Uit het Hart van Holland. Geestelijk Leven. J Zonder Prijsverhooging F M fIS en' den gelen Auto van Gebrs. van Koningsbrugge Ma: JO Eet bezoek van Emir Feisal aan ons land. Ons belang bij de Mohammedaansche wereld. Anezatie van Voorburg en Rijs wijk. Warboel in een Haagsche gemeentelijke instelling. Don Haag heeft weer eens gezien, dat het hof- stad is. Het zijn gewoonlijk de van zeer ver geko men gasten, die ons dat genoegen geven. De ope ningsplechtigheid van de Kamers zou een goed stuk van haar aardigheid inboeten, wanneer bij die -gelegenheid niét eenige Oostersche gezanten met hun attachés en zoo in galakleeding op het Binnenhof te zien waren. Die andere gezanton zien «r ook wel op hun mooist uit met heel veel goud op de jas en ridderorden met kleurige linten, maar die zijn allen ongeveer op dezelfde wijze uitge- doscht en verschillen nooh onderling, noch met onze eigen Hollandsche hooge oomes. Maar nu hebben wë Feisal met gevolg hier! Emir Feisal is de zoon van Zijne Majesteit Ibn Daöed, die ver leden jaar nog maar alleen sultan van Nedjd was (een goede uitspraakoefening!), maar die in den aanvang van dit jaar erin slaagde den koning van Hedjaz, het groote rijk in Arabië, uit zijn land te kieperen en zich in diens plaats tot koning te la ten kronen te Mekka. Na korten tijd werd hij dan ook als zoodanig door de mogendheden erkend en daar ook ons land dat deed, behoort het tot die landen, waarheen Ibn Daöed zijn zoon uitzond om het hoofd van staat te danken voor die erkenning. En zoo kwam heden Zijne Koninklijke Hoogheid Feisal uit Vlissingen, waar hij al met alle eerbe wijzen, aan zijn rang verschuldigd was ontvangen, aan het Haagsche station aan, gekleed in de schil derachtige kostbare -en romantische gewaden, in zijn land en bij vorsten gebruikelijk en evenzoo was zijn gevolg opgemooid. Burnous,tulbanden en fez, zwaarden in gouden scheeden, overal borduursel en diamanten en andere steenen, dat zien we niet allo (lagen en in heel Nederland ziet men het niet behalve nu en dan'in Den Haag en vele Hagenaars zouden er niet graag afstand van willen doen. Overigens moet men ook dit bezoek niet als enkel en alleen van belang wegens de schitterende klec- ding van do heeren beschouwen. De heerscher van Mekka heeft steeds te doen met de talrijke Neder- landsche onderdanen, dio elk jaar uit onze kolo niën naar de heilige plaats trekken om den pro feet eer te bewijzen en Allah te aanbidden ter plaatse, waar het gebed uiteraard meer dan ergens anders kans heeft te worden verhoord. Zooals men weet, is de plaats, waar de Neder- landsch-Indische bedevaartgangers op hun reis naar Mekka in Arabië aankomen, Djedda, een zeer voorname consulsplaats. De Nederlandsche verte genwoordiger heeft daar heel wat te doen met het beschermen van onze bruine landgenooten tegen het bodrog en allerlei afzetterij, waaraan de geloo- vigen in do heilige streken bloot staan en her haaldelijk zijn er onderhandelingen te voeren met de overheid. Dit was steeds zoo, maar met don nieuwen heerscher Ibn Daöed zal het nog van vrij wat ineör gewicht zijn op goeden voet te staan. Im mers dozo is Candidaat en do meeste kans hebbon- de candidaat voor de plaats, die de vorjaagdo buI- tan van Turkije in de Mohammedaansche wereld loog liet, namelijk die van heerscher ovor alle ge- loovigèn. Turkije is nu con republiok en bemoeit zich niet met den godsdienst, er is daar, zoo mo- dorn mogelijk, scheiding van kerk- on staat. Maar daarmee zijn de Mohammedanen, over alle deelcn van do aarde verspreid, metoen hun goostelijk op perhoofd kwijt. Wie nu zou beter opvolger