VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT S
ANGSTNACHT.
PANTOMIME,
wBijvoegsel|der Schager Courant van Zaterdag 6 November 1926. No. 7942.
RADIO
n
WÊmmmmmmÊÊmmmmm
00. I i
B een vroeger artikel Ihaalden wij bet geval aan,
1de h.f. lamp bij' het verbeterde Koomana schema
top den rand van -genereeren gebracht kon wor-
I, maar integendeel apontaah bleef genereeren.
1 tegengif voor deze „kwaal" werd toen reeds ge-
md het iets minder negatief maken van de roos-
ipanrting van deze lamp. Als tweede middel zou-
i wij nog kunnen noemen het wat vaster koppe-
Kvan de antennespoel. Beide methoden bereiken
d of meer het gewenschte doel, maar.... het
v e n ten slotte toch altijd maar hulpmiddelen.
i in alle opzichten bevredigende oplossing geven
rL nooit.
m fit eigenaardige van dit voortdurende genereeren
h.f. lamp is bovendien, dat het juiat wijst op een
go ed gebouwd toestel, waarin goede ohderdeelen
werkt zijn. De bezitter van een dergelijk toestel
zich zelf dus gelukwenschen, maar zal zich te
rne is afvragen, hoe dit lastige, iedere goede ont-
tui igst bedervende genereeren te beteugelen. Want
i een goed toestel, zonder ontvangstmogelijkhedd
ift hij niet veel.
rbij komt nog, dat dit verschijnsel des te meer
t, wanneer men van een raamantenne ge-
ik maakt en dan wat dikwijls de aangewezen
is de noodzakelijk grootere versterking zoekt
n tweede h.f. lamp. Dan komt er een moment,
p ook de hulpmiddeltjes falen,
het ook zij, het werd steeds duidelijker, dat,
et door toepassing van een lapmiddel, maar door
opheffen van de aanleidende oorzaak, dit gene
is iren afdoende moest worden tegengegaan, zoodat
t mogelijk zou worden, het toestel normaal op den
van genereeren te brengen..
Berst moest dus do oorzaak opgezocht worden en
ad
en
daarna het tegenmiddel uitgedacht en toegepast wor
den. Het bleek nu, dat, om dit genereeren te kun
nen verklaren, do, volgende gedaohtengang gevolgd
moest worden:
In een goedgebouwd toestel zal de „demping" in de
verschillende beringen" tot Qen minimum zijn te
ruggebracht, d.w.z. het verlies aan energie in die
kringen, dus ook in het heele toestel, is zeer gering,
Pat is, zooals van zelf spreekt, een vereischte. Het
komt bovendien aan de selectiviteit ten goede. Krin
gen met geringe demping nur kunnen gemakkelijk'
aan het slingeren gebracht worden.,, indien zij al
thans aan eenige voorwaarden voldoen. Laten wij,
om de gedachte te bepalen, eens het schema-Koo-
mans, met één lamp h.f. beschouwen. Hierin mer
ken we twee kringen op en wel de rooster- en de
plaatkring van de h.f. lamp. Zijn nu deze beide krin
gen sterk gedempt (is het toestel dus goed gebouwd)
'en zijn ze beide zuiver afgestemd op de aankomende
golf, dan zullen deze kringen gemakkelijk aan het
slingeren te brengen zijn, mits zij met elkaar gekop
peld worden. Bij. deze kringen is de voor het slin
geren noodzakelijke koppeling aanwezig en wel in
den vorm van de inwendige lampcapaciteit; de ca-
l'paciteit, welke gevormd wordt door de plaat en het
rooster van de h.f. lamp. Er is dus groote kans, dat
deze kringen aan het slingeren geraken, daar aan
alle voorwaarden voldaan wordt. Dit slingeren nu
veroorzaakt de bewuste genereerneiging van de h.f.
lamp.
Zoo had men dus eindelijk de oorzaak van het
genereeren vastgesteld en nu was het prof. Hazeltine,
een Amerikaansch geleerde, die een methode aangaf,
om dit genereeren te dempen, te neutraliseerbn. De
schakeling door hem uitgevonden, kréég aldus den
naam van „neutrodyne-schakeling".
