EVEN LACH
Omtrent de verschijnselen dezer ziekte neemt inet
het volgende waar. Men onderscheidt den razenden
vorm van den stillen of melancholischen. Bij den
eerste is de hond eerst knorrig en lusteloos; hij roert
zijn eten of drinken niet aan; zijn stem is sehor, en
het is alsof hij nu en dan aan stuiptrekkingen lijdt
Nog altijd kent hij zijn -meester, maarhij wordt on-
gezeggelijk en kwaadaardig; hij poogt vreemden te
bijten, en loopt rusteloos rond met een tragen of ge-
jaagden gang. Hij laat den kop hangen, zijn glazige
óogen schitteren, zijn bek staat open en is met schui
mend speeksel gevuld; zijn haar rijst steil overeind,
zijn staart is tusschen de neenen getrokken^ maar
hij kwispelstaart, wanneer hij iemand bijten wil. Dat
beginstadium duurt van een halven dag tot drie da
gen, waarop nog een korte maniacale periode volgt,
met aanvallen van woede; hij vliegt op alles aan; bijt
menschen en hon&en, kent zijn meester niet meer,
heeft stoornissen van zijn bewustzijn en vermagert
zichtbaar.
Is zulk een aanval voorbij, dan komt een tijdperk
van kalmte, waarin het dier zelfs drinken kan. Wel
dra echter 'herhalen zich die aanvallen en zoo gaat
het een dag of drie door, tot het uitgeputte dier ver
lamd blijft liggen en onder hevigen ademnood en
soms onder stuipen, de dood volgt In den stillen of
mechanischeix vorm ontbreekt de maniacale periode
en volgen de verlammingen direct op het begin
stadium.
Bij den mensch ontwaart men de volgende ver
schijnselen: de ziekte openbaart zich zelden dadelijk
na het ontvangen van den beet, zelden reeds na 8
dagen, gewoonlijk na 3 tot 8 weken, doch ook wel
eens na 3 tot 6 maanden.
De bijtwonde heeft aanvankelijk niets eigenaar
digs, zoodat men hieruit omtrent de dolheid van den
hond niets besluiten kan. Nadert echter de honds
dolheid, dan begint soms hei; lidteeken rood en pijn
lijk te worden en te zwellen. De zieke wordt terneer
gedrukt, mismoedig en knorrig, hij tracht zich af te
zonderen en verandert onrustig van plaats en van
houding, terwijl gedurig een huivering over zijn le
den gaat. Hij gevoelt zich benauwd, lijdt aan belem
merde ademhaling, klaagt over hoofdpijn en ont
waart stuipachtige aandoeningen. Koude en hitte wis
selen elkander af en de pijn zijner wonde strekt zich
uit over de ledematen en de wervelkolom naar de
keel. Doorgaans ontstaat een etmaal na deze ver
schijnselen een aanval van hondsdolheid. Een ge
weldige huivering gaat dien vooraf en een hevige
pijn in de keel maakt het slikken onmogelijk. De
zieke is tot stikken toe beklemd, zijn gelaat stuip
achtig verwrongen: zijn oogen schitteren en kunnen
geen blinkende voorwerpen verdragen; de pols is
vol en sterk en de dorst onuitstaanbaar. Hij beproeft
te drinken doch vreeselijke krampen in de keel doen
hem het glas neeiV/erpen. Reeds het zien van vloei
stoffen kan hevige" krampen van sik- en adem
halingsspieren opwekken, vandaar de naam water
vrees. De speekselafscheiding neemt toe en de stuip
trekkingen worden sterker. Somtijds blijft zulk een
zieke bij zijn bewustzijn, somtijds vervalt hij tot ijl
hoofdige razernij, zoodat hij alles om zich heen poogt
te bijten..Kort daarna keert de kalmte terug; de lijder
drinkt met gretigheid, en de onkundigge begint hoop
op genezing te koesteren. Weldra echter keert de aan
val van woede terug en na die gestadige afwisseling
bezwijkt de gebetene doorgaans den 3den of den
5den dag onder een algeheele uitputting. Bij de laat
ste aanvallen is de afscheiding van speeksel zeer
sterk en de pols zwak; een koud en kleverig zweet
bedekt den lijder en hij valt gedurig in flauwte.
De afloop dezgr ziekte is nagenoeg zonder uitzon
dering doodelijk. De naaste oorzaak van den dood is
verstikking. De lijkopening levert geen eigenaardige
kenmerken op.
De behandeling van den- beet van een dollen hond
moet daarin bestaan, dat men zoo spoedig mogelijk
de wonde zuivere en het vergif voor opslorping on
vatbaar maakt. Daartoe bezige men een gloeiend
ijzer om de wond uit te branden of etsmiddelen, als
kalium causticum, salpeterzuur of zwavelzuur. Ook
kan men de frissche wond zonder gevaar uitzui
gen, maar men trachte verder den patiënt zoo spoe
dig mogelijk onder speciale hulp te brengen. Want
deze ziekte, vroeger absoluut doodelijk, heeft veel
van haar verschrikking verloren, sinds het Pasteur
gelukt is uit het ruggemerg van dolle honden een af
treksel te bereiden, dat bij den mensch ingespoten,
de hersens onvatbaar maakt voor het gif der lyssa
humana (hondsdolheid).
