Uit het Hart van Holland. Geestelijk Leven.
J
Zonder Prijsverhooging
F
M
fIS
en'
den gelen Auto van Gebrs. van Koningsbrugge
Ma:
JO
Eet bezoek van Emir Feisal aan
ons land. Ons belang bij de
Mohammedaansche wereld.
Anezatie van Voorburg en Rijs
wijk. Warboel in een Haagsche
gemeentelijke instelling.
Don Haag heeft weer eens gezien, dat het hof-
stad is. Het zijn gewoonlijk de van zeer ver geko
men gasten, die ons dat genoegen geven. De ope
ningsplechtigheid van de Kamers zou een goed
stuk van haar aardigheid inboeten, wanneer bij
die -gelegenheid niét eenige Oostersche gezanten
met hun attachés en zoo in galakleeding op het
Binnenhof te zien waren. Die andere gezanton zien
«r ook wel op hun mooist uit met heel veel goud
op de jas en ridderorden met kleurige linten, maar
die zijn allen ongeveer op dezelfde wijze uitge-
doscht en verschillen nooh onderling, noch met
onze eigen Hollandsche hooge oomes. Maar nu
hebben wë Feisal met gevolg hier! Emir Feisal is
de zoon van Zijne Majesteit Ibn Daöed, die ver
leden jaar nog maar alleen sultan van Nedjd was
(een goede uitspraakoefening!), maar die in den
aanvang van dit jaar erin slaagde den koning van
Hedjaz, het groote rijk in Arabië, uit zijn land te
kieperen en zich in diens plaats tot koning te la
ten kronen te Mekka. Na korten tijd werd hij dan
ook als zoodanig door de mogendheden erkend en
daar ook ons land dat deed, behoort het tot die
landen, waarheen Ibn Daöed zijn zoon uitzond om
het hoofd van staat te danken voor die erkenning.
En zoo kwam heden Zijne Koninklijke Hoogheid
Feisal uit Vlissingen, waar hij al met alle eerbe
wijzen, aan zijn rang verschuldigd was ontvangen,
aan het Haagsche station aan, gekleed in de schil
derachtige kostbare -en romantische gewaden, in
zijn land en bij vorsten gebruikelijk en evenzoo was
zijn gevolg opgemooid. Burnous,tulbanden en fez,
zwaarden in gouden scheeden, overal borduursel
en diamanten en andere steenen, dat zien we niet
allo (lagen en in heel Nederland ziet men het niet
behalve nu en dan'in Den Haag en vele Hagenaars
zouden er niet graag afstand van willen doen.
Overigens moet men ook dit bezoek niet als enkel
en alleen van belang wegens de schitterende klec-
ding van do heeren beschouwen. De heerscher van
Mekka heeft steeds te doen met de talrijke Neder-
landsche onderdanen, dio elk jaar uit onze kolo
niën naar de heilige plaats trekken om den pro
feet eer te bewijzen en Allah te aanbidden ter
plaatse, waar het gebed uiteraard meer dan ergens
anders kans heeft te worden verhoord.
Zooals men weet, is de plaats, waar de Neder-
landsch-Indische bedevaartgangers op hun reis
naar Mekka in Arabië aankomen, Djedda, een zeer
voorname consulsplaats. De Nederlandsche verte
genwoordiger heeft daar heel wat te doen met het
beschermen van onze bruine landgenooten tegen
het bodrog en allerlei afzetterij, waaraan de geloo-
vigen in do heilige streken bloot staan en her
haaldelijk zijn er onderhandelingen te voeren met
de overheid. Dit was steeds zoo, maar met don
nieuwen heerscher Ibn Daöed zal het nog van vrij
wat ineör gewicht zijn op goeden voet te staan. Im
mers dozo is Candidaat en do meeste kans hebbon-
de candidaat voor de plaats, die de vorjaagdo buI-
tan van Turkije in de Mohammedaansche wereld
loog liet, namelijk die van heerscher ovor alle ge-
loovigèn. Turkije is nu con republiok en bemoeit
zich niet met den godsdienst, er is daar, zoo mo-
dorn mogelijk, scheiding van kerk- on staat. Maar
daarmee zijn de Mohammedanen, over alle deelcn
van do aarde verspreid, metoen hun goostelijk op
perhoofd kwijt. Wie nu zou beter opvolger zijn van
de oude heerschers over allo geloovigcn dan bij,
