Ichager Courant
CURSUSVERGADERING
5 in van verkoop vant bloempjes, .of speldjes, dioor
u.wen en mannen, jongens en meisjes, aan wie
gaarne onze dubbeltjes of andere geldstukken
Ion afstaan, r bedenkende voor hoe nuttige doel
den die collectanten werkzaam Zijn en hoeveel
Bi te met blijlmoedighieid zij zich daartoe getroos-
f
Derde Blad.
nt
HAP
>n,
Oudleerlingen R.L.W.S.
Zaterdag 22 Januari 1927
70ste Jaargang. No. 7986.
[aatregelen van Noordhol-
ds provinciaal bestuur ter
oorkoming en bestrijding
van de tuberculose
"door
D. KOOIMAN,
Lid van Gedeputeerde Staten der Provincie
Noorclholland.
voqji
«*s hoog
Oen van 001220 cumstagsbe votllkaziekfcen ia ide tu-
I <»**to«aftul08e.
'oei wordt door particulieren en door de over-
cl gedaan om deze ziekte te bestrijden, veel ook
II liaai- te voorkomen.
Ion kan niet dankbaar genoeg zijn aan dat leger
Iciïl 1' vrouwen en mannen, jongens en meisjes, die
Lens en telkens weder zich geven in dezen on-
ptflj edigen, niettemin vreeselijken kamp en zich op-
iring getroosten, tijd en geld beschikbaar stellen
ontplooiing van dit hoog te waardeeren particu-
PPE.initiatief. Daar zijn vereenigiagen on insfceJ!-
ron, die jaarlijks tonnen gouds uit particuliere
Idelien bijeenbrengen in den strijd tegen dezen
zeer gevreesden vijand Man denke# oin er maar
:el:e te noemen aan groote organisaties at> de Ne-
landsche centrale verconiging ter bestrijding van
8f tuberculose, de vereeniging Herwonnen Levens-
toht, het centraal genootschap voor kinderher-
llings- en vacantiekoibnios, de vereeniging „Trein
P, ihet Groene Kruis, het Witte Kruis, heb
t-Gele Kruis, het Roodo Kruis. In onze provincie
nog in heb bijzonder te noemen en te roemen de
&rdhdlïan;dscne vereeniging tot bestrijding van
tuberculose.
)ie vereenigingen en insteRingen genieten vaste
hagenl van particuliere zijde. Zij' onbvangien ook
angrijlce inkomsten uit de straatcoll'ecten, in dien
ie overheid heeft het groote belang van dit par-
ihere werk reeds sedert tal' van jaren erkend,
r uit de overheidskassen dezen arbeid bel"
en steun te verleenen.
articulieren en overheid, zij doen vcor dit mooie
zeer veel, Zij 'kunnen eohter nooit genoeg, zij
en noo.t te veel doen.
oei vroeger deelde men „de tering" in onder
ongeneeslijke ziekten. Thans denkt uien Jiier-
ren gansch anders.
elukkig weet men nu meds sedert lang, dat tu-
L< uloso wol degelijk is to genezen. Maar meestal
aarmcd'o veel geld gemoeid voor verpleging en
perkende middelen. De minder me aardsriie
>1.
w-
e p
leren bedeedden Zijin helaas ook in dit geval in
grootsbe^ mate sliiehtofier. Hun lrevensomslban-
nodeu zn'n bovendien veelal1 zoo, dab degenen
pi* liien, d|-e voor tuberculose gemaldcel'ij'kl vatbaar
in mindere inate weerstand vermogen te bie-
ter voorkoming van de ziekte dan de meer met
aardsche slijk gezegenden. Groot leed en drce-
1'ijden vallen vooral aan de minder bedeelde
ski assen nog steeds door de tuberculose ten deel
et wai-e een wel zeer averechts^he bezuiniging,
geilden wilde ontiiouden aan de voorkoming
ie bestrijding van tuberculose,
aai ons nu eens nagaan, wat de provincie
irdholTind te dezer zake doet. Ik acht dat zeer
enscht, want haar maatregelen zijn nog altijd
in voldoende matef lekend om er het grootst
en elijk resultaat van te kunnen venvachten.
