VOOR DE KINDEREN.
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
Voor de Kinderen.
iet Geheim van het oude
mefl Horloge.
iieerd
wori
riend
g fal)
rt de
met
Doch wat beduidt die wetenschap, welke een
doener kan rooven, ratten of wormen kunnen
knagen, vuur of water vernielen kan",
weinige studenten, die wel studeerden, waren
stal arm on verkoerden doorgaans in een zeer
ugenswaardigen toestand.
)n pransch dichter uit de twaalfde eeuw heeft
klaaglied aan hen gewijd en beschrijft daarin
lot van den student, die ernstig studeerde, op
joJgende wijze:
jecn effenende hand strijkt zijn verwilderden
rd of haardos glad; geen ploegende kam wijst
dwalende lokken den weg. Een gewichtiger zorg
is het vechten tegen den honger. Hem dekt een man
tel, haveloos door ouderdom: en die franje is niet
aangebracht door den passementwerker, maar door
den rafelenden tijd. Daar staat zijn potje te vuur en
pruttelt: or drijven wat erwten, wat boonen, een ui,
een prlj in rond.
Koken is hier toekruld. Maar al lept zijn mond
slechts regenwater, zijn geest bedrinkt zich aan Hoef-
bronnat. Met het hoofd in do handen on de ellebo
gen op zijn boek overpeinst 'hij, hetgeen' door de
schranderheid der ouden of de nieuweren uitge
dacht word. Stuit hij op iets buitgewoon diepzinnigs,
dat zijn vernuft in spanning brengt, dan heeft "hij
rust noch duur eer de zwarigheid toboven gekomen is.
De oogen schieten stralen. De kin zinkt op de borst.
Een Nederlandsch gedicht uit denzelfden tijd ver
haalt van een uit Parijs teruggekeerden student, die
op de Noord-Brabantscbe heide ligt te droomen en
een. vizloen heeft van zijn tegenspoeden in de we
reld wijt hij aan anderen. Hij is er zelf ten zeerste
van overtuigd, dat hem oen beter lot toekomt, maar
dat de zotten en de dwazen gewoonlijk de kaart
krijgen. Zijn geweten beschuldigt hem, dat! hij te Pa
rijs zijn tijd heeft verbeuzeld, dat hij alleen aan
het vullen van zijn maag heeft gedacht. Maar toch
houdt hij vol, dat de Parijsche dagen de schoonste
dagen van zijn leven geweestzijn. Lekker eten is
volgens hem ook een kunst, een vrije kunst. Hij zou
jsoo gaarne goeden wijn willen drinken, vleesch en
taarten willen eten en net gekleed gaan. Maar he
laas. hij is genoodzaakt te leven op den zak van zijn
bloedverwanten die dom zijn on niet begrijpen, wat
een gestudeerd mensch toekomt, enz. enz.
Bovenstaande grepen uit het studentenleven in de
donkere middeleeuwen'geven den indruk, dat er al
thans in ons land niet vee laan diepgaande studie
gedaan werd en dat de enkelen, die wol studeerden,
in kommervolle omstandigheden leefden in den
vreemde.
?f e
an
»v«
ge&i
inde
we
lt Wl
lialei
Moeder Poezekat is den rommel komen
bekijken, heeft haar hoofd' geschud en
vader en moeder een telegram gestuurd
En die komen nu per vliegmachine in
allerijl naar huis.
694.
O, ze zijn vreeselijk boos. Ik moet al
les vertellen en word dan naar m'n ka
mertje gestuurd en mag, Mimi in geen
week lang zien.
En daarboven moot ik strafregels
schrijven en «traf-thema's maken Eirik
mag niet naar buiten en krijg niets op
m'n boterham en noch. vader, noch moe
der zeggen ook mkar één vHendelijk
woordje.
696.
't Gaat Mimi al niot voel beter! Borat
een flink standje van haar imoeder en
dan moet ze achter elkaar drie paar sok
ken breien voor haar vader. Is een won
der, dat we allebei huiion?
.Dat
„Zie Je", zegt vader, „moeder en ik
hadden mooie geschenkjes voor jullie mee
gebracht maar nu blijven die net zoolang
in de koffer, tot je allobei geholpen hebt
den rommel op te ruimen."
UD8. Wij gaan naar de keuken Moeder is al
bezig alles op te ruimen en zegt: „Kom
neem den bezem maar en veeg alle scher
ven bij elkaar Handen uit, de mouwen'-.
699.
We sjouwen van on naar don vuilnisbak.
Eigenlijk schamen wo ons diep. 't Huilen
staat1 ons veel nader dan het lachen. Het
is echt geen wonder, dat vader en moe
der boos zijn.