dio hoerschappij voort to Mekka, de heilige plaats
van den profeet? Inderdaad schijnt do overigo Mo
hammedaansche wereld ook geneigd, den vader van
onzen lioogen gast als zoodanig te erkonnen en dus
heeft elk land, dat, als het onze, zoovele Mohamme
daansche onderdanen telt, er zeer veel belang bij,
dnt het de sympathie bezit van don koning van
Hedjaz. Ook al droeg emir Feisal dus een gewone
jas, door Poek en Kloppenburg gemaakt, we zou
den hem hier ter wille van zijn hoogverheven papa
vriendelijk aankijken. Hoeveel to moor dan, nu hij
Andere hulpbronnen had ilt ochtor niet en de wegr
dion ik toen insloeg» beteekende letterlijk de eenige
redding in den hoogsten nood. Wat was er ook
eigenlijk voor verschrikkelijks in gelégen. Ik was
volkomen gerechtigd te gelooven, dat ae vader van
mijn vrouw mij na. verloop van twee maanden zou
toestaan, hetgeen hij mij in die dagen waarschijn
lijk geweigerd zou hebben en als ik maar in staat
was liet accept in te wisselen, alvorens het hem
wordt aangeboden, dan kwam geen mensohelyk
wezen ooit iet» te weten van die eigenmachtige on-
derteebening en de geheele geschiedenis was zoo
goed als niet gebeurd. Dat hij evenwel' den! wetnsch
zou kunnen hebben mij rechtstreeks aan den on
dergang prijs te geven, daarop kon ik natuurlijk;
niot voorbereid zijn."
Hij steunde beide ellebogen op zijn knieën en
bedekte zh'n gezicht met de handen. Des te hard
nekkiger nij anders in alle omstandigheden zijn
giemoedssstemming onder het masker van spottende
onverschilligheid had wieten te verbergen, des te
beklagenswaardiger moes tthans welt de aanblik
van zijn radolooze vertwijfeling zijn.
,,Jo hebt je oerste dwaasheid door een tweede
Ia ton volgen, .die ongetwijfeld veel noodlotttiger
is" zei Eidth met zulk een vriendelijke bedaardheid,
alsof er slechts sprake was van de_ een of andere
kleine onaangenaamheid. „Bi* zal je onder zulke
omstandigheden nauwelijks iets anders over blijven,
dan aan den professor alles openhartig te bekennen.
„Dat nooit!" riep hij heftig uit. Nooit. Dan
Kever dood! Wat denk je wol, dat mijn edelmoedige
schoonvader zou doen, als hij mij op die .wijze
in< zyn.macht had? Voor het allerergste Zou hij mij
misschien wel behoeden'; het eerste echter, dat
hij als belooning vqor zijn hulp zou verlangen, Zou
zonder eenigen twijfel mijn toestemming ineen
echtscheiding zijn en het doen van afstand mijner
zijds van de academische loopbaan. Ik Zou weer
aJss bedelaar op straat staan en ik Ijezit nu Waar
achtig niet meer de kracht, dien gehoelën zwaren,
vergoeföchen arbeid opnieuw to beginnen. Neon
duizendmaal noen. Als .je me niets beters weet.
aan to raden, dan geef ik er honderdmaal liever de
voorkeur aan 't Voorbeeld van je vader te olgen."
„Laat mijn vader buiten bosohouwhog, Sicg-
mund! verkoos den dood; omdat hij zyn schuld
niet wilde overleven, niot uit vrees voor straf.
En zijn schuld was niet zoo groo tuis de jouwe. Wat
je daar van do voorwaarden zegt, die de professor
zal stellen, zal wel niet ver van de waarheid af zijn.
Als je die condities onaannemelijk acht, dan zie ik
geen mogelijkheid je te redden."
„Werkelijk geen enkele mogelijkheid, Edith? Ik
smeek je, span je vindingrijken1 geest nog eens in,
om een oplossing te vinden. Nog heb ik immers
drie dagen tijd en aan de snelheid oener vrouw
is in drie dagen wel iets moeilijker^' gelukt dan
dit. Zou je werkelijk geen uitweg weten?"
„Neen, ik. zie peen uitweg."
Scherp en beslist, zonder ook maar een seconde
te aarzelen, had zij* hem deze sombere woorden
voor de voeten geworpen en een oogenblik scheen zij
zich mot kwalijk verborgen triomfgevoel te verheu
gen in de diepe vernedering, waarin zq hem voor
Zich Zag.