P n m no óm ik eerst den steun, dien de provincie
&ent aan de NoordhaTandsche vereeniging tot
gen tijding" .van de tuberculose. Die vereeniging is
federatie van 109 andere vereenigingen, meest
elingen van 'het witte kruis, verdeeld over
wel alle NoordhoUandsche gemeenten. Zij ontr
g-t uit de provincialekas een jaarlljksche sub-
van f 35000 ion 'krijgt een bijdrage van het
die voor 1926 op r 1 6200 was begroot,
r 1926 bad da NoordhoRramidscbe vereenigipg
!50 geraamd' als kosten voni eonsultatie-bu-
x.Deze Zijin gevestigd te Alkmaar, Helder, Ajn-
"m,_Zaandam, Sloten, Nieuwiendam, Krom-
r,
[EN
jfcnio, Haarlem, Z,andvoort, VelseiiBeverwijk,
tofddorp, Hilversum, Blaricum, Bussum Laren,
irden, Weesps Hoorn en Purmerend. Aan deze
lultatie-bureaux izijin verbonden ervaren artsen
ïuisbezoeksters. In den regel verleenen de ge-
aten medewerking door het beschikbaar stelten
de vereisehte lokalen. De 'consultatiebureaus
en kosteloos een onderzoek in naar tuberculoïe-
pliiinselen bij ieder, die zich daarvoor aanmeldt,
leelen hun bevindingen eö raadgevingen mede.
r wordt van deze bureaux nog te weinig gebruik
laakt. Niets is dringender aan te bevelen dan/
iet geringste vermoeden van tuberculose ja
bij den minsten twijfel zich onmiddellijk te
a onderzoeken. De ervaring leert dat in bet
eerste begin tuberculose mleestal' is te gene
er^ 'dat door goede voorzorgsmaatregelen de
te ini den regel kan worden voorkomen. Nie-
mag ridi flater afe genezing niet .meer
vwn au- «d mbïvermo^ande tuberculose
lijders in sanatoria en andere mriohtingen of in
gezinnen;
het verleenen van bijdragen ten behoeve van de
verpleging van zwakke en prae-tuberculeuse kin
deren in heratellings- en vacantiakolbnies
het verieewen van ebeun ten behoeve «n nazorg
door arbeidstherapie van tuberculoselijders die de
verplegingsinriohtmg hebben verlaten.
Daaroverr doe ik mededealingen in een volgend
artikel.
lijk is hebben te verwijten, dat hij verzuimd
t hulp «tal voorlichting voor zichzelf of 'Voor
are betrekkingen in te' roepen. Onbekendheid
tógmaal1 ook oorzaak dat de hulp van het "ciota-
öebureau niet wordt gevraagd Daarom Iaat ik
een opgaaf van de plaatsen en zittingsuren en
kstek ers in een deel van Noordhol!and vol;
'maar, gebouw stadsziekenhuis, eiken Vi
ag 2 uur en eiken tweeden en vierden
gr van ;de maand van 24 uur. Leider D. G.
der, arts ta Hoorü.
[der, gebouw van den' gemeentelijken geneee-
igen dienst, Kerkgradht 112, Woensdagmiddag
I uur. Leider D. G. WinMer, arts te Hoorn.
wwendara, hulpsecretarie, Dinsdagmiddag. 2%
uur, leader dr. J. A. Verschuijl
^ndarn, gemeenteziekenhuis, Oostzijde, Woens
üddag 23 uur, Zaterdagmiddag l1/»3 uur.
frs dr. J. A. Verschuijl en' dr. J. Goudsmit.
ftnmehie, Donderdagmiddag. 23 uur. Leiders
L. Labberté en dir. J. Talhma.
»m. stadsziekenhuis, Dinsdagmiddag 8 inur.
ir D. G. ,Winldier, arts 'te Hoorn'v
hnerend, Nieuwstraait hoek Kaatjeslöteeg, óm
digen '8 Maandags 24 uur. Leider D. G.
Ier, arts te Hoorn.
r.—koming m
verleenen vj
KEfflplero
Rake
belangrijke mat tregelen van de provineie
van_ tuberfulose Bjjin:
bijdragen voofr de
(Vervolg.)
