SchagsrCourant
DE PELS
Vedi Napoli e poï muori
j
Tweede Blad.
Feuilleton.
ALS EEN MAN EEN
MAN IS
■I'
Zaterdag 22 Januari 1927.
70ste Jaargang. No. 7986.
Hij was eani slanke jonge man, ioen aankomend
Journalist, een tikje lichtzinnig* maar vol' van wilde
fantasieën, al logde hü hiervan veel' moor getui
genis af in liet dagelijksch Teven, dan in hot werk,
fiat van zijn hand verscheen. Deze jongeling kocht
op zekeren dag* een pels De koop werd zoodanig
■osloion, dat hü mot zijn leverancier overeenkwam,
Ie koopsom in gedeelten te mogen betalen; alleen
de eerste afbetaling zou wat grooter zijn.
Op den eersten dus, toen hij zijn salaris ontvan
gen had, betaalde hij het eerste bedrag af, hetwelk
een derde gedeelte van zij® salaris uitmaakte, en
zag zich dan eindelijk iu het bozit van den zoo
zieor begeerde® pels. Na bed avondeten versohoen
hij géhulüJ in den nieuwe® pels1, in ft stamcafé dier
journalisten en genoot met volle teugen van heb al
gemeen© opzien, dat hij bij zijn jonge ooiléga's
baarde. ITij' ging aan do groote tafel zitten, legde
zorgvuldig, met het vel naar buiten, den pehsv naast
zich op de met leer overtrokken stoel', streek met
een zekere teederheid over het zachte glanzende
bont en bestelde koffie.
Het oafé was druk bezocht. Toen 'de jonge man
zijn koffie bestelde, trad de strenge ober op hem
tos en zei:
„Mijnheer, die pelis moet U in de garderobe af-
go err'.
De jongeman zag don kelliner met den bEk van
oen vader wiens eenigste kind men ont jmnn wil,
aan. „Ik geef hem niet af," gaf hij' ten antwoord;
„want daar wordt hij gestolen".
„Hij wordt niet gestolen," zeide de Ober streng.
„Overigens neemt de eigenaar van het café de ri
sico van alles, wat in de garderobe wordt afgege
ven, op zich" voegde hij er van uit de hoogte aan toe
Mijnheer zag dm pols aan en zei beslist:
„Ik laat hem niet wegdragen. Het is ook geens
zins het geval, dat ik hem voor diefstal vrijwaren)
wilt Ti et is mij® nieuwe pels, en ik wil! hem Steeds
bil mij hebben, en daarmee uit."
Uiterlijk onbewogen antwoordde de ober:
„Dat gaat niet. Do stoel' staat daar niet, oml er
een pels op te loggen, maar is daar neergezet voor
de liezoekers, om er op te gaan zitten."
„Maar maakt dat nu zoo'n groot versehil uit?"
ging do jongeling onverstoord verder.
„Jawel hernam dc ober nietminder onver
stoord. „het oa.fe is stopvol. Wanneer er op deze
stoel1 een gast-zit, dan bestelt hij' toch iets. U ont
neemt aan dien bezoeker een plaats en berokkent
<>ns daardoor schade Wilt U dat niet respeoteeren,
dan zult U hot lokaal dienen te verlaten."
Tien lachje spoelde om do mondhoeken van den
jongen man.
„Weet U Wat," zed bij tegen1 den ober; brengt
U mijn pelS ook om Kop koffie."
Uit hot VdM geslagen Staarde de ober don bo-
z-oeker aan. Daarop ^aehü niet Voorbereid. Tegen
Bit .antwoord was niets in te brengen. IIij; ging en
kwam terug met twee koffie. Eén voor mijnheer
en één vóór diens pels. Met een liiefdevollen blik
wendde de eerste zich tot zijn pols:
„Mjjhbeer Pels, hoeveel klontjes suiker Wensoht
U in Uw koffie?"