Toen eohter flikkerde plotseling een Zonderlinge
in een costuum verschijnt, dat hem op olk gemas
kerd hal een prijs zou opleveren!
Onze commissie uit do ingezetenen, gekozen vol
gens artikel zooveel van cle Gemeentewet, om haar
stem te hooren ter zake van de voorgenomen anexa-
tie van Voorburg en een deokvan Rijswijk, heeft de
aanhechting goedgekeurd, maar «met zeer geringe
meerderheid en de anti-annexatiecomités zetten het
werk nog voort. Er'is in die commissie nog opmer
kelijk veel gedebatteerd, veel meer dan de wetge
ver zich waarschijnlijk indertijd zal hebben voor
gesteld, dat door zulke comité's zou geschieden.
Blijkbaar wilden vele leden niet voor spek en boo-
nen leden zijn en de burgemeester had een zware
taak met het leiden van de -vergadering en de ver
dediging van het plan tevens, zwaarder dan in de
meeste Raadsvergaderingen, waar hij door de wet
houders wordt bijgestaan, die maar zelden iets
door den burgemeester laten bepleiten. Het is even
wel ook de vraag, of de wetgever, die de aaneen
voeging van gemeenten regelde, heeft gedacht, dat
daartoe zoo dikwijls zou worden overgegaan, dat
de noodzakelijkheid en de redelijkheid van de aan
hechting niet altijd, wanneer zij wordt gevraagd,
ook zoo duidelijk in het oog springen, dat er fei
telijk niet over gediscusieerd behoeft te worden.
.Voor één ding is het toch wel goed dat er verschil
van rneening is: de zaak komt erdoor in de open
bare belangstelling en het kan geen kwaad, dat de
menschen eens zoo nu en dan genoopt worden,
hun gedachten bezig te houden mt algemeene be
langen en zich af to vragen, of een bepaalde maat
regel goed of slecht is met het oog op hot belang
van de gemeento. Hier doet zich nog de bizonder-
heid voor, dat de Hagenaar zich niet alleen had af
te vragen: is do aanhechting in het belang van mijn
stad? maar ook: doe ik, als Hagenaar, "als groot-
stedeling niet iets onbehoorlijks jegens een zwak
kere, kleinere gemeente? Naar mate men zich daar
van rekenschap geven kan, naar die mate kan de
eenling zich deel voelen van een geheel en naar die
mate is de beschaving gevorderd.
Over de komieke verwisseling van schilderijen in
de Bank van Leening zal nu in den Rand worden
geïnterpelleerd en wel door den nestor, den ouden
generaal De Meester. Velen spitsen zich al op het
hooren van allerlei malligheid omtrent de daar
in die gemeentelijke instelling heerschende warboel.
Men zou zich wel kunnen vergissen. Dat een in
gepakt schilderij kan worden verwisseld met een
ander eveneens ingepakt schilderij, mag zeer zeker
niot voorkomen, dat het mogelijk is, ligt voor de
hand. Het trof al heel slecht, clat het juist een schil
derij gold van een zoo beroemden meester, waarbij
men ook zou kunnen betwijfelen, of do plaats voor
zulko zeklzamo meesterstukken wel juist do lom
merd is! Het merkwaardige van het. geval zit ei
genlijk niot zoo zeer in het feit van de vergissing
zelve als wel daarin, 'dat do gemcontelijko pandjes
baas eenvoudig niet wertschte toe to geven, dat een
vergissing door hem begaan, tot dö mogelijkheden
behoort en voorts is in deze zaak nog iets meer
dan merkwaardig, hoe de gemeepto, althans de
namens haar sprekende overheidspersonen, op
treedt Jegens den majt, die part noch doel heeft
aan do fout, namelijk degono, dio dadelijk zeide,
dat hij do verkeerde schilderij gekregen had, maar
dio hield, toon hij zag, dat hij toch de echte niet
krijgen kon on het kostbare stuk toen maar ver
kocht, misschien wel met een zeer goede winst,
maar dat geeft de gomeente nog niot hot recht te
gen hem op to treden met bedreigingen van ver
volging on processen. Hier heeft de gemeente een
fout gemaakt, zij moest eenvoudig de gevolgen dra-
genl
Of dio meoning ook die van den Raad zal zijn,
moet weldra blijken.