700
Vader, inmiddels is aan het timmoren
geslagen. Hij brengt do uitgevallen ramen
weer op zijn plaats, maakt het gascom-
foor, hangt de afgeslagen potten on pan
nen weer op. Zoo, nu komt er weer oou
beetje orde.
djden
Aai Nieuwe avonturen van Bram Vingerling,
Is ei door I». Roggeveen,
d- ei
n. D< Vervolg,
geit*
bben 'k bek 't meegenomen naar benoden, toen ik uwos
kk' r j opmaakto", zei Grietje,
taan P wunr is 't nou?" vroeg Bram, ongeduldig,
taze Weggegooid in do aschbak", zei Grietje.
a tyam vloog naar de aschbak, en zocht tusschen
i, da (Hoppen, schillen en kolengruis naar 't gele Japje.
i i.-i Jtooki uwes maar niot",. lacht eGriotje, „want ik
tb 'm vanmorgen al geleegd on de asohman is een
ijnoi Br gflleden geweest."
Je had 't niet weg mogen gooien l" schreeuwde
rstij b*'woedend
voe »^o'n oud smerig zeemen lappie niet?" vroeg
och lotje.
zei lij ftoar riep Bram en verdriotig liep hij de keuken
Dr <1« de kamer in, gevolgd door neef Willy, die 't
tou v elo gesprek mee aangehoord had1.
dal '1 Is om razend te worden", zei Bram, „maar 't
geus, ®ijn eigen schuld!# ïk 'had wat voorzichtiger moo-
jrv r [wezen, met m'n spullen. Enfin, or is niets meer
ier te B te doen. Ik had je wat willen laten zien, Willy,
7.co wr 't kan nou niet meer. Misschien later."
t een Geeft niets, Brammie", troostte Willy.
estei Bram antwoordde niet. Hij stond op en ging
dor; or raam naar buiten staan kijken.
Willy nam een boek. 'En terwijl hij; las, hoorde hij
idden ai" mompelen:
oei .Tóch zal ik 't vinden, wat er ook gebeurd!"
Zoflk maar, Brammie", dacht Willy,
Even later mompelde Bram:
«Honderddrieëntachtig Zuid...."
nogj Toon begreep Willy or niets meer van!
P^tO! I
u doi
Bram fietste met do grootst mogelijke snelheid
ïizcnaa'' 'f uitdragers winkeltje. Zóó hard ging hot, dat de
heil!"
sprei
en
tijd
orka-
wit,
niets
Een stapje verder.
^WjRangers hem nakeken met een gezicht, alsolj
wilden: „Als dat maar terecht komt!"
Rc,u koopman, die vodden en lorren opkocht, moest
R®t'g op zij springen, wilde hij niet overreden wor-
oen slagersjongon begon een wedstrijd met
jWfl. mnnr hij moest 't glansrijk verliezen.
tornt, Bram koek recht voor zich. Wat or op straat
gth
kon hem niets schelen. Hij had maar één
om weer in 't geheimzinnige winkeltje te ko-
I ®n daar to vragen, hoo ze aan 't horloge wa-
ndf?r. 1 gekomen
Mly bleef thuis. Bram had hem wel gevraagd, of
mee ging, maar toen Willy vroeg: „Vind je 't
héél erg, dat ik liever rustig blijf lezen?" had Bram
dadelijk geantwoord: „Wel nee! Doe jij maar, wat jij
graag wil tl Dat spreekt vanzei fl"
En meteen was Bram er vandoor gegaan. Handig
gluurde hij tusschen de drukte door. en al heel gauw
was hij weer bij, 't winkeltje. Hij zette z'n fiets tegen
den muur vlak bij de deur, zoodat hij er oen oogje
op kon huilden en ging naar binnen. 't Belletjo maakte
weer een lawaai, alsof'er tien branden iegelijk waren.
Bram keek rond, nog hijgend van 't snelle fietsea.
Er was niets in 't winkeltje veranderd. Do klokken
tikten nog net uls gisteren Even koek Bram, of ze
nog vóór waren. Jawel hoor, nog altijd een minuut
of vijftien. Ook de papegaai zat weer in z'n kooi, dood
stil......
„Gekke geschiedenis", zei Bram.
Meteen kwam er iemand binnen, een Jonge man,
hoógstens dertig jaar oud.
„Gelukkig niet de oude", dacht Bram, on dat wns
hem eon pak van 'hot h art.
„Jongeheer", begon de eigenaar, want die was hot,
„Mijnheer", zei Brom, „ik kwam U Wat vragen."
„Gaat Uw gang" zei do eigenaar lachend', ,^on ik
zal U naar mijn besto weton antwoorden 1"
„Gisteren heb ik hier een 'horlogo gekocht", zei
Bram; „oen oud: koporon horlogo. En inu wou' dk
graag van U weten, of
„Een oogënblikje", zei do eigenaar „gisteron bon
ik den heelen dag uit. da stad geweest. Mag ik vra
gen, wie U geholpen heeft, mijn vrouw of mijn var
der?"