Dit verschil in korrelgrootte wordt nog spreken
der, indien men beide soorten over een stel schud
zeven van opvolgende maaswijdte laat gaan en
daarna de op de diverse zeven achtergebleven kor
rels telt. We zion dan, dat, terwijl bij het gewone
bietenzaad op de zeef van 3.5 m.M. nog een be
langrijk percentage korrels achterblijft (gemiddeld
ongeveer 20 bij krotenzaad er veel meer door
deze zoef valt en er gemiddeld nog geen 10 op
blijft liggen. In yerband met dit verschil in korrel
grootte wordt dan ook bij de scbooning van kroten-
zaad aan het Rijksproefstation voor Zaadcontrole
een fijnere zeef gebruikt..Bij de gewone bieten ge
bruiken we als onderste zoef een maaswijdto van
3.7 imM., bij krotenzaad hebben wo de kouze tus-
scben een zeef van 2.7 m.M. en een van 3.1 m.M. Ne
men we als grens de zeef van 2.7 m.M. bij kroten'
zaad, dan kan er nog vrij veel fijn zaad in het ge
schoonde monster achterblijven, dat zeker nog wel
con goede kiemkraebt kan bezitten en gezonde
kiemplanten kan opleveren, doch dat intusschen
tcch moeilijk als volwaardig zaad mag worden aan
gezien. Dit fijnere zaad komt toch bijv. in eerste
.instantie in aanmerking voor uitscboonen door
den handelaar, wanneer door bewaring de kiem-
kracht wat is toruggeloopen.
Om deze kiemkraebt dan weder op te voeren,
wordt bet fijnere zaad er uitgezeefd. Wordt daar
entegen een iets grootere zeef als grens genomen,
n.1. de 3,1 m.M. zeef, dan vallen deze twijfelkorrels
alle uit, waardoor bet aanzien van de geschoonde
partij er ontegenzeggelijk op vooruitgaat en de par
tij dus meer konkurrenzfahig wordt, doch gaat diit
ten slotte met opoffering van bet fijnere zaad, dat
toch moeilijk maar ineens als waardeloos is ee
decreteeren. Dat dit inderdaad niet waardeloos is,
moge blijken uit een kleine na-controle van een
kortelings ontstaan geschil, waarbij bleek, dat bet
grovere zaad (achterblijvend op de zeef van 3.1
m.M.) een kiemkraebt bezat van 84 het fijnere
zaad (vallende door de zeef van 3.1 m.M., doch ach
terblijvend op cle zeef van 2.7 m.M.) een kiemkraebt
van 79 Ten óver-vlóede werden opkomstproeven
genomen met beide fracties onder gunstige cul-
tuuromstandighedenwaarbij ook bet fijnere zaad
tot, gezonde jonge kiemplanten bleek to kunnen
opgroeien. Toch moet daaraan onmiddellijk worden
toegevoegd, dat de kiemplanten uit het fijnere zich
minder forsch voordeden, dan die van het grovere
zaad afkomstig, zoodat spreker zich zeer goed kan
indenken, dat bij ongunstige cultuuromslamlighe-
den, zooals in de praktijk vaak voorkomen, de min
derwaardigheid van het fijnere zaad meer op den
voorgrond treedt.
Een tusscbenweg, die wellicht in de toekomst met
succes te bewandelen zou zijn, is, dat bijv. bij de
rüniging van krotenzaad als grens wordt aangeno
men de zeef van 3.1 m.M. Wat daarop achterblijft,
woidt dus als volwaardig aangezien. Daarnaast
zou dan echter bepaald kunnen worden het percen
tage zaad, dat door de 3 m.M. zeef valt, doch op de
2.7 rfiM. .zeef blijft liggen. Is het percentage van
dit twijfelzaad minder dan of gelijk van eun be
paald te stellen maximum, dan zou dit kleine per
centage fijnero zaad, dat ten slotte de geheele partij
geen onooglijk uiterlijk zal geven, nog als volwaar
dig zaad bij het andere kunnen worden berekend.