In het jaar 120G gebeurde het volgende. FranJ
cisca> v."-- ri\ 1tod Folognio do markt]
gegaan. Voordeetig verkoopt hij rijn stoffen nö
zoF- rijn paard, Te voet gaat hij met wri' gJJ
terug naar Asairi, een afstand van 3 uur. Hij komt
voorbij de kerk van Sint Damien, die in verval is.
Hij knielt er neer voor oen crucifix.Christus spreekt*
hem toer „Franoisous, horstel' mijno woning! baar
op gewft lijj al zon geld aan den priester der kerk,
die hem toestaat bij hem te luijven, maar weigert
uit v.-üvoor den vader van Franciscus.- hot ;-Jd.
Intusschen waolifc rijn vader, de lakenkoopman
ïgkhsid""aaf beden hot onderworp 'van bestoking °Vv tiorUffk°mfb -d?n
vormen. Ik wil liet hobbftn over Francisous van f :!u z.^ek?r.rl- Iraneisous torbergt zu.1l 1-ato
koert hij vrijwillig terug en wordt door zijn vader]
gestraft en opgesloten. Zijn moeder Pica, bevrijdt
hem. FranoLscus geels alles wat hij hoeft aan zyn
vader terug, ontkleedt zich tot op rijn boetehemd
jen spreekt: „Nu kan ik vrijelijk zeggen: onze vader,
Het verheugt me, dat ik kan mededeeïen eeltige
brieven te hebben ontvangen van belangstellende
•lezers. Zij geven mij stof ter behandeling en Ik zal
dus gaarne op de gemaakte opmerkingen ingaan.
Maar.... nog even wachten. Ditmaal moot ik mé. met
iets anders bezig houden of j uister uitgedrukt
met iemand anders. Want oen bepaalde persot-n-
et ca
Assisi, dio zeven eeuwen geleden is gesternten.
Zofr langzamerhand weet ieder monscdi nu wel
iets van Franciscus. Waar de heeto wereld van
liaro belangstelling blijk geeft, is het haast niet
aan te nemen, dat er nog zijn, diö niets van dezen
merkwaardigen middeieeu webben heilige weten. Ik
kan derhalve uiterst kort zijn mot mijn historische
mededoeflngon. Daarna kunnen we iets uitvoeriger
stilstaan blij de vraag naar de beteokenis van den
heilige, ook nog voor dozen tijd.
Franciscus van Assisi wordt geboren in het jaar
1182. IJJj is de zoon van een welgesteld koopman
en worat ook door zijn vader voor den handel
stemd. Zoodoende^ wordt hij ook medegenomen naar
Frankrijk door zijn vader en hieraan heeft hij den
naam Franciscus te danken, ofschoon hij als „Jan"
werd gedoopt. In het jaar 1202 treffen we hem aan
als soldaat en zien we hem krijgsgevangene van
de stad' Perugia. In November 1203 wordt hij
losgelaten cn komt in Assisi terug.
Van nature is Franciscus goedhartig spoedig
gaat hij aan zijn goedhartigheid een bovennatuur
lijke bedoeling geven. Hij geeft vele aalmoezen en
weigert deze nooit, wanneer zij uit naam van Go4
van he«n worden gevraagd.
Wanneer hij een arme ridder bijna zonder kleeren
ontmoet, geertf* liij dezen rijn eigen rijk-versierde
kleeren. Hij hoeft zijn droomen van eerzucht en
He in do hemelen zijt en niet. moor, mijnvader
pierro, aan vvieu ik niet alleen rijn i.i. in^ir ook
ftl' mijn kleeren teruggeeft; ik zal geheel naakt
Heer tegemoet treden."
i Hij gaat in een door een vriend hem geschonl
kl'eecl de inelaatsschen verzorgen. Zijn voedsel bedt.,
hij. Hjj verz.tmcit geld voor 't herstel van vervuild
kerken. Predikend trekt hij rond. vol aandoenlijk
liefde voor de armen en vol groote liefde vocï
gansch de natuur. Hij vecht tegen elk zinnelm w'ni
begccren in zich. mva;
Enkelen voegen ziel# bij hem. en' op een dag ipeiv
in Mei 1209 gaat hij met zijn eersto*eIf metgezellen
naar paus lnnocentius UI, die hen officieel als
leden eoner nieuwe orde erkent. Zij maken in gros- J[|0
pen verschillende zendingsreizen. Zoo gaat Fran«
circus zelf bijv. in 1214 naar Spanje en Marokko
glorie en vraagt mede to mogen strijden met de ede
len van Assisi. Als hij ten strijde trekt, hoort hij
een stom, die hem zegt „keer terug naar uw vader
stad; want "door mij, uw Heer, zal' uw visioen van
glorie geestelijk worden verwerkelijkt."
