SchagerCourant
rts
H
KEESJE.
VOOJR DE KINDEREN.
De stotteraar.
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
Zaterdag 17 December 1927.
70ste Jaargang. No. 8171
t koot
tir zac
er
o
1 Kaar
Maggi
en.
zc
ze ii
bott
Prik
i
derziji
ien dt
e omt
p een
ia.
Eten oonspronkelijike vertelling; door STROEF.
(Nadruk verboden. Aüle rechten voorbehouden).
O, dit is maar een Iheele gewone geschiedenis,
van een heele gewone moeder, zooals er duizenden,
en nog eens duizenden op de heele wereld zijn. En
het was niet eens een begaafde vrouw, ook was ze
niet geleerd, ze kende niet eens vreemde talen. Het
©enigste wat ze deed, was werken en ploeteren. En,
nu ja, ze was dan: moeder. Maar dat zijn er zooveel.
Keesje werd geboren.
En zooals dat gebruikelijk is, werd de stevige
knaap1 van 10 pond door de buurvrouwen een „wolk"
van een kind genoemd. Eto zij'n moeder lachte er
Wijl om. Zoo'n flinke jongen, soofa aardige „wolk".
Aardig was dat „wolk"; het deed je denken aan
mooie, zachte dingen, ja warempel, aan den hemel.
Met een (blijmoedig gezicht sjouwde moeder nu, don
hoeden dag, voor het huishouden, dat moest zijn
gang gaan als altijd, en voor Keesje, die haar elk
uur van den dag in beslag, nam, van 's morgens
(heel "vroeg, tot 'a avonds heel laat, diep in den
nacht Hij' groeide dan ook prachtig, al zag zijn
moeder wat bleek. Maar dat wist Keesje immers
niet. Hij dronk zijn buikje vol en danste met zijn
stevige pootjes op haar schoot, trappelde op haar
knieën, zooals kleine jongens doen. En zij' lachte
hem toe, stralend, en zeib lij:,als Keesje groot is,
zorgt Keesje voor moeder, nietwaar?"
En Keesje juichte en blies belletjes.
Nu, we weten allemaal, dat kleine kindertjes groot
worden. Keesje ook. Hijl groeide met den dag. En
daarmee Moeder's zorgen. Toen hij' twaalf jaar was,
kwam hij; van school en moest natuurlijk' naar de
H.B.S. Dat hoorde bij1 groots jongens. Nu, dat zou
dan ook gebeuren. Maar jongens op de H.B.S. zijln
kleine „heertjes" en die wenschen fijne pakjes. Kees
je moest ook een „behoorlijk." pak (hebben. Ten min
ste, dat had hij1 gezegd. iMbeder had benauwd geke
ken. Maar enfin, het was er gekomen, 's Morgens
toen hij voor het eerst naar de H.B.S. zou gaan,
en moeder hem het pak liet zien ze had het als
een verrassing voor hem bewaard, tot den laatsten
dag trok Keesje een kwaad gezicht, gaf een
schop tegen het „nieuwe pak" en zei: ,Dat trek ik
niet aant Ik zou me dood schamen voor de jongens
óp school! Het is een vermaakt pakje, uit een pak
van vadert"
E® hij1 trok zijn oude pakje aan en ging daarmee
en met een hoos gezicht, naar school.
Hij had gelijk. Het was een vermaakt pakje.
De firma Tansen heeft mtfn
man aan de deur eezetl
Arme buurvrouw, hoe be
klaag: ik ie!
Waarom? Hii wordt nu van
looper tot portier gepromoveerd
en krijgt honderd gulden opslag: 1
Maar dat zijn moeder er nachten voor had opgezet-
ten en zich de vingers had stukgeprikt en had ge
jacht en gezwoegd en gepiekerd' en zich verheugd
op zijn blijdschap, dat vergoedde toch veel. Maar, dat
wist Keesje niet Zijn moeder glimlachte nog even
tegen hem, toen hij Iboos wegliep. Etn veegde een
traan weg, toen hij de kamer uit was. Maar dat
wist Keesje ook niet.