„Dan hield lijj zijn oor dicht bij'de kraag van do®
pél's nis verwachtte hij ecnig antwoord. En hij liet
twee klontjes suiker in de koffie Van mijnheer Pels
vallen. De gasten rondom de tafell lachten luidkeels.
De ober was rood van kwaadheid teruggeweken
en onderhandelde thans met den eigenaar. Na ©en
heftig gesprek met dezen te hebben gevoerd, kwam
Kif weer terug.
„Mijnheer". Won hij stijf: het is maar oen grap
nietwaar, maar thans heeft die Tang genooggeduurd
Hoe kunt U overigens weten, of de gaat, die op
de-we stoel zou zijn gaan zitten, inplaats van koffie
niet een fiesch wijn of een fijne likeur zou hebben
gedronken, hetgeen voor ons een grooter voordeel
zon zijn geweest?"
Ge-pannen luisterden de overige gasten tos. In
de algemcene stilte verhief de mijnheer van den
peils zijn stom: 1 i
„Ik drink sléchte koffie, want fik ben maar sen
arme man. Maar mijnheer Pels, hier naast me,
brengt U een flesch Champagne. En glazen.
Slechts enkele oogenblikken daarna stond de
flesch Champagne voor mijnheer Pels op taf él. De
jonge man richtte de volgende korts toespraak tot
de overige bezoekers:
„Mijnheer Pels is hedenavond in Zoo'n goede
luim, dat hjj een glas Champagne wet V Vil
drinken."
Glazen weiden aangebracht. Alleen het glas van
mijnheer Pels bleef onaangeroerd, evenals dat van
zijn eigenaar, die als arme man Zich met eem t&-
scheiden kopje koffie tevreden Stelde.
Het ging er zeer vroolijk, totdat er onverwachts
een kink in den kabel1 kwam. De gulle bezoeker
had; namelijk bemerkt dat de Ober aan de kapitaal-
krach, tighead van Mijnheer Pel® begon te twijfe
len; hij baalde al het geld, dat hem1 nog van izijn
salaris wa>' overgebleven, uit zijn zak en lag het
voor mijnheer Pels op tafel. Dan riep hij
„Mijnheer Pek» bestelt nog een flojob champagne.'
Ook de tweede flesch arriveerde. Eani bezoeker
bracht een toast uit op mijnheer Pels.
Sandwiches werden gepresenteerd. Daarna volgde
•Likeur. Wie aan de groote tafel zat, at au dronk
behafvt de arme man, die bij Zijn koffie bleef.
Na ongeveer e«m uur was de som geld*, die op
tafel lag, opgeteerd. Met een losse armbewegins!
wenkte de mijnheer van den pels den ober;
,De rekening".
t)e rekening werd gebracht. Mijnheer Pels betaal
de alles en gaf bovendien een rijke fooi.
„En die koffie Van U>" was de bescheiden op
merking van den ober. f
„Die blb'jf ik schuldig/' izeide de ander. Die
schrijft U maar op als gewoonlijk." -
^Daarmee wendde hij zach af en Stond op. Do
ober, allang verzoend, greep met grooten ijver den
pols om mijnheer er in te nelpen.
Tijalt," riep deze echter. Wat denkt .U wel?
Hoe durft u met zoo'ni voornamen bezoeker om
to gaan1,, als ware hot een) gewoon kleedlingStuk.
Neemt mijnheer Pels niet zonder ©enige respect op
en roep een paar van Uw collega's om niet mü
in' den péls, maar mijinheer Pek» om mij te helden.
Hoe ae ober zich ook verzette, hij' was niet zoo
gooi of hij moest den pels ophouden en een paar
ar -ore kdiners roepen, die den vreemden sinjeur
optilden en hemi in den poli lieten glijden.
Onder het brengen van een ovatie* door die overige
bezoekers, verliet hij daarop het oafé. -•
(Napels zien en dan sterven!)
