tWf==VOOR DE KINDEREN.<^>t>
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
Voor de Kinderen.
Het Geheim van het oude
Horloge.
Een Troolljk drinklied werd aangeheven. De pa
lm Juichten. Zie, de groot. «taande klok wee« pre
cies twaflf uur. Een gehelmilnnlg gerommel en ge
knor ln het binnenste van het oudorweUcho koet-
bare uurwerk beweea. dat too dadelijk de twaalt
«lagen rouden weerklinken. Twaalf uurl Nteuwe-
jaarl Het drinklied 'aaldo overmoedig op, de Jonge
lui ggmgen uit volle borst,
Bonat
Een davende «lag dreunde op de deur van den
grooten «alon, Aleof eet) .waar lichaam er tegon aan
viel. IlIJna iedereen had het gehoord. Kun evon vei-
wondend wenkbrauwen trekken, een uitroep ven
verbazing .hier on daar.. Dan zwaaide mdt een
slag do zware deur open. Een man strompelde, viel
I bijna, naar binnen. Een kreet van ontzetting on ver
bazing ging door de gasten. Want voor hun «tomver-
wonderde oogen, stond daer opeen» een man, eon
huvelooze zwerver, «net een afschuwelijke stoppelige
baard, vleze gelapte, «tukkende kleeren, Het lieve
meleje, dat zoo Julet dat aardige liedje over dien
zwerver had gezongen, slaakte en kreet van afschuw,
Maar het gebeurde alle» zoo «nel. De zwerver keek
even met verwilderde oogen den schitterenden kring
rond, zijn droge, brandende Jlppen vormden het
woord: dorst.... drinken....
Dan «loeg hij tegen den grond. Bleet voor de ver
schrikte oogen van de gasten roerloos op het kost
bare smyrna-tapljt liggen.
Meneer Wlllbur Callman haaldo zijn wonkbrauwon
hoog op. Wat was dat voor oen kcrol? O, Ja, nu her
innerd» hij zich, dat de keukenmeid hem vanmiddag
een verhkal had gedaan, van een zwerver, dien z*
een warm maal wilde geven, die gevraagd had, of
hij niet dien nacht het vroor zoo hard in de
keuken mocht «lapen. Maar, wat deed die man nu
hier, wat was er
„De man 1» gewond", riep plotseling een der hes-
ren uit en wees «net verschrikte oogen naar oen
donkore vlek op het lichte tapijt. De zworver sloeg
de oogen weer op, prevelde: „Dorst.... drinken....
geef me... wat drinken....".
Een bediende greep snel eon gla«, knielde hl) don
man neor, bracht hot glas aan zijn lippen. En de
zwervor dronk, gulzig, «lurpond. Vertelde dan, fluis
terend, met horten on stooton, van do kerels, die hot
huls hadden geforceerd, die waron binnengedron
gen, die hem hadden neergeschoten, drio schoten...
len rilling ging door ho tgezelscbap. Dat vraren
de drie schoten geweest, die knalden in den nacht,
die ze hadden gehouden voor de overmoedig» vreug
deschoten van eon feeetvlerder, die het Zoo nauw
niet met don iljd nam. Heel itll stonden se daar nu
rond den zwerver, Die met een laatste krachtzin-
spanning hakkelde:
„Ik..herkende.., die Jongere, boeven.. die ner
gens voor stann..ik kon..Jelui toch niet... op...
oudejaarsavond... Je laten doodschrikken... door
die, kerel»..die Je vast al Je geld..on Je Juwee»
len hadden afgenomen... misschien wol... als Je
Je verzet had... aan kogel door Ja kop... zouwe
Jago..dat kon ik..toch niet..doen."
Toen viel do zworver opnieuw ln zwijm.
„Nu is' de reis gauw volbracht", zegt
Piet. „Zien Jullie daar dat groene eiland
je? Dat is het Vogeleiland. Daar verzame
len zich alle vogels van de wereld."
790. We zijn erg nieuwsgierig. Van uit de
verte kunnen we al zien hoe verschil
lende gevederde heertjes deftig rond
stappen, hoe een pauw haar mooie staart
opzet, een reiger op één poot «taat te
peinzen....
798. „Ja", zegt Piet, „nu moet ik nachtlo-t -
gies voor jullie bedenken. Wat zou je
zeggen van dit holle-boomen-huisje?" „O,
Piet erg leukl" en we kruipen er dade
lijk in.
