chagerCourant t leestelijk Leven. DE PLEEGMOEDER RAAD SCH00RL. F H h' f '■I Tweede Blad. H fe Vrijdag 24 December 1926. 69ste Jaargang. No. 7970. KERSTMIS. De lichtjes branden overal, De zllv'ren appels stralen En zachtjes komt ln donzen val Sneeuw van don homel dalen. En dekt de donk're aarde toe En al haar droeve zorgen, Er ruischen stemmen in de lucht Van licht en nieuwen morgen. F. LASSCHE. tot is het bijzonder voorrecht der dichters, dat zij, [enkele regels soms, zoo treffend juist een stem- ng kunnen weergeven. Als wij 't bovenstaande ge- htjo lezen, hotwelk toch zoo doodeonvoudig is, |t 't ons onmiddellijk op, hoe hier met een paar brdim precies datgene gesuggureerd wordt, wat telkenjare weer als de hoofdgedachte van het 'stfeest voor don geest komt. Het is namelijk de lerpe tegenstelling tusschen het donkere en droeve j aarde in de uitdagen des jaors en tusschen de inkelende lichtjes, welke de mensch ontsteekt en stemmen, welke hij verneemt, hem sprekend van groote licht, dat rijzen zal met den nieuwen dag. n wij voelen hoe het Kerstfeest, als feest des lts, moést ontstaan bij onze voorouders, wier le- zoo eng venveven was met het leven in de na- ir. ie trieste grauwheid, de druilerige kilheid der De- nberdagen, doen als vanzelf het verlangen naar I en licht geboren worden, fjl Vanneer eenmaal het Christendom zijn zegepra- n I de tocht door de wereld is aangevangen en wan- pr de nieuwe cultus wordt gevestigd in de Chris- ifiguur, steeds meer op den voorgrond wordt ge tal st, wanneer feesten worden ingesteld, dan is iets vanzelfsprekends, dat de Christusgeboorte rdt gesteld op den tijd, waarin men gewoon was feest van den wintor-zonnestilstand te vieren, as Christus niet als een nieuwe zon verschenen aarde? Jiaschop Ambrosius zegt in oen zijner „Sermones", 1 t het goed was, dat de dag van 's Heilands ge- orto dag der nieuwe zon werd genaamd, om- t door des Zaligmakers komst het heil van het mschelijk geslacht vernieuwd was. Rn een andere bisschop, Gregorius, schrijft van het rstfeeet: „dit is de dag, dien de Heer ons gegeven eft. Dat wij ons verblijden en vroolijk zijn! Met m vangt de duisternis aan af te nemen, en de ïgte der nachten krimpt, en het geschiedt niet door wal, o broeders, dat dit feest in dit gedeelte des irs invalt: neen, de natuur verkondigt daardoor geheimvollen samenhang met de geboorte van »zus. Zij schijnt als het ware uit te roepen: O ensch, w^nd uwe aandacht op het verborgene! Gij dat de nacht zijne grootste lengte heeft verkro tte -n en niet kan toenemen, maar ook niet stilstaan. Bdenk den nacht uwer zonden, die ook zijn hoog- 5 toppunt bereikt had1 en niet verder kon gaan; den is hij tot stilstand gebracht, opdat bij niet ortga. Gij ziet het machtiger licht en de hooger lande zon Christus 1 Denk aan de tegenwoordig- lid des waren lichts, aan de stralen des evangelies, ,t de gansche aarde verlicht!" We zullen de ontwikkelingsgeschiedenis van het irstfeest niet verder volgen. Voor ons menschen n dezen tijd vol verwarring en verscheuring, is .n veel meer belang de vraag of het Kerstfeest voor is nog zijne beteekenis heeft. Gevierd wordt het ct steeds méér luister. Wanneer wij een vergelij- j ng maken tusschen than9 en bijvoorbeeld dertig ar terug, dan is het verschil in de kerstviering lorm! Toen was 't een ernstig kerkelijk feest en en ging op de beide feestdagen in grooten getale iar 't bedehuls; thans is er drukte in winkels en ié's en restaurants, waar roode lampjes branden versierde sparreboompjes prijken! Het kerstfeest is blijkbaar op weg om voor de •oote menigte te worden, wat het Sint Nicolaasfeest eds is, nl. een feest voor ouden cn jongen, waarbij an niets anders wordt gedacht dan aan gezellig- eid, aan vroolijk bijeenzijn, aan te geven en te