Is echter meer fijn zaad aanwezig, dan het vast te
stellen toelaatbaar maximumpercentage, dan zou óf
het meerdere, .óf het geheel als afval in rekening
kunnen worden gebracht. 2Bovenstaande beschou
wing heeft alleen ten doel om een uitweg te vin
den, ten einde uit de impasse te geraken. Op de
voorgestelde wjjze zouden zoowel de belangen der
contractfirma's als die der contracttelers voldoende
worden behartigd.
Ook bestaat de mogelijkheid, dat het zal blijken,
dat voor de verschillende variëteiten krotenzaad
nog een verschillende beoordeelingsschaal zal die
nen te worden aangelegd, alhoewel spreker gelooft,
dat de verschillen van dezelfde variëteit in de ver
schillende oogstjaren minstens even groot kunnen
zijn als de verschillen voortspruitend uit de va
riëteit. Het hier vermelde geldt natuurlijk even
eens voor andere soorten contractzaad; bij de eene
soort in sterkere mate dan bij de andere. Bij spi
nazie bijv. is het bepaald noodzakelijk om het
kleine zaad te verwijderen; dit toch heeft meeren-
deels zoo goed als geen kiemkracht (ongeacht nog
het vermogen om tot krachtige planten op te
groeien) zooals daarvoor aangezette kiemproeven
herhaaldelijk hebben uitgewezen. Bij radijs en kool
zaad daarentegen is de kiemkracht vaak nog ruim
voldoende, doch dan gelden weder bovenstaande
beschouwingen.'
4. Een vierde geschilpunt is de aftrek van een
overmaat vocht. Wanneer een biet bijv. 21 vocht
heeft,^terwijl maar 13 is toegestaan als uiterste
grens en de partij heeft volgens schooningsanalyse
25 afval, dan luidt de afrekening vaak als volgt:
Aftrek voor 'schoonen 25
Aftrek voor drogen 21—43 8
Totaal 33%
Dit is volgens sprekers inzicht niet juist en in
het nadeel van den teler. De bruto partij, vuil en
wel, wordt toch eerst voorgedroogd tot ongeveer
13 en dan eerst wordt de schooning uitgevoerd.
Het gewichtsverlies bij dit drogen is echter zoowel
van het goede zaad afkomstig als van den afval, die
op dat oogenhlik nog in de partij aanwezig is. Bij
1 afval van 25 komt dus ongeveer 3/ van het
gewichtsverlies uit het schoone zaad en H uit het
afval en als zoodanig zou hier dus een billijker
regeling zijn:
Aftrek voor schoonen 25
Aftrek voor drogen X 8 - G
Totaal 31
De aftrek voor vocht moet dus niet berekend
worden van het bruto zaad, doch van het geschoon
de, het waterpercentage, dat zich bevond in den af
val, behoeft niet nog eens afzonderlijk te worden
gekort. Aangezien deze berekeningswijze reeds een
paar malen moeilijkheden heeft opgeleverd en er
blijkbaar contractfirma's zijn, die zich niet wen-
schen neer te leggen bij boven uiteengezette ziens
wijze, zoo brengt sprjker dit punt hier ter sprake,
teneinde de vergadering in de gelegenheid te stel
len, daarover eens hare meeding te vormen.
5. Een vijfde algemeen geschilpunt is vplgens
sprekers meening nog steeds gelegen in het toelaat
baar vochtgehalte, waarbij de teler nog te veel vast
houdt aan het standpunt „wat kan ik leveren zon
der extra drogen", de contractfirma daareritegen
steeds weder de ondervinding opdoet, dat alleen
werkelijk goed droog zaad geschikt is voor bewa
ring in zakken op langen termijn, zonder gevaar
van aantasting door schimmels of mijten en van
terugloopen van de kiemkracht.