Deze schakeling (zie fig. 15) is, met de noodlge va
riaties, verwerkt in de vele „dyne" echema'p o.a.
pok in de super-radiola-ontvangera.
DAAR IS HELDEN-MOED VOOR NOOD1GI
Hij probeert „Lena de Verschrikkelijke" aan haar verstand, te brengen, dat, gezien de geweldige
stijging in prijs van het' porcelein, gevoegd bij een keker familiezwak voor behoorlijk gekookt middag-
ieten, hij zoo gedacht had e aheml wel, zóu 't niet beter zijn, dat e aheml het was mis
schien maar het beste, e aheml dat zij omzag naar e een e anderen dienst.
AANSLAG OP MUSSOUNL
Muisolini is ontkomen,
Dit is nu de vierde keér,
En een nuchter mensch zou zeggen:
„Houdt maar opl" „De wapens neer!"
Hij lijkt inderdaad onkwetsbaar
Voor z'n opgetogen volk,
Zelfs een bom kan hem niet bommen
En hij glimlacht om een dolk!
Eerst keek er een mitrailleurtje
Naar z'n welverzorgd balcon,
Maar het moest z'n snater houden,
Voor het roffelvuur begon!
Toen kwam er een Iersche Juffrouw
Met een wat verdachte leus
En die schatte te „hooghartig",
Want ze schoot 'em door z'n neus!
Later treuzelde een moordtuig,
Prima Russisch fabrikaat,
In de richting van z'n auto,
Maar natuurlijk net te laat!
En nu Zondag te Bologna,
Waar het weer parade was,
Sukkelde een verlegen-kogel
Aarz'lend door z'n beste jas!
Toen heeft de fascisten-geestdrift
'Em weer eventjes geraakt,
Want de dwaas, die had geschoten,
Werd behoorlijk afgemaakt!
Sterke vaderlandsche handen
Grepen hem ter dege beet,
Z'n principes en z'n lichaam
Werden pijnlijk juist ontleed!!
Mussolini dus onkwetsbaar?
Och, dat neem ik zoo niet an,
Hij is wat je noemt een boffer,
En een slecht getroffen man,
Hij moet door z'n roem beneveld,
Op een grootsch fascistenfeest,
Toch wel eens in deugd en.eere
Aangeschoten zijn geweest!
En wat we zoo daag'lijks lezen
In de kranten, als ie praat,
Wijst zeer duid'lijk in die richting,
Leest U maar eens wat er staat!
Want bij al z'n groote speeches,
Waar bescheiden wordt gezwetst,
Blijkt ie in z'n wiek geschoten
En herhaaldelijk gekwetst!!
Alle rechten voorbehouden,
November 1026
KROES.
Oorspronkelijk verhaal door SIROLF.
(Nadruk verboden.)
Hans Pennesnip keek met welbehagen naar het lie
ve kleine huisje, dat daar precies boven op den heu
vel lag. Het lag daar volmaakt idyllisch, op een
paar meter van den grooten weg, omgeven door een
grooten tuin met dicht struikgewas en bloeiende
seringen-struiken. De tuin scheen wat verwaarloosd.
Maar Juist die wilde bloei van bloemen en planten
gaf er iets buitengewoon bekoorlijks aan. Met zijn
vriendelijke witte muren en roodgeschilderde luiken
voor de ramen ze waren nu gesloten lag het
daar te droomen in de zomerzon, tegen een achter
grond van prachtige heide, die al heel licht te paar-
sen aanving.