htvangen geschenken. [Eerlijk gezegd, dreigt hierom het kerstfeest mij kngzamerhand onsympathiek te worden. Toch bon ik van oordeel, dat het nog altijd looie gedachten kan opwekken en daardoor een ezegende tijd kan zijn. En nu kom ik terug op het hierboven geplaatste gdiohtje en in 't bijzonder op de beide laatste regels er ruiscl^n stemmen in de lucht van licht en meu ren morgen". Dit is 't, waarop ik voor de lezers ran dit blad juist thans den vollen nadruk wilde eggen. Daar is tegenwoordig een alom merkbare Dzinking te bespeuren onder de menschen. Het 1 dealisme kwijnt en versterft, het vertrouwen op de oekomst maakt plaats voor cynisch ongeloof en laarmede gepaard gaande onverschilligheid. Er is vassende onaandoenlijkheid en stompzinnige be- usting, zelfs bijl het gruwelijkste gebeuren, aat de larten moest doen bonzen. Overal waar ik kom, (peur ik de symptomen van dit verschijnsel. Wanneer wij een gesprek aanknoopen met de nenschen van dezen tijd, een gesprek dat even ult- aat boven de gewone banaliteit en wij brengen het >p wat men pleegt te noemen „den geest des tijds", lan kunnen wij er bij negen tienden vast op aan at we een klaagtoon zullen hooren. Ik verbeeld iïe soms zelfs, dat het een soort van mode is ge- Svorden om eenigszins meewarig te spreken over de luidige levensverschijnselen. Hierin schuilt een gevaar. Wij worden licht een- (ijdig en zien maar steeds naar een zelfden kant, ion der op den andere te letten. [Daarom is 't goed. dat er nog een Kerstfeest is. Niet om dan vroolijk uit te gaan of om anderen ma terieel e verrassingen te bereiden, maar om 'herin- Berd te worden aan de groote gedachte, welke dit [eest voor den ernstiger mensch symboliseert. 1 ..Er ruischen stemmen in de lucht van licht en nieu 'en morgen". Zoo donker kan het op aarde niet zijn. zoo zwart an de al-overhuivende nacht niet wezen of daar 'lijft toch altijd iets in den mensch van een vast houden aan het geloof, dat de duisternis wijken zal! Als ik hier spreek van duisternis, dan bedoel ik laarmede. alles wat het leven leelijk maakt, wat Ingaat dus. tegen wat ik diep in mezelf ervaar als Qöd en zuiver en rein. En is dit niet iets heerlijks? Denken we ons in hoe impzalig het zou wezen als de mensch dit niet meer ezat. Dan zou het leven een wanhoop zijn. dan zou ne energie verdooven. Denken we ons in. hoe we tegenover de wereld en fJiaar weedom haar lijden en - haar smart zouden taan. wanneer wij' absoluut hadden verloren elk ge- Dof op beter. .8. R»- ede 'Als we eens niet konden gelooven. dat betere tijden zullen aanbreken, dat de menschen zullen komen tot hoogere beschaving, dat het zedelijk bewustzijn zal rij'zen. dat de ongerechtigheden zullen wijken, dat wreedheid zal worden overwonnen, dat menschon- waardige verhoudingen zullen verdwijnen. Dan zouden we moeten vervallen tot dat ellendige cynisme, dat zoo koud ons aandoet.... dan zou de dood de eenige vreugde zijn. de verlossing, de uit komst. De denkende mensch. die den moed bedt om de dingen te zien. zóó als ze zijn en die deze durft be- oordeelen. met zün zuivere hart, voelt dikwijls een afschuw in zich opkomen tegen bet leven, zóó als het door de menschen geleefd wordt; hij speurt den leugen, de onwaarachtigheid, de liefdeloosheid over al. HU' huivert bij de gedachte aan de komst van den tijd. dat de oorlog die thans wordt voorbereid, weer zal losbranden., dat als wreede dieren ze weer te genover elkaar zullen worden geplaatst' de men schen die.. ..christenen zich noemen. Dan gebeurt het dat hij soms met moeite een vloek binnenhoudt... En daar komen oogenblikken waarin zelfs do meest geestdriftige zijn vertrouwen voelt verflauwen. Maar dan is de tijd gekomen om te luisteren naar die „stemmen van licht en nieuwen morgen." En die stemmen