zijn van de oude heerschers over allo geloovigcn dan bij, dio hoerschappij voort to Mekka, de heilige plaats van den profeet? Inderdaad schijnt do overigo Mo hammedaansche wereld ook geneigd, den vader van onzen lioogen gast als zoodanig te erkonnen en dus heeft elk land, dat, als het onze, zoovele Mohamme daansche onderdanen telt, er zeer veel belang bij, dnt het de sympathie bezit van don koning van Hedjaz. Ook al droeg emir Feisal dus een gewone jas, door Poek en Kloppenburg gemaakt, we zou den hem hier ter wille van zijn hoogverheven papa vriendelijk aankijken. Hoeveel to moor dan, nu hij Andere hulpbronnen had ilt ochtor niet en de wegr dion ik toen insloeg» beteekende letterlijk de eenige redding in den hoogsten nood. Wat was er ook eigenlijk voor verschrikkelijks in gelégen. Ik was volkomen gerechtigd te gelooven, dat ae vader van mijn vrouw mij na. verloop van twee maanden zou toestaan, hetgeen hij mij in die dagen waarschijn lijk geweigerd zou hebben en als ik maar in staat was liet accept in te wisselen, alvorens het hem wordt aangeboden, dan kwam geen mensohelyk wezen ooit iet» te weten van die eigenmachtige on- derteebening en de geheele geschiedenis was zoo goed als niet gebeurd. Dat hij evenwel' den! wetnsch zou kunnen hebben mij rechtstreeks aan den on dergang prijs te geven, daarop kon ik natuurlijk; niot voorbereid zijn." Hij steunde beide ellebogen op zijn knieën en bedekte zh'n gezicht met de handen. Des te hard nekkiger nij anders in alle omstandigheden zijn giemoedssstemming onder het masker van spottende onverschilligheid had wieten te verbergen, des te beklagenswaardiger moes tthans welt de aanblik van zijn radolooze vertwijfeling zijn. ,,Jo hebt je oerste dwaasheid door een tweede Ia ton volgen, .die ongetwijfeld veel noodlotttiger is" zei Eidth met zulk een vriendelijke bedaardheid, alsof er slechts sprake was van de_ een of andere kleine onaangenaamheid. „Bi* zal je onder zulke omstandigheden nauwelijks iets anders over blijven, dan aan den professor alles openhartig te bekennen. „Dat nooit!" riep hij heftig uit. Nooit. Dan Kever dood! Wat denk je wol, dat mijn edelmoedige schoonvader zou doen, als hij mij op die .wijze in< zyn.macht had? Voor het allerergste Zou hij mij misschien wel behoeden'; het eerste echter, dat hij als belooning vqor zijn hulp zou verlangen, Zou zonder eenigen twijfel mijn toestemming ineen echtscheiding zijn en het doen van afstand mijner zijds van de academische loopbaan. Ik Zou weer aJss bedelaar op straat staan en ik Ijezit nu Waar achtig niet meer de kracht, dien gehoelën zwaren, vergoeföchen arbeid opnieuw to beginnen. Neon duizendmaal noen. Als .je me niets beters weet. aan to raden, dan geef ik er honderdmaal liever de voorkeur aan 't Voorbeeld van je vader te olgen." „Laat mijn vader buiten bosohouwhog, Sicg- mund! verkoos den dood; omdat hij zyn schuld niet wilde overleven, niot uit vrees voor straf. En zijn schuld was niet zoo groo tuis de jouwe. Wat je daar van do voorwaarden zegt, die de professor zal stellen, zal wel niet ver van de waarheid af zijn. Als je die condities onaannemelijk acht, dan zie ik geen mogelijkheid je te redden." „Werkelijk geen enkele mogelijkheid, Edith? Ik smeek je, span je vindingrijken1 geest nog eens in, om een oplossing te vinden. Nog heb ik immers drie dagen tijd en aan de snelheid oener vrouw is in drie dagen wel iets moeilijker^' gelukt dan dit. Zou je werkelijk geen uitweg weten?" „Neen, ik. zie peen uitweg." Scherp en beslist, zonder ook maar een seconde te aarzelen, had zij* hem deze sombere woorden voor de voeten