Even voor ik deze woorden neerschreef, keek ik
over de prachtige Golf van Napels naar de Vesu-
vius, 'die weer kalm bezig was zijln sigaar te roe
ken. Zeker, Napels ifl mooi, maar toch is liet boven
aangehaalde gezegde: „Napels zien on dan sterven",
wel heel' erg overdreven. Echt Napolitaansch over
dreven. Het verschil' der Napoli tanen met de noor
delijke Italianen is bijzonder gnoot.
Er is in Italië een spreekwoord, eigenlijk kan ik
gierust.-z/eggen een ^Noord-Italiaansoh spreekwoord,
dat zegt: Van Zwitserland tot Florence wordt ge
werkt en gepraat en bezuiden Rome wordt alleen
gepraat.
Men krijgt hier in Napels ook altijd den indruk
dat er geluierd wordt. Toch is dat niet geheel
waar, er wordt in Zuid-Italië ook wel; degelijk hard
rerkt, en onder moeilijke omstandigheden, want
zon steekt vandaag in Januari al, laat
dan staan in den zomer, Er zijn uren op den dag,
dat men hier moet luieren. Maar toch wanneer men
te Napels langs de baai loopt en men ziet die hon
derden menschen heel kalm kijken naar enkele hen
gelaars daar beneden aan heb water, dan is men
geneigd te denken: luiaards.
Daarbij wordt hier geweldig veel gebedeld!. Zit
mem op ©en pliain, om zijn schoenen to laten poet-
sein, dan krioelt heb "Van vieze bedelaars en bede
laressen. Men wordt er gewoonweg akelig en Wee
van. In Homo is dat veel' beter, en beperkt het
zach tot een paai' bedelaars en bedelaressen, ik
zou bijlna (zeggen gepatenteerde ditos. Die zitten*
op hun vaste plékjo, doen niets, vragen niet» én....
krijgen. Bén dtor bedelaars heert 5 zonen, allemaal
werkzame flinke kerels, die door hard werken rijk
en huiseigenaren gewordian zijn. Vader behoeft
heaLemaal' niet t|e bedelen maar doet het toch,
hij kan eer niet buiten. Hij: wordt eiken dag door
zijn vrouw en eem 'Zoon gebracht ion gehaald, die
zien er keurig uit, Zo hebben het ook goed, eohter
hun invloed is niet groot genoeg, vader thuis te
houden.
Een ander geval deed zich verloden: jaar voor.
De dochter Van oen bekend Romemsoh bedelaar
trouwde en oen sluwe couranten m an had ontdekt,
dat do dochter 25000 lire,, bruidschat meekreeg.
Dat kwam natuurlijk in allé couranten. Even later
zit de bedelaar weer op zijn gewone plekje. Een
voorbijganger ergerde zich daaraan en Zei: zit je
hier nu weer te bedelen en in allé couranten staat
dat je aan je dochter 25 mfilé bruidschat hebt
kunnen meegeven. Zieker, Was bet antwoord', dat is
waar, maar ik héb nog een dochter.
Napels i® Smerig, Napels is het product Van Wan
beheer. Napels heeft 't altijd heel Slecht getroffen
met haar heorSohers. Spaanscho onderkoningen van
het midden! der 15e tot het begin der 18e eeuw,
daarop behoorde het, als gevolg van den Spaant
schen Successieoorlog. van 1718 tot 1748 aan de
I labsburgers, daarop als gevolg van demi Oostenrijk-
sohen Successieoorlog aan de Bourbons, verder werd
eerst Joscph Bonaparte en daarop Morat koning
van Napels, en ten slotte de Bourbons terug. Altijd
wanbeheer, altijd oproer, altijd schandelijk bloed
vergieten. Totdat in Januari 1860 Garribaldi mot',
zijne Piemontijneoeh troepen do stad binnonrukte
en de bevolking den wensch te kennen gaf, gevoegd
te worden bn het Italiaansoho Koninkrijk door Vio
tor Emanuel' II, möt behulp van zij® ministeu
Garribaldi, met protectie van Napoleon HE, go-
sticht. Sedert gtaat Napels vooruit, maar al -is
het da grootste stad Va® Italië met ruim 600.000
inwoners, al is het de grootste havenstad van heb
land, liet blijft rammelen, want heb oude zeer is te
diep ingekankerd. Toch is er voel gedaan, voqral
op hygiënisch gebied en dat is vooral ta dankc®
geweest aan den man, wiens begrafenis ik gisteren
heb bijgewoond.