„'t Was een oude heer, met een lange witte baard",
zei Bram. „en hij was nogal vreemd gekleed."
„Precies", lachte de eigenaar, „dat was mijn va
der. Hij houdt er enkele vreemde gewoonten op na,
waaraan wij natuurlijk- gewend zijn, maardie op
buitenstaanders een eigennardigen - indruk maken
Dus mijn vader heeft U geholpen. Wacht, ik zal hem
even roepen, Misschien kan hij U" beter helpen dan
ik."
„Nee, nee, laat U dat maar", zei Bram, die wel een
beetje opzag tegen een tweed© ontmoeting met den
vreemden ouden man, „ik wou U alleen maar vra
gen hoe U aan dat horlogo is gekomen. Tenminste, als
U 't wilt zeggen I Misschien vindt U mijn vraag wel
heel brutaal"
„Ileolomaal niet," zei die eigenaar. „U moet ouzo
zaak niet vergelijken met een 'kruideniers- of ©on
slagerswinkel. Daar komen de menschen ©ra eon
pond' suiker, of oen ons vet te koopen. De klanten
daar weten, als ze binnenkomen, precies, wat ze wil-
lon hebben, nietwaar? Bij ons is dat heel wat and erg.
Wij hebben oen massa dingen in den winkel. Heel
dikwijls komen er koopers, die niet woten, wat zo
willen hebben. Ze komen zoo maar eens neuzen,
snuffelen hier, snuffelen daar, net zoo lang tot ze
iets zien, dat. zo graag zouden willen hebbon, een
vaasje, een beeldje ,o©n klokje.... H d'oot or niet toe,
wat!"
..Precies", zei Bram.
„Nu hebben wij veel dingen in den winkel", ver
volgde de vriendelijke eigenaar, „die waarde hebben,
't zij dat ze van goud of zilver' zijn vervaardigd; 't zij
dat ze antiek zijn, 't zij dat ze zeer zldzaam' te ver
krijgen zijn. Wij gevon dan dikwijls inlichtingen over
die voorwerpen. Dat is ook ons eigen belang. U be
grijpt, dat een wandelstok van Napoleon véél meer
vsaard is, dan een parapluie van tante Miotje, om
zoo maar eens wat te noemen! Maar nu moet U vol-
strokt, niet denkon, dat wij hier wandelstokken van
Napoleon hebbon, sahahal Enfin, om op do zaak te
rug- to komen: wij willen iedereen graag van dienst
zijn, om de herkomst van gommige voorwerpen op
te sporen. Wnt had U ook weer gekocht, zei U7"
„En oud koperen horlogo", zei Bram.
„Hebt U 't mlsscsien bij' U?" vroeg.de eigenaar,
„Nee", zei Bram En hij dacht: „Wat er gebouzt, 'ik
houd t thuis. Niemand zal 't. in'handen krijgen!"
,Kunt U 't wat nauwkeuriger beschrijven?" vroeg
de eigenaar weer.-„Hebt U or misschien lettere in ge
zien, nf teekentjes, of een datum?"
„Er gtondon drie letters in", antwoordde Bram,
„een J., een C en oen 8. Zo stonden aan don binnen
kant, vajl 'hot buitenste deksel. Een «datum stond or
niet bij"
„Wacht U even", zei do oigcnanr, „gewoonlijk no-
teeren wij de duurdere dingen, die we inkoopon.
'tZou kunnen zijn, dat wij ook dit horlogo geno
teerd 'hebbon. Eon ©ogenblik...."
De eigenaar haalde uit de toonbank eon zeer dik
stoffig boek, zocht in den alfabetischon klapper de
letter II op en koek de lange lijsten door. Onderwijl
bedacht Bram, of 't niet verstandiger zou zijn; om
ook aan den eigenaar te zeggen, dat hij op 't binnen
ste deksel nog andere teekontjes'bad gezien, en dat
er in 't horloge zoo'n geheimzinnige kracht zat.
„Neen!" zei hij eindelijk, tot zichzelf, ,.neen! Tk zeg
't niet! Ik zal zelf de beteekenig va ndie teekentjes
uitvinden."
,.Ik zie bier", zei de eigenaar, „aankoopen van gou
den en zilveren horloges, bijna allemaal afkomsflg
uit erfenissen. Koperen horlogo's staan er niet. bij, ten
minst©de man sloeg een bladzijde om, ja,
hier staan geboekt, drie koperen horloges. Aan de prij
zen, die wij ervoor betaald hebben, zie Ik, dat ze be
ter en mooier bewerkt waren dan de gewone soort.
Eén ig ingekocht in 1912, één in 1.908 en één in 1903.