geworpen en een oogenblik scheen zij zich mot kwalijk verborgen triomfgevoel te verheu gen in de diepe vernedering, waarin zq hem voor Zich Zag. Toen eohter flikkerde plotseling een Zonderlinge in een costuum verschijnt, dat hem op olk gemas kerd hal een prijs zou opleveren! Onze commissie uit do ingezetenen, gekozen vol gens artikel zooveel van cle Gemeentewet, om haar stem te hooren ter zake van de voorgenomen anexa- tie van Voorburg en een deokvan Rijswijk, heeft de aanhechting goedgekeurd, maar «met zeer geringe meerderheid en de anti-annexatiecomités zetten het werk nog voort. Er'is in die commissie nog opmer kelijk veel gedebatteerd, veel meer dan de wetge ver zich waarschijnlijk indertijd zal hebben voor gesteld, dat door zulke comité's zou geschieden. Blijkbaar wilden vele leden niet voor spek en boo- nen leden zijn en de burgemeester had een zware taak met het leiden van de -vergadering en de ver dediging van het plan tevens, zwaarder dan in de meeste Raadsvergaderingen, waar hij door de wet houders wordt bijgestaan, die maar zelden iets door den burgemeester laten bepleiten. Het is even wel ook de vraag, of de wetgever, die de aaneen voeging van gemeenten regelde, heeft gedacht, dat daartoe zoo dikwijls zou worden overgegaan, dat de noodzakelijkheid en de redelijkheid van de aan hechting niet altijd, wanneer zij wordt gevraagd, ook zoo duidelijk in het oog springen, dat er fei telijk niet over gediscusieerd behoeft te worden. .Voor één ding is het toch wel goed dat er verschil van rneening is: de zaak komt erdoor in de open bare belangstelling en het kan geen kwaad, dat de menschen eens zoo nu en dan genoopt worden, hun gedachten bezig te houden mt algemeene be langen en zich af to vragen, of een bepaalde maat regel goed of slecht is met het oog op hot belang van de gemeento. Hier doet zich nog de bizonder- heid voor, dat de Hagenaar zich niet alleen had af te vragen: is do aanhechting in het belang van mijn stad? maar ook: doe ik, als Hagenaar, "als groot- stedeling niet iets onbehoorlijks jegens een zwak kere, kleinere gemeente? Naar mate men zich daar van rekenschap geven kan, naar die mate kan de eenling zich deel voelen van een geheel en naar die mate is de beschaving gevorderd. Over de komieke verwisseling van schilderijen in de Bank van Leening zal nu in den Rand worden geïnterpelleerd en wel door den nestor, den ouden generaal De Meester. Velen spitsen zich al op het hooren van allerlei malligheid omtrent de daar in die gemeentelijke instelling heerschende warboel. Men zou zich wel kunnen vergissen. Dat een in gepakt schilderij kan worden verwisseld met een ander eveneens ingepakt schilderij, mag zeer zeker niot voorkomen, dat het mogelijk is, ligt voor de hand. Het trof al heel slecht, clat het juist een schil derij gold van een zoo beroemden meester, waarbij men ook zou kunnen betwijfelen, of do plaats voor zulko zeklzamo meesterstukken wel juist do lom merd is! Het merkwaardige van het. geval zit ei genlijk niot zoo zeer in het feit van de vergissing zelve als wel daarin, 'dat do gemcontelijko pandjes baas eenvoudig niet wertschte toe to geven, dat een vergissing door hem begaan, tot dö mogelijkheden behoort en voorts is in deze zaak nog iets meer dan merkwaardig, hoe de gemeepto, althans de namens haar sprekende overheidspersonen, op treedt Jegens den majt, die part noch doel heeft aan do fout, namelijk degono, dio dadelijk zeide, dat hij do verkeerde schilderij gekregen had, maar dio hield, toon hij zag, dat hij toch de echte niet krijgen kon on het kostbare stuk toen maar ver kocht, misschien wel met een zeer goede winst, maar dat geeft de gomeente nog niot hot recht te gen hem op to treden met bedreigingen van ver volging on processen. Hier heeft de gemeente een fout gemaakt, zij moest eenvoudig de gevolgen dra- genl Of dio meoning ook die van den Raad zal zijn, moet weldra blijken. In het jaar 120G gebeurde het volgende. FranJ cisca> v."