Doctor Anbcmia Cardarelli, senator van het Ka
ninkrijk was een heel bijzondei' man.
In Napels met een dichte bevolking, nauwe stra
ten, slecht water toe- en afvoer, felle zonnehitte,
waren epidemie® aan de orde van den dag.
Daarbij kwam dat Napels als zeehaven erg bloot
gesteld was aan het binnenbrengen van besmettelij
ke ziekten, zoodat cholera en Spaansohe griep hier
geweldig veel slachtoffers hebben gemaakt.
Tot het jaar 1870 was vrijwel' niets aan verbete
ring van den toestand gedaan. Toen kwam eohter
Doctor Cardarelli naar voren en wist door zijn
Eroote bekwaamheid, zijn sympathieke persoonlÜk-
eid en zijn geestigheid alles door 'te zetten.
Het gevolg is, aat Napels pp hygiënisch gebied
met reuzenschreden vooruit is gegaan. Cardarelli
wa® geestig en ondeugend. Toen Sarah Bernhardt,
de groote, maar zeer ijdele actrice, hem ontmoette
wilde zij1 dat Cardarelli iet® zou schrijven in haar
handbeükpmimganalbum. Cardarolili had niet veel
lust, beweerde, dat men niet op bevel! geestig kon
zijn. Sarah hield eohter vol en zei ten slotte;
komaan, oen zoo knap modieus als u, weet ten
slotte wiel altijd iets bijv. een goeden raad neer to
sohrijvcn. Cardarelli lachte even, nam een pen en
schreef, indien men last van zijn maag heeft, is
rioinusaLio aan te bevelen. Gisteren heb ik pp de
Via di Itoma de begrafenisstoet van Oardi aen
passeoren. De Via di Roma, die 2 K.M. lang is,
werd om 8 uur reeds afgezet door militairen, fas
cistische landweer, carabinieri en politie. Ik was "er
vroeg bij en heb mij niet verveeld. Ik stond in de
nabijheid van een kl'ein plein, waarvan het groote
hoekhuis een gedenkplaat in de gevel bezit, waar
op te lazen staat, dat hier op 26 Januari 1860 de
bevolking van Napels Garribaldi toejuichte je®
eisohte toetreding tot. het Konikrijk Italië.
De Fascistische miEtia., idio hier stond, was Tang
zoo goed niet onder discipline als in Rome. Ze
maakten steeds grappen met heb publiek, vooral
met vrouwen en" dan is natuurlijk de mimiek van
Ifwn Napoli taan al' is hij Fascistisch léndwaerrmnn,
onvermijdelijk. Do Napolitaan heeft -allerlei bewe
gingen van gelaat, oogen, schouders, handen, vi®r
gier®, om Zijn gedachten uit te drukken. Het is
allergekst om te zien, hoe bijv. uw kootster een
oollega tegenkomt en door een gebaar te kennen
geeft, dat hy een1 vet vrachtje heeft, dat hij goed
zal plukken. De Milütia maakte geen vertrouwen
wekkende® indruk. Trouwens het geheeld publiek
niet. Ik had mijn portefeuille in mijn binnen-veet
zak, maar hield tooh ecu uur lang mijn armen
gevouwen om portefeuille en horloge te beschermen.
Leoliïk dat die Napolitane® zijn- Het Zijn alle
maal lieden van zeer gemengd bloed. Niet voor
m'ete hebben de Soraooenen hier de kusten on
veilig gemaakt en kus f én en binnenland zelfs be
woond. Het negertypo zit er geweldig bij de Napo-
lltanen in. Men ziet hier feitelijk geen knappe
vrouw of man.