Wat heerlijk, rustig, ligt dat huisje daar, dacht de
bekende schrijver Hans Pennesnip. Geen levende ziel
in den omtrek te bekennen. Het huisje stond daar
heel alleen, juist op den top van den heuvel. De
straatweg kwam moeizaam naar omhoog geslingerd,
langs het huisje en begon dan weer te dalen, vrij snel.
want aan den anderen kant was de helling van den
heuvel veel steiler. Hans keek nog eens naar dat
vriendelijke villa'tje. Er rijpte een gedachte. Als hij
dit eens kon huren voor een maand of zoo. Om er een
heerlijke zomervacantie door te brengen. En dan
frisch en vol energie aan zijn nieuwe boek te wer
ken. Maar het zou natuurlijk wel aan een of anderen
rentenier toebehooren. Toen viel plotseling zijn oog
'op een wit geschilderd bordje, dat bijna schuilgaand
'achter een struik, tegen een paaltje in den tuin ge
spijkerd was. Hij duwde het tuinhek open. Het
knarste hevig. Tusschen het grint wies het gras we
lig op. Kijk, daar was het bordje. Hans Ppnnesnip
kon een uitroep haast niet weerhouden. Want op
het bordje stond: „Gemeubileerd te huur, zeer la
gen prijs. Te bevragen bij P. Klaaszen, Dorpsstraat,
X.-
Het winkelbelletje rinkelde door de slaperige stil
te van het huis. Het rook duf in het kleine kruide
nierswinkel^'e van P. Klaaszen. Hans Pennesnip
hoorde van achter uit het huis slofferige stappen ko
men. Daar verscheen een man, in een groezelig grijs
jasje in de deuropening 'en vroeg: „Wel?"
„Ik kom even vragen, of dat huisje ginds op den
heuvel, villa Maria, nog te huur is?" vroeg de schrij
ver.
„Villa M-MariaV, stotterde de man en het was
net of hij verbleekte.
„Ja, dat staat toch te huur?" zei de Schrijver wat
ongeduldig. „Of is het soms al aan een ander ver
huurd?"
De man staarde hem eenige seconden lang aan met
iets angstigs in zijn oogen, en antwoordde toen lang
zaam, bijna onhoorbaar: „Nee, het is nog vrij.
Maar.
„Mooi", zei Hans opgelucht en blij. De vreemde
houding van den man ontging hom. „En wat doet het
voor huur?"
De man gaf geen antwoord. Hij scheen na te den
ken. Dan sprak hij gejaagd: „Komt u even mee naar
achteren, dan kunnen we het even kalm bespre
ken"/ i
De schrijver volgde den man met het groezelige
jasje naar het halfduistere* kamertje, achter den win
kel. De man wees hem zwijgend een stoel aan, ging
zelf ook zitten, zoover mogelijk van den bezoeker
af, in het halfduister van den uitersten kamerhoek.
„Dus-...." begon hij aarzelen, wat onvast van toon,
„U wil villa Maria huren?
„Ja", zei Hans, „ik wil er heel rustig één of twee
maanden doorbrengen, om er aan mijn roman te
werken. Ik ben schrijver."
Is U alleen?" vroeg de man en hij hield bijna
zijn adem in, om het antwoord van den schrijver af
te wachten.
„Ja natuurlijk", zei Hans, „maar dat maakt niets
uit, ik kan zelf best voor mijn eten zorgen.
Vanuit het duister staarde'de man den schrijver
met groote oogen aan. Dan begon hij opeens heel
snel te spreken, als wilde hij zoo vlug mogelijk den
bezoeker kwijt: „Het huisje doet twintig gulden huur
per maand, geheel gemeubileerd, met gebruik van
keukengereedschap. Gas en electriciteit is voor uw
eigen rekening. Er zijn twee guldensmeters. En
„Wat zegt U", viel de schrijver den man in de rede,
„Twintig grilden in de maand? Het is toch niet waar.
U vergist zich zeker?"
„Nee, nee", zei de man haastig. „Twintig gulden.
Vindt U het te duur?"
,Te duur?" Hans staarde den man aan, als had
bij met een krankzinnige te doen. „Te duur? Wel
nee man, hét lijkt me juist .spotgoedkoop!"
„O", zei de man op een vriendelijken toon. „Wil U
het niet eerst zien?'
„Niet noodig',' zei de schrijver, „tegen dien prijs
neem ik het ongezien. Kan ik het voor twee maan
den huren? Ik wil wel vooruit betalen?"