Dat is al een poosje geledon! 1912 en 1908 zijn alle
bei afkomstig van onbekenden en 1903 is hier ver
kocht door.... hahaha J.C.S, daar is hij!!.... door
een vrouw, do weduwe Wittevoets, toentertijd wonen
de Hollesteeg 74 Asjeblieft, jongeheer"
Zenuwachtig las Bram de groot© onbeholpen half-
vorbleekto letters met bevende hand geschrevon:
3 April 1903. Een koopere horlozie, gemerkt J.C.S.,
gekogt van mejuffrouw wed. Witte-
voetg, in do hollosteeg numéro 47.
„Dat moet het zijn", zei Bram.
„Dan heeft U dé ontdekking te danken aan mijn
grootvador, die verleden jaar overledon is, in don
gezegendon ouderdom van 95 jaar", zei' de eigenaar.
„Hij was eon zeer accuraat man, en eon van de wei
nigen, die alles opschreef, zoo nauwkeurig ©n volle
dig mogelijk, wat en van wlen hij kocht, zooals U
ziet zelfs met naam en adres van de verkoopster er
bij! Dus om nog nadere Inlichtingen te krijgen, moet
U naar de Hollesteeg 1"
„Ik dank U beleefd", zei Bram, „en ik ga meteen
er op afl Dog mijnheer, ik dank U nog eousl"
„Tot Uw diengt, Jongeheer", zei de eigenaar.
Bram sprong weer op zijn fiets. Wat 'n verschil"
dacht hij, „die oude eigenaardige vader en z'n vrien
delijke zoon. Gek is dat, ik vondi het winkeltje nou
lang zoo griezelige niet als gl,storen. En nou naar do
Hollesteeg. Even denken, waar die is. Waoht, tus
schen don Buitensingel en de Haven, Dal is dus nog
al dicht bij."
Ds HoUCltSSg wan ttn lange smcrign si rein. vol
straat vüll en allerlei afval. Kinderen met ongewaa-
achon gezichten én slordige haren speelden voor do
deuren, trokken elkaar aan do ooron af timmerden
op elkaar,.* hoofden, „Wnt ©en gribus", dacht, Brarn,
wat hen ik begonnen? Enfin, ik bon or nou, on ik
zal omar door don zuren appel heonbljteii. lla, duur
1h nummer 74."
't, Was eon huisje, wat netter «dan do and'ero. De
deur zat nog tamelijk goed in de verf on achter de
kleine groenachtige ruitjes zag Bram wat geraniums
staan. Hi| belde aan, Een oogonblikje later dood1 oen
Juffrouw open.
„Is U do woduwo Wittevoots?" vroeg Bram beloofd.
„De weduwe Wittevoets?" vroeg de Juffrouw,
vraag excuus, meneer, maar daar heb ik nog nooit
van gehoord, heuschieg niet."
„Dp nummer 74*woonde toch....", begon Bram,
Maar de Juffrouw viel hom haastig in de redo:
„Ja meneer, maar vraag excuus meneer, ik woon
hier nog maar een maand of vier, weet u, en vóór
mijn woonde 'hier eene juffrouw Bertelmans, maar
van eene weduwe Wittebrood heb ik nog nooit ge
hoord, zou 'k zoo zeggen! Maar wacht U 's effetjes,
mijn buurvrouw van nummer 76 die woont «hier al
een jaar of dertig die zal 't uwe misschie^ wel ken
nen zeggen. Ik zal 's effetjes hooron!"
De juffrouw tikte bij de buurvrouw op do ruiten
Even' daarna keek een stokoud vrouwjto naar buiten
met een pienter gezicht vol rimpels.
„Hé buurtje", zei de juffrouw, „meneer hier vraagt
naar ©ene juffrouw Wittebrood!, die in mijn huissie
gewoond moet 'hebbonv.
„Wittevoets", zei Bram.
„Vraag excuus, ik vorst.ing Wittobrood", zei do Juf
frouw. En togen de buurvrouw vervolgdo zo: „Eono
weduwe Wittevoets, heb uwe d1r soms kennis aan?"
't Oude buurvrouwtje vertrok haar gezicht, zood'at
or nog moer rimpels bij kwamen, kneep de oogon
dicht en zoi"toon: ,Do woduwo Wlftovoets.Ja....
do weduwe Wittevoets, die heit in Jouw huissio ge
woond, maar.... die is..;, la 'k 's effot.les rokonon....
hoe Tang is Piet al weg? Da's al acht jaar geweest
met Sint, Jan. Hij gong weg, toon Marl et je stierf, on
die was toon vier jaar. En Mn rietje word geboren.,
wachtjuist, in don tijd dat da weduwe Witte
voets overleed. Dat is dan al twaalf jaar geloje....
mengen, mensch, waar blijft, do tijd? Heb uwe soms
konnis aan dV gehad, meneer?
Wordt vervolgd.