Keesje werd een kraan. Hij! studeerde en stu
deerde en behaalde mooie cijlfjers en klom steeds hoo-
ger op de H.B.S. En kostte steeds meer geld. Maar
dat wist Keesje niet. "Vader's inkomsten stegen
niet in gelijke mate, en daarom naaide moeder er
bij. Ze liet de naaimachine ratelen en zoemen, en
werkte tot diep in den nacht. Keesje merkte het
niet eens. En moeder zei niet, dat het voor hèm
was, dat ze dit extra-geld wilde, moest verdienen,
want ze wilde zijn trots niet krenken. Maar, toen
gebeurde het, dat de knappe Keesje bij het eind
examen een klein oneerlijkheid je beging, „spiekte"
zooals jongens 'dat noemen. En van het examen ver
der uitgesloten werd en „zakte". Toen moeder, die
erg bedroefd er om was, het meest nog voor den
jongen zelf, het waagde er iets van te zeggen, toen
snauwde Keesje, de zeventienjarige Keesje, haar
toe: „Ik kon ook niet leeren(, den laatsften tij^
ik kon mijn kop er niet bijhouden, door dat voort
durende geratel van die naaimachine van U altijd!
Waarom doet U dat dan ook niet op een ander tijd
stip, waarom altijd 's avonds?"
Toen werd moeder heel bleek, en ze krampte een
snik weg. Maar.waarom, Tja, dè.t. wist Keesje
niet.
Keesje werd Kees. Een' man dus. Hij' had ten
slotte zijn einddiploma gehaald en was in de wereld
goed vooruitgekomen. Hij; werd twintig, twee, drie
en twintig en bracht een meisje thuis. O, een heel
•lief meisje. Moeder zette haar huis heed gastvrij!
open. De ergste zorg was nu immens geleden. Keet
verdiende nu goed geld, al gaf bij weinig thuis.
En hl| hield dol van het meisje. Bijna geen week
ging er voorbij, of het lieve meisje Mot aan sljn
moeder een mooi colliertje of een aardige ring of
een taschje of een ander cadeautje zien, „Van Kees!"
Mloeder vond het prachtig. Wat was die Kees
toch gul en wat hield bijl van dat meisje. 'Maar als
ze 'a avonds in bed lag, dan dacht ze wel eens: o,
niet jaloersch, hoor, o. nee, ,,wat zou ik. het fijm
vindeni als Kees ook eens voor mij iets meebracht,
al was het maar een kleinigheidje, een bloemetje,
een klein aardigheidje." Dat had Kees nooit gedaan.
Maar moeder vond zichzelf toch wel een beetje kin
derachtig, slikte een traan weg en dacht: „Och. daar
denkt die jongen nu ook niet aan, hij is vol van dat
meisje. Geen wonder, dat !hi| zijn moeder een beetje
vergeet."
Natuurlijk wist Keesje dit alles ook niet.
De jaren gingen voorbij. Vader ging heen en liet
moeder alleen achter. Kees trouwde met het lieve
meisje. Tja, moeder moest dan maar op een hofje.
Kees kon haar toch niet in huis nemen? En of^
schoon moeder zich nog heelemaal niet rijp voelde
voor een „hofje" en graag zich had willen koesteren
in de warmte van het jonge leven rondom haar, ging
ze toch naar het hofje. Het .stond ook niet, zoo'n
oude, doodgewone vrouw als moeder was, in hui®
te hebben, als je deftige vrienden en kennissen op
visite kreeg, dacht Kees. Maar dat wist moeder niet,
al voelde ze bet wel. Maar.d&t wist Keesje niet.
Toen werd' Keesje een zoon geboren. Eten nieuw
leven begon. Het jonge moedertje was gelukkig en
Kees' oogen gingen langzamerhand open. Hijl zag
de duizend zorgjea, waarmee zijn kleine zoon werd
omringd, hij zag dat het jonge moedertje elke mi
nuut van den dag bezig was en zorgde en dacht,
voor het kleintje. En het kleintje trappelde op
moeder's schoot. Toentoen wist Keesje!
Geef me utnbGef iets tl
eten.
Wacht, totdat mijn maa
thuis komt
Excuseer, ik ben geen kan
nibaal 1
Ah ik onzichtbaar was, zou
ik voor j?eld naar nee laten kijken.