verstaan wij. als we rustig gaan neerzitten en overpeinzen wat een lange mensch- heldsgeschiedenls ons leert. Dan zien wij weer den groei, den opwaartschen gang. Dan worden we er ons weer van bewust, dat or geen stilstand kén we zen. Gelijk de dag op den nacht moet volgen, altoos weer opnieuw, omdat er is de eeuwige stuwing van het in alles drijvende, dringende Leven zoo moet ook het zedelijk mindere door het zedelijk meerdere steeds worden opgevolgd; zoo moet m.a.w. de mensch beid steeds hooger rijzen. In dezo dagen worden wij er toe gebracht om hieraan iuiat onze aandacht te schenken en dankbaar gedenken wij wét de mensch- hoid zich reeds heeft verworven. En knoopt zich daaraan dan niet onmiddellijk vast de gedachte dat ook het diep-begoerde hoogere zal bereikt worden. Het klinkt sommigen ietwat vreemd, als ik het zeg en toch is het mijn zeer gevestigd© overtuiging: wat de mensch héél sterk begeert, waar hij inderdaad met zijn heele ziel naar haakt, dat verkrijgt hij ééns zeker! Want in het zeer krachtige begeeren ligt do vervulling van dit begeeren opgesloten. Een menschdom. dat den oorlog niet meer wil, waar- échtig niet meer wil uit diepe en zuivere motieven, wordt van den oorlog verlost. Een menschenwereld, welke bestaande verhoudin gen heeft leeren veroordeelen. als onzedelijk, «él nieuwe en betere toestanden scheppen. „Er Juichen stemmen in de lucht van licht en nieuwen morgen." Goddank, dat we op ons Kerstfeest van deze stem-j men kunnen en mogen spreken. Want ze zijn er. ze klinken op uit alle zuivere harten en groote. sterke zielen, die geen vrede meer kunnen hebben met veel in deze wereld. En naar die stemmen luisterend voelen wij' weer groeien ons geloof en vertrouwen in de toekomst# weten wij1 't wederom met groote innerlijke zekerheid dat er. is een eeuwig excelsior! ASTER. een Kerstvertelling door H. G. Cannegieter. (Nadruk verboden.) Langen tijd geleden woonde er in een klein stadje een echtpaar, dat veel verdriet had over hun eenige dochter. Niet, dat Marvella zoo'n zondig schepsel was, integendeel, zij was te nauwgezet van geweten. Haar deugdzaamheid had baar allengs menschon- schuw gemaakt en. hoewel ze het aanzien wel waard was. herinnerden zich slechts de naaste huren haar trekken. Want al sinds een klein jaar kwam het meisje de deur niet meer uit. Ze sloot zich op in haar woning, omdat de wereld daarbuiten zoo slecht was. Ze er gerde zich aan alles, wat ze om zich heen zag en hoorde. Wanneer haar bejaarde ouders, om haar op te monteren, haar op een wandeling meenamen, ont zette Marcella zich over de lichtzinnigheid van de menschen, die in het plantsoen samen stoeiden, die zich opschikten in de straten, die muziek maakten op het marktplein, of in de danshuizen, waar zij voorbijkwam, zich luidruchtig vermaakten. Zelfs^ naar een praatavondje kon Marcella met haar ouder niet meegaan, vanwege de ijdele woorden, die men daar onder elkaar sprak en de zedekwetsende toe spelingen, die men daar op elkaar maakte. En lezen? Waren de boeken, die vader soms voor haar meebracht, niet altijd weer vol van hartstocht en spoorden zij niet aan tot misdrijf en oneerbaar lovensgedrag? Vulden de verhalen, die moeder haar vertelde, niet de verbeelding met onheilige voomeh lingen en ongeoorloofde verlangens? Zoo zat Marcella eenzaam in 't stille huisje aan den donkeren wal bij de poort en verdiepte zich lou ter in hetgeen het Boek der Boeken aan vroomheid bevat. HJer was het licht, dat gelukkig ruimschoots tegenwicht bood tegen de duistere, booze wereld daarbuiten. Onbeweeglijk zat Marcella in de verlaten woning en las in het Evangelie. Vader en moeder waren te kerk gegaan om den Kerstavond te vieren. Tever geefs haddon ze hun dochter ook nu weer trachten over ie halen. De kerk was