Het ware daarom zeer te wenschen, dat bij den
eerstvolgenden oogst eens op iets ruimere schaal
proeven werden genomen, om meer inzicht te krij
gen in dit belangrijk vraagstuk. Dit inzicht is niet
te verkrijgen door het herhaaldelijk achtereen be
palen van de kiemkracht van monsters met opklim
mend vochtgehalte, ten einde daarvan den terug
gang te constateeren, doch is daarvoor noodig het
verloop van de kwaliteit van het zaad ip de na
tuurlijke verpakking na te gaan, dus het oplossen
van de vraag hoe zaad van verschillend vochtge
halte zich houdt als het in groote stapels ligt op
gezakt. Om dit nauwkeurig na' te gaan, zou een ge
heel werkplan moeten worden verkregen. Tot slot
nog deze korte bemerking, die van practische waar
de kan zijn. Het is spreker bij het inzien van meor-
dere kortingsberekeningen al meermalen opgeval
len, dat bij vochtkortingen de contractfirma's zich
te kort doen. Is bijv. bij bietenzaad de vochtgrens
13 met 2 speling, dan beteekent dit, dat zaad
met 14.5 vocht nog niet voor vochtkorting in aan
merking komt; bij zaad van 15.5 vocht daaren
tegen moet niét 0.5 doch 2.5 gekort worden,
derhalve bij vochtgehalten hooger dan 15 wordt
dus vanaf de vochtgrens gerekend zonder inachtne
ming van de speling.
Spreker stelt zich gaarne bereid over deze be
schouwingen nader van gedachten te wisselen. De
contractteelt is nog maar in hare eerste kinder
schoenen en het is onze taak om haar met vereen
de krachten op te bouwen tot oen "bruikbaar, alle
partijen bevredigend controlesysteem. (Applaus.)
Alvorens aan te vangen met het stellen van vra
gen over dit onderwerp, stelt de voorzitter voor,
eerst ook het 4de gedeelte van de lezing af te wer
ken, waaraan de spreker gevolg geeft
IV. Iets over. het belang van het onderzoek over
den gezondheidstoestand van erwten en boo-
nen.
Waar spreker verzocht is over bovenstaand on
derwerp iets mede te deelen, zal hij zich zoo eng
mogelijk tot het begrensde onderwerp beperken en
zooveel mogelijk de mycologische zijde buiten be
schouwing laten.
In de eerste plaats dan een paar meer algemeone
opmerkingen, zoowel van kracht bij het onderzoek
van erwten als dat van boonen en wel deze: Goed
zaaizaad, en voldoende kiemkracht zijn 2 begrip
pen, die samen kunnen gaan, doch zij behoeven
lang niet altijd vereenigd voor te komen, en ont
moeten wo bij erwten en boonen evenzoo zeer her
haaldelijk de combinatie, goede kiemkracht en min
derwaardig zaaizaad.
Erwten en boonen kunnen een zeer behoorlijke
kiemkracht bëzitt&n en toch in zoo hevige mate
aangetast zijn door schimmels en bacteriën, dat ze
als zaaizaad niet meer- in aanmerking komen. De
kieankrachtseisch alleen is derhalve voor erwten
en boonen absoluut onvoldoende en zelfs vaak mis
leidend, vandaar dan ook, dat op de analyse-attes
ten van het Rijksproefstation voor Zaadcontrole al
len het kiemcijfer, in die gevallen dat gevaar be
staat voor misleiding, tevens ongevraagd eene op
merking betreffende "aantasting door schimmels
wordt toegevoegd, waaruit het den lcooper van de
partij aan wien het analyse attest zou worden ge
toond, kan blijken dat hier het kiemkrachtsonder-
zoek niet voldoende mag worden geacht voor de
waardebeoordeeling van het zaad, doch dat het ge
zondheidsonderzoek slechts de gewenschte aanvul
ling kan geven. Vaak wordt op de analyseattesten
in zulke gevallen onder de opmerkingen de vraag
gesteld: Komt u een gezondheidsonderzoek, van
het zaad niet gewenscht voor? Iemand die deze
vraag tegen komt op een analyseverslag, kan er
van overtuigd zijn, dat er aan den gezondheidstoe
stand van het betreffende zaad op de een of andere
wijze iets hapert. Natuurlijk wordt de,ze ongevraag
de waarschuwing van de zijde van sommige han
delaren lang niet altijd gewaardeerd, speciaal in
die gevallen, waarin het analyseattest met het
hooge kiemkrachtscijfer als reclame had moeten
dienen voor de hoedanigheid van het zaad. Meer
malen werd ons dan ook reeds verzocht dergelijke
onnoodige opmerkingen op de analysecertifica
ten achterwege te laten, waarop echter niet werd
ingegaan. Een 2de algemeene opmerking, die spre
ker zou willen maken betreft de gevolgen van het
gebruik van zaaizaad, dat door ziekte is aangetast.