De man dacht na. „Betaalt u maar één maand
vooruit. Als het u bevalt, kunt u het altijd nog
weer voor een maand inhuren.''
„Maar als ik nu meteen voor 2 maanden wil hu
ren", zei de schrijver ongeduldig, die eeen zakentruc
vermoedde.
„Nee, één maand", hield de man halstarrig vol.
„Is het meubilair en het beddengoed zindelijk?
vroeg de schrijver op eens, Er vierhem iets in. Wie
weet, hoe een bende het in het huis was.
„Alles is spiksplinternieuw", zei de man, „het is
nog nooit gebruikt".
Een oogenblik later verliet Hans Pennesnip het
duffe winkeltje. De man keek hem met een vreem
den blik na en haastte zich dan opeens naar ach
teren.
De schrijver richtte zijn schreden naar den bak
kerswinkel. Hij zou vanavond zijn maal maar met
wat brood en gebak doen. Hij bestelde aan de dikke
bakkersvrouw een heele bezending broodjes en koek
jes en droog gebak. Ja, thee had ze ook. Of ze het
even thuis zou laten bezrgen?
„Graag", zei Hans Pennesnip, „brengt u het dan
tegen donker, want eerder ga ik toch niet naar huis.
Op villa Maria is het".
.Villa Mariastamelde de blozende vrouw. En
ze verbleekte. „Maarhmik bedenk daar opeens,
de de knecht heeft vanavond vrij. Nee, van
avond brengen, dat kan niet. Wel morgen, morgen
overdag." Ze keek den vreemdeling angstig aan.
De schrijver dacht even na. Wat deed die vrouw
vreemd. Maar hij ontgaf het zich weer. „Weet u wat,
geeft u dan maar wat mee, dat ik genoeg voor van
avond heb, de rest brengt u dan morgen". En met
wat pakjes in zijn zakken ging bij heen.
Het was met wel wat gemengde gevoelens, dat de
bekende schrijver den sleutel in het slot van het vi-
la'tje stak, dat met zijn witte muren oplichtte in het
avondlijk duister. Piepend week de deur open. Zijn
hand zocht en vond een schakelaar. Hij knipte het
licht aan en sloot de deur. Dan doorzocht hij het
kleine huisje, dat uit slechts 3 kamers en een keuken
tje bestond. Het%as keurig gemeubileerd. Alsof de
bewoners er zoo uitgeloopen waren. In de kleine
voorkamer stond 'n groote clubfauteuil. Er naast een
rookstandaard. Er lag nog een halfopgerookte sigaar
in. De schrijver zette zich in een stoel neer en keek
zoo het vertrek aandachtig rond. Wat zou er toch aan
dit huis zijn? Waarom werd het zoo spotgoedkoop
verhuurd? Wat was er?
Op dat oogenblik ging met een zachte klik, er
gens achter in het huis, het licht uit! Het heele huis
was in duister gehuld. Er liep een koude rilling over
den rug van Hans Pennesnip. Dan bedacht hij, dat
het licht zekér was uitgegaan, pmdat het geld. in
den meter op was. In donker naar den meter zoe
ken, was onbegonnen werk. Dan maar vroeg naar
bed.
En vijf minuten later lag de beroemde schrijver tuc-
schen de koele lakens in het frissche bed, dat
kamfer rook.
Heel in de verte sloeg een torenklok. Elf uur. Het
was doodstil in het huis en daarbuiten, In deze lan
delijke streek was het om 9 uur al nacht. Laat staan
dus om elf.
De schrijver kon den slaap maar niet vatten. Hij
wilde het zich niet bekennen, maar hij was bang.
Heel bang. Groote hemel, wat was dat?
Bombom.kwam heel uit de verte een regel
matig geluid, dat langzaam aan sterker werd. Het
klonk als een naderende zware voetstap.
Bombom......-, bom-bom.,,Al nader en nader
kwam het doffe geluid. Wat kon dat zijn, wat kon
dat zijn? jachtte het door het hoofd van den schrij-