Dan keert hij terug naar Assisi. Hy zegt dat
hy edele en grooter dingen zal doen in eigen land.
Hij geeft oen groot feest aan zijn^ vrienden. Dan.
komt er een groote verandering m hem. Hij gaat
zich afzonderen van zijn vrienden. Toch wist hij
nog niet welken weg hij zou inslaan. Ily maakt een
pelgrimstocht naar Rome. Hü geeft al zijn geld weg
en kleedt zich als oen bedelaar. Teruggekeerd in
j Assisi heeft bij weer een visioen. God. zegt hem,
(lat hij geestelijk vreugde moet zoeken. Hoe hij dit
1 opvatte blijkt, wanneer hij naar hot melaatsen en-
huis in do nabijheid van zijn geboortestad gaat,
waar hij deze gevaarlek-besmettelijke zieken, klust.
En wanneer hij later, vóór zijn sterven, zijn testa
ment dicteert zegt hij „De Heer heeft mij, broeder
Franciscus. de genade bewezen, op deze wijze boete
te doenik loefde in zonde en t scheen mij zeer
bitter toe, de melaafschen te zien; en de Hoer
zelf geleidde mij in hun midden en ik was barmhar
tig voor hen. En toon ik me uit hun tegenwoordig
heid terugtrok, veranderde wat mij bitter gesche
nen liad, in zoete vreugde en ik zeide de wereld
vaarwel."
wordt het Breiwerk gehaald en gebracht door
voor den gelen Winkel van JAAP 8NQR.
LET DUS op dien gelen Auto.
Dit geldt voor GEHEEL NOORD-HOLLAND.
N
d, i
gloed op in haar oogen; Zij boog zich, zoo var naar
nom toe, dat haar lippen bijna zijn oor aanraakten
en fluistordo hom toe: „Een weg tot .redding zou
ik weten, tot redding van jou ien van mij. Maar je
bezit toch niet den moea dien weg te volgen."
„AI zou hij rechtstreeks naar de hel' leiden,
Edith; »in mijn toestand heeft man geen bezinning
meer genoeg om, laf te zijn."
„Ik zou voor het geld kunnen zorgen, voor dit
eh nog meer, als je mij wilt beloven, ,nfij van mijn
ketenen te bevrijden. O, ik versmacht letterlijk van
ongestilde dorst naar geluk."
vurig gloeiden haar oogon on boorden zich m
de zijne; Arttois staarde haar verbijsterd aan, alsof
zij zich van een hem onbekende taal bediend had.
„Ik
je niet goed, Edith stamelde
hij aarzelbndl „Wat je je daar als oen droombeeld
voorstelt, kan immers helaas nooit werkelijkheid
worden."
„En waarom zou dat niet kunnen? Omdat een
paar belachelijke vooroorcleelen het zouden verhin
deren en con- wet, die door het kleinste zuchtje
kan worden omvergeblazen, als .men daartoe Sen
moed maar heeft? Ik heb geweten, wat mij te wach
ten stond, toen ik dezen ouden professor mijn hand
reikte; maar ik meende het te kunnen dragen,
omdat mü destijds op aarde niets zoo verschrikke
lijk toescheen aLs de armoede, omdat het samen
leven met mijn moeder mij half van riJtfn verstand
heeft beroofd; en omdat maar 't is immers onver
schillig wat ik destijds allemaal geloofde. Genoeg
dat liet een dwaling was, een onzalige, noodlottige
dwaling, waarvan liet bewustzijn thans aan den
kern van mijn leven knaagt en mij soms tot aan
den rand van den waanzin brengt. Ik kan dit on
gelukkige, onbevredigende bestaan niét langer meer
verdragen en ik wil' het leven genieten, zoolang mijn
jeugd mij daartoe nog in staat stelt. Wanneer, je
een mensch van vlèesoh en bloed bent on als je
me ooit hebt liefgehad, dan moet je dat begrijpen/'
Zeker, ik begrijp het Edith! Maar het lot neofb
ons nu eenmaal niot de macht gegeven om. ons bei
der wenschen in vervulling te doem gaan."
„Toch wei'," verklaarde zij met vlammende oogen1.