En hij ging naar het hofje en haalde zij'n moeder
en sloeg het doodsche hek van het hofpoortje ach
ter hen dicht en bracht haar thuis in zijln mooie,
rijke woning en zette haar neer dn den gemakke-
lijksten stoel, in het fijnste hoekje van den haard en
zei, met een snik: „Je gaat hier noodt (meer van
daan, moeder, je blijft biji ons."
(Moeder begreep. Ze dankte Keesje diepbewogen,
en was wonderlijk Mij), en zoo trotsch, op haar knap)-
pen, edelmoedigen jongen. En het was meer, dan
ze verdiende, zei ze nog.
Tja, zoo'n gewone moeder was dat hul Want
heusch, zoo zijn er wel duizenden en duizenden.
,/t Is een wonderlijk iets, een moeder. Zij zórgt
voor ons, werkt voor ons, bemint ons. Vergeeft ons
alles wat wij doen....".
DE KAT DIE KRABT DE KRULLEN VAN
DE TRAP.
Ggggoede ddddag, van Pu-pu-puffelen, zei de
stotteraar.
Goeien dag, zei zijn vriend, en ging voort Maar
kerel, waarom ga je niet naar die stotterschool van
Brasem, dan leer je in korten tijd goed spreken!
De vriend beloofde het en ging zijna weegs. Een
paar weken later zal van Puffelen zijn stottervriend
al uit de verte aankomen. Toen ze elkaar de hand
gedrukt hadden* vroeg van Puffelen: Wel, en kun
je nu spreken zonder stotteren?
Tot eenig antwoord zei de stottervriend snel: „De
kat die krabt de krullen van de trap! De kat die
krabt de krullen van de trap! De 'kat die krabt do
krullen van de trap!"
„Prachtig!" riep de vriend uit, dat gaat uitste
kend! Ben je niet tevreden?"
Waarop de vriend van van Puffelen antwoordde:
,,Nnnnnee, want ddddat kkkkan ik toch nnnniet den
hee-heelen ddddag blijven zz-zzz-zeggen."
geloei
Ipoedi
itte
e, die
i doo!
Voeg
bij,
botei
slaolie
ebruik
erkre
llongel
ie geit
,men
elen.
het
of
265. Daar staat eindelijk de mand óp
den grond. Maar nu kijken de burgers
van Rabbittown elkaar verbaasd aan. Een
luchtballon 'gaat toch niet alleen op stap?
En toch is er niemand in de mand.
268. Maar Pim en Puk, eenzaam en ver
laten op het dak, helpen de bewoners van
Rabittown al gauw uit den droom. Ze
roepen uit alle macht: Help, help! Hier
zijn we! Pim en Puik uit Wipstaarten
dorp.
267. Bedienden uit het huis, waarop de
luchtreizigers terecht zijn gekomen, klim
men op het dak en brengen Pim en Puk
behouden in een kamer. Maar wat die
bedienden tegen elkaar zeggen, kunnen
Pim en Puk niet verstaan.
268. Daar treedt de familie Rabbit de
kamer binnen: een deftige meneer met
een sigaret, een mevrouw met een
vreemdsoortige bril 'en vier kindertjes,
die uit een modeplaat zijn weggeloopen.
Pim en Puk weten niet wat ze zeggen
moeten.
p ij*
voeg
irmela! k
rvast f
een
met f
i licht
me v» 1
de
reid
289. Meneer RaJbbit vraagt iets aan Pim
eri deze begint to vertellen, welke rampen
hom zooal overkomen zijn. Maar niemand
bohalve Puk begrijpt er wat van. Dat
is een lastige geschiedenis.
loon en belt zijn vriend meneer Groot
boek op. Die verstaat Flapoorsch en Wip-
staartsch. En die onooHt maar eens ko
men om met de vreemde konijnenkinde
ren te praten.
271. Monoer Grootboek is oen zoor ge
loerd konijn. HIJ kan schrijven in «ovon-
tlon en een halve taal on hij spreekt or
vijf tamelijk verstaanbaar en nog drie
tamelijk onverstaanbaar. Hij gaat nu sljn
vriend Rabbit uit de knoop helpen.
272. Als hij kennis gemaakt hoeft mot
Pim en Puik, laat hij de anno stakkerd»
al los nog oens van voren af aan vertol-
Ion. En hij hogrijpt er wel zooveel van,
dat. hij woet waar Pim en Puk vandaan
komen en wat er ongeveer met ben ge
beurd la.