791.
Dan landen we en gaan dadelijk een
beetje rondwandelen; Piet weet perfect
den weg, inaar hij is hier ook thuis. Alle
vogels, die we tegenkomen, tjilpen hem
blij goeiendag.
793. We worden in ons aardig holle-boo-
mennhuisje wakker geschrikt door een
akelig klagend gehuil. Even kijken....
O, 't zijn reigers, die komen aanvliegen
en er erg droevig uitzien.
1927!
Daar is het Nieuwe Jaar weer. 1926 is weggegaan.
Te midden van kou en ijs, hard bevroren, met de
Ijskegels in zijn baard, zijn adem bevroren tot sneeuw
poeder, zóó gaat het Oude Jaar 1926 weg van
ons. En.... nooit zien we hem weer terug. 1927 is
gekomen, Jongens en meisjes, Ik wensch dat Jullie
een heel gelukkig jaar zult hebben! Al is 't begin
dan ook koud,ééns komt de lente weer. Zeg, heb
ben jullie al schaatsen gereden? In den Haag en in
Leiden heb ik ze al zien zwieren. En fijn, hoorl
Een vriendinnetje vroeg me- of het boek van Bram
Vingerling or ai is. Nee, meisje, een teekenaar is
bezig, om er een heeleboel plaatjes bij te maken. En
mooi! Ik kan 't jullie verzekeren, hoor! Als 't boek
er is, waarschuw ik jullie nog wel!
O ja, de prijsvraag over 't document van prof. Stuy-
vesant! Zeg jongens ik wacht nog een weekje, 't Is
moeilijk, hè? En toch kreeg ik al een stuk of 12 brie
ven. Dat had ik niet verwacht. Bram is nu zelf be
zig, om 't papier te ontcijferen, maar 't valt hem
ook niet mee. Dusnog één weekje wachtenl
(Nieuwe avonturen van Bram Vingerling)
Vervolg.
Keel den Haag praatte over de vreemde gebeurte-
niisnn. Nog nooit hadden de barbiers, de dienstmeis
je! «m de slagersjongens zooveel stof voor hun ge
sprekken gehad.
Ook ln 't huis van Notaris Vingerling werd alles
druk besproken.
„Eigenaardig", zei moeder, „dat wij hier een paar
dagen geleden óók zoo iets geks beleefd hebben!"
..Maar die geschiedenis bij den barbier is in de
krant erg overdreven," zei Bram.
„Hoezoo?" vroeg Willy.
„Wel", antwoordde Bram, „ik was er toch zelf bij!"
„Wal jij er bij?" vroeg Willy verbaasd.
Ik liet juist mijn haar knippen", zei Bram, „en
zoo heb ik alles gezien, 't Is heelemaal niot waar,
dat de potjes en fleschjes en kammen door de ramen
vlogen."
„En voelde jij óók wat, Brammie?" vroeg Willy.
».Tk.... nee", zei Bram langzaam, „ik heb niets ge
voeld."
t Is een rare geschiedenis", zei moeder weer,
..vooral die historie-op de Pier. Toevallig was ik «ven
10 voren weggegaan met Willy."
794. Zij vertellen: „Er was een man, die op
zijn gehandschoendcn vuist oon valk
droeg.... zoo'n valsch heest, met een
krommen hek. Hij ging er meo naar
buiten....
„Waarom ging jij eigenlijk niet gelijk met ons mee,
Brammie?" vroeg Willy.
„Och, ik zag Piet Ponton tusschen de menschen"
antwoordde Bram. „Hij heeft in Haarlem gelogeerd,
en ik wou hem wel even spreken".
„En jij hebt alles dus gezien?" vroeg vader.
„Ja.... dat ie te zeggen.(begon Bram.
„Ja of néé", vroeg vader weer.
,,Jal", antwoordde Bram.
Vader zweeg. Bram staarde reeht voor zich. Hij
voelde,'dat vader hem onderzoekend aankeek.
't Werd stil in de kamer. Verbaasd keken moeder
en Willy naar vader en naar Bram.
„Dat geval met de tram", zei vader eindelijk, „had
erger kunnen afloopen. Ik hoop, dat de onbekende
kracht...."