Gister had ik gelegenheid genoeg om studie te
maken, een uur lang heb ik langs do 2 K.M. lange
Via Roma naar mijn hotel gewandeld. Er staat in
,1
door HAROLD BELL WRIGHT.
Voor Nederlend bewerkt door
C. F. VAN DER HORST.
9.
V ijf minuten later verhief Cuily zich op een elle
boog in het. stof van het erf en keek moteerbiedige
bewondering op naar den onvers hoorbaren man,
ie stond te wachten dat hij1 zich oprichtte. Curly's
lip bloedde overvloedig-, die eene kant van zijn ge
zicht scheen van zijn plaats te zijn en zijn linker
oog was voorloopig gesloten.
„Sta op," zei de slanke man kalm. Er is nog meer
bij hetzelfde .adres, wanneer je dat verlangt."
De cow-boy laohte pijnlijk. „Ik verlang volstrekt
met naar meer," mompelde hjj, terwijl hij voor
zichtig Zijn gezicht betastte.
„Ik zei dat mijn naam Batches wa®."
„Zeker, meneer Patohes. niemand zal dat tegen
spreken."
„Batches," drong de vreemdeling aan.
>»J.a, meneer; u hebt het gewonnen" toen; pijn
lijk overeind komende, stak hij zijn hand uit en
trachtte zooveel to glimlachen) als -Zijn geteisterd
aangezicht hem wilde vergunnen." „Hebt u er iets
tegen mij een hand te geven, meneer Batches? Om
te loonen dat wij geen wrok hebben."
1 atches antwoordde dadelijk op een manier die
vurjys hart veroverde. „Goed"', zeide hij; ik wist.
dat je dat zou zeggen als je tot inzicht gekomen
was, anders zou ik mij geen moeite gegeven hebben
omj o mijn geloofsbrieven te laten zieu.
„Dat is juist mijn vergissing geweest," antwoord
de iJurly. uw geloofsbrieven komen van den duivel,
maar niet uw naam."
Behoedzaam besteeg hij weer zijn paard, en Pai>
ches keerde terug naar den Deken, alsof hjj ver-
sohoomng wilde vragen voor de stoornis'.
„I ardon meneer, u sprak van werk?"
De Deken heeft nooit aan' iemand gezegd, wélke
op dat ©ogenblik zijln gedachten waren, zeker
omdat zij Zoo veelvuldig en tegenstrijdig, en ver
ward waren. Was het om deze besluiteloosheid, of
uit gewoonte op zijn jongen opzichter af te gaan,
ot was het misschien om dat zeker iets dat PhÜ
eni den vTocmdéling beiden eigen schoen te zijln,
hij! miaakto aan die hcél'o zaak oen 'êlnde door te
zaggen„Phil moot heb maar beslissen Hij is op
zichter van do KTuis-Driehoak, alis hij' n wil aan
nemen, dan vind ik het best.
Bij' dit woord keken do beide jonge mannen elkan
der aan. en op het aangezicht van élk hunner 1'ag
een halfvragend©, half uitdagende glimlach. De
vreemdeling scheen te zeggen:
„Ik weet" dat gij mijn slot in handen hebt, "ik
verwacht niet dat gij in mij zult gclooven na onze
ontmoeting op den Divide maar ik tart u ïnij
op de proef te stellen **-
En Puil zou, wanneer hij gesproken had, gezegd
hebben: „Toen ik n voor het, .eerst Ontmoette, voélde
lik dat ik met een man te doen had, Ik weet dat
gij verlangend zij't te zien wat. ge doen zoudt,
wanneer go op de proef werdt gesteld. Ik ben daar
ook nieuwsgierig naar. Ik zal u een kans geven.
En overluid herinnerde hij den vreemdeling bij het
scherpe af: „Ik zei ai dat wij u zouden kunnen
.•gebruiken, wanneer u kondb rijden."
Patches antwoordde glimlachend: „Ik zei al dat
ik niet inzag waarom ik heb niot Zou kunnen."