-- ri\ 1tod Folognio do markt] gegaan. Voordeetig verkoopt hij rijn stoffen nö zoF- rijn paard, Te voet gaat hij met wri' gJJ terug naar Asairi, een afstand van 3 uur. Hij komt voorbij de kerk van Sint Damien, die in verval is. Hij knielt er neer voor oen crucifix.Christus spreekt* hem toer „Franoisous, horstel' mijno woning! baar op gewft lijj al zon geld aan den priester der kerk, die hem toestaat bij hem te luijven, maar weigert uit v.-üvoor den vader van Franciscus.- hot ;-Jd. Intusschen waolifc rijn vader, de lakenkoopman ïgkhsid""aaf beden hot onderworp 'van bestoking °Vv tiorUffk°mfb -d?n vormen. Ik wil liet hobbftn over Francisous van f :!u z.^ek?r.rl- Iraneisous torbergt zu.1l 1-ato koert hij vrijwillig terug en wordt door zijn vader] gestraft en opgesloten. Zijn moeder Pica, bevrijdt hem. FranoLscus geels alles wat hij hoeft aan zyn vader terug, ontkleedt zich tot op rijn boetehemd jen spreekt: „Nu kan ik vrijelijk zeggen: onze vader, Het verheugt me, dat ik kan mededeeïen eeltige brieven te hebben ontvangen van belangstellende •lezers. Zij geven mij stof ter behandeling en Ik zal dus gaarne op de gemaakte opmerkingen ingaan. Maar.... nog even wachten. Ditmaal moot ik mé. met iets anders bezig houden of j uister uitgedrukt met iemand anders. Want oen bepaalde persot-n- et ca Assisi, dio zeven eeuwen geleden is gesternten. Zofr langzamerhand weet ieder monscdi nu wel iets van Franciscus. Waar de heeto wereld van liaro belangstelling blijk geeft, is het haast niet aan te nemen, dat er nog zijn, diö niets van dezen merkwaardigen middeieeu webben heilige weten. Ik kan derhalve uiterst kort zijn mot mijn historische mededoeflngon. Daarna kunnen we iets uitvoeriger stilstaan blij de vraag naar de beteokenis van den heilige, ook nog voor dozen tijd. Franciscus van Assisi wordt geboren in het jaar 1182. IJJj is de zoon van een welgesteld koopman en worat ook door zijn vader voor den handel stemd. Zoodoende^ wordt hij ook medegenomen naar Frankrijk door zijn vader en hieraan heeft hij den naam Franciscus te danken, ofschoon hij als „Jan" werd gedoopt. In het jaar 1202 treffen we hem aan als soldaat en zien we hem krijgsgevangene van de stad' Perugia. In November 1203 wordt hij losgelaten cn komt in Assisi terug. Van nature is Franciscus goedhartig spoedig gaat hij aan zijn goedhartigheid een bovennatuur lijke bedoeling geven. Hij geeft vele aalmoezen en weigert deze nooit, wanneer zij uit naam van Go4 van he«n worden gevraagd. Wanneer hij een arme ridder bijna zonder kleeren ontmoet, geertf* liij dezen rijn eigen rijk-versierde kleeren. Hij hoeft zijn droomen van eerzucht en He in do hemelen zijt en niet. moor, mijnvader pierro, aan vvieu ik niet alleen rijn i.i. in^ir ook ftl' mijn kleeren teruggeeft; ik zal geheel naakt Heer tegemoet treden." i Hij gaat in een door een vriend hem geschonl kl'eecl de inelaatsschen verzorgen. Zijn voedsel bedt., hij. Hjj verz.tmcit geld voor 't herstel van vervuild kerken. Predikend trekt hij rond. vol aandoenlijk liefde voor de armen en vol groote liefde vocï gansch de natuur. Hij vecht tegen elk zinnelm w'ni begccren in zich. mva; Enkelen voegen ziel# bij hem. en' op een dag ipeiv in Mei 1209 gaat hij met zijn eersto*eIf metgezellen