„Wij hebben de macht gelukkig te zijn, Zoodra
wij daartoe don moed bezitten. Op hetzelfde oogen
blik kunnen wij onzen ketenen verbreken on weg
trekken, de heerlijke, vrije wereld in, om ons tot
een nieuwen bond te vereenigen."
Als een snelvlietende bergstroom; die in een enkel
oogenblik alle - met moeite opgerichte slagboomen
verwoest, barstte plotseling naar Zoo lang inge
houden hartstocht voor dezen man met overweldi
gende kracht los. Maar des te wilder eni hartstoch
telijker Laar woorden werden, des te meer scheen
/Artois Zijn bezinning en gezand verstand terug
te krijgen.
„Spreek zachter, Edith!" waarschuwde hh; want
•een van de dienstmeisjes zou je kunnen hooren;
bovendien, laten we weer als verstandige men
schen met elkander praten. Wat ie daar zoo mooi
geschilderd hebt, zou stellig zeer oegeerenswaardig
zijn; maar het is helaas onuitvoerbaar. Aangeno
men zelfs, dat er hier niets was, dat mij 'zou Icun-
nen terughouden, nooh mijn wetenschap,
nooh mijn positie of toekomstplannen,
waarheen zouden wij dan wel moeten vluchten en
waarvan zouden wy kunnen loven? Ook do poüsio
iler vurigste liofde zou ai heel spoedig in alle-
daagsch proza veranderen, zoodra do nood on ellen
de hun intrede by ons godaan zouden hebben."
„Ik neb je immers al gezegd, dat wij niot met
Ieego handen zullen g;mn. Up welke wnzo ik voor
het geld zorg is natuurlijk mijn zaak; laat het je
voldoende zijn, dat wij het op hot juiste oogenblik
ter beschikking, zullen bobben. Negenduizend mark
Zijn volgons jouw opgavo noodig om den wissel af
te lcoopon en een verdere tienduizend mark zullen
voldoende blijken om ons voor de naasto toekomst
voor ontboringon to behoeden. Wat or daarna zou
moeten gebeuren, daarover behoeven wij h,us nn
nog geen aorgou te maken. Jij" bont immers een
man on jo zint er stoilig trotsoh op rijn,, voor
uns beiden to werken."
- „Het is je dus werkelijk volle ernst mot dit ro
mantische vluohtpl'un? En het moot misschien al in
de ailornaaste toekomst tot uitvoering worden ge
bracht?"
„De professor verbrokt over eenige dagen naar
Wennen, waar hy verscheidene weken zat moeten
vertoeven. Als wij van dozo prachtige gelegenheid
geen gebruik weten te maken, dan zai voor ons het
uur van geluk uiissclden nooit aanbreken."
„En je zoudt mij die negen duizend mark alleen
dan willen bezorgen, wanneer ik er in toestem
met je te vluchten?
Haar brandende oogen schenen tot in het diepst
van- zijn ziel te willön doordringen. „Natuurlijk al
leen dan!" antwoorddezij langzaam en met nadruk.
„Meen je soms, dat ik je tenvïl'le van die andore zal
redden? Maar wat heeft die vraag voor zin? Hier
kan niet anders dan een eenvoudig ja of neen .tot
antwoord worden gegeven. En je hart, niet jd koel
berekenend verstand moet beslissen/'
„Wanneer het alleeii op de beslissing van mijn
hart aankwam, liefste Edith," antwoordde hij haas
tig, „dan zou ik reeds lang vol geestdrift ja hebben
gezegd. Heelemaal ongevraagd mogen wij echter
ook net verstand niet laten èn daarom zou ik je
willen verzoeken, mij een korten bedenktijd toe te
staan. Linnen welken termijn zou je wol die negen
ik bedoel' die twintigduizend mark in contant
geld kunnen omzebten?"
„Binnen oen uur, als het noodig is."
„Prachtig! En de voorbereidingen tot onze vlucht
zouden onder bepaalde omstandigheden sneller ge
troffen kunnen worden. Bimien tweemaal vieren
twintig uur zul' je mijn beslissende verklaring ver
nemen."
Edith haalde diep adem; haar bleek geziohfc, dat
nog alle teekonen van de ongewone, hartstochtelijke
opwinding droeg, begon langzamerhand weer oen
koele, strakke uitdrukking te vertoonen.