Sinds de zegenrijke uitvinding van den wereldbe-
roemden Pasteur is 't sterftecijfer aan hondsdolheid
enorm gedaald. Vroegtijdige behandeling is vooral bij
beten in het gezicht, zoo dicht bij de hersens, van het
grootste gewicht. Verder is de prophylaxis van veel
gewicht, want het verplicht stellen van den muilband
voor alle honden in de buurt, zoodra een geval van
rabies is geconstateerd, kan reeds verdere ongelukken
voorkomen.
DE JACHTTIJGER.
De jachttijger, ook wel jachtluipaard genoemd, be
hoort tot het geslacht der roofdieren en tot de familie
der katten. Hij vereenigt den vorm van den panter
met dien van den windhond, maar is veel slanker
en hooger op de pooten dan de overige gevlekte kat-
tensoorten. Zijn kop is minder plat op den schedel en
hij kan de klauwen der teenen slechts gedeeltelijk
intrekken. Er bestaan twee soorten van jachttijgers:
de Aziatische met een manenachtigen baard en hals-
haar en meer gedrongen en lager op de pooten dan
de Afrikaansche. De Aziatische bezit daarenboven
over. het géheele lichaam donkerbruine vlekken, ter
wijl de Afrikaansche op den buik ongevlekt en wit
is. De laatste ziet men meestal in dierentuinen. Het
lichaam van den jachttijger is zonder staart onge
veer een meter lang en de sterke kauwspieren jjeven
aan zijn kop een aanmerkelijke breedte. Den naam
van jachttijger ontleent hij aan zijn geschiktheid voor
de jacht. Hiertoe wordt hij in Syrië, Indië en N.
Afrika, vooral voor de jacht op antiloopen gebezigd.
De jachttijger namelijk wordt even tam als onze
huiskat; doch is veel leerzamer. De jagers bevinden
zich met den geblinddoekten jachttijger op een wa
gen, door ossen getrokken, terwijl een man op een
kameel rechts en links het wild opspoort. Heeft deze
bijv. een troep antilopen ontdekt, dan wordt de wa
gen in die richting gestuurd. Op een geschikten af
stand ontdoet men den jachttijger van zij kap en hij
is aanstonds op het spoor van het wild. Behendig
sluipt hij onder de struiken door en is dan met 4 of
5 sprongen in het midden der kudde, waar hij zich
van een der dieren meester maakt Inmiddels na
deren de jagers, die hem met het bloed van het
slachtoffer beloonen.
ROOK- EN SNUIFTOESTELLEN.
Rooktoestellen heeft men in Italiaansche Gallo-
Romeinsche en zelfs in voorhistorische graven van
Europa gevonden en wel pijpekoppen van gebakken
klei, ijzer en brons, welke niet veel van de tegen
woordige vormen afwijken. Voor-historische rooktoe
stellen zijn in Ierland, Schotland, Nederland Zwit
serland en Rome gevonden. Wat hierin gerookt werd,
weet ir.en niet. De Indianen rooken allerlei stoffen,
de Scyten, een volk uit de Grieksche oudheid, be
dwelmden zich met den rook van hennep enz Hoe
meer het rooken van tahak bij alle volkeren in
zwang kwam, des te meer kwam ook de tabakspijp
in gebiuik.
Afrika heeft het grootste aantal verschillende vor
men van pijpen geleverd. Bij de ingewikkelde toe
stellen onderscheidt men aldaar droge piipen en wa
terpijpen. Bij de droge pijpen maakte men ter op
siering veel gebruik van serpentijn, een glasachtige
minerale stof. De waterpijpen bezitten als waterreser
voir dikwijls een horen van een koe of antilope, de
holle vrucht van een apen-broodboom enz. De vorm
van de tabakspijp is over de geheele aarde karakte
ristiek voor den stam. De eilandenwereld van derf
Grooten Oceaan biedt slechts een gering aantal ty
pen aan. De vorgien zijn echter des te eigenaardiger.
Amerika, het vaderland van de tabak, bezit ook een
groot aantal vormen.
In Zuid-Amerika wordt slechts gesnoven In Mid-
del-Amerika vond' Columbus alleen de sigaar; in
het Noorden werd de pijp gebruikt. Ten Noorden
van den noordelijken poolcirkel vinden wij slechts
eenvoudige vormen. Bij de Europeanen onder
scheidt men pijpen uit één stuk en samengestelde
pijpen De Goudsche pijp behoort tot eerstgenoemde
soort Ook in Europa hebben verschillende streken
karakteristieke typen van pijpen.