naar paus lnnocentius UI, die hen officieel als leden eoner nieuwe orde erkent. Zij maken in gros- J[|0 pen verschillende zendingsreizen. Zoo gaat Fran« circus zelf bijv. in 1214 naar Spanje en Marokko glorie en vraagt mede to mogen strijden met de ede len van Assisi. Als hij ten strijde trekt, hoort hij een stom, die hem zegt „keer terug naar uw vader stad; want "door mij, uw Heer, zal' uw visioen van glorie geestelijk worden verwerkelijkt." Dan keert hij terug naar Assisi. Hy zegt dat hy edele en grooter dingen zal doen in eigen land. Hij geeft oen groot feest aan zijn^ vrienden. Dan. komt er een groote verandering m hem. Hij gaat zich afzonderen van zijn vrienden. Toch wist hij nog niet welken weg hij zou inslaan. Ily maakt een pelgrimstocht naar Rome. Hü geeft al zijn geld weg en kleedt zich als oen bedelaar. Teruggekeerd in j Assisi heeft bij weer een visioen. God. zegt hem, (lat hij geestelijk vreugde moet zoeken. Hoe hij dit 1 opvatte blijkt, wanneer hij naar hot melaatsen en- huis in do nabijheid van zijn geboortestad gaat, waar hij deze gevaarlek-besmettelijke zieken, klust. En wanneer hij later, vóór zijn sterven, zijn testa ment dicteert zegt hij „De Heer heeft mij, broeder Franciscus. de genade bewezen, op deze wijze boete te doenik loefde in zonde en t scheen mij zeer bitter toe, de melaafschen te zien; en de Hoer zelf geleidde mij in hun midden en ik was barmhar tig voor hen. En toon ik me uit hun tegenwoordig heid terugtrok, veranderde wat mij bitter gesche nen liad, in zoete vreugde en ik zeide de wereld vaarwel." wordt het Breiwerk gehaald en gebracht door voor den gelen Winkel van JAAP 8NQR. LET DUS op dien gelen Auto. Dit geldt voor GEHEEL NOORD-HOLLAND. N d, i gloed op in haar oogen; Zij boog zich, zoo var naar nom toe, dat haar lippen bijna zijn oor aanraakten en fluistordo hom toe: „Een weg tot .redding zou ik weten, tot redding van jou ien van mij. Maar je bezit toch niet den moea dien weg te volgen." „AI zou hij rechtstreeks naar de hel' leiden, Edith; »in mijn toestand heeft man geen bezinning meer genoeg om, laf te zijn." „Ik zou voor het geld kunnen zorgen, voor dit eh nog meer, als je mij wilt beloven, ,nfij van mijn ketenen te bevrijden. O, ik versmacht letterlijk van ongestilde dorst naar geluk." vurig gloeiden haar oogon on boorden zich m de zijne; Arttois staarde haar verbijsterd aan, alsof zij zich van een hem onbekende taal bediend had. „Ik je niet goed, Edith stamelde hij aarzelbndl „Wat je je daar als oen droombeeld voorstelt, kan immers helaas nooit werkelijkheid worden." „En waarom zou dat niet kunnen? Omdat een paar belachelijke vooroorcleelen het zouden verhin deren en con- wet, die door het kleinste zuchtje kan worden omvergeblazen, als .men daartoe Sen moed maar heeft? Ik heb geweten, wat mij te wach ten stond, toen ik dezen ouden professor mijn hand reikte; maar ik meende het te kunnen dragen, omdat mü destijds op aarde niets zoo verschrikke lijk toescheen aLs de armoede, omdat het samen leven met mijn moeder mij half van riJtfn verstand heeft beroofd; en omdat maar 't is immers onver schillig wat ik destijds allemaal geloofde. Genoeg dat liet een dwaling was, een onzalige, noodlottige dwaling, waarvan liet bewustzijn thans aan den kern van mijn leven knaagt en mij soms tot aan den rand van den waanzin brengt. Ik kan dit on gelukkige, onbevredigende bestaan niét langer meer verdragen en ik wil' het leven genieten, zoolang mijn jeugd mij daartoe nog in staat stelt. Wanneer, je een mensch van vlèesoh en bloed bent on als je me ooit hebt liefgehad, dan moet je dat