„Ik 'zal' op je beslissing wachten," zeide zij
toonloos. „Maar ik waarschuw jo SiegmundI Roken
er niet op ook ditmaal" valsoh sp<d met mo 'to kun
nen spelen. Bekentenissen, zooals je ze zoojuist
van mij gehoord hebt, doet een vrouw slechts'één
maal in liaar leven om wanneer je nu toch nog
zoudt willen' otrachton mij te bedriegen, zoo waar
er een hemel boven ons is, het zou je allerlaatste
bedrog rijn!"
„Welk een' gedachte," antwoordde Iiij haastig;
terwijl hij tegelijkertijd yaar zijn hoed greep en
het daardoor vermeed haar in de oogen to zien.
„Wat er ook ooit moge gebeuren, ik Zal je bewijzen
dat ik je edelmoedig vertrouwen Waardig ben.
Hij kuste haar hand, die zij haastig weer terug
trok. en verliet daarop de kamer.
Edith keek hem minutenlang met een zonder
linge glans in haar oogen na; toen streek zy met
haar rechterhand ovot 't voorhoofd, alsof zij daar
iets onaangenaams, iets drukkends wildewegwis-
ischen en sprak zachtjes in zich zelf: „Hij wil mij
misleiden, dat is aan geen twijfel onderhevig! Maar
dat ik het ben, die rijn lot in de hand
3den October.
Als ik dit zeer vluchtig en onvolledig overzicht et c;
van zijn leven geef, spijt 't me eigenlijk, dat me do 3ER
ruimte ontbreekt, om hiet niet uitvoeriger te doen.
Daar is uit dit loven zooveel moois to yerielfoiij A
Maar zoo verbeeld ik mij; van sommige lezors!
te hooren maar is zoo'n middeleouwscho room-
scho heilige een figuur waaraan de moderne mensch ]5L
i van het heden iets heeft?
Mijn antwoord is: voor hom, die niet vraagt mug. i
:den vorm, waarin innige vroomheid zich uitSPI
maar naar hot. wezen daarvan, i- Fnuuicus v-■
Assisi, do stichter van de Franciskanor, orde. i
altijd een persoonlijkheid, waarmede nxon niet
ders dan met zogen voor zich zelf kennis mmiktj
Voor mij althans is do bestudeering van zijn levei
niet alleen oen bron van geestelijk genot, maa
ook van geestelijke verrijking geweest,
i Waarom?
j Omdat ik in hom zie de volkomen overgave, aai
wat. hij 't hoogste achtte. Voor hom ais middei
eeuwer, grootgebracht in den roomsche» gods- 1
dienst, was God het hoogste en heerlijkste. DaaronL
voelt hij zich geroepen van allés afstand to doial
en Christus tc prediken, want in Christus (weofl
geheel" in Middeleeuwschen trant) zag hij de zui
verste Godsyereering. Dien Christus vilde hij daar
om volgen in alles. En was die Christus, die ver-
heven lijder voor hem niet do stichter dor kerk.
En was die Christus niet do arme „dio zelfs geen >Pe"
steen had om hot moede hoofd daarop ter ruste
nöor to loggen"? Daarom zal hij de armoede aan-
vaarden als zijn bruid. En hij bluft trouw tot aa®
ziin. dood. Eu aóó sterk leeft nij zich in dien
(mrisfcus in, zóó wordt hy daarmede oen. dat. hy J
zelfs de stigmata (dé wonden) welke deze droeg
op zijn eigen ledematen ziet verschijnen.
Hierin staat Franoiscus voor mii in al zijn veis
hoven grootheid en daarom zie ik in hem moor.
I dan een roomsehen heilige, ilij wordt my hol?
sohoono voorbeeld van de absolute toewijding a.ui
wat voor hom groot en goed was. In/dien zin
hoort dozo mensch aan do monschhcid. Hy is fc
'beschouwen als een van die zeldzamen, van die uitg
yerkoreneu zou ik haast zu-urgon, waar r:cn
ieder, die oenigo eerbied heeft voor ziolcgrooüiel^j
met bewondering staat en.,., met een gevoel Vuil
eigen kleinheid. i*
Want het is niet de vraag of wij kunnen geloo-1 |1
ven, wat hij geloofde. Ongetwijfeld kunnen we
dit niet moer! Maar het is do vraag ot' we even- e'('(
als hy ook bereid zijn om ons zoo geheel te go on - 1
aan wat voor"*o ns hot hoogste is! ,m
Bij hom vindon we die hoerllij Ico ziolevroomhoiil, l<n-»
welke tot elk offer in staat is; Bij hem eveneens eiu
die wondere vrougdo van den monsch, voor wie het 10,11
j opgaan in zy» ï-oeping aiics is. ïk-
Is dit niot van ontroerende schoonheid?