Zijn deze gevolgen altijd wel hetzelfde? Alhoewel
men in verschillende gevallen het percentage aan
getaste zaden en den aard en grond van aantasting
zeer nauwkeurig kon aangeven, zoo is dit toch niet
het geval met de gevolgen, die deze aantasting na
uitzaaiing zal hebben, aangezien toch deze gevol
gen ten nauwste samenhangen met allerlei uitwen
dige factoren als temperatuur van den bodem en
van de atmospheer, bodemgesteldheid, vochtig
heidstoestand van den grond, weersverhoudingen,
enz. In het algemeen geldt, dat vochtig warm weer
het verbreiden van een schimmelziekte in de hand
zullen werken. Koud en droog weer daarentegen
hare uitbreiding beperken. Kan het dus al eens een
keer, wanneer de weersomstandigheden meeloo-
pen, meevallen met de infectie, zoo blijft het toch
steeds zeer gevaarlijk en ten zeerste af te raden om
ernstig door ziekte aangetast zaaizaad, zonder ver
dere voorzorgen voor, uitzaai te gebruiken. Van
welke zijde dreigt hu gevaar bij den verbouw van
boonen en erwten. In de eerste plaats is hierbij
van belang de schimmêl Colletotrichum Linde-
muthionum of Gloeósporium Lindemuthianum, die
de veroorzaker is van de bonnenvlekkenziekte. Deze
schimmelaantasting is bij lichtgekleurde boonen
reeds goed aan het droge zaad te herkennen, door;
de vuil-grijze vlekken met donkeren rand. (Spre-i
ker liet bij de aanwezigen boonen en erwten cir-l
culeeren, die door de onderscheidene ziekten waren;
aangetast.) Juist omdat deze vlekken grootendeels
duidelijk herkenbaar zijn, worden de door deze.
ziekte aangetaste boonen bij zorgvuldig lezen, reeds
grootendeels uit de partij verwijderd; bij donkere'
gekleurde boonen is het echter veel moeiliijker de;
aantasting aan het droge zaad te herkennen, zoo-:
dat dan ook bruine stamboonen, die er oppervlak-;
kig bekeken, nog niet zoo kwaad uitzien, soms he
vig 2aangetast zijn door Glooiiosporium. Het door.
Gloeosporium aangetaste zaad zal ten deele reeds:
ten ondergaan bij de kieming, en als zoodanig zal
het kiemcijfer en de opkomst reeds sterk ongunstig
kunnen beinvloeden, ten deele echter groeit de
plant er doorheen, doch valt dan na korter of
langer tijd ten offer aan de boonenvlekkenziekte en
kan dan op zijn beurt weer een infectiebron wor
den voor de omringende planten. Het is dus duide
lijk dat de invloed van de boonenvlekkenziekte als
2eer schadelijk moet worden beschouwd, en aan-:'
gezien deze schimmelziekte niet dan in zeer geringe:
mate door ontsmetten van het zaad is te bestrijden,;
behoort zaaizaad dat in eenigszins ernstige mate isr
aangetast door de schimmel der boonenvlekken
ziekte, onherroepelijk als zaaizaad te worden af
gekeurd. Een boonenmonster bijv. m^t een kiem
kracht van 80 een Coletotrichum aantasting van
20 en een bacteriënaantasting van 20 is als
zaaizaad ongeschikt.
Een andere zeer veelvuldig voorkomende infec
tie is de z.g. Macrosporiumaantasting. Bij witte boo-,
nen zijn de aangetaste exemplaren gemakkelijk te
herkennen aan een klein rose vlekje, dat meeren-
deels zichtbaar is tusschen den navel vah het zaad!
en de plaats waar het worteltje zich bevindt onder
de zaadhuid. Deze door Macrosporium aangetaste
boonen worden in de praktijk wel roodneuzen ge
noemd. De schade welke deze schimmel veroor
zaakt, is behalve van den graad van aantasting, ge
heel afhankelijk van de omstandigheden tijdens de
ontkieming en tijdens den eersten groei, zijn deze
zoodanig, dat de kiemplantjes zich wel kunnen ont
wikkelen, dan hebben de planten groote kans door
de aantasting heen te groeien en zich tot volkomen
normale planten te ontwikkelen, wordt daarentegen
de groei vertraagd, zoo vallen de jonge kiemplan
ten reeds aari de schimmel ten offer.