toch geen zonde en Kerstmis vieren niet slecht? Maar het meisje had geantwoord, dat zoo ze langs de rumoerige straat en over het wereldsche marktplein te kerk zou gaan, ze toch haar aandacht niet bij de plechtigheid zou kunnen bepalen, omdat de herinnering aan de licht zinnigheid, die ze onderweg had gezien en gehoord, haar vrome gedachten doorkruisen zou. Liever wilde ze,in eenzaamheid haar opmerk zaamheid onbesmet wijden aan het eeuwige schoone en reine Kerstverhaal. Geen nagalm van een schan delijk lid. geen heugenis van een ergerlijk straat- tafereel mochten haar godsdienstige overgave in den weg staan. Louter het geluid van de kerkklokken over de stille sneeuw kon haar innig en ijverig ge bed begeleiden. En zoo gingen de ouders, hoofdschuddend en zuchtend, en lieten voor de zooveelst© maal ook nu weer de vrome Marcella in eenzaamheid thuis. Marcella had het veibaal van de herders gelezen en zou juist met het bezoek der drie koningen 'be ginnen, toen een eigenaardig gerucht haar op schrikte. Buiten, in de sneeuw kermde en krijschte een kat, maar deze meewarige 'klachten hadden iels eigenaardigs, dat Marcella niet alleen afleidde, maar zelfs benauwde. Ze liet haar lectuur in den steek en liep angstig het vertrek op en neer. Ze was plotseling bang in haar eenzaamheid en ontstelde van het kra ken van de vloer onder haar schichtige stappen Toen het gekerm aanhield en dringend werd, was het alsof een geheimzinnige macht, sterker dan haar vrees, haar noopte, de deur te ontsluiten en op ont dekking te gaan. Plotseling gaf Marcella een kreet en boog zich over een vreemdsoortig, rood ge streept pak, dat tegen den drempel, der woning ge drukt in de sneeuw lag,. Het was een kind. 'blauw van kou en uitgeput van het huilen. Het lag daar in dekens gewikkeld, die door een band bij' elkander wetden gehouden. Marcella. met haar vondst in het vertrek wederge keerd, drukte 't verkleumde kind tegen haar borst, enwas of een weldadige warmte daar binnen stroomde. Een gevoel- van innigheid beving haar. zooals zij nog nimmer gekend had. Ze kalmeerde het kind met moederlijke gebaren, ontdeed het van zijn overtollig geworden verpakking, laafde het met warme melk en legde het te koesteren in de mollige slaapstee. Toen het 'kind spoedig van vermoeidheid was in geslapen. nam het meisje plaats op haar stoel, maar met het lezen van het Kerstverhaal was het uit. Tel kens en telkens moest zij1 opstaan,, om een blik in de bedstee te werpen, en de stilte, waarin de adem haling van het kind hoorbaar was, werd haar tot een zeldzaam genot. Ze voelde zich voldaan en tevre den; alle angst voor haar eenzaamheid was gewe ken en alle ergernis, over de wereld daarbuiten op gelost in een vage en onbestemde welwillendheid. Haar ouders, thuis gekomen, herkende hun doch ter niet meer. Met een belangstelling, die zij al jaren ontwend waren, sprak Marcella over hetgeen hun ten opzichte van het kind stond te doen. Het kind was te vondeling gelegd, daaraan behoefde geen twij fel te rijzen, maar wie had hef gebracht en waarom Juist hier? De vader, dia den volgenden ochtend ter stond op onderzoek uittrok, kwam zonder nadere ge gevens thuis. Maar toen hij voorstelde, het kind af te staan aan het weeshuis, verzette Marcella zich heftig: als er niemand kwam opdagen, die aanspra ken kon doen gtlden, wilde zij haar schat voor zich zelf houden. Er kwam niemand en zoo bleef bet kind, waar bet was. Marcella week geen oogenblik van hete wiegje, en liet niet toe dat zelfs haar mceder zich met de kleine Agnita bemoeide. Naijverig als een kloek be schermde zij' het hulpelooze kuikentje tegen ieder, die belangstelling toonde. En dit waron er velen. In de buurt had zich spoe dig het gerucht van de vondeling verspreid en alle vrouwen kwamen