Vader zweeg even en keek Bram nog eens recht
in de oogen, vóór hij langzaam verder sprak:
ln 't vervolg de trams maar met rust laat!"
„Stel je voor", lachte Willy, „dat de trams maap
op hun eigen houtje aan 't rijden gingen, hahaha!"
Bram lachte mee, maar 't ging niet van harte....
i
„Zou vader 't weten?" dacht hij 's avonds. „Zou
vader 't misschien-begrijpen? Dan moet ik er voor
zorgen om geen domme streken meer uit te halen'.'
Hij haalde de tubetjes uit zijn broekzak en legde
ze op de tafel. Maar tot zijn groote schrik kwam hij
tot de ontdekking, dat hij één tubetje miste!
„Verloren!" dacht hij, terwijl dê schrik hom om 't
hart sloeg. „Maar waar? Hier in huis? Dat zou nog
zoo erg niet, zijn. Dan zou 't natuurlijk gevonden
worden. Op straat? Dat zou gekker zijn!!"
Een poosje zat Bram stilletjes voor de tafel. Hij
stopte de twee overgebleven tubetjes weer in zijn zak
en ging fluitend naar zijn „laboratorium". Daar
stond nog altijd ln een hoekje.... zijn „algemeen©
tijdaanwijzer". Hij schroefde het dopje van één van
zijn tubetjes af en richtte de kleine opening op een
vaVi de groote raderen. Even wachten....! Na een
paar seconden kwam er een draaiende beweging in
't rad. En na een minuut snorde 't als een vliegwiel
met razendo snelheid in 't rond.
Bram glimlachte. De wijzers van de «einwekker
draaiden hoe langer hoe vlugger. Opeens liep de
wekker luid ratelend af....
Bram schrok „Ik wist niet. dat hij opgewonden
was", zei hij. Haastig zette hij 't levenmakende ding
stop.
Daar klonk vaders st$m al onder aan de trap.
„Ben jij nog boven, Bram?"
„Ja vader," antwoordde Bram., „ik.... ik wind
mijn wekker pi"
,Zoo", zei vader. „Welterusten, hoor!"
„"Nacht vader", zei Bram. Toen ging hij naar bed.
Nog lang lag hU wakker, diep ln gedachten....
„Morgen zal ik 't documont van professor Stuyve
sant ontcijferen", besloot hij „en dan zal lk.... al
les.... maar.vertellen
795 Wij vlogen rustig rond, maar de.
valk klom boven ons, droef ons omlaag
en wij moesten wel, uit angst
voor zijn Scherpen bek en klauwen.
X.
I
Nog vreemdere gebeurtenissen.
Bram stond laat op. Wel vijf keer was Grietje
boven geweest, om hem wakker te kloppen, maar ze
had geen antwoord gekregen.
>Laat hem maar liggen", zei moeder. „*t Is vacan-
tie en hij heeft het anders al druk genoeg, Hij (moet
het er hu maar eens van nemen".
Eindelijk, om half tien, was Bram naar beneden
gekomen. Vader was al naar zijn kantoor, moeder
was bij Grietje in de keuken, en Willy zat in de eerre
te lezen.
„Morgen", zei Bram.
„Morgen, Brammie", zei Willy. „Zeg, er «taat in de
krant zoo'n eigenaardig Auk oven al die gekke «din
gen in de stad...."
„Laat zien',' zei Bram haastig.
Willy gaf hem het ochtendblad.
„Jij hebt toch alles ook gevolgd over die kwestie
van professor Stuyvesant", zei Willy weer.
,Ja....", antwoordde Bram, „en.... wat zou dat?"
„Wel", zei Willy, „omdat de schrijver van dat
stukje.... dr. Chaudpied geloof ik.... hè?"
„Ja ja," zei Bram, .,wat schrijft dr. Chaudpied?"
„Hij zoekt verband tusschen die vreemde dingen en
de krachtstof van professor Stuyvesant", antwoord
de Willy. 2
Bram werd vuurrood! Hoe ter wereld was dat mo
gelijk??? Hoe kwam die Dr. Chaudpied daar ach
ter? Dat was toch ibar scherpzinnig!!
„Enfin, lees 't zelf maar", zei Willy. „Jij hebt daar
meer verstand van dan ik!"
Bram opende 't ochtendblad en las:
DE MEENTNG VAN DOCTOR CHAUDPIED.