Bij het vermelden van de Macrosporium aantas
ting op de analyse-attesten, wordt daarom vooral
rekening gehouden met de hevigheid der aantas
ting. Het percentage aangetaste boonen'kan groot
zijn, de aantasting zelve echter van lichten aard en
is in een dergelijk geval zoo'n schade niet te duch
ten. Aangezien de Macrosporium door ontsmetten
van het zaad geheel te bestrijden is, is de kwaliteit
van door Macrosporium aangetaste boonen door
beitsen van het zaad in hooge mate te verbeteren en
als zoodanig sterk aan te bevelen. Een 3e en wel
licht in vele gevallen meest ernstige aEintasting van
boonen is die door bacteriën. Speciaal'voorkomend
bij boonen die een voornaam gedeelte van hun
klemkracht hebben ingeboet. Bij een eenigszins
ernstige aantasting kan reeds het kiemcijfer sterk
terug loopen en zal van hot zaad op den akker uit-
gezaaid* niets terecht komen. Ontsmetten van het
zaad helpt daartegen niet, do infectiebron zit daar
bij te diep.
Spreker gaat thans over tot een korte besproking
der orwtenkwalen en moet don in de eerste plaats
de schimmel Ascochyta Pisi noemen, do veroorza
ker van de erwtenvlekziekte. Ieder kent wel op
orwtenblad, stengels en peulen 'voorkomende zand-
kleurigo vlekken met donkerder rand. Op de zaden
is de Ascochyta-aantasting soms als een wankleu-
rigo vlek te herkennen, moerondeels is de geheele
erwt ists miskleurig, doch ziet men er zeer licht
overheen en alhoewel bij het lezen der erwten zeker
een belangrijk percentage Ascochyta aangetaste zal
worden verwijderd, leert de praktijk.' onmiskenbaar
dat er in vele gevallen nog een groot percentage
zieke erwten over het hoofd wordt gezien, als ge
volg waarvan de Ascochyta aantasting dan ook een
zeer veelvuldig voorkomend verschijnsel is. Zoo
bleek bijv. in de jaren 192A—1925 een percentage
van resp. 40426741 en 33 der ingekomen
monsters een Ascochyta aantasting van minder da.11
10 te hebben. Een aantasting van meer dan 10
Hwam in die jaren voor bij resp. 49—33—8—25 en
59 der ingekomen monsters. De schade die de
Ascochyta Pisi kan veroorzaken, is weder tweele
dig, n.1. in de eerste plaats door een slechte op
komst en in de tweede .plaats wordt de ziekte door
de aangetaste kiemplantjes op het veld gebracht
en kan zich van daaruit uitbreiden.,Hoe sterk deze
uitbreiding zal zijn, is weder geheel afhankelijk van
de weersgesteldheid.
Van belang is nu hierbij dat Ascochyta-zieke erw
ten slechts voor een klein gedeelte hun kiemkracht
verliezen en wel alleen bij een zeer hevige graad
van aantasting, zoodat zelfs bij een zeer belangrijke
graad van infectie het kiemcijfer nog zeer voldoen
de kan zijn Zoo kunnen we bijv. hebben een env-
tenmonstër met 100 kiemkracht, niet aangetast
door Ascccbvta;
een monster met 100 kiemkracht, en 1
Ascochyta- aantasting;
een monster met 100 kiemkracht, en 15
Ascochyta-aantasting;
een monster met .99 kiemkracht, en 18
Ascochyta-aantasting;
een monster met 96 kiemkracht, en 30
Ascochyta-aantasting.
Lang niet al deze gekiemde door Ascochyta aan
getaste erwten zullen echter tot planten opgroeien,
doch ten deele vóór dien tijd reeds te gronde gaan.