Phil wendde zich tot zijn helpers: „Breng den
bruine hier met, den gevlamden kop."
„Alle deksels," zeide Curly tob Bob; toen Zij "het
hek doorgingen naar het erf dat daarachter lag,
„Daar bliji't geen stuk van dien kerel heel, wanneer
dat duivelspaardl Ier met hem van doorgaat*
tenminste ais hij niet kan rijden- Zou je denken dat
hjj1 het wel kan?"
„Wat zal ik je Zeggen," antwoordde Bob terwijl
hjj het hek opende zonder af te stijgen. „Ik dacht
ook dat hü niet Vechten kon."
„Dat heb ik eveneens gedacht," antwoordde
Gurly, terwijl hij zijn mishandeld gezicht bevoelde.
Zou jij het paard willen pakkan.... ik kan haast
niet uit mijn oogen zien."
Het was niet moeilijk de hand op het paard te
léggen. Het dier scheen 'te begrijpen dat zijn tijd
gekomen was. Den heelen dag Had hij rijn létge-
nooten Zien uitleiden naar de beproeving, had nij
gezien hoe Zij met alle kracht streden tegen de
vaardigheid en de volharding van dien glimlachemr
deü jongeman met zijh jongensachtig gezicht, eni
eindelijk zag hij Ze dan terugkomen, dampende van
het zwieet, 'bevende, bedwongen en overwonnen.
Teen Bob hem naderde, stond hij' daar oen ©ogen
blik roerloos en uitdagend als een: paard van brons;
en daarop onverwacht, zoodat Curly nauwelijks den
tijd had bij hot hek zijn vaart te ontwijken, rende
hjj Vooruit de groote zandvlakte in.
Phil' bespiedde den vreemdeling, toe® het paard
door het hok te voorschijn kwam. Do man verroer
de niet,, maar zijn oogen gloeiden van een donker
vuur, zjjn gezicht bloosde en er lag weer diezelfde
spot in zijn glimlach, als vermaakte hem do ge
dachte aan hetgeen er met Iiem to gebeuren stond
Ook do Déken nam Patches scherp op en opnieuw
wisseldon de jonge opzichter en zun meestor blik
ken van verstandhouding, toen1 Phil zich omkeerde
èn snel naar RUly ging. Hij lichtte don jongen
uit zijn zadel en zette hem neer op de heg boven
den water trog met do woorden: „Daar is een pracht
plaats voor je, blijjf daar vooreerst maar ritten
en ga dan naar buiten."
Op dat oogenblik klonk er een1 waarschuwende
:kroet: „Pas op, Phil."
Met een snellen blik over zijn schouder Zag Phil
den zwarte met' onheilspellend Vlakke ooren, glin
sterende oogen en open lippen reoht op hem ar ko
men. Het dier had hem klaarblijkelijk uitgekozen
als de bedrij ver van zijn ongeluk en was van plan al
dadelijk in het begin van liet gevecht met zjjn
aartsvijland af te rekenen. Er was maar éen ver
standig ding ta doen en dat deed -Phill ook. Een
krachtige sprong plaatste hein naast Bill'y boven
op de heining en glimlachend zei hij tob den knaap,
op wien hij glimlachend neerzag: „Dat was maar
goed dat ik nog een plaatsje voor mijzelf be
waarde, niet waar?" •-
Bob's lazzoworp was raak en terwijl de zarte zich
woedend verzette, daalde Phil weer van Zijn hooge
zitplaats af.
„Waar ging je heen.- Phil?" vroeg de Deken'.
„Je wou zeker geen tijd verliezen," lachte Curly.
En Bob, zonder dat hij het kwaadaardige paard
uit het oog verloor, cm terwijl hij"1 met zijn eigen
paard eiken verkeerden sprong van den# zwarte
verijdelde, lachte van zelfvoldaanheid en riep Phil
tce: „Ik wed vier tegen een, Phil dat je mij' dat
niet nadoet."