Onze natuurkundige medewerker schrijft ons:
De vreemde voorvallen in onze «tod, waarbij
op onverklaarbare wijze bewegingen in allerlei
vorm ontstonden of van snelheid en richting
veranderden, terwijl personen, die deze bewegin-
ondergingen een soort electrischen stroom
voelden, hebben alle naar imijn oordeel denzelfj-
den krachtbron. Welke deze bron is, kan ik niet
met zekerheid zeggen.
Merkwaardig is het echter, dat deze onbekende
kracht tot uiting komt in de laatste dagen, ter
wijl nog ijverig gezocht wordt naar den onbè-
kenden wielrijder, die, naar algemeen aangeno
men wordt op de hoogte is met de uitvindingen
van wijlen professor Stuyvesant.
i Men weet, dat het levonedoel van prof. Stuy
vesant is geweest: onbekende krachten opsporen
en ze verstoffelijken. Hij wilde geweldige krach
ten als 't ware na ze in den stolfelijken vorm
gebracht te hebben, in een zoo klein mogelijke
ruimte opsluiten. Zoo luidden tenminste zijn
verklaringen in het „Nieuw Wetenschappelijk
Tijdschrift".
796. Toen gTeep de man ons aan en rukt#
ons de fijnen veoren uit den kop en 't
fijne dons uit de borst van de moeder-
reigers, o, o, wat deed dis* een pijn!"
Nog altijd Is niet uitgemaakt, of prof. Stuyve
sant inderdaad geslaagd is. Eigenaardig is t
echter, dat nu in onze stad een kracht werkzaam
is, van een dusdanige sterkte, en zonder merk
bare krachtbron, dat ik mij heb afgevraagd: „I«
hier misschien de kracht van prof, Stuyvesant
werkzaam?"
Zoo ja, wie J* dan ln 't bezit van deze geheime
kracht?
De politie tast nog ln 't duister....
„Nou?" vroeg Willy.
„Een gekke boel", zei Bram.
„Wat denk jij ervan?"
„Niets, heelomaal niets',antwoordde Bram. ,.Ik
wil er niet aan donken, 't 'Kan me niotJ schelen".
„Kom Brammie", zei Willy „dat méén je niet. Daar
voor vind jij de heele geschiedenis véél te interes
sant".
„Kan wel", zei Bram. „Ga Je mee?u
„Waarhoen?"
„Wandelen in de stadl"
„Best", zei Willy.
Ze stapten op. Bij den hoek van hun straat ston
den voor een sigarenwinkel oen heel stelletje men
schen.
,D> is wat aan de hand", zei Willy.
„'n Bulletin", antwoordde Bram, „kom mnar mee..."
Maar Willy, die nogal nieuwsgierig was uitgeval
len, werkte zich met zn ellebogen tusschen de men
schen door, tot hij met z'n neus voor de ramen
stond. En wat hij las .verraste hom zoo dat hij
Brammie er bij riep. Bram kwam.... on la»....".
Wordt vervolgd.
i
TEN NAALD DOOR EEN CENT STEKEN.
Kan dat? Ja zeker, maar Je moot er een kunstje
op weten. Hoe dan? 't Is eenvoudig genoeg.
Eerst steek Jo de naald ln eon kurk, zóó, dat het
puntje er maar eventjes uitsteokt.
Aan den andoren kant steekt dan 't oog er uit.
Dat gedeelte knip Je af, of Je breekt he taf met oen
nijptang. Voorzichtig!
Dan log Je de -cent op een plankjo van zacht hout,
daar gaat de kurk over hoon. 't puntje naar bene
den. Nu sla Je met don hamer hard op do kurk.
Wat gebeurt er nu?
De naald zou willen bulgen of bTeken. Maar....
de kurk houdt hem tegen. Daarom dringt de tcherpg
stalen punt met geweld door don cent, omdat staal
harder is dan 't zachtore brons.
Probeer het maar eens, en schrijf me dan, of 't
goed gegaan is!
EEN NAALD OP T WATER.
Ja, dat kan ook! Wrijf de naald even tusechen Je
vinger en leg hem dan voorzichtig op 't water.... en
dan blijft hij drijven. Hoe zou dat komen?
Correspondentie zenden naav L» ROGGEVEEN,
MABETAKSTRAAT 54, DEN HAAG.