Men ontmoet alle graden van aantasting, van zeer
krachtig ontwikkelde kiemplanten met slechts klein
schimmelplekje, to(; geheel abnormale kleine kiem
planten, waarbij nagenoeg de geheele erwt rondom
door de schimmel blijkt aangetast te zijn. Alle za
den die nog een begin van kieming vertoonen, wor
den als gekiemd beschouwd, ook al is het te voor
zien dat ze reeds in de allereerste stadia zullen af
sterven en de kiemplantjes misschien niet eens bo
ven den grond zullen komen. Dit is daarom noodza
kelijk, omdat het anders niet doenlijk is een grens
vast te stellen, van wat wel en wat niet meer als
gekiemd moet worden beschouwd. Een hoog kiem
cijfer alleen kan dus ook bij erwten aangetast door
Aschochyta, een verkeerd geflatteerd denkbeeld ge
ven omtrent de qualiteit van de betreffende partij.
Hier geldt echter weer hetzelfde wat door spreker
bij de boonenaantasting werd besproken en worden
ook hier weder ongevraagde opmerkingen op het
analyse-verslag toegevoegd.
Ter illu8treering geeft spreker enkele cijfers van
erwtenmonsters door heft Proefstation onderzocht
op kiemkracht, opkomst en percentage schimmel-
aantasting. Daaruit ziet men dat hij toeneming van
de schimmelaantasting, ook de kiemkracht doch in
veel sterkere mate de opkomst daalt.
Kiem- Op-
kracht komst
96 91
98 91
99 95
Schimmelaaatastingca
niet
2 Ascochyta
3
Vrij sterk aangetast 98 72 22
94 71 20
97 62 29
Hevige mate aangetast 84 51 12 Ascoch. 10 bact.
88 37 21% 6°/°
82 31 7% 19%
Zeer hevige bacterie- 91 36 35% bacteriën,
aantasting 64 18 40%
42 4 65%
Deze cijfers werden door spreker reeds meedege-
deeld in een publicatie, getiteld: „De beoordeeling
van kiemcijfers verkregen bij kiemproeven met
tuinbouwzaden", in het binnenkort te verschijnen
Tuinbouw jaarboek 1927.
E)e infectie van erwten door Ascochyta is door
beitsen van het zaad niet te verminderen, de schim
mel is daarvoor te diep doorgedrongen. Erwten,
welke in sterke mate door Ascochyta zijn aange
tast, zijn derhalve als zaaizaad af te keuren, een
advies waartegen in de practijk nogal eens gezon
digd moet worden, omdat sommige tuinbouwrassen
zoo vatbaar vopr deze infectie zijn, dat het nauwe
lijks doenlijk is om niet door Ascochyta aangetast
zaad van zulk eenras te vorkrijgen. Toch heeft spre
ker sterk den indruk gekregen, dat lang niet genoeg
inet den ernst van deze kwaal rekening wordt ge
houden, in de gewone contractteelt blijft ze prac>
tisch nagenoeg buiten beschouwing en zijn de
zuiverheid en de kiemkracht van het zaad de eenige
belangrijke factoren. Te trachten in deze onwetend
heid eenige wijziging te brengen, is sprekersdoel
van heden. Nemen we inderdaad de kiemkracht als
eenig criterium, zoo zou spreker willen adviseeren,
wantrouw elke erwt onder de 80 kiemkracht.
Om dit te illustreeren, herhaalt spreker nog enkele
in boven aangehaalde publicatie genoemde cijfers.
Telkens als gemiddeld van een 10-tal monsters
bleek bij een kiemkracht van ongeveer 100 (pre
cies 98 de opkomst gemiddeld 91
ongeveer 90 (precies 93 de opkomst ge
middeld 68
ongeveer 80 (precies 80 d.e opkomst ge
middeld 39
ongeveer 70 (precies 71 de opkomst ge
middeld 33
ongeveer 60 (precies 56 de opkomst ge
middeld 16
waaruit duidelijk de onevenredige snelle teruggang
in opkorastcijfer bij dalend kiemcijfer zichtbaar is.
Als algemeene verhouding tusschen kiem- en op-
komstcijfer waartoe in Amerika Prof. Munn kwam
op grond van proeven met 1400 erwtenmonsters en
waartoe bij ons Mèj. Dr. Doyer kwam na proefne-