nieuwsgierig een kijkje nemen. En allen verbaasden zich over de verandering, die zich bil Marcella vertrokken had. Men besprak onder elkaar, wat wel de reden kon wezen, en een scherp zinnig baker ontdekte spoedig verband tusschen de ze verandering en de komst van het kind. Dat ver haal van de vondeling was een praatje; nu bleek im mers duidelijk, waarom de preutsche en vrome Mar cella zich hijkans een jaar in eenzaamheid opgeslo ten had? Wie had zooieta van dit schijnheilig schep sel durven denkenl Zonder dat Marcella er de oorzaak van vermoed de, begon de wereld nu haar te mijden, zooals zij vroeger do wereld gemeden had. Wanneer zij in het heerlijk lenteweer met den kinderwagen over de straat wandelde, liepen de buurvrouwen haar zon der groeten voorbij, en gaven achter haar rug knip oogjes. Achter de horretjes wezen de tantes en groot moeders den kinderwagen na en onthaalden zich op een boetpredikatie ten koste van 't meisje. Marcella echter bemerkte niets van dit alles. De wereld bestond voor haar slechts uit Agnita; alleen wat Agnita deed, was van belang. Voordat ze 'twist, kwam echter de tijd, waarin Ag nita zich met de wereld bemoeien ging. En nu kreeg die wereld door Agnita waarde en beteekenis voor haar pleegmoeder. Met het kind sprak Marcella andere kinderen aan en verheugde zich in de pret, die de kameraadjes Agnita verschaften- Met het kind ging ze naar den bakker en naar den winke lier, omdat Agnita gebrand was op het snoeperijtje dat haar als toegift op de boodschap geboden werd. Met het kind hield ze stil bij een draaiorgel of wan delde zo langs de kramen der jaarmarkt. Zoo leerde ze door het kind de wereld van een andere zijde bekijken dan ze vroeger gewend was gewjeest; zo leerde genieten van de fleur en de vroo_ lijkneid, die het, leven argelooze schepselen schenkt. En .toen weer de Kerstavond was aangebroken, en Agnita fleemde en dreinde, om met &aar mee to gaan naar het feest, liet Marcella zich verbidden. De opgetogenheid van het kind stak ook haar, aan, en toen ze samen met het kind neerknielde bij de kunstig opgestelde kribbe en met het kind luister de naar den jubelend en koorzang, beleefde ze voor het eerst het Kerstwonder. Wat was het alles mooi en goed om haar heen: de menschen in de geheim zinnig verlichte kerk, maar evenzeer de menschen daarbuiten in de gezellige winkelstraten en in het vroqlijke marktgejoel. Voorspoedig groeide Agnita op en nog voor ze den huwbaren leeftijd bereikt had, was ze reeds het middelpunt van de dartele jongelingschap. Agnita was levenslustig en mooi on Agnita kende geen kwaad. Haar pleegmoeder, met wie ze na den dood van Marcelle's ouders samen was achtergebleven, liet haar in alles vrij, omdat ze alles wat Agnita deed, bewonderde en prees. En zoo kwam het, dat, voordat het meisje en haar pleegmoeder er erg in hadden, Agnita moeder werd van een levenloos kind. Weer was het Kerstavond en de beide vrouwen zaten eenzaam in bet stille vertrek. Agnita nog niet geheel hersteld, liet neerslachtig het hoofd in de handen hangen en Marcella, die nogmaals tracht te het Evangelie te lezen, drupten de tranen langs het gelaat. De vrouwen spraken geen woord on in j de stilte drong het verre gelui van de Kerstklok ken tot binnen de woning door. Plotseling verhief Agnita zich met een gebaar van woeste wanhoop en brak uit in een beschuldi ging tegen haar pleegmoeder. Dat zij nu door ieder gemeden werd en voor ieder te schande liep, was Marcella's schuld. Zo had nooit geweten, wat ze nu wist: dat ook Marcella er een was geweest ais zij. Dat zij, Agnita, een kind der schande was en dat daarom het leven harer moeder zoo verlaten was geweest. Maar, met de ervaring, die haar moe der bezat, had deze haar dochter moeten waarschu wen. Dan had zij bh Agnita