Het snuiven heeft niet zulk een algemeene ver
breidheid gevonden als het rooken. Afrika bezit ook
weer e en grootsten rijkdom aan snuiftoestellen. Hier
worden vruchten, toestellen van hoorn, hout en ivoor,
tanden van rivierpaarden ehz. voor snu'fdoozen ge
bruikt Sommige negerstammen gebruiken toestellen
om het poeder naar den neus te brengen bijv. sier
lijk bewerkte lepels, penseelen enz.
In Zuid-Amerika hebben de inboorlingen een vir
tuositeit in het snuiven g|Jtregen. Als snuifdoos dient
in Guyana een soort slakkenhuis. Ook worden hier
toestellen gebruikt, om het poeder, dat een aangena-
men geur heeft, in den neus te brengen. Jn Ne
derland, en in West-Europa in het algemeen, is het
snuiven in den laatsten tijd meer en mee»- in on
bruik geraakt en velen van ons zouden misschien
raar opkijken, wanneer ze iemand „een snuifje" za
gen nemen.
WARE WOORDEN.
Wacht u wel, uw leven lang, niemand op
uiterlijk te beoordeelen.
Ondervinding is een dure school, maar de dj
wil in geen andere leeren en dan nog ternai
nood.
Gebruikt dat gij hebt of weet te werven,
En leeft niet erbarmelijk om rijk te sterven.
CATS.
Wat baat het, dat alle menschen u prijzen, als
consciëntie u beschuldigt.
Het is zeer natuurlijk, dat men menschen met edj breng
karakter gelooft, vertrouwt en navolgt. Al het goe$ rernpel
in de wereld komt uit hen voort, en zonder hen wj r
de wereld niet waard er in te wonen.
Wie er op staat zijn tijd goed te verdeelen, zall
ieder uur een stuk goed werk kunnen leveren enl
vens uren voor aangenaam verpoos en zalige i
vinden.
Heb uw vrouw lief I Wees niet haar onverschil]
huisgenoot Iedere vrouw wil bemind zijn en hee!
daar recht op.
Grootvader Jansen (steeds over
zijn kwalen sprekend): Wat
ik al niet gehad heb, koorts, long
ontsteking, bronchitis, rhernna-
thiek
Willemsen: Maar ééne heb
ie toch niet gehad!
Wat dan niet?
De klem!
Boe, boepappie is naar
beneden gevallen en nou heeft
hij m'n sleetje meegenomen!
Wat? Dit geen zuiver
vleesch? Denk je soms, dat ik
het voor jou even in eau de co
logne zal wasschen? -
De meid_ zegt, dat zij een
zilveren lepel in de hal heeft ge
vonden!
Een van onze gasten heeft
zeker een gat m fcön sak gehad!
Hoe komt het, dat ie iederen
keer als ik binnen kom, zit te
luilakken
Omdat u zoo stilletjes bin
nen komt!
Wat jammer! Nou is er 'n
snaar gesprongen en ik heb geen
andere bij me!
Wat maakt dat nu? We
spelen hier toch maar voor veer
tien dagen.
De aannemersfirma Meijer
en Co. heeft nu wel voor een ge
neratie lang werk. Zij heeft een
contract gesloten om een zij
straat opnieuw te bestraten.
Denkt u, dat ik een zware
straf zal krijgen?
Ik ben er bang voor. Mijn
heer de rechter heeft gisteravond
te veel kreeft gegeten!
Bij een oude afbeelding.
De eerste Egyptenaar tot den
tweeden: Hè, ik heb een stij
ven nek gekregen van dat voort
durend zijwaartsch loopen
Wat ziet de zee vandaag
olie-achtig
Ta! Dat moet heerlijk voor
de sardientjes zijn!
Wil je mijn tante even naar
de kunsttentoonstelling brengen
Zij is een beetje te dik voor
mijn taxi, maar ik zal haar in
twee ritten er heen brengen I
Die skilooper laat heel zijn
uitrusting voor hem naar boven
en naar beneden dragen. Het
eenige wat hij zelf doet is ont
beten op het sportterrein.
Dientje, kijk eens wat de
stoelen vol stof zijn geraakt in
den tijd, dat wij op reis waren
Dat zal waar wezen,
m'vrouw I In al dien tijd is geen
van uw vrienden hier geweest
om er op te zirien!
Wat zul Hi doen als je groot
bent
Doen? Jong, ben je gek!
Waarvoor zijn dan de schooiers-
baantjes
Wat moet deze fox-terriei
kosten
Dertig gulden, mijnheer 1
Maar zoo juist vroeg je er
een ander maar tien gulden voor!
Tawel, maar daarom geloof
de-n-ie ook niet, dat het een fox-
terrier fs
SchuldeischerDus je wei
gert te betalen Heb je dan geen
eergevoel meer?
SchuldenaarO zeker! Als
dat voldoende Ia, dan ia het tot
ow dienst.