begrijpen/' Zeker, ik begrijp het Edith! Maar het lot neofb ons nu eenmaal niot de macht gegeven om. ons bei der wenschen in vervulling te doem gaan." „Toch wei'," verklaarde zij met vlammende oogen1. „Wij hebben de macht gelukkig te zijn, Zoodra wij daartoe don moed bezitten. Op hetzelfde oogen blik kunnen wij onzen ketenen verbreken on weg trekken, de heerlijke, vrije wereld in, om ons tot een nieuwen bond te vereenigen." Als een snelvlietende bergstroom; die in een enkel oogenblik alle - met moeite opgerichte slagboomen verwoest, barstte plotseling naar Zoo lang inge houden hartstocht voor dezen man met overweldi gende kracht los. Maar des te wilder eni hartstoch telijker Laar woorden werden, des te meer scheen /Artois Zijn bezinning en gezand verstand terug te krijgen. „Spreek zachter, Edith!" waarschuwde hh; want •een van de dienstmeisjes zou je kunnen hooren; bovendien, laten we weer als verstandige men schen met elkander praten. Wat ie daar zoo mooi geschilderd hebt, zou stellig zeer oegeerenswaardig zijn; maar het is helaas onuitvoerbaar. Aangeno men zelfs, dat er hier niets was, dat mij 'zou Icun- nen terughouden, nooh mijn wetenschap, nooh mijn positie of toekomstplannen, waarheen zouden wij dan wel moeten vluchten en waarvan zouden wy kunnen loven? Ook do poüsio iler vurigste liofde zou ai heel spoedig in alle- daagsch proza veranderen, zoodra do nood on ellen de hun intrede by ons godaan zouden hebben." „Ik neb je immers al gezegd, dat wij niot met Ieego handen zullen g;mn. Up welke wnzo ik voor het geld zorg is natuurlijk mijn zaak; laat het je voldoende zijn, dat wij het op hot juiste oogenblik ter beschikking, zullen bobben. Negenduizend mark Zijn volgons jouw opgavo noodig om den wissel af te lcoopon en een verdere tienduizend mark zullen voldoende blijken om ons voor de naasto toekomst voor ontboringon to behoeden. Wat or daarna zou moeten gebeuren, daarover behoeven wij h,us nn nog geen aorgou te maken. Jij" bont immers een man on jo zint er stoilig trotsoh op rijn,, voor uns beiden to werken." - „Het is je dus werkelijk volle ernst mot dit ro mantische vluohtpl'un? En het moot misschien al in de ailornaaste toekomst tot uitvoering worden ge bracht?" „De professor verbrokt over eenige dagen naar Wennen, waar hy verscheidene weken zat moeten vertoeven. Als wij van dozo prachtige gelegenheid geen gebruik weten te maken, dan zai voor ons het uur van geluk uiissclden nooit aanbreken." „En je zoudt mij die negen duizend mark alleen dan willen bezorgen, wanneer ik er in toestem met je te vluchten? Haar brandende oogen schenen tot in het diepst van- zijn ziel te willön doordringen. „Natuurlijk al leen dan!" antwoorddezij langzaam en met nadruk. „Meen je soms, dat ik je tenvïl'le van die andore zal redden? Maar wat heeft die vraag voor zin? Hier kan niet anders dan een eenvoudig ja of neen .tot antwoord worden gegeven. En je hart, niet jd koel berekenend verstand moet beslissen/' „Wanneer het alleeii op de beslissing van mijn hart aankwam, liefste Edith," antwoordde hij haas tig, „dan zou ik reeds lang vol geestdrift ja hebben gezegd. Heelemaal ongevraagd mogen wij echter ook net verstand niet laten èn daarom zou ik je willen verzoeken, mij een korten bedenktijd toe te staan. Linnen welken termijn zou je wol die negen ik bedoel' die twintigduizend mark in contant geld kunnen omzebten?" „Binnen oen uur, als het noodig is." „Prachtig! En de voorbereidingen tot onze vlucht zouden onder bepaalde omstandigheden sneller ge troffen kunnen worden. Bimien tweemaal vieren twintig uur zul' je mijn beslissende verklaring ver