kunnen voorkomen, wat zij zelf zich roekeloos op den hals had gehaald. Toen lichtte haar pleegmoeder haar in. Zo vertel de de geschiedenis van de vondeling, die op een Kerstavond had gelogen in de sneeuw voor haar deur. En ze beleed, dat zo het kind voor zich had ge- Souden, ofschoon ze geen moeder was en van het loederschap en wat daarmee samenhangt, over geenerlei ervaring beschikt. Nu berouwde het haar, dat ze Agnita niet tijdig voor de wereld gewaar schuwd had, maar de wereld was zoo mooi en zoq goed geworden, sinds Agnita haar de wereld had lee ren bekijken met de oogen van een kind. Ze had op de wereld vertrouwd, gelijk ze op Agnita vertrouwd had, En nu was, door haar verblinding en onver stand, alles zoo vreeselijk geloopen. Marcello, de smeekende handen om den hals van Agnita gesla gen, bad haar, haar te vergeven, nu zij te goeder trouw zoo als opvoedster gezondigd had. Het meisje, door de biecht harer pleegmoeder ver- teederd, liet haar tranen den vrijen loop. Ze drukte Marcella een kus op het voorhoofd, streelde haar over de rimpelige wangen en over het grijzende haar, maar stond toen op met een wilskrachtig gebaar, en liep, met langzame schreden, doelbewust naar de deur. Toen Marcella goed en wel tot bezinning kwam, was Agnita verdwenen. Don volgenden Kerstavond zat Marcella wederom, gelijk op dien avond vóór de komst van het kind, alleen in haar stille vertrek. Peinzend over haar op het Kerstverhaal opengeslagen Bijbel, dacht zij aan Agnita, die nooit was teruggekeerd, maar over wie somtijds onrustbarende geruchten tot haar doordron gen. De wereld had haar argeloos pleegkind in haar onmeedoogenden maalstroom verzwolgen. De wereld, die booze, zondige wereld, die Mar cella was gaan haten, en vreezen. zoodra zij tot de jaren dos onderscheids was gekomen! Die donkere wereld van misdaad, onzedelijkheid en bedrog, die men niet kón ontloopen, ook al sloot men zich op in eigen huis. Die, toen zij de straat en de markt en de boeken, ja zelfs de kerk uit wantrouwen ont vlood, tot haar was gekomen in de gestalte van een hulpeloos kind! Maar ineens verhief zich Marcella met stralende oogen. Donker en slecht de wereld? En Agnita dan, het kind van haar hart? Agnita was déar en was als allen daarginds om haar heen, en die allen daar ginds. langs de straat, op de markt, in de kerk, wa ren als Agnita. Agnita! en met een innig gebaar streelde de grijze vrouw het medaillon, waarin het dierbare portret. Ze trok haar mantel aan; de kerkklokken luidden, een glinstering kwam in haar oogen, en, met zachtheid de deur ontsluitend, als vreesde zij oude herinneringen te storen, maakte Marcella zich op naar de kerk, om, op den heiligen Kerstavond, mèt allen en vóór allen, falende, hulpbehoevende, lief hebbende menschen als haar pleegdochter en zij, den Hemel te lofprijzen voor het Licht, dat, door nevelen en tranen, toch vertroostend de worstelende menschheid beschijnt Vergadering' van den Raad op Woensdag 22 Do- Gember 1926, des middags 2 uur. Alle ledeü zijn aanwezig.. Voorzatter de heer Baron Van Fridagh, burge meester, secretaris de heer Smita. Na opening volgt lozing der notulen* dia onder dankbetuiging worden vastgesteld. Schoorl zonder wijkverpleegster. Door den Voorzatter wordt mededeeling gedaan van de voorloopigo kennisgeving van Ge; zinsverpleging, dat voor Warmenhuizen een wijk verpleegster is aangesteld, zoodat Koedijk en Schoorl zonder wijkverpleegster zitten. Binnenkort Zal eorf verzoek tot deze beide gemeenten worden gericht om gezamenlijk f 1000 subsidie beschikbaar te stellen, opdat hen 2a zuster kan worden aange steld. i v De heer Schermer geeft de wenscMijkheid te kennen, dat'de Witte Kruissaf deeling opnieuw, en dan in samenwerking met haar zustervereniging te Koedijk, een