En Phil antwoordde: „Ik zon juist BiRy nog eens
gezelschap gaan houden, hij' zit daar zoo alléén."
De vreemdeling was eerst verbaasd dat zij grap
pen konden maken met een 'gebeurtenis, die zoo
Hcht in een treurspel had kunnen ontaarden, maar
opeens lachte hij luid, ©en vroolijk klinkende lach,
die maakte dat Phil hem scherp aankeek
„U kunt gerust mijn zadel nemen," Zeide PhR
scherp, „het ligt daar bij' den watertrog de stijg
beugels vindt u er bij, ik rijd or_ al lang imeeT
Een oogenblik keek da vreemdeling hem recht
in Zijn oogen, én ging toon Zelf het zadel halen.
voor fyva pijptabak
ZACHT, GEURIG
GOEDBRANDEND
Aan-deze eJschen vold
de courant dat geheel Napels de pléchtighoid'heeft
bijgewoond, dat zullen we nu maar Napolitaan-
sone overdrijving noemen, maar dat half Napels uitr
geloopen was, geloof ik dadelijk.
De Carabinieri veegden de straten schoon, want
de afzetting was niot dicht genoeg .om dat te doen.
Prachtig waren soms de scones, die zich afspeelde®
als iemand, die een groote flesch torste, midden op
straat wilde blijven loopen, bang dat in de drukte
der trottoirs zijn flesch zou vallen en als do carabi-
binieri hem absoluut van de straat weg wilden hete
ben. De carabinieri wonnen steeds het pleit. Zü
kennen geen genade.
Een venter bood bosjes tandenstokers te koop
aan. Tandenstokors zijn in Italië een ergernis voor
mij. Een Italiaan steekt reeds bij de soep een tan
denstoker in den mond. praat daarmee en heeft ©en
uur na den maaltijd dat ellendige ding nog tussohen
do ü!ipi>en. Een Hollander, die hier 20 jaar lang
woont is zoo ver-Itaiiaanscht, dat hij heb op onze
Hollandsche dinertjes warempel ook ai doet. Het
is hoogst onbehoorlijk..
Onlangs hoorde ik da volgende aneodote:
De oimoieren worden hier sléoht betaald en
kunne® daarom1 geen middageten bekostigen. Zij!
gaan dan een z.g. lospresso-bar binnen, eton een
paar broodjes en drinken oen kop koffie en steken
een tandenstoker in 'do® mond. Zoo loopen zij ver
der rond om die® indruk to graven, dat Zij 'een gewel
digen maaltijd genuttigd hebben. 1
Het werd 4 uur. De winkels in de buurt slóten)
e® staken de lachten buiten op. Politie en soldate®
op motorfietsen snorden langs de straat, de stoet
was in aantocht. Eerst twoo rijen politio-agente®
over dc geheelé breedte van de straat, toe® een bur
gerlijk muziékoorps, dat oen treurmareeh speelde.
Vervolgens afdoeliiigGü politie, Fascistem, Solda
ten, keurig marcheerende met langzame passem. De
tBereagBen met hun hoeden met hanevearen, de
stoere artilleristen maakte® heel wat boter figuur
dan de op negers gelijkende Fascisten.
Die Bereaglieri cn artilleristen ware® Noord-
Italianen, Lombarden mot hed wat Germaansch
bloed door de aderen, echte mannetjesputters ver
golden bü do Saracoencn-kruising. Middc® tuS-
schen dia troepen oen militaira kapel. Do «rider®
kapél zweeg, dadelijk 8 slagen op dc groote trom
©n daar Mank de militaire -treurmuziek.
Even later de lijkwagen, getrokken door G zwarte
.paarden. Een prachtige koets met gllazen wanden,
i® het midden oen zoen fraai bewarkte kist. Aari
bedda Zijden f«miliélod.ea on' vrienden als slipdra/-
gors. Reeds toen het'eerste Spa® paarde® gena
derd was, worde® de hoofden der voorbijgangers
ontbloot. Wat was die doode geliefd en geëerd.