nemen." Edith haalde diep adem; haar bleek geziohfc, dat nog alle teekonen van de ongewone, hartstochtelijke opwinding droeg, begon langzamerhand weer oen koele, strakke uitdrukking te vertoonen. „Ik 'zal' op je beslissing wachten," zeide zij toonloos. „Maar ik waarschuw jo SiegmundI Roken er niet op ook ditmaal" valsoh sp<d met mo 'to kun nen spelen. Bekentenissen, zooals je ze zoojuist van mij gehoord hebt, doet een vrouw slechts'één maal in liaar leven om wanneer je nu toch nog zoudt willen' otrachton mij te bedriegen, zoo waar er een hemel boven ons is, het zou je allerlaatste bedrog rijn!" „Welk een' gedachte," antwoordde Iiij haastig; terwijl hij tegelijkertijd yaar zijn hoed greep en het daardoor vermeed haar in de oogen to zien. „Wat er ook ooit moge gebeuren, ik Zal je bewijzen dat ik je edelmoedig vertrouwen Waardig ben. Hij kuste haar hand, die zij haastig weer terug trok. en verliet daarop de kamer. Edith keek hem minutenlang met een zonder linge glans in haar oogen na; toen streek zy met haar rechterhand ovot 't voorhoofd, alsof zij daar iets onaangenaams, iets drukkends wildewegwis- ischen en sprak zachtjes in zich zelf: „Hij wil mij misleiden, dat is aan geen twijfel onderhevig! Maar dat ik het ben, die rijn lot in de hand 3den October. Als ik dit zeer vluchtig en onvolledig overzicht et c; van zijn leven geef, spijt 't me eigenlijk, dat me do 3ER ruimte ontbreekt, om hiet niet uitvoeriger te doen. Daar is uit dit loven zooveel moois to yerielfoiij A Maar zoo verbeeld ik mij; van sommige lezors! te hooren maar is zoo'n middeleouwscho room- scho heilige een figuur waaraan de moderne mensch ]5L i van het heden iets heeft? Mijn antwoord is: voor hom, die niet vraagt mug. i :den vorm, waarin innige vroomheid zich uitSPI maar naar hot. wezen daarvan, i- Fnuuicus v-■ Assisi, do stichter van de Franciskanor, orde. i altijd een persoonlijkheid, waarmede nxon niet ders dan met zogen voor zich zelf kennis mmiktj Voor mij althans is do bestudeering van zijn levei niet alleen oen bron van geestelijk genot, maa ook van geestelijke verrijking geweest, i Waarom? j Omdat ik in hom zie de volkomen overgave, aai wat. hij 't hoogste achtte. Voor hom ais middei eeuwer, grootgebracht in den roomsche» gods- 1 dienst, was God het hoogste en heerlijkste. DaaronL voelt hij zich geroepen van allés afstand to doial en Christus tc prediken, want in Christus (weofl geheel" in Middeleeuwschen trant) zag hij de zui verste Godsyereering. Dien Christus vilde hij daar om volgen in alles. En was die Christus, die ver- heven lijder voor hem niet do stichter dor kerk. En was die Christus niet do arme „dio zelfs geen >Pe" steen had om hot moede hoofd daarop ter ruste nöor to loggen"? Daarom zal hij de armoede aan- vaarden als zijn bruid. En hij bluft trouw tot aa® ziin. dood. Eu aóó sterk leeft nij zich in dien (mrisfcus in, zóó wordt hy daarmede oen. dat. hy J zelfs de stigmata (dé wonden) welke deze droeg op zijn eigen ledematen ziet verschijnen. Hierin staat Franoiscus voor mii in al zijn veis hoven grootheid en daarom zie ik in hem moor. I dan een roomsehen heilige, ilij wordt my hol? sohoono voorbeeld van de absolute toewijding a.ui wat voor hom groot en goed was. In/dien zin hoort dozo mensch aan do monschhcid. Hy is fc 'beschouwen als een van die zeldzamen, van die uitg yerkoreneu zou ik haast zu-urgon, waar r:cn ieder, die oenigo eerbied heeft voor ziolcgrooüiel^j met bewondering staat en.,., met een gevoel Vuil eigen kleinheid. i* Want het is niet de vraag of wij kunnen geloo-1 |1 ven, wat hij geloofde. Ongetwijfeld kunnen we