verzoek oan «subsidie tot de ge meenten Schoorl en Koedijk richt, opdat een ver pleegster van Het Witte Kruis wordt aangesteld, öpr. heeft principieole bezwaren tegen een zuster van Gezinsverpleging, en wel in verband met de kerkelijke tint. i De Voorzitter heeft er reeds met Br. Heringa over gesproken, zoodat de Witte Kruichafdeeling wel met eani verzoek zal komen. De hoofdzaak voor oins moet blijven, dat de gemeente eau zuster krijgt. De gemeenterekoning van 1924 is goedgekeurd; do over het raadsbesluit tot het aangaan van voor het GJS.B. is door Ged. Star Bjj de kasopname bij den gemeente-ontvanger een den administrateur van het G.E.B. waren "de kas en bescheiden met elkaar in overeenstemming. Ingekomen was een dankbetuiging van ae Kar aaaalbewonors voor de aansluiting aan hebG.E.B. van de Zijperelluis. i Voorzitter herinnert aan de actie, die gevoerd! wordt om den wegi in de Duinstreek te doen be stemmen allls primaire Weg, waartoe de toezegging! in beginsel is verkregen. Goedgevonden wordt, dat B. en W. aan den Ned. Aannemersbond en den «R.K. Bond van Bouwpatroons meodoelen dat deze gemeente het edschen van borgen voor uit te voeren gemeente werken niet noocug vindt. Het fanfarecorps ,,dei Vriendschap" en de V.V.V. te Groet vroegen subsidie, maar zullen eerst de re kening van 1926 moeten overleggen Eenden of eenden. Voor te houden Wegwedstrijden voor eenden vraagt de Pluimveehouderij subsidie, maar de gemoen t&- finamtdën maken het niet wel mogelijk, aan bet verzoek te voldoen en ook worden hier niet zoo- "veel eenden gehouden. 1 Aan het verzoek van de gemeente Warmenhuizeaol om vergoeding van kosten voor 4 leerlingen uit on ze gemeente, die de O.L. school te Warmenhuizen bezoeken, wordt goedgunstig beschikt. Vanaf 1926 zuilen do ouders van de leerlingen de meerdere koe ten, die uit oen (dergelijk .bezoek voortvloeien^ dienen te storten, doen ze dat .niet, dan zullen de (kinderen de school' te Schoorl' moeten bezoeken. Aan de gemeente Alkmaar moeit een bijdrage Voor NhlvwheidsonclcrwijvS t worden verstrekt vanj f 161.97. Wordt Voor kennisgeving aangenomen. Op een verzoek van den heer A.^J. Har brink Numan, oan alsnog oen bouwvergunning te verke nen aan D. Min te Bergen voor stichting van een woning op een nab!i.i de dokterswoning gele gen gedeelte, wordt afwijzend beschikt, omdat uit •een tweede schrijven van adressante te concludee- ren valt. dat hot eerste schrijven wordt ingetrokken; Een voorstel van B en. W. om van Mej. J. E. WegelSn te Bennekom aan te koopen een strookje grond, gedragen in den berm van de Slotlaan, ter grootte van pllm. 3 M2. tegen den prijs van f 1.50 per M2., wordt Zonder besproking goedgevonden. B. en> W.. stellen voor, om voor het torenuurwerk te Groet een klokkenist aan te stellen op een 4 wedde (van f 15 per jaar. Het bedrag der wedde is in ver houding met die van den Hókkenist te Schoorl. De heer Van Lienen had in de vergadering van B. en W. voorgesteld het salaris op f 20 te bepalen en ook nu verdedigt hij dit voorstel, rthans met dit resultaat, dat de raad overeenkomstig den wensoh van den heer Van Lienen besluit. Als klokkenist wordt met algemeene stemmen! benoemd de heer K. Zwakman, .on waar de heer Zwakman reeds als zoodanig werkzaam was, wordt de benoeming geacht to zijn ingegaan op 15 Maart 11. De veranderde tijdsomstandig heden- Verschil van meening. Aan de orde komt de voordracht van B. en W. om van de na 1 Januari 1927 nieuw aan te stel len ambtenaren en werklieden in dienst-der ge meente, een pensoenisbij drage te heffen van 5 pet. ja- i on j dit iot I>rk ii (•- q igf [fit i BT- I fX> ral» 'O- 'I. lor 'rijn Urn or r JO ij' jRiat |lan jijde jht Pr i'T o .1 il ll •5 1 I i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1926 | | pagina 5