Geen enkele bloem was te zien. De overoette
Iriomfitige wensch Va® dc® overledene was Strikt ge
ëerbiedigd. Het was bijna nog plechtiger zonder
bloemen, die dikwijls door hun overdaad san dé
stemming va® leed en rouw afbreuk doe®.
Wél was en rouw in Napels. Duizenden volgden
de lijkwagen. Do allerhoogste autoriteiten, va®
land, provincie, stad- léger on Vloot; van wotenr
soliap en kunst. De vele vaandels va® vereonigingon
getuigden va® do veelzijdigheid van den groote®
chirurg, die naar Zyn laatste rustplaats gebracht,
werd. betreurd door eem gansohe bevolking va® oen
groote werdMstod. t
Allerlei particuliere® hadden Zich aangesloten]
e® ookt Jfiér ontbrak ondanks do rouw tooh^ éve®
de humor niet. Er diep ac® ma® moe van middel-
Hij1 was halverwege bij den water trog, toen Phil
hem inhaalde.
„Tic zal hem tooh maan Reven zélf zadiclen zol
de cow-boy kalm1 met zij® zonnige® glimlach, „ziot
u, ik moet die paarden nog voor den kerft»t oen wei
nig manieren loeren en dan ben ik een bootjo voor-
ziehtig met de behandeling in het begin."
„Jiusti antwoordo Patches, dat kan ik u niet
kwalijk te nemen. Dat zwarte paard schijnt me een
zorgvuldige behandeling te verlangen, niet waar?"
Phil lachte. „O, wanneer u maar eenmaal .midden
oip zijn rug zit, noeffc u zijn persoonlijke gevoelens
met zoo bijzonder te ontzien.'
In plaats dat de groote bruine, zooals Phil tot
den Déken gezegd had te hopen, zijn voordeel deed
met de opmerkingen die hij maakte, scheenhij in
tegendeel nieuwen m)oed cn vastberadenheid ver-
Izameld te hebben. De nadering^ va® Phil was het
sean toifcl dollen stormloop in de richting van
den jonkman, welke aanslag evenwel verijdeld werd,
dank zij de vaardigheid en het gewichb van Boos
geoefend paard. Verscheiden maten ging Phil naar
den bruine en telkens weril Zij® tegemoetkoming be
antwoord met oen van die boosaardige aanvallen.
Toie® besteeg Phil' OurJ'y's paard en uit zijn hand
viél1 de lus va® een andere lazzo over den kop (van
den bruine. Zij® koord langzamerhand binnenhar
lende bracht hü Zijn eigen paard steeds dichter bü
de® tegenspartelendcn gevangene, totdat, met de
hulp Van Bob aan den; anderen kant van hot vech
tende dier, het hem eindelijk mogelijk was in vei
ligheid den lederen blinddoek over 'die
vertoornde oogen te leggen.
Toen zadel èn stijgbeugel e®: het' hoelé tuig ge
reed was en de bruine trillende en dampende daar
stond, wisehte Phil het zweet van Zijn eigen voor
hoofd en zeide tot den vreemdeling: „Uw paard is
Maar, meneer."
Het aangezicht va® de® man waS misschien een
weinig bleekor da® gewoonlijk, maar zijn oogen!
fonkelden en er 1'ag een plooi van onverzotbelük-
heid om zü'n lippen, die alle® die daar aanwezig
waren, voor hem innam. Hij toonde zich alvast
meester van don toestand; ook kon men het hom
aanzien, dat hü volmaakt onverschillig was voor
de gevolge® Zonder eeii oogenblik te aarzelén ging
hü op het paard af. i t
„Dekselé, fluisterde Curly tot Bob; die is ook
niet zenuwachtig."
De Beken kwam naar voren'. „Wacht don oogenu
blik," Zed hij. De Vreemdeling koek hom aa®.
„Kunt u dat paard rijden? vroeg (de Deken hem
op den ma® af. e