met een zwaren koffer. Willy zag er keurig uit. Hij had een grijsgroen ge ruit sportpak aan en een reispet op. Om z'n beenen had hij puttee's gewikkeld. „Hello boy", zei Willy pp z'n AftierikaanSch „how are you?" „Uitgestoken", antwoordde Bram .lachend „en hoe maak jij 't?" „Tamelijk", zei Willy. „En thuis in Amsterdam?" vroeg Bram weer. „Heel goed, dank je," zei Willy. „Dan gaan we maar, hè" zéi Bram terwijl hij met een den zwaren koffer van Willy opnam. „Zeg", zei Willy, „laat, dien koffer nou staan, zèg! Ik zal eventjes een witkiel roeden, hè?" „Ben je mal, jongen?" vroeg Bram. „Hè nee, Brammie, jij kunt toch niet met dat zwa re ding door de stad sjouwen. Nee dat gaat niet" zei een stap achteruit, stak zijn handen in z'n zakken Willy. „Kijk daar heb je je hond ook; hè# heet hij en keek glimlachend naar \Villy. ook weer? Brutus, geloof ik, hè? Of Caesar? 't Was zoo'n voorwereldlijke Romeinsehe naam, als ik me goed rappeleer". ,Dan rappeleer je je nou niet goed", zei Bram. „want 't goeie heest heet Brink)!" „Juist. Brinio", zei Willy triomfantelijk. „In elk aeval had hij den naam van een Romeinsch veld heer! Dat wist ik tenminste dan nog.!" Bram zei niets, maar hij keek Willy even spottend Even stonden ze zoo zwijgend bij' elkaar, allebei vol verwachting. ,Nou?" vroeg Bram eindelijk. „Wa??" vroeg Willy. „Wat zeg je ervan?" „Waarvan?" vroeg Willy weer. „Van 't radertje", zei- Bram ongeduldig. „Zie je daar niets aan?" „Welnee", antwoordde Willy. ..Wat???" vroeg Bram, verwonderd, „draait 't dan van terzij aan. Die was echter den heelen hond' al weer vergeten en stond' met een gewichtig gezicht niet?' allerlei stofjes van zijn 'keurige reiscostuum af te I .Heelemaal niet," zei Willy, ,,'t staat doodstil." slaan. Bram vloog naar de tafel en keek.... Ja, 't was ,Nou, gaan we?" vroeg Bram, die ongeduldig werd', zoo!! T-Tet radertje bewoog niet! .Vooruit, dan maar", zei Willy. „Wel nou nog mooier!" riep Bram ongerust. Hij Twee jongens en een hond sjouwden de trappen af, scheurde een vloeipapiertje in fijne snippertjes staken 't Stationsplein over en wandelden de stad hi. „Je hebt er toch geen bezwaar tegen, om te loopen", vroeg Bram. ,0 nee. -in 't minst niet", zei Willy. maar aan z'n strooide die om 't horlogede snippertjes bleven stil liggen! Bram schrok. Hij nam 't horloge van de tafel en holde er mee de. trap nf, naar zijn slaapkamertje. gezicht kon je zien, dat hij heelemaal niet meende, j Met bevende handen hield hij 't, het achterdeksel wat hij zci;_ I opengeklapt, onder de electrische lamp! .'t Is om Brink), zie Je", zei Bbam, „ik geloof, dat Maarde 1 a'rap bleef rustig han- honden op trams niet toegelaten worden. En dan, gen!!! zoo ver Is 't niet, In oen minyut of veertig zijn we j Moedeloos ging Bram zitten, met z'n hoof#' in de t),r al zoowat." i handen. Willy. die hem achterna geloopon was, Willy zweeg. Veel liever had hij' getramd. Eb Bram vroeg: hoewel hij zelf zoo'n wandeling oen peuleschiUetjo j „Wat wou je nou 'eigenlijk, Brammie? Wat moest vond. begreep wel, dat Willy na de lange treinreis,ik zien?" veertig minuten loopen niet prettig vond. Daarom j Bram antwoordde niet. Zwijgend bekeek hij 't oude nraatte hij honderd' uit, zoodat ze ongemerkt flink j koperen horloge, dat nu blonk, alsof 't nog maar een opschoten. En vóór ze er allebei aan dachten, wa-1 week oud was. „Ik heb er toch niets aan gedaan", mompelde Bram, „ik heb 't alleen maar schoongemaakt, ge woon schoongemaakt. Daarmee kan ik toch do ge heimzinnige beweegkracht niet weggemaakt hebben? Als ik een magneet schoon veeg, blijft 't toch een magneet?" „Is er iets weg?" vroeg Willy. Maar Bram mompelde verder: „Aan 't horloge ia niets verunderd. 't Loopt gewoon. Als de geheimzin nige kracht.... wacht even, laat ik nou goed den ken.... als do geheimzinnige kracht in do raderen of in do kast van 't horloge zat, moest die er nou nog in zitten. Dat klopt 1 Goed, maar de kracht ia wegl Dus.... dan heeft de kracht ook niet in 't hor loge zelf gezetenl De gracht is na 't achoonmakon verdwenen Dus Even dacht Bram diep na. Maar, wacht even....", riep hij, „in de kast «n tus schen do naden zat een soort witte, poedorachtigo schimmell Dan moot in dat poeder do kracht gezeten hebben! Dat móét!" Hij stond op, on streek door zijn krullebol. „Waar is 't pooder? In 't zeemleeron lapje! Dat heb ik op de tafel laten liggen. En nou is 't weg? Bram holde naar beneden.... Willy begreep er niets meer van. Wat mankeerde Brammie non? „Tk zal ook maar naar beneden gaan", bosloot hij» „Eb ik dacht nog wel, dat. ik iets heel bijzonders te zien zou krijgen! Enfin, wie weet, misschien moet 't nog komen!" Ondertusschen was Bra-m naar de keuken gegaan Daar zat Grietje aardappelen te schillen. „Grietje....!" schreeuwde Bram. ,.Ai jesses", gilde Grietje, „uwes zou een mensch aan 't, schrikken maken, jongeheer Bram".. Ze lotte, niet meer op haar werk, zoodat alle aardappels op de vloer terecht kwamen, en daar een soort ronde dans uitvoerden. „O, o, o, m'n aardappelen! Dat is uwes schuld, jongeheer Bram". „Klets nou niet,'Grietje", zei Bram. „Klesse?" vroeg Grietje. „Wel nou nog mooier? TJwes kan mooi praten, jongeheer Bram. Eerst' maakt uwes me aan 't schrikken, zoodat alle aardappels over den grónd springen, en dan zegt uwes nagr dal ik zit te klesse! 't Is mooi, neem me nou niet kwa lijk!" Met een kwaad gezicht zocht Grietje de aardappels weer bij elkaar. „Wees nou maar niet kwaad", zei Bram, „maar zeg me asjeblieft, waar dat zeemleeren lapje geble ven is, dat op mijn tafel lag." Een zeemen Inppie? Eien zeemen lappie?" vroeg Grietje langzaam. - „Een klein geel zeemleeren lapje," zei Bram haas tig. ,,'t Lag op mijn kamertje, op de tafel. Weet, Je, waar 't is Grietje. Toe, zeg 't. dan ben je lief!" „I-Iihlhi!" lachte Grietje, „die jobgeheer Bram!" „Zeg nou, waar 't lapje is, Grietje" vroeg Bram weer, „toe dan!" Wordt vervolgd'. t Correspondentie" zenden1 naar L. ROGGEVEEN, MARETAKSTRAAT 54, DEN HAAG.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 17