i Ik heb mezelf "wel eens afgevraagd, als oen Fr. n- p'1
ciscus in onzen tijd geboren word. cn dau niet uit 'i
j roomsche ouders, hoe zou zyu ie ven dan verioopon.' I1C;1
Want hij was oen bepaald tyj^e dat telkens wede^ nen
keert, 4 zooals alle typen telkens wederkeeren. ners
,En ik heb myBoli geantwoord, dat hy dan zou 6rm'
rijn oen mensch, dio door zijn innerlijke geven ieiu [faa
gedreven, ook do wereld zou verzaken en lm
vuordeelen zau pAij-geven, dat hij z.xi wezen v i
aflos du vriend der armen en paria's en; do strijdei
JVoor goreeiitiglu-ul nn liefde. Mis-cluon zou iiil
noch van God, nteb van Christus sprekeou, maar Ijl
zou zeer stellig dio ^Toomlieid bezatten, waarv.m httr
wezen is: het diep verlangen naar eenheid met wa
van binnen als net -moest waai*achtige wordt
varen.
Ik heb in het léven één kunst geloord, waarvan
ik my stoeds woor heel' dankbaar gevoel. Dit is dol
kunst van vertalen/ Ik wilde wel dat ieder deze
kunst zich eigen wist te makeft. Hiermede bodooi
ik dit: wanneer He iemand hoor spreken of wan
neer ik iemands geschriften lees, zyu mij de woor-j De
don, de uitdrukkingen, do dogmatische inkleed n- ogw
bijzaak, maar is voor my de hoofdzaak da n,
ziek welke zich daarin openbaart. En al- ik d n Dlf
voel, dat er een mooie, waarachtig naar schoonheid
smachtende ziel in de^woorden tot uiting komt, dan 1
kan snij dat tot in mijn binnenste ontroeren.' Wan» 1 "f
neer ik_ speur, dut or een^ warm, liefde vol l\ai> P"
brandt; in een monseh, dio in godsdienstig opzicht
mijiénver va.n my afstaat, dan vergeet ik alle ver- }H
schillen en is die mensch. voor mij een gids, dio y'J
mo den rechten weg wyst.
Daarop komt hotaan, hoe 't van biniion. io o.
•en mensch gestold is. Daarom kan een mooie rede-1 chel
voering ons ijskoud laten, als we niet hebben de mgt
zekere overtuiging dat wi do mooie woorden hot slier
innerlijke wezen tot uiting komt. ager
Lit nu is geweest do glorie van een Frajnciseui khti
HH was een w a a r a o h t i g mensch.
En zou hy dan niet mag voor ons zyn beteeki
hebben
Waarmede ik dit wil' zeggen: Francisous Ia
Assisi moge ons loeren, dat de schoonheid van utf'
leven bepaald wordt .door wat we innerlijk
en naar buiten oj>cnbaren fli onze daden. W
En ik denk hierby aan hem, ^viens |>eeld mi» gé]
'durig weer voor den goest komt, als ik aan deal
roomschen heil'ige denk, aan Ferdinand 1 f inci»
Niéuwenhuis on oen van diens laatste woorden!
„Vergeet nooit dat het niet de theorieën zijn, diode
waarde van het leven bepalen, maar de daden".
Het léven van Franciscus was één ma'-hii e Jood, pvr
de dood der toewuding aan God en do Kerk. 1
Het 1'even van Domela Nieuwenhuis wu.s eveïï-
eons Óen groote daad, de daad der toewijding aan
de menscEheid. i
En nu is hot niet de vraag of wy den weg van
dpn een of van don ander zullen gaan.
Waar het op aankomA, is, dat ook wy yan^ zuko
figuren roeren, dat ons léven arm en leeg is, ïudiefl
daarin niet iets althans gevonden wordt van dn>
Wordt vervolgd.
LSC1K khtl
kerilH
1 I .Tri
volkomen overgave aan wat wy als het -hoogste
en heiligste beschouwen, van die onlxiatzuc iflg®
toewijcLing aan hofc ideaal.
ASTOR.
>k,
and
»rkc
tree