dit niet moer! Maar het is do vraag ot' we even- e'('( als hy ook bereid zijn om ons zoo geheel te go on - 1 aan wat voor"*o ns hot hoogste is! ,m Bij hom vindon we die hoerllij Ico ziolevroomhoiil, l<n-» welke tot elk offer in staat is; Bij hem eveneens eiu die wondere vrougdo van den monsch, voor wie het 10,11 j opgaan in zy» ï-oeping aiics is. ïk- Is dit niot van ontroerende schoonheid? i Ik heb mezelf "wel eens afgevraagd, als oen Fr. n- p'1 ciscus in onzen tijd geboren word. cn dau niet uit 'i j roomsche ouders, hoe zou zyu ie ven dan verioopon.' I1C;1 Want hij was oen bepaald tyj^e dat telkens wede^ nen keert, 4 zooals alle typen telkens wederkeeren. ners ,En ik heb myBoli geantwoord, dat hy dan zou 6rm' rijn oen mensch, dio door zijn innerlijke geven ieiu [faa gedreven, ook do wereld zou verzaken en lm vuordeelen zau pAij-geven, dat hij z.xi wezen v i aflos du vriend der armen en paria's en; do strijdei JVoor goreeiitiglu-ul nn liefde. Mis-cluon zou iiil noch van God, nteb van Christus sprekeou, maar Ijl zou zeer stellig dio ^Toomlieid bezatten, waarv.m httr wezen is: het diep verlangen naar eenheid met wa van binnen als net -moest waai*achtige wordt varen. Ik heb in het léven één kunst geloord, waarvan ik my stoeds woor heel' dankbaar gevoel. Dit is dol kunst van vertalen/ Ik wilde wel dat ieder deze kunst zich eigen wist te makeft. Hiermede bodooi ik dit: wanneer He iemand hoor spreken of wan neer ik iemands geschriften lees, zyu mij de woor-j De don, de uitdrukkingen, do dogmatische inkleed n- ogw bijzaak, maar is voor my de hoofdzaak da n, ziek welke zich daarin openbaart. En al- ik d n Dlf voel, dat er een mooie, waarachtig naar schoonheid smachtende ziel in de^woorden tot uiting komt, dan 1 kan snij dat tot in mijn binnenste ontroeren.' Wan» 1 "f neer ik_ speur, dut or een^ warm, liefde vol l\ai> P" brandt; in een monseh, dio in godsdienstig opzicht mijiénver va.n my afstaat, dan vergeet ik alle ver- }H schillen en is die mensch. voor mij een gids, dio y'J mo den rechten weg wyst. Daarop komt hotaan, hoe 't van biniion. io o. •en mensch gestold is. Daarom kan een mooie rede-1 chel voering ons ijskoud laten, als we niet hebben de mgt zekere overtuiging dat wi do mooie woorden hot slier innerlijke wezen tot uiting komt. ager Lit nu is geweest do glorie van een Frajnciseui khti HH was een w a a r a o h t i g mensch. En zou hy dan niet mag voor ons zyn beteeki hebben Waarmede ik dit wil' zeggen: Francisous Ia Assisi moge ons loeren, dat de schoonheid van utf' leven bepaald wordt .door wat we innerlijk en naar buiten oj>cnbaren fli onze daden. W En ik denk hierby aan hem, ^viens |>eeld mi» gé] 'durig weer voor den goest komt, als ik aan deal roomschen heil'ige denk, aan Ferdinand 1 f inci» Niéuwenhuis on oen van diens laatste woorden! „Vergeet nooit dat het niet de theorieën zijn, diode waarde van het leven bepalen, maar de daden". Het léven van Franciscus was één ma'-hii e Jood, pvr de dood der toewuding aan God en do Kerk. 1 Het 1'even van Domela Nieuwenhuis wu.s eveïï- eons Óen groote daad, de daad der toewijding aan de menscEheid. i En nu is hot niet de vraag of wy den weg van dpn een of van don ander zullen gaan. Waar het op aankomA, is, dat ook wy yan^ zuko figuren roeren, dat ons léven arm en leeg is, ïudiefl daarin niet iets althans gevonden wordt van dn> Wordt vervolgd. LSC1K khtl kerilH 1 I .Tri volkomen overgave aan wat wy als het -hoogste en heiligste beschouwen, van die onlxiatzuc iflg® toewijcLing aan hofc ideaal. ASTOR. >k, and »rkc tree

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 6